Kwaliteitsimpuls 2013-2016: focus, effectiviteit en verbinding Bureau Kwaliteit Kinderopvang 13 november 2013 Vooraf Een impuls geven aan de kwaliteit in de kinderopvang, ook in deze economisch lastige tijd: dat is wat BKK met dit nieuwe programma voor ogen staat. Naar aanleiding van de brief van 5 maart 2012 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Kamer over de Kwaliteitsagenda Kinderopvang, heeft BKK een verkenning gedaan over de rol die BKK in de periode 2013-2016 in dit verband zou kunnen en moeten vervullen. Dit lerend van en in het verlengde van de rol van BKK in de periode 2009-2012 en dit tevens in de wetenschap dat het denken over en de voortgang van de implementatie van de kwaliteitsagenda niet stilstaan. BKK denkt een goede bijdrage te kunnen leveren aan de verdere versterking van de kwaliteit en heeft daarom in september 2012 een subsidieaanvraag ingediend voor het programma Kwaliteitsimpuls: focus, effectiviteit en verbinding. BKK heeft dit ambitieuze vierjarig programma ontwikkeld om – vooral - op twee onderdelen een kwaliteitsverbetering te realiseren en daarmee een bijdrage te leveren aan een groter palet van kwaliteitsinitiatieven. BKK zal zich enerzijds richten op de taal- en interactievaardigheden van reeds werkzame pedagogisch medewerkers en anderzijds op het operationaliseren van een systeem van kwaliteitsmeting en borging, gericht op communicatie van de kwaliteit met ouders en op de verankering en de daadwerkelijke verbetering van de kwaliteit op de werkvloer. BKK ambieert daarnaast de verantwoordelijke en verbindende rol in de vele initiatieven die spelen in de kwaliteitsagenda als geheel. En ten slotte wil BKK een bijdrage leveren aan de verdere (door)ontwikkeling van het Pedagogische kader en het concept van de lerende organisatie. Het verduurzamen van kwaliteit in de kinderopvang is een continuering en aanscherping van de ambitie uit het vorige BKK-programma Werken aan excellente kinderopvang, dat eind 2013 wordt afgerond. Het programma is zo opgesteld, dat zo veel mogelijk activiteiten rechtstreeks ten goede komen aan de kwaliteit van de kinderopvang op de werkvloer. Maar er zullen ook overstijgende randvoorwaarden moeten worden geregeld. Aandacht voor onderzoek en overhead is er echter alleen voor zover dat voor het gehele veld een nuttige aanvullende bijdrage kan leveren. Het programma is opgesteld na brede consultatie van alle betrokken partijen, en ook de uitvoering ervan is een zaak van alle betrokken partijen. BKK ziet zichzelf bij de uitvoering van het programma de komende jaren als een katalysator: midden tussen de partijen, faciliterend maar ook met een natuurlijke en bindende positie. De organisatie en bemensing van het bureau zullen geheel worden toegesneden op een voortvarende en krachtige programmavoering. Effectiviteit van de activiteiten staat centraal. Borging en verduurzaming van het hetgeen wordt bereikt is een kernvoorwaarde. Met de uitvoering van het programma is geld gemoeid. Alle betrokken partijen zijn bereid gevonden om tijd te investeren in deze nieuwe kwaliteitsimpuls. Conform het vorige programma zal iedere betrokken partij zowel tijd als geld en andere middelen investeren in het nieuwe programma. Op 2 mei 2013 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een subsidie van 3,1 miljoen toegekend voor de uitvoering van een aantal onderdelen van het programma. Daarnaast heeft SZW besloten om voor de stimulering van taal- en interactievaardigheden van uitvoerend medewerkers een subsidieregeling te ontwikkelen met inhoudelijke betrokkenheid en inzet van de expertise van BKK. BKK gaat met genoegen de uitdaging aan om met het programma Kwaliteitsimpuls een nieuwe kwaliteitsslag te faciliteren, die bijdraagt aan een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van alle kinderen die de kinderopvang in Nederland bezoeken. 2 Kwaliteitsimpuls 2013-2016: focus, effectiviteit en verbinding De richting voor de komende jaren De term ‘kwaliteitsimpuls’ als titel voor het nieuwe programma van BKK is een bewuste keus geweest. Het woord drukt precies uit wat BKK wil: met kracht een beweging op gang brengen en houden. De kwaliteitsimpuls is ingezet in het programma Werken aan excellente kinderopvang (2009-2012) en vraagt om een vervolg. Geslaagd is de kwaliteitsimpuls pas als kinderopvangorganisaties zelf aan de slag zijn gegaan met de kwaliteit, en daar ook werkelijk resultaten in boeken. BKK heeft kwaliteitsverbetering in de kinderopvang als enige doel. Vanuit die missie neemt BKK maar al te graag het initiatief om in de periode 2013-2016 een bijdrage te leveren aan de Kwaliteitsagenda Kinderopvang die het ministerie van SZW in 2012 na consultatie van het veld heeft opgesteld. BKK richt zich in ieder geval op de uitvoering van twee concrete onderdelen van deze Kwaliteitsagenda: het versterken van de taal- en interactievaardigheden van huidige pedagogisch medewerkers (punt 4 van de agenda); het periodiek meten en borgen van de kwaliteit van de aangeboden opvang door kinderopvangorganisaties op basis van een integrale en gedeelde visie op kwaliteit met een belangrijke rol voor het Pedagogisch kader (punt 6 van de agenda). Deze twee onderdelen met een overall verbindende rol vormen de kern van het nieuwe programma voor BKK, dat betrekking heeft op de periode 1 mei 2013 tot en met 31 december 2016. Het programma is gericht op de kinderdagverblijven, de BSO en de gastouderopvang. Daarbij wordt onderkend dat het bereiken van gastouders en van zeer kleine kinderdagverblijven/BSO’s (één of twee groepen) een eigen aanpak vraagt en dat desondanks rekening zal moeten worden gehouden met een minder groot bereik vanwege de focus die moet worden aangebracht gegeven de beschikbare middelen. Leeswijzer Als eerste staan in in hoofdstuk 1 de uitgangspunten die BKK voor zijn programma hanteert: inhoudelijke uitgangspunten, uitvoeringsuitgangspunten en de bijbehorende rol van BKK. Hoofdstuk 2 is gewijd aan de overkoepelende en verbindende activiteiten, die afzonderlijke programmaonderdelen meerwaarde geven en de effectiviteit mede borgen. De hoofdstukken 3 en 4 zijn bestemd voor respectievelijk de taal- en interactievaardigheden en de kwaliteitsborging. De hoofdstukken behandelen de inhoud van de programmaonderdelen op hoofdlijnen. In hoofdstuk 5 komt BKK als organisatie aan de orde. De organisatie wordt zodanig ingericht dat het programma slagvaardig en efficiënt kan worden uitgevoerd. In de appendix staan de diverse programmalijnen nader uitgewerkt gerangschikt. 