Hoofdstuk 5 Wetenschappelijk Artikel Wondkweken bij geïnfecteerde diabetische voetulcera. A.M. Wijlens¹, L.Nijenhuis-Rosien², G.W.D.Landman³, P.Bloembergen4 1 Podotherapeut Isala Klinieken, Docent podotherapie Saxion Hogescholen, 2 Podotherapeut Isala Klinieken, 3 Diabetes Centrum Isala, afdeling Interne Geneeskunde Isala Klinieken, 4 Arts- microbioloog Isala Klinieken. Abstract: Doel: Binnen de Isala klinieken is er geen eenduidige richtlijn omtrent het afnemen van wondkweken bij de diabetische voet. Er worden in de dagelijkse praktijk binnen dit ziekenhuis meerdere methoden voor het afnemen van wondkweken gebruikt. Er worden 3 soorten kweken verricht, te weten een kweek afgenomen met een oppervlakkige swab voor debridement, een swab na debridement en materiaal van debridement. Er is geen wetenschappelijk onderzoek gedaan die deze methoden met elkaar vergelijkt. Doel van deze pilot studie is te onderzoeken of er verschillen aantoonbaar zijn tussen de genoemde manieren van kweken. Methode: Voor deze studie zijn 10 patiënten met een geïnfecteerd diabetisch voetulcus, graad 3 en 4 geïncludeerd. Bij iedere patiënt werden systematisch drie verschillende wondkweken afgenomen. De resultaten van een oppervlakkige kweekafname middels een swab, een swab na debridement en een kweek van een stukje weefsel dat vrij komt bij debridement zijn in deze pilot studie met elkaar vergeleken. Resultaten: In 9 van de afgenomen kweken was de uitslag betreffende de bacteriegroepen van alle kweken identiek. Aan de hand van het opgestelde antibiogram zou de keuze bij de 3 verschillende kweken gelijk zijn. Bij 1 patiënt zou er een ander antibioticum toegevoegd worden op basis van de swab na debridement. Bij 5 gevallen was de bacteriedichtheid in de kweek van het debridement lager dan die van de swabs. In 5 van de 10 gevallen gaven de oppervlakkige en diepe swab een volledig identieke uitslag wat betreft bacterie dichtheid. In 7 gevallen van de wondkweken werd een staphylococcus aureus geïsoleerd. In 4 gevallen een hemolytische streptococcus groep B. Het gemiddeld aantal gevonden bacteriën bedraagt voor alle technieken 2,3 per ulcus. Conclusie: Bij microbiologisch onderzoek van een geïnfecteerd diabetisch voetulcus bestaan er nagenoeg geen verschillen tussen de gebruikte kweekmethoden. Dit in tegenstelling tot de literatuur die aangeeft dat de nauwkeurigheid van de kweek methode toeneemt naarmate deze van een dieper gelegen weefsel wordt genomen. Een swab lijkt betrouwbaar genoeg voor de juiste antibioticakeuze. Om meer valide uitspraken te kunnen doen moet de onderzoekspopulatie echter worden uitgebreid. Keywords: culture,diabetic foot infection, swab, culture technique, debridement, #culture technique and diabetic foot#, #infection and diabetic foot#, #bacterial infection and diabetic foot#. Inleiding Infectie van een diabetische voetulcus is een veelgevreesde complicatie die het genezingsproces aanzienlijk verlengt, een sterk verhoogde kans op hospitalisatie en amputatie van onderste extremiteiten geeft (9,19). Om bij een wondinfectie een adequaat antibioticumbeleid te voeren dient er microbiologisch onderzoek te worden gedaan om de pathogene bacteriën op te sporen (29). Eerder uitgevoerde studies hebben aangetoond dat een diepe weefsel biopt de gouden standaard is wat betreft kweektechnieken. De weefselbiopten toonden vaker de ware pathogenen aan dan de uitkomsten van de swab (4,6,8,10,19,24,28). Het schrapen van weefsel met een scalpel over het wondbed na het debridement geeft een nauwkeuriger resultaat dan het afnemen van de swab (8,10,24,28). Echter blijkt in de praktijk de swab de meest gebruikte methode voor het afnemen van wondkweken (19). Binnen de Isala klinieken is er geen eenduidige richtlijn omtrent het afnemen van wondkweken bij de diabetische voet. Er worden in de dagelijkse praktijk binnen dit ziekenhuis meerdere methoden voor het afnemen van wondkweken gebruikt. Voor deze studie is gekozen om drie gangbare methoden met elkaar te vergelijken; Een swab afgenomen van de oppervlakkige wond voor debridement, Een swab na debridement en materiaal van debridement. Er is geen wetenschappelijk onderzoek bekend die deze drie methoden met elkaar vergelijkt. Doel van deze pilot studie is te onderzoeken of er verschillen aantoonbaar zijn tussen de resultaten van de genoemde kweekmethode. 