NIEUWSBRIEF APRIL 2017 PPID (Cushing) en het belang van biest PPID is de ziekte van Cushing PPID staat voor Pituitary Pars Intermedia Dysfunction, wat het disfunctioneren van het middelste deel van de hypofyse (klier in de hersenen van een paard) aangeeft. De oorzaak hiervan is vaak een goedaardige tumor in de hypofyse. Het komt vooral veel voor bij oudere paarden (> 14 jaar). Koudbloeddieren en te zware dieren hebben een grotere kans om de ziekte te krijgen. Door de tumor komt er onder andere teveel ACTH hormoon vrij. Dit zorgt voor te veel stimulatie van de bijnieren waardoor er teveel cortisol aangemaakt wordt. De verschijnselen van PPID worden veroorzaakt door dit te veel aan cortisol, evenals door de schade die de druk van de vergrote hypofyse veroorzaakt in de hersenen. Hierdoor kunnen de volgende verschijnselen ontstaan: - krulvacht, slecht door de vacht heen komen - vetophoping boven de ogen - spiervermindering en rare vetophoping bij de buik (dikke buik) - meer drinken en meer plassen - snel en chronisch hoefbevangen - insuline resistentie - sneller ziek en verminderde wondgenezing - algemeen ziek paard Diagnose Door bloedonderzoek te doen kan de diagnose gesteld worden. Het bloed wordt gekoeld opgestuurd naar het laboratorium, waarbij enkele dagen later de uitslag bekend is. Therapie De aandoening is niet te genezen, echter de verschijnselen zijn wel te behandelen. Er is een medicijn op de markt wat de hormoonuitscheiding remt: Prascend (werkzame stof is pergolide). Met behulp van dit medicijn zijn de verschijnselen goed te reguleren en voelt het paard zich een stuk beter. De medicatie moet levenslang gegeven worden. Let op! De tumor blijft groeien, de hormoon productie zal dus verhogen naarmate de aandoening langer duurt. Het advies is om eens per 3 maanden tot een half jaar het bloed te controleren om te kijken of de dosering moet worden aangepast. Ondersteunende voeding Dieren gediagnosticeerd met PPID moeten ondersteund worden door suiker-arme voeding, denk hierbij aan San Equi non-Obesitas. Paarden met de aandoening zijn namelijk extra gevoelig voor suikers die hoefbevangenheid kunnen veroorzaken. Het belang van biest voor het veulen Immuunsysteem veulen De komende maanden zullen er weer veel veulens geboren worden. Net als bij alle jonge zoogdieren is het immuunsysteem bij veulens na de geboorte nog niet volledig ontwikkeld. De dieren zijn daarom tijdens het eerste deel van hun leven onvoldoende beschermd tegen bedreigingen zoals bijvoorbeeld virussen, bacteriën en parasieten. Bij veulens echter zit er nog een addertje onder het gras: de placenta’s van merries laten, in tegenstelling tot de placenta’s van andere zoogdieren, geen antistoffen (antilichamen) door. Als direct gevolg zijn veulens geheel afhankelijk van het verkrijgen van antilichamen uit de biest (colostrum) van de merrie gedurende de eerste uren na de geboorte. De absorptie van antilichamen uit biest is het hoogst binnen de eerste 6 tot 8 uur na de geboorte. Algemeen wordt aangenomen dat 24 tot 36 uur na de geboorte de opname van antilichamen uit melk niet meer functioneel is. Veulens die onvoldoende antistoffen binnen krijgen hebben zeer veel kans om ziek te worden en dodelijke infecties op te lopen. Het eigen immuunsysteem van gezonde veulens functioneert pas volledig als ze ongeveer 6 maanden oud zijn. Dus pas vanaf die leeftijd kunnen veulens zelf antistoffen aanmaken. Daarvóór zijn ze voor de afweer tegen ziektekiemen geheel of gedeeltelijk afhankelijk van de antistoffen die ze uit de biest hebben opgenomen. Dit houdt in dat de afweer van een veulen gedurende de eerste 6 maanden voor een heel groot deel bepaald wordt door de opname van biest direct na de geboorte. Opname antilichamen De antistoffen in de gedronken biest moeten in de dunne darm van het veulen opgenomen worden. De darmwand van het veulen neemt de antistoffen alléén op als deze binnen ongeveer 24 uur na de geboorte in de darm aanwezig zijn. Met name in de eerste uren na de geboorte neemt de darmwand het makkelijkst de antistoffen op. Na 24-36 uur sluit de dunne darm zich volledig voor grote eiwitten zoals antistoffen en vindt er geen opname meer plaats. Om voldoende antistoffen in het bloed te krijgen moet het veulen binnen ongeveer 24 uur na de geboorte minstens 2 liter biest van goede kwaliteit opnemen. Afhankelijk van de kwaliteit van het colostrum en de hoeveelheid die wordt gedronken in de eerste uren, kan een tekort aan antilichamen ontstaan. We spreken dan van falen van het passieve transport. De oorzaak kan gelegen zijn in verlies van antistofrijke biest door de merrie in de uren voor de geboorte, of dat het starten van het voeden niet goed en snel genoeg op gang komt. Test antilichamen veulen Wanneer er getwijfeld wordt of het veulen voldoende antistoffen heeft opgenomen, kan het bloed getest worden op de hoeveelheid antistoffen. Als bijtijds wordt vastgesteld dat er een te lage antilichaamconcentratie is, dan kan alsnog biest via een sonde aan de veulens worden gegeven. Na 24 uur heeft dit geen zin meer en moet plasma met een hoge concentratie antilichamen (hyperimmuunplasma) via een steriel infuus worden gegeven. In beide gevallen is het raadzaam om erna opnieuw de serum antilichaamconcentratie te meten. De paarden gaan binnenkort weer de wei op ennnn dat betekent.....Mestonderzoek! Om de wormbesmetting van het land zo laag mogelijk te houden, adviseren wij om voor het nieuwe weideseizoen een mestonderzoek te laten uitvoeren. U bent welkom om verse mest bij ons te komen inleveren. Wij zullen het vervolgens onderzoeken en een advies geven met betrekking tot het ontwormen van uw paard!