3 Samenvatting Mede op basis van de ervaringen die in de afgelopen jaren zijn opgedaan, hanteert BKK voor het programma de volgende richtinggevende uitgangspunten. Categorie Uitgangspunt Inhoudelijke uitgangspunten Een integrale visie op kwaliteit van kinderopvang omvat meerdere aspecten. De ontwikkeling en het welbevinden van het kind staan centraal De lerende organisatie is de basis voor kwaliteitsverbetering Integratie tussen kinderopvang, VVE en basisonderwijs is een nader te verkennen onderwerp Aanbrengen samenhang in kwaliteitsinitiatieven biedt meerwaarde Uitvoeringsuitgangspunten Focus in activiteiten maakt inzet middelen steviger en effectiever Flexibiliteit is nodig om te kunnen inspelen op ontwikkelingen Effectiviteit is een voorwaarde voor inzet van middelen Cofinanciering weerspiegelt gezamenlijke verantwoordelijkheid Uitgangspunten voor de rol van BKK BKK wil een gesprekspartner met een duidelijke missie zijn BKK stelt zich medeverantwoordelijk voor het bereiken van de doelstellingen van het programma BKK vervult meerdere rollen, toegesneden op het betreffende programmaonderdeel BKK neemt de verantwoordelijkheid voor de verbindende rol Richtinggevende uitgangspunten voor het programma BKK onderkent een aantal elementen in de Kwaliteitsagenda die breder zijn dan de afzonderlijke programmaonderdelen en als het ware de verbindende kracht vormen. Zo ziet BKK de te ontwikkelen kwaliteitsvisie en het Pedagogisch kader als basis; niet alleen voor de eigen programmaonderdelen, maar ook voor andere kwaliteitsinitiatieven in de sector. Samenhang tussen de (vele) initiatieven is van groot belang. Onderlinge versterking en synergie zijn belangrijke drijfveren. Met het oog op de noodzaak van die samenhang lanceert BKK de gedachte om te voorzien in de behoefte aan een stimulerende en verbindende functie, maar dan wel in een lightversie die past bij de positie van BKK: midden tussen de partijen, werkend op basis van gezag en niet van verplichtingen. Het versterken van taal- en interactievaardigheden Stimuleren van de ontwikkeling van het kind in de kinderopvang is alleen mogelijk als de pedagogisch medewerkers beschikken over voldoende taal- en interactievaardigheden1. Omdat gebleken is dat dit nog niet 1 Taal- en interactievaardigheden zijn bovendien onmisbaar bij het creëren van een aanspreekcultuur onder pedagogisch medewerkers. 4 altijd het geval is, heeft het ministerie van SZW besloten een subsidieregeling te ontwikkelen, om het voor kinderopvangorganisaties mogelijk te maken om pedagogisch medewerkers, bemiddelingsmedewerkers en pedagogische staf/leidinggevenden een training te laten volgen. BKK is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de subsidieregeling die door het Agentschap van SZW zal worden uitgevoerd. BKK krijgt de taak om in samenspraak met deskundigen de criteria te ontwikkelen waaraan de trainingen taal- en interactievaardigheden moeten voldoen. Op basis hiervan wordt de Minister geadviseerd welke programma’s geschikt zijn in het kader van de subsidieregeling. Gedurende de looptijd va de regeling zal BKK de trainingen monitoren en de Minister adviseren over de plaatsing op de lijst Trainingsprogramma’s, mocht de monitoring aanleiding geven tot wijzigingen daarin. Het gaat om integrale trainingen voor taal- en interactievaardigheden, gericht op reeds werkzame pedagogisch medewerkers en –via de bemiddelingsmedewerkers- gastouders. Om zoveel mogelijk pedagogisch medewerkers en gastouders te bereiken wordt met de subsidieregeling ook het zogenoemde train the trainer concept gesubsidieerd. Het idee hiervan is dat er binnen de kinderopvang leidinggevenden of staffunctionarissen en binnen de gastouderopvang bemiddelingsmedewerkers worden opgeleid die de pedagogisch medewerkers c.q gastouders gaan trainen. Er worden dus twee typen trainingen onderscheiden: Trainingen taal- en interactievaardigheden voor pedagogisch medewerkers; Train-de-trainer trainingen voor stafmedewerkers/locatiemanagement en bemiddelingsmedewerkers die eigen pedagogisch medewerkers c.q. gastouders trainingen aanbieden gericht op de versterking van taal- en interactievaardigheden. Het scholen van aankomend medewerkers is een taak voor de ROC’s in samenwerking met het kenniscentrum Calibris. Uiteraard is afstemming tussen scholing van aankomende en van reeds werkzame medewerkers wenselijk. BKK zal deze afstemming zoeken. Er komt dus een subsidieregeling van SZW waarin kinderopvangorganisaties middelen kunnen aanvragen. In zekere zin is dit een voortzetting van de werkwijze in het vorige programma (BKK-Opleidingsbudget), zij het dat nu via de scope van het onderwerp (taal- en interactievaardigheden) veel meer focus wordt aangebracht. Een verdere focus wordt aangebracht door expliciet te kiezen voor trainingen die werken met een methode die bewezen heeft effectief te zijn. BKK kiest niet voor uitgebreide nul- en effectmetingen om de effectiviteit in beeld te brengen. Dat zou te veel middelen wegleiden van de werkvloer. In plaats daarvan kiest BKK voor een combinatie van bewezen effectieve methoden, het meten van het bereik en het in kaart brengen van klantervaringen. BKK verwacht van de verhoging van taal- en interactievaardigheden van de medewerkers een belangrijk neveneffect, namelijk een groter zelfbewustzijn van medewerkers, meer professionaliteit en een grotere trots op het vak. BKK heeft in zijn programma niet het oog op expliciete VVE-activiteiten. Daarmee zou BKK in het gemeentelijk beleid treden. Wel wordt onderzocht of er initiatieven zijn in dit veld die – nadrukkelijk vanuit het perspectief van de kinderopvang – kunnen bijdragen aan de kwaliteitsimpuls. Kwaliteitsmeting, borging en transparant maken Dit programmaonderdeel – punt 6 uit de brief van de Minister - start met de ontwikkeling van een integrale kwaliteitsvisie, of beter gezegd: met het formuleren van een visie op basis van wat er op dit moment al aan definities, initiatieven van verschillende partijen en voorstellen ligt. Uit de consultatieronde die ten behoeve van dit programma is gehouden, bleek dat voor een aantal belangrijke ingrediënten van de visie al een groot draagvlak bestaat: de centrale plaats van de pedagogische ontwikkeling, het Pedagogisch kader, het document 5 Context kinderopvang en het Convenant kwaliteit. Het belangrijkste discussiepunt lijkt de (mate van) integratie van kinderopvang, VVE en basisonderwijs. BKK stelt ten behoeve van de kwaliteitsvisie een Commissie in, die met een gedragen visie zal moeten komen. BKK treedt als procesbegeleider en aanjager op. BKK zal vervolgens kinderopvangorganisaties faciliteren bij het meten, borgen en transparant maken van kwaliteit. Het bieden van financiële ondersteuning aan kinderopvangorganisaties acht BKK niet haalbaar, maar wel ziet zij voor zichzelf de volgende rol: enthousiasmeren van de kinderopvangorganisaties via uitgebreide communicatie; formuleren van eisen waaraan adequate instrumenten voor meten, transparant maken en borgen moeten voldoen en opstellen van een short list van geselecteerde instrumenten; ondersteunen van kinderopvangorganisaties bij de implementatie via advies en bijeenbrengen van best practices. Organisatie van BKK BKK zal ook in het nieuwe programma een slanke en efficiënte organisatie blijven, met een minimum aan overhead. De besturingsstructuur met een tripartiet bestuur blijft ongewijzigd. Financiële vertaling De middelen die gemoeid zijn met de subsidieregeling Taal- en interactievaardigheden (inclusief de uitvoeringskosten van het Agentschap en BKK) maken geen onderdeel uit van de subsidiebeschikking aan BKK. Met de uitvoering van de overige onderdelen uit het programma Kwaliteitsimpuls is een bedrag gemoeid van plm. 3,2 miljoen over de programmaperiode 2013-2016. 