33 Patiënten en Methode: Voor deze studie zijn 10 patiënten met een geïnfecteerd diabetisch voetulcus geïncludeerd. Deze patiënten moesten voldoen aan de criteria van graad 3 of 4 van de “Classificatie van geïnfecteerde ulcera aan de onderste extremiteit bij een patiënt met diabetes mellitus” uit de richtlijn diabetische voet. Hierbij is er sprake van een infectie van het dieper gelegen weefsel. De diagnose infectie werd klinisch vastgesteld (10,13,19,24). Hierbij is gekeken naar aanwezigheid van systemische signalen van infectie (koorts, koude rillingen, leukocytose verhoogde CRP en BSE), purulente afscheiding of twee of meer lokale symptomen van infectie (roodheid, warmte, verharding van wondgebied, sinus vorming, ondermijnende wondranden, pijn of gevoeligheid (4,10,13,19,24,25). Patiënten werden geëxcludeerd wanneer ze volgens de classificatie geïnfecteerde ulcera passend waren in graad 1 of 2. Tevens werden patiënten met droog gangreen of een ononderbroken korst waarbij debridement een contra-indicatie is, uitgesloten van dit onderzoek. Tevens werden alle patiënten welke binnen 3 weken voor aanvang van het onderzoek een antibiotica kuur hebben ondergaan uitgesloten. Alle geïncludeerde patiënten hebben voorafgaand aan het onderzoek een toestemmingformulier getekend. Monsterafname: Van elke deelnemende patiënt zijn 3 wondkweken afgenomen. De eerste kweek werd afgenomen middels een swab, na het verwijderen van het wondverband. Het ulcus is hierbij niet gereinigd. Op vele afdelingen worden de wondkweken op deze manier verricht. De tweede kweek werd afgenomen middels een swab, na het debridement van het ulcus. De laatste kweek bevat weefsel van de overgang van niet vitaal naar vitaal weefsel van het debridement. De afgenomen kweken worden zo snel als mogelijk is naar het laboratorium gebracht alwaar de medische microbioloog de kweken analyseert. Hierbij wordt het afgenomen materiaal uitgestreken op een voedingsmedium. Het uitstrijken wordt in 3 fasen gedaan, waarbij tussendoor het uitstrijkoog gesteriliseerd wordt. Hierbij wordt er gekeken naar bacteriegroei op het voedingsmedium. Tevens zijn er waar mogelijk gram preparaten gemaakt. Afbeelding 1 Voor afname van de swab werd gebruik gemaakt van de Transwab ® MW 170 Resultaten: Karakteristieken patiënten en ulcera In het totaal zijn er bij 10 patiënten wondkweken afgenomen, 5 mannen en 5 vrouwen. De gemiddelde leeftijd bedroeg 69 +/-13 jaar (verspreid tussen 51-81 jaar). 80% van de ulcera bevonden zich aan de digiti, waarvan maar liefst 50% aan de plantaire zijde van de hallux. De gemiddelde grootte van de ulcera bedroeg 20 mm, de gemiddelde diepte 6 mm. De gemiddelde bestaansduur van de ulcera was 20 dagen op de dag van inclusie. Bij alle 10 patiënten was er sprake van een verminderde distale sensibiliteit en vibratiezin. Bij geen van de patiënten was er sprake van afwijkende perifere pulsaties. Bij 5 van de 10 ulcera was de probe to bone test positief, hetgeen het vermoeden geeft dat er sprake is van een osteomyelitis (13,25,26). Geen van de geïncludeerde patiënten gebruikte in de laatste 30 dagen voorafgaande aan het onderzoek een antibioticum. In 9 van de afgenomen kweken was de uitslag van alle kweken betreffende de bacteriegroepen identiek. Aan de hand van het opgestelde antibiogram zou de antibioticumkeuze bij de 3 verschillende kweken gelijk zijn. Bij 1 patiënt zou er een ander antibioticum toegevoegd worden op 34 basis van de swab na debridement. In 5 gevallen was de bacteriedichtheid