Thema avond geneesmiddelen bij kanker. Gepresenteerd door Etienne Maassen en Suzy Dreijer, apothekers. Gele Linde Boskoop, 21 november 2013. Er zijn soorten geneesmiddelen die de kankercellen bestrijden en middelen die de bijwerkingen van bovengenoemde middelen tegengaan. Kankercellen bestrijden kan door chemotherapie, hormonale therapie (alleen bij hormoongevoelige kanker) en de nieuwere meer doelgerichte middelen. Chemotherapie wordt toegepast als een operatie niet kan (bijv. leukemie). Ná een operatie of bestraling, preventief tegen uitzaaiing. Vóór een operatie. Als er uitzaaiingen aanwezig zijn. Chemotherapie kan op verschillende manieren toegediend worden. Via een infuus of een injectie wordt het direct in de bloedbaan opgenomen. Stof wordt niet opgenomen via de maag/darm Stof gaat kapot in de maag en de stof is te sterk irriterend. Plaatselijk aanbrengen dit wordt bv. bij huidkanker gedaan. Innemen via de mond. Effectiviteit en resistentie, De gevoeligheid van tumorcellen kan variëren. Minder gevoelig, kans op resistentie. Combinaties van middelen geven meestal: meer kans op effect en minder resistentie en spreiding van de bijwerkingen. Dosering, hiervoor zijn standaardschema’s. Maar wordt ook berekend aan de hand van het lichaamsoppervlak. Er wordt gelet op het effect en de bijwerkingen en op de conditie van de persoon en de leeftijd. Algemene bijwerkingen. Als gevolg van de remming van de tumorcellen treedt er ook een remmende werking op, op de delende cellen elders in het lichaam. Dit heeft tot gevolg dat het maagdarmkanaal geïrriteerd raakt. Dit uit zich door misselijkheid en diaree. Mondproblemen kunnen zich voor doen in de vorm van blaren. Ook een bijwerking kan zijn, vermoeidheid. Middelen tegen algemene bijwerkingen. Bij misselijkheid en braken kan de patiënt van de behandelend arts medicatie voorgeschreven krijgen. Er kan een verminderde afweer optreden. Opletten voor infectie, (preventief kan antibiotica worden gegeven) en soms middelen die de afweer stimuleren. Tips bij mondproblemen, tijdens therapie (ananas) ijsklontjes zuigen. De dosering chemo aanpassen. Een goede mondhygiëne (zachte borstel, fluoride) Spoelen met zoutoplossing 4x daags. (lidocaine aanstippen tegen pijn). Lippen invetten en geen alcohol of scherpe spijzen gebruiken. Eventueel kan men overgaan op drinkvoeding. Er zijn ook nog voorbeelden van “oudere” cytostatica. Methotrexaat - dit wordt ook toegepast bij ( reuma en psoriasis ) Mercaptopurine- deze cytostatica wordt toegepast bij leukemie, vaak bij kinderen. Hormonale therapie: Borstkanker: 60-75% is hormoongevoelig ‘Oestrogeenremmers’ worden vaak gebruikt als aanvullende therapie na een operatie. Tamoxifen is een anti-oestrogeen middel. Aromataseremmers (remmen de oestrogeenproductie buiten de eierstok). Hormonale therapie wordt ook toegepast bij prostaatkanker. Via het hypofysehormoon (Lucrin of Zoladex) wordt de testosteronproductie stilgelegd. Inmiddels zijn er nieuwere middelen bij gekomen. De nieuwere middelen zijn: Signaal (transductie)remmers. Stoffen die de aanmaak van nieuwe bloedvaten voor de tumor remmen Stoffen (eiwitten) die maken dat het immuunsysteem de tumor aanvalt Vaccins- tegen baarmoederhalskanker. Voorbeelden van deze nieuwere middelen zijn: Signaalremmers- MAB’’s (Monoklonal Antibodies) Deze remmers blokkeren de overdracht van het groeisignaal van buiten de cel naar de celkern en daardoor de groei van de tumor. Biotechnologisch geproduceerd. Trastuzumab (Herceptin) – alleen bij een bepaald type borstkanker. Signaalremmers- NIBS Deze remmen de groeifactoren binnen de cel die de DNA-synthese beïnvloeden. In veel tumorcellen zijn dergelijke groeifactoren overactief. Bij nierkanker kan Pazopanib (Votrient) worden toegediend. Bij remming van aanmaak van nieuwe bloedvaten voor de tumor wordt Thalidomide, kan juist bij de ziekte van Kahler worden toegediend. Bij de aanpak via het immuunsysteem kan Interferon en Interleukine worden toegediend. In de toekomst krijgen we steeds meer te maken met kankermiddelen ‘op maat’ Tumoren kunnen vooraf getest worden op gevoeligheid. Hierdoor kan men meer doelgericht te werk gaan om de tumoren met de juiste behandeling en cytostatica te beïnvloeden. Genetische testen en het bepalen van bloedspiegels, dragen bij om de dosering per persoon beter vast te kunnen stellen.