DE SLOKDARM DE SLOKDARM De slokdarm (oesofagus) is een onderdeel van het spijsverteringskanaal. Het grootste deel van de slokdarm ligt in de borstholte. De slokdarm loopt ongeveer midden door de borstholte van de keelholte naar de maag. De slokdarm (oesofagus) is een onderdeel van het spijsverteringskanaal. Het grootste de borstholte van de keelholte naar de maag. Vlakbij de slokdarm bevindt zich een groot aantal organen: de luchtpijp, het hart, de grote lichaamsader en deelenvan de slokdarm ligt in de borstholte. De slokdarm loopt ongeveer midden door slagader de longen. Langs de slokdarm lopen ook bloed- en lymfevaten. Vlakbij de slokdarm bevindt zich een groot aantal organen: de luchtpijp, het hart, de grote lichaamsader en slagader en de longen. Langs de slokdarm lopen ook bloed- en lymfevaten. -1- 1 De slokdarm is een buisvormig orgaan, ongeveer 40 cm lang en bestaat uit drie delen: • H et halsdeel: (ongeveer 15cm) het bovenste deel van de slokdarm dat direct onder de keelholte begint. Het eerste stukje van dit deel is de slokdarmmond. Spieren in deze mond kunnen de slokdarm afsluiten. • Het borstdeel: (ongeveer 20 cm) het middengedeelte van de slokdarm dat in de borstholte ligt. • Het buikdeel: (ongeveer 5 cm) het laatste deel van de slokdarm onder de borstholte waar de slokdarm overgaat in de maag. Het onderste deel bevat spieren waarmee de slokdarm kan worden afgesloten van de maag. De wand van de slokdarm bestaat uit een aantal lagen. Van binnen naar buiten zijn dat: een slijmvlieslaag, spierlaag en ondersteunende bindweefsellaag. In de wand lopen ook zenuwen en lymfe- en bloedvaten. De slokdarm dient voor transport van het voedsel van de mond naar de maag. Nadat het voedsel is gekauwd en met speeksel vermengd, kan het worden doorgeslikt. Door het slikken ontspannen zich de bovenste sluitspieren. Hierdoor komt het voedsel in de slokdarm. Normaal zijn de sluitspieren gesloten. Het voedsel wordt getransporteerd in de richting van de maag door de zwaartekracht en door de samentrekkende bewegingen van de spieren in de slokdarmwand. Wanneer het voedsel onderin de slokdarm bij de maag komt, ontspant de onderste sluitspier zich. Hierdoor komt het voedsel in de maag. Slokdarmkanker Er bestaan verschillende types kanker van de slokdarm. Deze zijn te herkennen aan de soort cellen waaruit de kwaadaardige tumor is opgebouwd. De meest voorkomende vormen van slokdarmkanker zijn: • H et plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm: deze tumor ontstaat in de plaveiselcellen. Deze cellen vormen de bovenste laag van het slijmvlies in de slokdarm. Een plaveiselcelcarcinoom ontstaat meestal boven in de slokdarm. • Het adenocarcinoom van de slokdarm: deze tumor ontstaat in het klierweefsel. Een adenocarcinoom ontstaat vrijwel altijd onder in de slokdarm. Een gezwel kan op verschillende manieren groeien: • D e tumor kan via de wand van de slokdarm naar boven en naar beneden groeien. • Het gezwel kan dwars door de slokdarmwand groeien en de buitenkant van de slokdarm bereiken. Het gevolg hiervan is dat de tumor kan doorgroeien in aangrenzende weefsels of organen. Wanneer de tumor doorgroeit, neemt de kans toe dat de kankercellen losraken en worden verspreid via lymfe of bloed. Op deze manier ontstaan uitzaaiingen. Oorzaak en risicofactoren -2- Het is niet mogelijk om de exacte oorzaak van het ontstaan van slokdarmkanker aan te wijzen. Een erfelijke aanleg speelt zelden een rol bij het ontstaan van deze soort kanker. Wel zijn er factoren bekend die het risico op het ontstaan van deze soort kanker