Verschenen in: SdL dond 2 dec 1999 Crisis zonder weerga Moderniteit en christendom1 Herman De Dijn Naarmate het christendom sociaal-cultureel meer en meer terrein verliest (tenminste in het Westen), lijkt de interesse ervoor vanuit intellectueel oogpunt toe te nemen. Dit geldt zowel de stichter, als het fenomeen zelf. Dikwijls gaat het om interesse van niet-(langer-)gelovigen, zoals in A.N. Wilsons recente boeken Jesus en God’s Funeral. Ook bij gelovigen en theologen is de interesse voor de figuur van Jezus van Nazareth en voor de christologie vandaag zeer groot. Centraal in de studie van het fenomeen is natuurlijk de verhouding tussen christendom en moderniteit omdat deze laatste precies aan de oorsprong lijkt te liggen van de huidige religieuze crisis. Door zijn brede kennis van filosofie, theologie en psychologie is de bekende godsdienstpsycholoog en -filosoof Antoon Vergote bijzonder geschikt om dit thema, dat de grondslagen van onze cultuur betreft, voor een breed publiek toegankelijk te maken. De moderne tijd waarin wij leven ontstond rond het begin van de zeventiende eeuw, met het ontluiken van de moderne wetenschap. Het zou echter fout zijn, volgens Vergote, hier louter een historische periode in te zien. Het gaat om een grondige metamorfose van de mensheid in al haar dimensies. Dit drukt men uit in de term ‘moderniteit’. Ook al is die moderniteit naar haar oorsprong afhankelijk van het ontstaan van het monotheïsme en meer bepaald van het christendom, toch staan en stonden moderniteit en christendom duidelijk in een spanningsrelatie. spanningsrelatie gaat dit boek. Over die Terwijl men in de zestiger jaren nog dacht dat openheid naar de (moderne) wereld een revival van het christelijk geloof zou meebrengen, wordt men bij het begin van het nieuwe millenium geconfronteerd met een crisis zonder weerga. Een hernieuwde bezinning op christendom en moderniteit kadert volgens Vergote echter niet noodzakelijk in een doemscenario: crisis betekent ook mogelijkheid tot nieuw elan. Ook al is het geloof voor buitenstaanders praktisch onzichtbaar geworden, het kan nu een meer uitgezuiverde en authentieke vorm aannemen. Wat is specifiek aan de moderniteit? Het is de differentiatie en het autonoom worden van de diverse levenssferen: wetenschap en techniek, economie, arbeid, politiek, cultuur, ethiek zelfs. Het gevolg: de kerk verliest haar impact op de maatschappij en het geloof lijkt overbodig geworden. Integendeel zelfs: de moderniteit lijkt het geloof definitief te ondermijnen. Er lijkt geen plaats meer voor een waarheid naast de wetenschap(pen). gebeurtenissen. Mirakels zijn voorlopig nog niet opgeklaarde natuurlijke De historische bijbelkritiek lijkt zelfs elke historische basis te ontzeggen aan de evangelies en het ontstaan van het christendom puur historisch te verklaren. De psychologie lijkt religie te herleiden tot pathologie, of in elk geval te verklaren vanuit bepaalde psychologische mechanismen. psychoanalyticus Vergote bijzonder geïnteresseerd is Het is duidelijk dat de in de impact van de menswetenschappen op het geloof. Door zijn brede kennis van filosofie en theologie is hij echter goed geëquipeerd om het probleem in gans zijn omvang aan te pakken. Wat is het antwoord op deze ‘aanvallen’? Vergote heeft geen vertrouwen in bepaalde uitwegen uit de crisis die sommigen vandaag bewandelen. De oplossing zal niet komen van een nieuwe metafysica die de eenheid tussen geloof en wetenschap terug zal herstellen. Evenmin ziet hij heil in het syncretistische New Age-denken. Als psychoanalyticus is hij evenmin te vinden voor een Jungiaanse interpretatie (te vinden bij Drewermann) waarin het christendom gezien wordt als niet méér dan een specifieke vormgeving van archetypische figuren uit het onderbewuste. Volgens Vergote moeten we allereerst inzien dat de moderniteit leidt tot een legitieme uitzuivering van het christendom. De evangelies zijn geen historische verslagen, maar door en door symbolisch-theologische geschriften, getuigenissen van het geloof van de redacteurs; wat niet wil zeggen dat ze geen enkele historische betekenis hebben. van het geloof. Mirakels zijn geen quasi-objectieve bewijzen van de waarheid Alleen als men reeds gelovig is, kan men ze zien, niet zozeer als bovennatuurlijke doorbrekingen van de natuurlijke orde, maar als ‘wonderen’ waarin God zich aan ons toont. De verrijzenis is geen observeerbaar fenomeen, maar een transhistorisch gebeuren. Vergote keert zich ook tegen het exorcisme en is van mening dat alle duivelsbezetenheid gewoon psychopathologie is. Het geloof staat niet in concurrentie met de wetenschap, omdat het daar om een andere waarheid gaat dan de puur theoretische of empirisch-theoretische waarheid. Het ‘geloven dat …’ van het geloof kan niet worden losgemaakt van het ‘geloven in …’. 