6 1. Uitgangspunten borgen krachtig programma 1.1. Uitgangspunten bouwen voort op huidige programma Allereerst benoemen we een aantal inhoudelijke uitgangspunten, vervolgens een aantal uitvoeringsuitgangspunten en tot slot uitgangspunten voor een succesvolle verdeling van taken en rollen. Voorafgaand aan de presentatie van de uitgangspunten blikken we kort terug op de afgelopen jaren en op de leerpunten die BKK daaruit kan halen voor de nieuwe programmaperiode. BKK is ontstaan in 2008 als gevolg van een verzoek van de toenmalige staatssecretaris van OCW aan het veld om een plan te maken om de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Na een brede eerste consultatieronde bij alle relevante stakeholders is door de direct op de werkvloer betrokken partijen (werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en de belangenvereniging van ouders) verantwoordelijkheid genomen voor verdere uitwerking en uitvoering van alle ideeën. In samenspraak met alle betrokkenen is het vierjarig programma Werken aan excellente kinderopvang verder ontwikkeld en de organisatiestructuur uitgewerkt. Dit leidde in oktober 2008 tot de oprichting van de stichting BKK. Na de toekenning van de subsidie in november 2008 is het plan geoperationaliseerd. BKK was in april 2009 operationeel. Met behulp van een budget van circa € 40 miljoen over vier jaar heeft BKK een reeks van activiteiten uit kunnen voeren en daarmee een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteitsverhoging. Onderwerp Activiteiten Pedagogisch kader Ontwikkeling Pedagogisch kader 4-13 Ontwikkeling Pedagogisch kader gastouderopvang Onderhoud en implementatie Pedagogisch kader 0-4; 4-13; diversiteit Communicatie Kwaliteitsmonitor 0-4 en 4-13 Toekennen opleidingsbudget Selectie van opleidingen en trainingen Toekennen van EVC-procedures Selectie van EVC aanbieders Ondersteuning totstandkoming regionale Convenanten en ondersteuning voortgang en verankering Toekennen Budget Talentontwikkeling Selectie digitale competentiescans Scholingsbudget Samenwerking beroepsonderwijswerkveld Talentontwikkeling Lerende organisatie Ondersteuning pilotprojecten Onderzoek ten behoeve van overdraagbaarheid Activiteiten BKK programmaperiode 2009 – 2012 BKK kan terugzien op een succesvolle periode waarin samen met alle partijen in het veld, de wetenschap en vooral met de kinderopvangorganisaties het merendeel van de beoogde doelstellingen is behaald. De ervaringen die BKK met het uitvoeren van een kwaliteitsprogramma in de branche heeft opgedaan, kunnen van groot nut zijn bij de uitvoering van het nieuwe programma. Eén van de punten die aandacht vroeg, is de relatie tussen BKK en de kinderopvangorganisaties. Vanuit de missie om de kwaliteitsinitiatieven zo breed mogelijk in de sector te verspreiden, is het noodzakelijk om een zo groot mogelijke deelname van kinderopvangorganisaties te realiseren. Het past echter niet bij de positie en de mogelijkheden van BKK om kinderopvangorganisaties tot deelname te verplichten. In plaats daarvan is het de kunst om kinderopvangorganisaties tot deelname te verleiden. De financiële stimulans (subsidieregeling) speelt daarbij een rol, maar minstens even belangrijk is het zichtbaar maken van het belang van kwaliteitsverbetering, de mogelijkheden om verbetering te bereiken en de voordelen in termen van mogelijk lichter extern toezicht. BKK heeft in de afgelopen jaren ondervonden welke communicatiemiddelen wel en niet 7 zinvol zijn en kan daarom maximaal bereik beloven. De realiteit gebiedt te zeggen dat ondanks alle inspanningen een 100% bereik niet gehaald zal worden. Tweede ervaringspunt is de selectie van trainingen die voor een financiële bijdrage in aanmerking komen. In het nieuwe programma worden criteria van kracht die de focus leggen op taal- en interactievaardigheden en effectiviteit. 1.1.1. Noodzaak kwaliteitsverbetering staat niet ter discussie Een programma voor kwaliteitsverbetering berust op de aanname dat de kwaliteit altijd beter kan. Dat dit het geval is, wordt door alle partijen erkend en in diverse onderzoeken bevestigd. En zonder de vele verbeterinitiatieven tekort te doen, kan worden gesteld dat kwaliteitsverbetering nog steeds een vooraanstaande plaats op de agenda verdient. Natuurlijk kent BKK ook de huidige context van bezuinigingen en economische crisis, die werken aan kwaliteit stevig onder druk zet. De slinkende budgetten maken de uitdaging extra groot om op een efficiënte manier de kwaliteit te verhogen. BKK gaat deze uitdaging aan. Voor het komende programma betekent dit extra nadruk op effectiviteit en praktische toepasbaarheid van kwaliteitsinitiatieven. We komen daarop verder in dit hoofdstuk uitgebreid terug. 1.2. Integraliteit, lerende organisatie en samenhang inhoudelijke uitgangspunten voor het nieuwe programma BKK hanteert voor het nieuwe programma een aantal inhoudelijke uitgangspunten, die hieronder worden besproken. 1.2.1. Kwaliteit van de kinderopvang: ontwikkeling van het kind staat centraal, maar er is meer Omdat alle activiteiten uit het BKK-programma tot doel hebben om de kwaliteit van kinderopvang verder te verbeteren is het goed om dit begrip te voorzien van een richting en afbakening. Daarom is het tot stand brengen van een integrale visie een zwaarwegend onderdeel van het programma voor de komende jaren. Het eerste programma van BKK Werken aan een excellente kinderopvang (2009 – 2012) vat kwaliteit van de kinderopvang op als kwaliteit van het personeel en de opleidingen. Ook in dit tweede programma is de kwaliteit van het personeel essentieel. Kwaliteit ontstaat op de werkvloer. Het Pedagogisch kader dat BKK als basis voor pedagogische kwaliteit heeft genomen, is daarvan duidelijk een weerspiegeling. In een integrale visie op kwaliteit is echter niet alleen ruimte voor pedagogische kwaliteit, maar ook voor andere kwaliteitsaspecten. Daarmee wordt maximaal recht gedaan aan de algemeen geaccepteerde omschrijving van goede kinderopvang2: ‘Goede kinderopvang is opvang die kinderen veiligheid biedt, hun persoonlijke en sociale competentie bevordert en hen – liefst in samenspraak met de ouders – regels, normen en waarden bijbrengt’. Deze omschrijving is opgenomen in de Wet kinderopvang en basis voor zowel het Pedagogisch kader als het kwaliteitsconvenant dat BOinK en de Brancheorganisatie Kinderopvang afsluiten en dat als toetsingskader dient voor het toezicht op de kinderopvang. Alle partijen zijn van mening dat deze omschrijving de brede doelstelling van kinderopvang goed weergeeft. De functie van kinderopvang moet dus veel breder worden opgevat dan alleen een voorziening die ouders in staat stelt om te werken. De ontwikkeling van het kind dient centraal te staan. Daarin te investeren is in de eerste plaats het mooiste wat de maatschappij kan doen: kinderen laten uitgroeien tot alles wat ze in zich hebben. Investeren in de ontwikkeling van kinderen is bovendien het verstandigste dat we kunnen doen, want dat rendeert vele malen meer dan investeren op latere leeftijd. Dat blijkt wel uit het recente onderzoek van SEO ‘De waarde van kinderopvang’(rapport 2011-33). De door SEO 2 De kwaliteit van Nederlandse kinderopvang. Rien van IJzendoorn, Louis Tavecchio en Marianne Riksen – Walraven, Boom, Amsterdam 2004. 