vergroten. De risicofactoren verschillen per vorm van slokdarmkanker: • R oken en overmatig alcoholgebruik. (plaveiselcelcarcinoom) • Een chronische ontsteking van de slokdarm, als gevolg van terugvloed van maagzuur, kan het slijmvlies van de slokdarm beschadigen. Mogelijk veroorzaakt deze ontsteking bij sommige mensen een bepaalde verandering van het slijmvlies van de slokdarm. Dit wordt een Barrett-slokdarm genoemd. Deze verandering van het slijmvlies verhoogt het risico op het ontwikkelen van een adenocarcinoom. Symptomen Slokdarmkanker geeft in een vroeg stadium meestal geen klachten. Op een bepaald moment kunnen een of meer van de volgende symptomen ontstaan: • S likklachten: het gevoel dat er ongeveer ter hoogte van de keel bij het slikken een prop in de weg zit. In het begin heeft iemand vaak alleen moeite met vast voedsel. Vooral vezelige en harde voedings-middelen kunnen last bezorgen. Later kan ook vloeibaar voedsel problemen geven. • Passageklachten: het gevoel dat het voedsel niet wil zakken en blijft steken achter het borstbeen. Ook hiervoor geldt dat er meestal eerst klachten optreden bij vast voedsel, later ook bij vloeibaar voedsel. • Klachten tijdens en na het eten zoals hoesten, het opgeven van voedsel of een hinderlijke hik. • Verminderde eetlust en gewichtsverlies. Vaak heeft iemand al maanden zijn voedingspatroon aangepast aan zijn klachten. Meestal worden er alleen nog voedingsmiddelen gebruikt die makkelijk door de slokdarm gaan. Deze vaak vloeibare voeding bevat vaak niet voldoende voedingsstoffen om in goede conditie te blijven. Dit kan een van de oorzaken zijn waardoor iemand is afgevallen. • Een pijnlijk of vol gevoel achter het borstbeen of hoog in de rug. • Vermoeidheid en duizeligheid door bloedarmoede. Deze bloedarmoede ontstaat door langdurig bloedverlies uit het beschadigde slijmvlies van de slokdarm. Het bloedverlies zelf merkt u niet. • Heesheid. Hoewel deze symptomen niet direct op slokdarmkanker hoeven te wijzen, is het altijd nodig er mee naar uw huisarts te gaan. Onderzoeken voor diagnose Bij een patiënt bij wie slokdarmkanker wordt vermoed worden een aantal onderzoeken verricht die tot doel hebben enerzijds de diagnose te bevestigen en anderzijds het sta-3- dium vast te stellen waarin de ziekte zich bevindt. Van dit stadium hangt de te volgen behandeling af en ook de uiteindelijke prognose (genezingskans). Het belangrijkste onderzoek is een oesofago-gastroscopie . Bij dit onderzoek kijkt een arts via een flexibele slang (endoscoop) in slokdarm en de maag . Met dit onderzoek kan worden vastgesteld waar de tumor zich precies bevindt; daarnaast wordt ook een weefselstaal voor microscopisch onderzoek afgenomen (biopsie). Vaak wordt een 2de onderzoek uitgevoerd met een kijkbuis, waarop een echografisch toestel is bevestigd dat toelaat de verschillende wandlagen van de slokdarm te onderscheiden. Dit onderzoek heet echo-endoscopie (EUS) en wordt toegepast om vast te stellen hoe diep de tumor is gegroeid in de wand van de slokdarm. Van belang is ook, om na te gaan of er uitzaaiingen zijn in de klieren rond de slokdarm, in de klieren rond de voedende bloedvaten, in de lever of in de longen. Daarvoor wordt een CT scan uitgevoerd van borstkas en buik. In een aantal gevallen wordt ook een PET-CT scan verricht; dit onderzoek combineert een gewone CT scan met een onderzoek naar de tumoractiviteit middels inspuiting van een (onschadelijke) radioactieve kleurstof. Indien de tumor gelegen is in het halsdeel van de slokdarm, wordt ook een echografie van de hals uitgevoerd en soms