11 Antoon VERGOTE, Moderniteit en christendom. Gesprek in vrijheid en respect (Uit het Frans vertaald door Paul Leemans). Tielt, Lannoo, 1999, 695 BEF. Hoewel de religie van die aard is dat ze het ganse bestaan in al zijn aspecten moet doordringen, toch moet en kan dit op zo’n manier gebeuren dat alle levensregionen hun autonomie en eigen wetmatigheid behouden. Dit betekent dat religie geen alternatieve (religieuze) economie, politiek, ethiek … moet of kan uitbouwen, maar in die autonome bereiken moet werken vanuit een diep-persoonlijke, religieuze inspiratie. Op ethisch gebied impliceert dit bijvoorbeeld dat er geen specifiek- christelijke ethiek bestaat, maar dat in het ethisch domein de christelijke agapè een eigen kleur en invulling geeft aan universeel-ethische betrachtingen en verplichtingen. In de lijn van dit soort opvatting is het niet verwonderlijk te lezen dat er eigenlijk geen christelijke traditie bestaat in de zin van een specifieke culturele bagage. De christelijke traditie is geen cultuur-sociologisch, maar een zuiver theologisch begrip. Toch blijft de verhouding conflictueel. Dit heeft te maken met een intrinsieke beperktheid aanwezig in de moderniteit. De moderniteit is gekenmerkt door onvermogen om het door-breken van iets transcendents in de geschiedenis, om een echte gebeurtenis, te aanvaarden: God die binnenbreekt in de wereld, eerst in het wonderlijke ontstaan van het monotheïsme; dan in het unieke van de openbaring in Jezus van Nazareth. Concreet heeft de moderne mentaliteit het moeilijk het unieke karakter van de evangelies te aanvaarden (de gelovige getuigenis van de blijde boodschap als een door God veroorzaakt evenement). De moderne menswetenschappen hebben het moeilijk oog te hebben voor de unieke betekenis en het persoonlijke engagement van, en in intersubjectieve relaties. Uiteraard hebben zij het des te moeilijker de geloofshouding niet te reduceren tot ‘niets meer’ dan een combinatie van psychologische (of zelfs psychopathologische) fenomenen. De intrinsieke beperktheid van de moderniteit brengt mee dat het geloof een soort supplément d’âme kan betekenen en inspelen op de malaise in de moderniteit die vandaag voor iedereen duidelijk is. Hoe gaat een verzoening tussen moderniteit en christendom dan tot stand kunnen komen? Niet door een nieuwe metafysica die de waarheid van het geloof in overeenstemming brengt met de theoretische inzichten van filosofie en wetenschap. Wel door de bemiddeling van een wijsgerige antropologie die subtiel genoeg is om de moderne mentaliteit gevoelig te maken voor het gevaar van een zeker reductionisme. De menswetenschap kan inderdaad tot de erkenning worden gebracht dat ze nooit de beleefde werkelijkheid kan recupereren. De wijsgerige antropologie kan niet zelf toegang bieden tot de beleefde betekenis, maar ze kan wel de openheid voor de onherleidbaar persoonlijke beleving, ook op religieus gebied, bevorderen. De compatibiliteit tussen moderniteit en christendom heeft te maken met het specifieke karakter van het christelijk geloof. Dit is volgens Vergote wezenlijk een persoonlijk engagement tegenover een unieke, historische figuur: “de gelovige die de moderne wereld verstaat, weet … dat de openbaring van het Rijk Gods door hemzelf loopt en niet alleen, misschien zelfs niet in de eerste plaats, door de kerk als instelling (p. 127)”. Het is de persoonlijke, intieme (haast mystieke) verhouding tot Jezus die wezenlijk is, en niet de zogezegde traditie, of het rituele, of de kerk als instelling. Tegelijk is een herbeklemtoning van het menselijke van Jezus nodig: hij is niet de God die zich vernedert in een mensengestalte, maar de door God vergoddelijkte, door en door menselijke mens. De overdreven beklemtoning van het goddelijke karakter van Jezus hangt volgens Vergote nauw samen met een overdreven hiërarchisering van de kerk, die eveneens dient rechtgezet te worden. Het zijn wellicht deze meer theologische beschouwingen die wenkbrauwen zullen doen fronsen. Dat Jezus Christus in het christendom centraal staat, dat de leer zonder de persoonlijke relatie met hem totaal op losse schroeven komt te staan, lijkt onbetwistbaar; het is daarom niet minder het affirmeren waard. Waarom echter zou de beklemtoning van het menselijke in Jezus niet kunnen samengaan met een even sterke beklemtoning van het goddelijke? Misschien is dit laatste vandaag precies meer nodig. De orthodoxie toont dat de vermeende band tussen vergoddelijking van de figuur Jezus en ‘overdreven’ hiërarchering in elk geval niet vanzelfsprekend is. Belangrijker misschien is de verregaande individualisering en verinnerlijking van het geloof, waarbij ritus en traditie (en volksreligie) als bijkomstig worden beschouwd. Men kan het christendom zó pogen af te zonderen van andere religies dat het een etherische zaak wordt, niet voor mensen van vlees en bloed die met ziel én lichaam in diep-symbolische relaties leven. Als religie werkelijk het ganse leven doordringt, hoe kan het totaal geïsoleerd blijven zelfs van tegenstellingen als rein – onrein die zich, zoals Vergote zelf aangeeft, desnoods in absurde dioxine-angsten vermommen? Vergote lijkt hier op te schuiven naar een ‘protestantse’ visie die sinds het tweede Vaticaans concilie ook in de Roomse Kerk aanhang lijkt te vinden. Het is fascinerend om tegelijk met Vergotes boek A.N. Wilsons God’s Funeral te lezen waarin met veel sympathie en nog meer nostalgie gepleit wordt voor een (Rooms-) katholieke versie van het christendom, zij het geamendeerd door een modernisme à la Loisy. Het einde van de malaise zowel in het christendom als in de moderniteit lijkt niet voor morgen.