8 uitgevoerde maatschappelijke kosten-batenanalyse laat zien dat kinderopvang een belangrijke economische waarde vertegenwoordigt en dat investeren in de ontwikkeling van kinderen in de kinderopvang loont: kinderen die zich op jonge leeftijd meer ontwikkelen, bereiken gemiddeld een hoger opleidingsniveau en kunnen daardoor een grotere bijdrage leveren aan de productie en de welvaart. Er zijn zelfs aanwijzingen dat kinderen die zich meer ontwikkelen, later gezonder en gelukkiger zijn en daardoor in mindere mate een beroep doen op zorg- en welzijnsvoorzieningen3. Heckman en Masterov gebruiken de volgende bekende figuur: The productivity argument for investing in Young children, Heckman, James J. en D. Masterov, 2004 Het stimuleren tot ontwikkeling betekent beslist niet dat kinderopvang uitsluitend prestatiegericht is. Kinderen ontwikkelen zich optimaal als ze gewoon plezier kunnen hebben en zich prettig voelen. Samenvattend: integrale kwaliteit is het uitgangspunt voor het BKK-programma. Integrale kwaliteit is gericht op de ontwikkeling van het kind en heeft tegelijkertijd oog voor aspecten als plezier, veiligheid4, gezondheid, de rol van het management, sfeer en cultuur. Uit gesprekken die ter voorbereiding van dit nieuwe programma zijn gevoerd met een groot aantal betrokken partijen waaronder de vakbonden, Brancheorganisatie Kinderopvang, BOinK, programmamanagers van Calibris en Sardes en verschillende (overkoepelende) kinderopvangorganisaties, blijkt dat er consensus is ten aanzien van de mogelijkheid om een integrale visie op kwaliteit te ontwikkelen die in lijn ligt met het hierboven geschetste uitgangspunt. Er is, voor zover nu te overzien, één aspect waar de branche verdeeld over is. Dat is de discussie ten aanzien van de integrale kindcentra, met doorlopende leerlijnen voor kinderen waarin VVE centraal staat. Daarover meer in paragraaf 1.2.3. 1.2.2. De lerende organisatie: pijler voor kwaliteitsverhoging BKK ziet de lerende organisatie als de motor voor blijvende verandering. Onderzoek en de pilot Lerende organisatie in 2012 bevestigen dit. En verandering is waar het om gaat bij kwaliteitsverbetering. BKK hanteert 3 De waarde van kinderopvang, SEO juni 2011 pag. 25. Daarmee wordt zowel fysieke als emotionele veiligheid bedoeld en omvat kwaliteit ook onderwerpen als voorkomen en bestrijden van kindermishandeling. 4 9 de lerende organisatie als uitgangspunt om ingezette kwaliteitsimpulsen verder te brengen en te verankeren waardoor blijvend effect geborgd kan worden. Met de lerende organisatie bedoelen wij een organisatie die zo is ingericht dat mensen – in dit geval pedagogisch medewerkers, kinderen en management - blijven leren. Dat betekent dat er permanente aandacht is voor de vragen: ‘hoe doen we het’, ‘waarom doen we het zo’, ‘bereiken we daarmee de beoogde doelen’, ‘geeft deze reflectie aanleiding tot wijziging in onze uitgangspunten of werkwijze’. Scholing en training zijn vehikels voor gedragsverandering. Kernbegrippen zijn attitude en reflectie, leergierigheid en het boven eigen belang en gedrag kunnen staan. Iedereen, in alle geledingen van de organisatie, is lerend en wil zichzelf verbeteren. In een lerende organisatie passen geen losse, op zichzelf staande trainingen. Alle activiteiten worden ingebed in een bredere context. Leren en ontwikkelen wordt een vanzelfsprekend onderdeel van werken in de kinderopvang. Leren wordt dan effectiever omdat er geen kloof is tussen theorie en praktijk. Leren wordt bovendien leuker omdat medewerkers de directe toepasbaarheid zien. In het geval van kwaliteitsverbetering begint het bij zelfreflectie en concreet inzicht in de huidige kwaliteit. Dan wordt het mogelijk om heel gericht te investeren in de onderwerpen die voor deze specifieke organisatie of medewerker prioriteit moeten hebben. Vervolgens maakt de context van de lerende organisatie dat management en medewerkers onderling elkaar voortdurend blijven aanspreken op het blijven toepassen van nieuw gedrag en het initiëren van weer nieuwe verbeteringen, die de kwaliteit op een nog hoger peil kunnen brengen. Het principe van de lerende organisatie is voor BKK het uitgangspunt voor de nieuwe kwaliteitsimpuls. Voor het onderdeel taal- en interactievaardigheden betekent dit dat de mate waarin activiteiten zijn of zullen worden ingebed in een lerende organisatie mee zal wegen bij de toekenning van subsidie. Daarmee formuleren we tevens als uitgangspunt dat het bereiken van een bepaald taalniveau (2F, 3F) of interactieniveau als uitkomst van een training geen criterium op zich is. Waar het om gaat is dat de interactie tussen pedagogisch medewerker /gastouder en kind/ouder/collega op een kwalitatief hoger niveau komt. Voor het onderdeel kwaliteitsmeting geldt hetzelfde. Niet het meetresultaat op zich is belangrijk, maar de mogelijkheid om op basis van de uitkomst gerichte interventies uit te kunnen voeren, de kwaliteit transparant en inzichtelijk te maken en vervolgens de kwaliteit ook daadwerkelijk te borgen. 1.2.3. Stimuleren integratie kinderopvang, VVE en basisonderwijs in kwaliteitsvisie nader verkennen Over de relatie tussen kinderopvang, peuterspeelzalen, VVE en basisonderwijs lopen de meningen van partijen uiteen. Sommigen zijn voorstander van een strikte scheiding, anderen van integratie tot één voorziening. BKK neemt daar geen standpunt over in. In de te ontwikkelen integrale kwaliteitsvisie zal dit onderwerp nader uitgewerkt worden. In afwachting van deze te ontwikkelen kwaliteitsvisie zijn er in het BKK-programma bewust (nog) geen middelen geraamd voor bijvoorbeeld stimulering van integrale kindcentra en evenmin voor VVE-trainingen. Daarvoor is ook een praktische reden. De financieringsstromen van de overheid ten behoeve van kinderopvang, VVE en onderwijs zijn strikt gescheiden. Het is niet de bedoeling om met het programma te treden in of te concurreren met het gemeentelijk VVE-beleid of het door het ministerie van OCW bekostigde onderwijs. En het is niet nodig om met kinderopvanggelden activiteiten te subsidiëren die al langs andere wegen worden bekostigd. Wel is het denkbaar dat de aansluiting bij andere voorzieningen één van de toetsingscriteria wordt voor een effectieve stimulering van taal- en interactievaardigheid of in de kwaliteitsmeting als indicator wordt opgenomen. 