in de kweek van het debridement lager dan die van de swabs. In 5 van de 10 gevallen gaven de oppervlakkige en diepe swab een volledig identieke uitslag wat betreft bacterie dichtheid. van de kweekmethode toeneemt naarmate deze van een dieper gelegen weefsel wordt Dichtheid genomen ( 6,8,10,19,24,28). Bij deze 10 afgenomen wondkweken kwam de uitkomst van de veel gebruikte methode van de oppervlakkige swab in 9 van de 10 gevallen overeen met de uitslag van de swab na In 7 gevallen van de wondkweken werd een debridement. De oppervlakkige swab lijkt staphylococcus aureus geïsoleerd. In 4 klinisch dan ook goed bruikbaar te zijn om de gevallen een hemolytische streptococcus ware pathogenen te achterhalen. Dit is in groep B. Het gemiddeld aantal gevonden overeenstemming met de uitkomsten van bacteriën bedraagt voor alle technieken 2,3 per Slater et al (4). In zijn onderzoek beschrijft hij de vergelijking tussen een oppervlakkige swab voor debridement en Bacteriedichtheid gemiddeld 2,3 per ulcus een diepe weefsel kweek afgenomen 3,5 tegen het einde van 3 een chirurgisch 2,5 opp swab 2 debridement. In 62% diepe swab 1,5 van de wonden werden weefsel 1 in de swab en het 0,5 weefsel identieke micro 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 organismen Patiënten geïdentificeerd. In 20% van de wonden werden Figuur 1 in de swab meer micro ulcus. (zie figuur 1) organismen geïsoleerd dan in het weefsel, echter waren de pathogenen wel identiek. Discussie: De staphylococcus aureus was in zijn onderzoek de meest geïsoleerde pathogeen. Daar de opzet van deze pilot studie anders is dan de reeds bestaande onderzoeken omtrent wondkweken bij geïnfecteerde diabetische voetulcera, is het lastig om de vergelijking te maken met uitkomsten van andere onderzoeken. In deze pilot is er bijvoorbeeld voor gekozen om het ulcus voor het afnemen van de kweek niet te reinigen met saline. Dit in tegenstelling tot de bestaande richtlijnen (10,28). Deze keuze is echter gemaakt omdat in de klinische praktijk dit reinigingsproces niet uitgevoerd blijkt te worden en zo de dagelijkse situatie nagebootst kon worden. Het doel was immers om de reeds gebruikte methodes met elkaar te vergelijken. Bij microbiologisch onderzoek van een geïnfecteerd diabetisch voetulcus bestaan er binnen deze pilot studie nagenoeg geen verschillen tussen de gebruikte kweekmethoden. Dit is in tegenstelling tot de literatuur, die aangeeft dat de nauwkeurigheid De geïsoleerde bacteriën zijn eveneens in overeenstemming met de literatuur. De literatuur beschrijft dat de staphylococcus aureus de meest geïsoleerde pathogeen in de diabetisch voet is (10,11,13,17,19,24,25,26). Daarnaast is de hemolytische streptococcus groep B een veel voorkomende bacterie bij een diabetische voetinfectie (10,11,13,19,24,25). Het grote aantal ulcera aan de digiti is eveneens in overeenstemming met de literatuur. Edmonds en zijn collegae noemen een percentage van 93%, waarbij ulcera zich aan de digiti bevinden (24). Opvallend was het hoge aantal positieve probe to bone testen. Mogelijk dat dit verklaarbaar is door de locatie van de ulcera. 80% van de ulcera bevond zich ter hoogte van de digiti. Er is fysiologisch minder vetweefsel aanwezig 35 dan op andere plaatsen van de voet, waardoor het bot sneller bereikt wordt. Binnen dit onderzoek is er geen financiële mogelijkheid geweest om patiënten extra labwaarden te laten bepalen. De behandelende internist bepaalde welke waarden noodzakelijk waren om te laten bepalen. In tegenstelling tot wat de internationale richtlijnen (10,29) omschrijven is er echter maar bij 3 patiënten een BSE en bij 6 patiënten een CRP gecontroleerd. Bij 2 patiënten werd een verhoogde BSE gevonden, bij 3 patiënten een verhoogde CRP. Reden om deze waarde niet te laten bepalen ligt hoogstwaarschijnlijk in het feit dat deze waarde bij meer dan 50% van de diabetespatiënten niet verhoogd is (10). Men kan zich dus afvragen of deze waardebepaling inderdaad noodzakelijk is om te doen, wanneer hij bij zoveel mensen onbetrouwbaar is. Indien er immers klinisch wel sprake is van lokale infectieverschijnselen, dan is er volgens dezelfde richtlijnen al sprake van een infectie (10,29). Bij 5 patiënten is een bepaling van het HbA1c gedaan. Deze was echter maar in twee gevallen verhoogd. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat het HbA1c een waardebepaling is over 3 voorgaande maanden. Daar het een gemiddelde waarde betreft kan een korte hevige verhoging van de glucosewaarden teniet gedaan worden door de overige weken. Een opvallende constatering binnen deze pilot is dat de kweekaanvragen over het algemeen erg onzorgvuldig worden ingevuld. Vele medewerkers zullen niet inzien dat de laboranten van de afdeling medische microbiologie keuzes moeten maken aangaande de voedingsmediums, aan de hand van de beschreven klinische gegevens. Tevens blijkt er weinig aandacht te worden besteed aan de manier van kweekafnames. Wij zijn dan ook van mening dat een specifieke scholing onmisbaar is om betrouwbare kweekuitslagen te verkrijgen. Tevens is het aan te bevelen richtlijnen of protocollen te schrijven omtrent de afnames van wondkweken. Een beperkende factor binnen deze pilot is dat de onderzoekpopulatie erg gering is. Mogelijk dat door uitbreiding van de onderzoekpopulatie de uitkomsten veranderen. Conclusie: Er bestaat nagenoeg geen verschil op microbiologisch niveau tussen de kweekuitslagen van een geïnfecteerd diabetisch voetulcus (graad 3,4), uitgevoerd met een swab voor debridement, een swab na debridement en materiaal van het debridement. Klinisch lijken alle genoemde technieken dan ook zeer goed bruikbaar. Wel dient men bij deze uitspraak te beseffen dat het om een zeer kleine onderzoekspopulatie gaat. Om meer valide uitspraken te kunnen doen zou het wellicht wenselijk zijn om dezelfde onderzoeksopzet te herhalen bij een grotere populatie. 1) Eldere van J., Handboek medische bacteriologie,isbn 978-90-334-6879-7, 2008, eerste druk. 2) Edmonds M., The treatment of diabetic foot infections: focus on ertapenem, Vascular Health and Risk Management, 2009, 5, 949-963 3) Edmonds M.E., Foster A.V.M., Sanders L.J., A practical manual of diabetic foot care,isbn978-14051-6147-3,2008, 2nd edition. 4) Slater R.A, Lazarovitch T., Boldur I., Ramot Y. Buchs A., Weiss M., Hindi A, Rapoport M.J. Swab cultures accurately identify bacterial pathogens in diabetic foot wounds not involving bone. Diabetic medicine 2004,21, 705-709 5) Kessler L., Piemont Y., Ortega F., Lesens O., Boeri C., Averous C., Meyer R., Hansmann Y., Christmann D., Gaudias J., Pinget M. Comparison of microbiological results of needle puncture vs. superficial swab in infected diabetic foot ulcer with osteomyelitis. Diabetic medicine 2005,23, 99-102 6) Pelizzer G., Strazzabosco M., Presi S., Furlan F., Lora L., Benedetti P., Bonato M., Erle G., de Lalla F., Deep tissue biopsy vs. superficial swab culture monitoring in the microbiological assessment of limb- treatening diabetic foot infection. Diabetic Medicine 2001,18, 822-827 7) Senneville E., Melliez H., Beltrand E., Legout L., Valette M., Cazaubiel M., Cordonnier M., Caillaux M., Yazdanpanah Y., Mouton Y. Culture of percutaneous Bone Biopsy Specimens for Diagnosis of Diabetic Foot osteomyelitis; Concordance with Ulcer Swab Cultures. CID 2006, january 1,42, 57-62 36 8) Wheat L.J., Allen S.D., Henry M., Kernek C.B., Siders J.A., Kuebler T., Fineberg N., Norton J. Diabetic foot infections, bacteriologic analysis. Arch intern med 1986,146, 1935-1940 20) O’Meara S., Nelson E.A., Golder S., Dalton J.E., Craig D., Iglesias C., Systematic review of methods to diagnose infection in foot ulcers in diabetes, Diabetes medicine, 2006, 23, 341-347 9) Lipsky B., New developments in diagnosing and treating diabetic foot infections, Diabetes Metabolism and reviews ,2008; 24;1, s66-S71. 