een onderzoek van de luchtpijp. Stadium en indeling Om te kunnen bepalen welke behandeling (en) uw wordt voorgesteld, moet uw specialist weten uit welke soort kankercellen de tumor is ontstaan, hoe kwaadaardig deze cellen zijn en wat het stadium van de ziekte is. Onder het stadium verstaat men de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid. De specialist stelt het stadium vast door onderzoeken te doen naar; • D e grootte van de tumor en de mate van doorgroei in de omringend weefsel (T van tumor) • De aanwezigheid van uitzaaiingen in lymfeklieren (N van ‘ node ofwel lymfeklieren). • De aanwezigheid van uitzaaiingen in andere organen (M van metastasen ofwel uitzaaiingen). Slokdarmkanker ontstaat in de slijmvlieslaag of de bindweefsellaag. Hoe verder de tumor door de slokdarmwand is heen gegroeid, hoe verder de ziekte is gevorderd. TNM classificatie Klinische T - Primaire Tumor TX. Primaire tumor kan niet worden beoordeeld T0. Geen evidentie voor primaire tumor Tis. Carcinoma in situ T1. Tumor doorgroei in de lamina propria of submucosa T2. Tumor doorgroei in de muscularis propria T3. Tumor doorgroei in de adventitia T4. Tumor doorgroei in de van aangrenzende structuren -4- N - regionale lymfeklieren NX. Regionale lymfeklieren kunnen niet worden beoordeeld N0. Geen regionale lymfekliermetastasen N1. Regionale lymfeklier metastasen M - metastasen op afstand MX. Metastasen op afstand kan niet worden beoordeeld M0. Geen metastasen op afstand M1. Metastasen op afstand Hoe ontstaat een uitzaaiing/metastase? Een uitzaaiing kan ontstaan wanneer de tumor door een bloedvat of een lymfevat groeit. Kankercellen kunnen dan losraken van de oorspronkelijke tumor. Deze kankercellen kunnen zich via de bloedbaan of het lymfestelsel verspreiden door het lichaam. Als zo’n losgeraakt klompje kankercellen elders in het lichaam gaat ‘nestelen’ ontstaat een uitzaaiing. Losgeraakte cellen van een tumor in de slokdarm komen vaak in de lever of in de longen terecht. De tumor die daar ontstaat wordt een uitzaaiing of metastase genoemd. Wat is een recidief? Bij het stellen van een diagnose gebruikt de arts ook wel eens de term ‘recidief’. Een recidief is een tumor die is teruggekeerd na een behandeling. Een recidief kan ontstaat op dezelfde plaats of op afstand van de eerste tumor. Behandeling De meest toegepaste behandelingen bij slokdarmkanker zijn: • Operatie (chirurgie) • Bestraling (radiotherapie) • Behandeling met celdodende of celdelingremmende medicijnen (chemotherapie) • Plaatsen van een voedingsbuisje (stent of endoprothese) Vaak is een combinatie van deze behandelingen nodig. Voeding bij een stent Wanneer er bij u een stent (endoprothese) is geplaatst, is het belangrijk dat deze niet verstopt raakt. Dit kunt u voorkomen door: • Rustig te eten. -5- • V oedsel goed te kauwen, snijden of malen. • Meteen iets te drinken als u het idee heeft dat het eten niet snel genoeg zakt. • Voorzichtig te zijn met voedingsmiddelen die kunnen verstoppen, denk aan: • Biefstuk, draderig rundvlees, draderige vleeswaren zoals rookvlees, rosbief. • Pitten, schillen, graten en botjes verwijder ze zorgvuldig. • Grote harde stukken groenten en fruit zoals rauwkost, appel, sinaasappel en mandarijn. • Draderige en taaie groenten zoals bleekselderij, rabarber, asperges en champignons. • Noten. • Drink voldoende na de maaltijd zodanig dat de stent zuiver wordt. Oncologie/0047 Wanneer u ondanks de genoemde maatregelen het gevoel blijft houden dat het eten ter hoogte van de slokdarm blijft steken, is overleg met uw arts noodzakelijk. -6-