1.2.4. Twee kwaliteitsinitiatieven specifiek door BKK in te vullen Waarom richt BKK zich nu juist op de onderwerpen ‘taal- en interactievaardigheden van reeds werkzame pedagogisch medewerkers’ en ‘kwaliteitsvisie, -meting en -borging’ en niet op andere onderwerpen? 10 Het onderwerp taal- en interactievaardigheden sluit aan bij de focus van BKK, de kwaliteit zoals die op de werkvloer ontstaat in de interactie tussen pedagogisch medewerkers/gastouders enerzijds en kinderen/ouders anderzijds. Taal is een belangrijk vehikel voor kwaliteit. Het onderwerp kwaliteitsvisie, -meting en -borging sluit aan bij de ontstaansreden van BKK: opgericht door de branche vanuit het gezamenlijk doel om de kwaliteit van kinderopvang te verbeteren. De ontwikkeling van een integrale visie versterkt dit gezamenlijke belang. Als organisatie die wordt bestuurd door de belangenorganisaties vanuit verschillende invalshoeken, is BKK de organisatie bij uitstek die een dergelijke taak op zich kan nemen. Zo is de kwaliteitsverhoging voor de reeds werkzame pedagogisch medewerkers een onderwerp waaraan de vakbonden die BKK mede besturen, een wezenlijke bijdrage kunnen leveren. Zij kunnen immers de belangen van medewerkers in het programma borgen en tegelijkertijd een belangrijke rol spelen in de communicatie met de medewerkers. Kwaliteitsmeting en -borging is een taak voor iedere individuele kinderopvangorganisatie, die zich in BKK vertegenwoordigd weet door Brancheorganisatie Kinderopvang. De deelname van BOinK in het bestuur borgt de aansluiting van kwaliteit bij de wensen van de ouders als klanten, bijvoorbeeld op het vlak van transparantie. Een pragmatisch tweede antwoord op de vraag ‘waarom juist deze onderwerpen’ is dat BKK met de keuze voor deze onderwerpen voorkomt dat er doublures ontstaan met andere initiatieven, maar zijn plaats inneemt te midden van andere actoren als ROC’s, Calibris, de toezichthouders, de bonden, Brancheorganisatie Kinderopvang en BOinK. Elke actor richt zich op andere onderwerpen, zodat een brede waaier ontstaat die vele kwaliteitsaspecten dekt. Voor een groot deel – maar niet volledig - zijn deze initiatieven samengebracht in de kwaliteitsagenda die SZW en partijen in de loop van 2011 hebben ontwikkeld. 1. Inzet personeel 9. Focus in toezicht 8. Versterken tegenkracht 2. Veiligheid 3. Taal en interactie in de opleiding Kwaliteitsagenda 7. Ondernemers zijn transparant 4. Taal en interactie zittend personeel 6. Ondernemers meten kwaliteit 5. Beter management Op basis van integrale kwaliteitsvisie Bron: Brief SZW aan Tweede Kamer d.d. 5 maart 2012 (bewerkt tot figuur) Onderwerpen kwaliteitsagenda BKK ziet een duidelijke samenhang met andere kwaliteitsinitiatieven. We komen daarop terug in hoofdstuk 2. Het feit dat BKK voor deze onderwerpen kiest, laat onverlet dat BKK een bredere visie onderschrijft. Om versnippering te voorkomen, is in het nieuwe programma echter gekozen voor een gerichte focus, die hierna is toegelicht. 11 1.3. Focus, flexibiliteit en effectiviteit uitgangspunt voor uitvoering programma Naast de inhoudelijke uitgangspunten, in de vorige paragraaf beschreven, hanteert BKK ook uitgangspunten voor de uitvoering van het programma. 1.3.1. Focus in activiteiten maakt inzet steviger en bereik groter Effectiviteit vraagt om focus; een stevige impuls voor een beperkte selectie uit alle denkbare activiteiten. Dat maakt het mogelijk om werkelijk aandacht te besteden aan de gekozen activiteiten. Bovendien getuigt het van realiteitszin: in deze tijd, met een budget dat veel kleiner is dan in de vorige programmaperiode, is het niet mogelijk om duizend bloemen te laten bloeien. De ervaring in het huidige programma leert dat als er geen selectiebeleid is ontwikkeld dat specifiek is gericht op het aanbrengen van focus, deze focus niet vanzelf ontstaat. Voor de subsidieregeling taal- en interactievaardigheden betekent dit dat in het nieuwe programma nog maar een beperkt aantal trainingen voor vergoeding in aanmerking komt. Dit zullen trainingen zijn die kunnen bogen op bewezen effectiviteit en kwaliteit. In hoofdstuk 3 werken we een en ander uit. Voor de kwaliteitsmeting betekent dit dat – ook al is de onderliggende kwaliteitsvisie integraal – de mogelijkheid moet bestaan om de meting te richten op aspecten die de meeste concrete aanknopingspunten voor verbetering bieden of het meest voorzien in de transparantiebehoefte van ouders en andere stakeholders. Tegelijkertijd moet het meetinstrument flexibel zijn, zodat snel ingespeeld kan worden op nieuwe inzichtbehoeften. We komen in hoofdstuk 4 op dit uitgangspunt terug. Met het aanbrengen van een focus op effectiviteit heeft BKK nadrukkelijk het oog op een focus naar inhoud, kwaliteit van de activiteiten en de methode. Het is niet de bedoeling om een focus aan te brengen in het bereik. Integendeel, doel is juist om zo veel mogelijk kinderopvangorganisaties te bereiken. De uitwerking van het programma beoogt dusdanig te zijn dat voor zowel grote als kleine organisaties aantrekkelijk is om deel te nemen en te investeren. 1.3.2. Effectiviteit van middeleninzet belangrijke toetssteen Effectiviteit van de activiteiten zal in het nieuwe BKK-programma een belangrijke rol spelen. Elke euro zal zijn meerwaarde moeten bewijzen. Dat is mede de reden dat de lerende organisatie hierin zo’n centraal begrip is. Voor de taal- en interactietrainingen en kwaliteitsmetingen betekent dit bijvoorbeeld dat de organisaties bij het aanvragen van een subsidie zullen moeten aangeven hoe zij de opgedane kennis verder implementeren en borgen. Om dit te faciliteren zal BKK zorgen voor instructie- en voorlichtingsmateriaal, zodat de kinderopvangorganisaties maximaal profijt kunnen trekken van de trainingen en kwaliteitsmetingen. Meer in het algemeen is maximale effectiviteit van de ingezette middelen gewenst. BKK kiest ervoor om deze effectiviteit op meerdere fronten te waarborgen en inzichtelijk te maken: enerzijds aan de voorkant en tijdens het traject, anderzijds aan de achterkant (resultaten). Aan de voorkant van het programma worden het aanbod aan trainingen en de kwaliteit van het kwaliteitsinstrumentarium zorgvuldig gescreend. Aan de achterkant worden het bereik van de middelen, de waardering ervan en voor zover mogelijk de output in beeld gebracht. Taal- en interactievaardi gheden Effectiviteitsborging aan de voorkant en tijdens het traject Effectiviteitsborging aan de achterkant Selecteren van bewezen effectieve trainingen dan wel methoden Voor zover dit niet mogelijk is: trainingen die naar het oordeel van BKK op basis van een doordracht concept effectief zullen zijn Meten van het bereik van de trainingen In kaart brengen de waardering van deelnemers (via een eenvoudige webtool) Gebruik maken van eventuele 12 Effectiviteitsborging aan de voorkant en tijdens het traject Zo veel mogelijk kiezen voor gerenommeerde trainingsinstituten en trainers, opvragen van referenties Scherp bewaken van de focus op taal en