21) Edmonds M., The treatment of diabetic foot infections; focus on ertapenem, vascular Health and Risk Management, 2009, 5, 949-963 10) International Working Group on the diabetic foot, Consultative Section of IDF, International consensus on the diabetic foot & practical guidelines on the management and prevention of the diabetic foot, interactive version on dvd-rom, 2007. 22) Varaiya A.Y., Dogra J.D., Kulkarni M.H., Bhalekar P.N., Extended-spectrum beta-lactamase-producing Escherichia coli and Klebsiella pneumoniae in diabetic foot infections, 2008, Indian journal of pathology & microbiology, 2008, 51; 3, 370-372 11) Senneville E., Melliez H., Beltrand E., Legout L., Valette M., Cazaubiel M., Cordonnier M., Caillaux M., Yazdanpanah Y., Mouton Y., Culture of Percutaneous Bone Biopsy Specimens for Diagnosis of Diabetic Foot Osteomyelitis; Concordance with Ulcer Swab Cultures, Clinical Infectious Diseases, 2006, 42: 5762. 23) Senneville E., Lombart A., Beltrand E., Valette M., Lehout L., Cazaubiel M., Yazdanpanah Y., Fontaine P., Outcome of diabetic foot osteomyelitis treated nonsurgically, Diabetes Care, 2008,31, 4, 637-642 12) Shakil S.,Khan A. U., Infected foot ulcers in male and female diabetic patients; a clinico-bioinformative study, Annals of clinical Microbiology and Antimicrobials, 2010, 9:2 13) Mazen S., Bader, MD,MPH,Diabetic Foot Infection, American Familiy Physicians, 2008, 78 ;1, 71-79, 8182 14) Gadepalli R., Dhawan B., Screenivas V., Kapil A., Ammini A., Chaundhry R., A Clinico- microbiological Study of Diabetic Foot Ulcers in an indian Tertiary Care Hospital, Diabetes care, 2006, 29;8, 1727-1732 15) Waspadji S., Antibiotic Choices in The Infected Diabetic Foot /Ulcer, Emergency Medicine and High Critical Care unit, 2005, 37;2, 94-101 16) Sapico F.L., Witte J.L., Canawati H.N., Montgomerie J.Z., Bessman A.N., The infected foot of the Diabetic Patient; Quantitative Microbiology and analysis of clinical features, Reviews of infectious diseases,1984, 6;1, 171-176 17) Senneville E., Morant H., Descamps D., Dekeyser S., Beltrand E., Singer B., Cailleaux M., Boulonge A., Legout L., Lemaire X., Lemaire C., Yazdanpanah Y., Needle puncture and transcutaneous bone biopsy cultures are inconsistent in patients with diabetes and suspected osteomyelitis of the foot, CID, 2009,48, 888-893 24) Bowker J.H., Pfeifer M.A., Levin and O’Neals The diabetic Foot, isbn 978-0-323-04145-4, 2007, 7th edition. 25) Kooy A., Diabetes mellitus, diagnostiek, complicaties en behandeling, een handboek met nieuwe perspectieven, 2008, isbn 978-90-8562-024-2 5, druk 1,949-963. 26) Edmonds M., Foster A.V.M., ABC of wound healing Diabetic Foot Ulcers, BMJ, 2006, 332, 407-410 27) Citron D.M., Goldstein E. J.C., Vreni Merriam C., Lipsky B.A., Abramson M.A., Bacteriology of moderate-to-severe Diabetic Foot Infections and in vitro activity of antimicrobial agents, Journal of clinical microbiology,2007,45:9, 2819-2828 28) Basisboek pathologie, Hendriks W.j.C., In den Bosch H.J.H., Schormans J.H.M., van der Krans J.W.,1997, isbn 9023836855 blz75-102 29) Richtlijn diabetische voet 2006, Nederlandse internisten vereeniging, 2007, Isbn 90-8523-142-6 30) Bruins, M., Oord H., Bloembergen P., Wolfhagen M. Casparie A., Degener J., Ruijs G., Lack of effect of shorter turnaround time of microbiological procedures on clinical outcomes: a randomised controlled trial among hospitalised patients in the Netherlands, European Journal of Microbiological infection diseases, 2005, 24, 305-313. 18) Armstrong D.G., Liswood P.J., Todd W.F., Prevalence of mixed infections in the diabetic pedal wound, journal of the american podiatric medical association, 85;10, 533-537 19) Lipsky B.A, Berendt A.R., Deery H.G., Embil J.M., Joseph W.S., Karchmer A.W., LeFrock J.L., Lew D., Mader J.T., Norden C., Tan J.S., Diagnosis and treatment of Diabetic Foot Infections, Clinical Infectious Diseases, 2004, 39; 885-910 37