interactie, en de mate waarin de training is gericht op kinderopvang, zie hoofdstuk 3 Vooraf opvragen van een borgingsplan van de kinderopvangorganisaties Integrale visie op kwaliteit De integrale visie wordt ontwikkeld door de branche zelf, op basis van een breed draagvlak Het instrument / de instrumenten moet(en) voldoen aan de vooraf geformuleerde eisen, zie hoofdstuk 4 Effectiviteitsborging aan de achterkant effectiviteitsmetingen die toch al worden uitgevoerd Meten van het percentage kinderopvangorganisaties dat het instrumentarium eind 2015 hanteert de waardering van de kinderopvangorganisaties voor het instrumentarium de waardering van de ouders voor het instrumentarium voor zover mogelijk binnen het tijdsbestek van het programma: de mate waarin kinderopvangorganisaties op basis van het instrumentarium maatregelen ter verbetering van de kwaliteit hebben genomen Tussentijdse jaarlijkse evaluaties door systematische analyse van de voortgang en bevindingen Instrumenten om effectiviteit te maximeren Beide onderdelen Middelen zoveel mogelijk naar de werkvloer: geen uitgebreide nulmetingen en effectmetingen Uit het bovenstaande zal duidelijk geworden zijn dat BKK niet kiest voor een uitgebreide nulmeting en effectmeting in enge zin (startsituatie en output- of outcomemeting). Daarvoor zijn meerdere redenen. Voor de taal- en interactietrainingen geldt dat de uiteindelijke outcome een kwaliteitsverhoging van de kinderopvang is. Echter: deze kwaliteit is van veel meer factoren afhankelijk dan alleen van de trainingen. Het isoleren van het effect van taal- en interactietrainingen is een vraagstuk dat in wetenschappelijk onderzoek moet worden opgelost. Daar waar kinderopvangorganisaties zelf – bijvoorbeeld via de NCKO-monitor – effecten in beeld hebben gebracht die aan taal- of interactietrainingen zijn toe te schrijven, zal BKK deze meenemen in de effectiviteitsverantwoording. Voor het kwaliteitsinstrumentarium geldt dat – naar BKK verwacht - vele kinderopvangorganisaties het instrumentarium niet eerder dan eind 2015 zullen gaan toepassen. Immers, er is eerst tijd nodig voor het selecteren, zo nodig doorontwikkelen en vervolgens implementeren van het instrumentarium. Vervolgens is er tijd nodig voor het nemen van maatregelen en het verankeren daarvan in de organisatie. Daardoor zullen binnen de duur van het programma nog geen effecten op de kwaliteit zichtbaar zijn. 13 BKK gaat uit van een budget van € 20 miljoen over een periode van vier jaar voor beide onderdelen samen. Ten opzichte van het budget van het programma Werken aan excellente kinderopvang is dit een halvering. Als we het jaar 2012 bezien blijkt dat in dat jaar alleen al het BKK-Opleidingsbudget plm. € 9 miljoen bedroeg. Dit betekent in de eerste plaats dat BKK ten aanzien van de effecten geen onrealistische verwachtingen moet uitspreken. Grootse nul- en effectmetingen passen daar niet in. In de tweede plaats kiest de BKK als uitgangspunt, dat de middelen zo veel mogelijk ten goede dienen te komen aan de werkvloer. Daarmee vallen nul- en effectmetingen al snel buiten de scope. Concluderend: BKK kiest voor een doordachte effectiviteitsgarantie vooraf, een praktische en lichte inventarisatie tijdens het proces, gecompleteerd door een meting van bereik en waardering van de ingezette middelen. De kennis die BKK opdoet en heeft opgedaan over effectiviteit van trainingen en kwaliteitsinstrumenten, zal BKK doorgeven aan de kinderopvangorganisaties via praktische handreikingen zoals een checklist om medewerkers te kunnen selecteren voor deelname aan een training. BKK zal het eigen functioneren evalueren via een nog nader te bepalen instrument. 1.3.3. Cofinanciering weerspiegelt gezamenlijke verantwoordelijkheid BKK is van mening dat een 100%-vergoeding voor trainingen of voor het toepassen van kwaliteitsinstrumentarium weliswaar zou kunnen passen bij de wens van kinderopvangorganisaties in deze economisch moeilijke tijd, maar zich minder goed verhoudt met de gedachte aan een lerende organisatie die zelf ook zijn verantwoordelijkheid neemt. Bovendien zou bij een 100%-vergoeding het bereik van de middelen sterk afnemen. Daarom hanteert BKK het principe dat voor elke activiteit cofinanciering nodig is van andere partijen. Voor de taal- en interactietrainingen betekent dit dat de kinderopvangorganisatie zelf de verlet- en verblijfskosten draagt. Voor de toepassing van het kwaliteitsinstrumentarium in de programmaperiode geldt hetzelfde. Voor de ontwikkeling van de visie en de selectie van het instrumentarium geldt dat van de partijen die worden uitgenodigd hierin als belanghebbende te participeren, wordt verwacht dat zij geen kosten voor hun inspanning in rekening zullen brengen. 1.4. Uitgangspunten voor rol van BKK passen bij inhoud en uitvoering Na de inhoudelijke uitgangspunten en de uitgangspunten voor de uitvoering van het programma kan de vraag worden beantwoord welke rol BKK nu precies zal hebben. Daarvoor gelden de volgende vier uitgangspunten. 1.4.1. BKK medeverantwoordelijk voor bereiken doelstellingen BKK committeert zich aan het programma voor de komende vier jaar door zich ook zelf verantwoordelijk te maken. En daarmee bedoelen we niet alleen verantwoordelijk voor een correcte uitvoering en bijbehorende inspanning, maar ook voor het succes van het programma. BKK mag dus aangesproken worden op de effectiviteit van de middeleninzet, met andere woorden: op de mate waarin de doelstellingen van het programma worden behaald. Die verantwoordelijkheid kan BKK niet alleen dragen. Daarvoor is het succes te zeer mede afhankelijk van de inzet van andere stakeholders, zoals de kinderopvangorganisaties zelf. Maar BKK moet wel kunnen aantonen dat voortdurend de meest effectieve inzet van middelen is gekozen, dat de middelen op de beoogde wijze zijn gebruikt en dat er voldoende aandacht is geweest voor effectiviteit en eventuele bijsturing van het programma. In paragraaf 1.3.3. hebben wij al aangegeven dat wij zullen afzien van het formuleren van concrete outcomeof outputdoelstellingen voor de trainingen en de toepassing van het kwaliteitsinstrumentarium uit oogpunt van tijd- en middelenbesteding. 14 Voor wat betreft de ontwikkeling van de kwaliteitsvisie ligt de doelstelling duidelijker. Om als basis voor de keuze van een kwaliteitsinstrumentarium te kunnen dienen, dient er een visie op kwaliteit te liggen die voldoende richting geeft en op breed draagvlak kan rekenen. Bovendien dient de visie, om nog voldoende tijd over te houden voor de keuze en invoering van het instrumentarium, binnen niet al te lange tijd gereed te zijn. Wij gaan uit van een doorlooptijd van acht maanden gerekend vanaf 1 september 2013. Voor de zomer van 2014 kan dan worden gestart met de instrumentselectie, die in 2014 moet zijn afgerond. In 2014 wordt al een start gemaakt met het traject van communicatie en implementatie, zodat kinderopvangorganisaties de tijd hebben om in 2015 het instrumentarium te gaan toepassen. In de kwaliteitsagenda is aangegeven dat de minister van SZW ernaar streeft dat uiterlijk eind 2015 iedere ondernemer de aangeboden kwaliteit meet en transparant maakt. Die streefdatum houden ook wij aan, met daarbij de kanttekening dat door de latere start van het programma (als gevolg van een langer traject dan gedacht om de subsidie beschikking af te geven) de oorspronkelijke doelstelling, dat er eind 2015 sprake zou kunnen zijn van een afgerond traject, niet meer aan de orde is. BKK gaat ervan uit dat eind 2015 alle ondernemers bekend zijn met de meetinstrumenten en een start maken met het gebruik ervan. 2016 wordt dan het jaar van de implementatie en borging. BKK verbindt zich om deze datum haalbaar te maken door: instrumentarium te kiezen dat in de behoefte voorziet, laagdrempelig te gebruiken en niet te kostbaar is (zie voor deze en andere criteria hoofdstuk 4); een adequaat communicatieplan op te stellen en uit te voeren; kinderopvangorganisaties maximaal te stimuleren het instrument te gebruiken. Voor beide onderwerpen – taal- en interactie en kwaliteitsmeting en -borging – geldt dat er ook na afloop van het BKK-programma het nodige te doen zal zijn. BKK zal het programma zo vormgeven, dat de sector zelf ermee verder kan. Onderdeel van het programma is dan ook een toolkit/infrastructuur die ook na 2016 kan worden gebruikt. Overtuiging in plaats van afdwingen, ook in kleine organisaties De medeverantwoordelijkheid voor het bereiken van de programmadoelstellingen zal worden vertaald in een verleidingsstrategie, met als doel de kinderopvangorganisaties – en zeker ook de kleine – ervan te overtuigen dat een kwaliteit van kinderopvang niet tot stand komt zonder een gerichte aanpak. Daar zal ook het accent op liggen in de communicatie. Naast de voordelen van betere mogelijkheden voor profilering en verbetering is er ook het voordeel van een geringere intensiteit van het externe toezicht, zoals de kwaliteitsagenda stelt. De intensiteit kan worden afgestemd op de invulling van de eigen kwaliteitsborging. De optie dat als de sector er niet in slaagt om zelf de verantwoordelijkheid voor kwaliteitsborging te dragen, de minister dit eventueel kan afdwingen, is een stok achter de deur, maar zeker niet de insteek voor de communicatie. 1.4.2. BKK wil een gesprekspartner met een duidelijke missie zijn BKK neemt dus mede de verantwoordelijkheid voor het resultaat van het programma. Bij verantwoordelijkheid hoort echter ook de mogelijkheid om die te dragen. Dat betekent dat de rol van BKK steviger zal zijn dan in het huidige programma. Een rol uitsluitend als ‘doorgeefluik’ van budget en informatie past niet. Een rol als ‘bevoegd gezag’ past echter evenmin. BKK heeft niet de positie om deelname van kinderopvangorganisaties aan het programma af te dwingen, en wil dit ook helemaal niet. Het is de overtuigingskracht van de inhoudelijke uitgangspunten die kinderopvangorganisaties ertoe moet brengen om deel te nemen. In het huidige programma is gebleken dat het bottom up ontwikkelen van regelingen en faciliteiten en het aansluiten bij de werkvloer succesfactoren zijn. Die willen we in het nieuwe programma continueren. Alleen dan zullen training en verbetermaatregelen werkelijk blijvend effect hebben. Net als in het eerste programma zal BKK in het tweede programma de samenwerking met anderen zoeken. 15 1.4.3. Rol BKK toegespitst op specifieke onderwerp De onderwerpen waar BKK zich de komende jaren op zal richten, zijn verschillend van aard. Daarbij passen dus ook verschillende rollen. Voor de subsidieregeling taal- en interactietrainingen geldt het volgende: voor zover middelen worden ingezet voor trainingen, vervult BKK de rol van kritisch samensteller van het trainingenaanbod en kritisch volger van de kwaliteit en effectiviteit van trainingen; Voor het onderwerp kwaliteitsmeting en -borging geldt het volgende: BKK fungeert als trekker voor de activiteiten die moeten leiden tot de kwaliteitsvisie en instrumentselectie zoals in de kwaliteitsagenda voorzien, en voert die activiteiten ook zelf uit; BKK kan onderdelen van dit traject uitzetten bij derden, maar houdt zelf de verantwoordelijkheid en regie; voor zover middelen worden ingezet voor productontwikkeling, vervult BKK de rol van opdrachtgever, zo nodig co-onderzoeker en kritisch beoordelaar van het resultaat. BKK voert deze taken uit namens de drie partijen die het bestuur van BKK vormen. Dat laat onverlet dat partijen elk hun eigen rol en verantwoordelijkheid hebben als het gaat om kwaliteit: vertegenwoordiging van ouders die kwaliteit (willen) afnemen, van pedagogisch medewerkers die de kwaliteit daadwerkelijk leveren en van ondernemers die de kwaliteit borgen en transparant maken en de pedagogisch medewerkers faciliteren. Filosofie die aan kwaliteitsmeting en -borging ten grondslag ligt is dat BKK een stimulerende impuls geeft aan de branche. Het beoogde doel is dat door een tijdelijke interventie normalisatie in de branche gerealiseerd wordt. Onder normalisatie in de branche wordt een structurele verbetering verstaan waarbij taken, rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op de juiste plek zijn belegd en tevens structureel geborgd zijn. Dit betekent dat BKK de rol op zich neemt om anderen te stimuleren en onderwerpen de komende maanden te adresseren om duurzame (kwaliteits)verbetering in de branche te realiseren. Samen met betrokken partijen wordt zodoende toegewerkt naar de gewenste situatie in de branche: duurzame verankering. Daar waar anderen voldoende toegerust zijn, kan BKK zich terugtrekken. De partijen die het bestuur van BKK vormen hebben –naast hun rol als bestuurder van BKK- uiteraard hun rol vanuit de organisatie die zij vertegenwoordigen. BKK is van mening dat de beide rollen elkaar kunnen versterken. 1.4.4. BKK neem de verantwoordelijkheid voor de verbindende rol Bij de voorbereiding van het nieuwe programma bleek dat partijen behoefte hebben aan een verbindende functie, die werkt als vraagbaak, katalysator en zo nodig bemiddelaar om doublures in en buiten de kwaliteitsagenda te voorkomen, maximale afstemming te bereiken en zodoende een extra impuls aan de kwaliteitsverhoging te geven. Als bureau dat zelf tripartiete wordt bestuurd en gewend is om de samenwerking met anderen te zoeken, kan en wil BKK deze verbindende functie vervullen. BKK heeft immers geen enkel ander belang dan het gezamenlijk belang voor goede kwaliteit van de kinderopvang en kan dus onafhankelijk te werk gaan. BKK beschikt bovendien over het sectorinzicht dat nodig is om niet alleen de initiatieven te kennen maar ook de knelpunten, mogelijke belangen en gevoeligheden. BKK heeft een zeer uitgebreid netwerk in de branche. BKK neemt daarom de verantwoordelijkheid voor een verbindende rol die niet berust op verplichtingen en sancties maar op overtuiging en stimulering. Deze verantwoordelijkheid past bij de slagvaardige en krachtige koers die BKK volgt. In het volgende hoofdstuk werken wij deze rol nader uit. 16 In de voorbereiding voor dit programma is gesproken over de vraag of BKK ook de rol van kenniscentrum zou moeten vervullen. Momenteel zijn hier duidelijke, echter tegengestelde, visies over. Daardoor zijn er in deze subsidieaanvraag nog geen activiteiten voor deze rol opgenomen. Mogelijk blijkt in de loop der tijd dat een rol van BKK als kenniscentrum (dan wel kennismakelaar) in een behoefte zou voorzien en op draagvlak kan rekenen. Als dat het geval is, zal BKK trachten aanvullende financiering te genereren en te onderzoeken in hoeverre deze rol past in het nieuwe programma. 17 2. Verbindende activiteiten vormen rode draad in programma BKK De concrete activiteiten in het nieuwe programma van BKK, (taal- en interactievaardigheden en kwaliteitsvisie, -meting en –borging) zijn weliswaar afzonderlijk te onderscheiden activiteiten, maar BKK benadert ze als onderdelen van haar integrale doelstelling om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Er zijn duidelijke verbindingen met de andere activiteiten van BKK, maar ook met activiteiten van andere actoren. Dat geldt zowel binnen als buiten de Kwaliteitsagenda van SZW. Binnen de Kwaliteitsagenda is bijvoorbeeld een duidelijke samenhang te zien tussen het onderwerp taal- en interactievaardigheden van zittend personeel en taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers in opleiding (onderwerp 3 uit de agenda). Taal- en interactievaardigheden hangen verder ook samen met het functioneren van het management (onderwerp 5 uit de agenda). Als leidinggevenden geen voorbeeldrol vervullen voor medewerkers als het gaat om taal- en interactievaardigheden en als leidinggevenden hun medewerkers niet aanspreken op deze vaardigheden, is het rendement van cursussen en trainingen heel gering. Een voorbeeld: uit het in 2011 gepresenteerde CORE-onderzoek5 blijkt dat de rol van leidinggevenden een cruciale succesfactor is. Het onderwerp ‘meten en borgen van kwaliteit’ hangt nauw samen met het onderwerp ‘ondernemers zijn transparant’ (onderwerp 7) omdat het meten van kwaliteit ook het transparant maken van kwaliteit omvat. Meten om het meten komt de kwaliteit niet ten goede, het gaat erom dat ouders, toezichthouders en andere stakeholders de organisatie kunnen aanspreken op kwaliteit en natuurlijk dat kinderopvangorganisaties op basis van de metingen de kwaliteit verbeteren op de punten waarop dat aangewezen is. In het hoofdstuk over de kwaliteitsmeting/borging komen we daar nog op terug. Transparantie heeft ook alles te maken met heeft het versterken van tegenkracht in de vorm van governance en ouderinbreng (onderwerp 9) omdat transparantie van kwaliteit de ouders in de gelegenheid stelt als geïnformeerd gesprekspartner te fungeren. Borging van resultaten gaat dan beter. Samenhang is ook te zien als het gaat om kinderopvang en VVE. Het is niet de bedoeling om VVE-activiteiten te faciliteren, maar er kan wel degelijk worden geprofiteerd van de kennis en ervaring die binnen de VVE is opgedaan met effectieve programma’s. De kennis die in VVE-trainingen is opgenomen over de wijze waarop een kind zich ontwikkelt en de wijze waarop een pedagogisch medewerker daarop in kan gaan, is goed bruikbaar. Afstemming van initiatieven heeft in de ogen van BKK daarom duidelijke meerwaarde als het gaat om effectiviteit en efficiency. Gebruik maken van elkaars bevindingen en instrumenten kan veel dubbel werk en kosten besparen. BKK onderscheidt vijf elementen waaruit het belang van verbinding nadrukkelijk blijkt. Hieronder worden ze kort beschreven. Op een aantal ervan is in het vorige hoofdstuk al ingegaan. 2.1. Visietraject Het eerste verbindende element is de integrale kwaliteitsvisie. BKK ziet deze visie in feite als de basis en toetssteen van alle andere activiteiten, zowel binnen als buiten de kwaliteitsagenda. Op deze manier wordt bereikt dat initiatieven elkaar versterken en maximaal effectief zijn. 5 Competence Requirements in Early Childhood Education and Care, University of East Londen and University of Ghent (prof. dr. Mathias Urban, dr. Arianna Lazzari MA, prof. dr. Michel VandenBroeck, dr. Jan Peeters, Katrien van Laere MA), September 2011. In opdracht van de Europese Commissie. Zie o.a. p. 50/51. 18 2.2. Pedagogisch kader Het Pedagogisch kader is te zien als een uitwerking van de pedagogische kwaliteit die de kinderopvang zou moeten bieden. De verbinding met taal- en interactietrainingen en kwaliteitsvisie en -meting moet worden gelegd door te bewaken dat zowel de trainingen waarvoor subsidie wordt gegeven als het meetinstrumentarium het gedachtegoed van het Pedagogisch kader vertegenwoordigen en verder uitdragen. Het Pedagogisch kader kan dienen als toetssteen bij de beoordeling van trainingen, zodat kan worden nagegaan of de training voldoende rekening houdt met de manier waarop jonge kinderen zich ontwikkelen en voldoende is toegespitst op de kinderopvang, waar naast spelen ook verzorging (eten, verschonen) belangrijk is als bron voor taalontwikkeling. Daarnaast is het Pedagogisch kader niet alleen bedoeld voor reeds werkzame medewerkers maar ook voor medewerkers in opleiding. Daarmee komt ook de relatie met de ROC’s weer in beeld, en de verbindende rol die BKK daarin wil vervullen. 2.3. Lerende organisatie Kwaliteitsmeting en –transparantie zijn twee wezenlijke kenmerken van een lerende organisatie. De lerende organisatie is daarbij - zoals gezegd - de basis die garandeert dat kwaliteitsverbetering aansluit bij de concrete verbeterpunten van een organisatie én in de organisatie wordt verankerd. Door bij het toewijzen van trainingssubsidie als voorwaarde te stellen dat de kinderopvangorganisatie aangeeft hoe zij de trainingsresultaten wil borgen in de organisatie wordt het gedachtengoed van de lerende organisatie toegepast. 2.4. Verbindingsfunctie Verbinding tussen initiatieven komt niet vanzelf tot stand. Het is ook om die reden dat partijen behoefte hebben aan een verbindingsfunctie die helpt om eenheid en afstemming te bereiken. Niet door verbinding af te dwingen (voor zover dat al mogelijk zou zijn) maar door op basis van acceptatie en verstandig argumenteren partijen op één lijn te brengen. BKK als tripartiet bestuurde organisatie wil die functie actief vervullen. Het gaat dan wel uitdrukkelijk om een lichte vorm, dus zeker niet om een bureaucratisch systeem van voortgangs- en afstemmingsbewaking. Eerder is er behoefte aan een vraagbaak die tips doorgeeft, het proces versnelt als vertraging op dreigt te treden en bemiddelt als zich afstemmingsproblemen voordoen. BKK ziet zijn verbindende rol als onderdeel van haar nieuwe programma. De verbindende rol komt in ieder geval aan de orde bij de ontwikkeling van de integrale kwaliteitsvisie, omdat dit de basis is voor alle andere werkzaamheden. Een tweede aandachtsgebied zal zijn het stroomlijnen van de activiteiten uit de kwaliteitsagenda. Denkbare instrumenten zijn een periodiek afstemmingsoverleg maar meer nog het onderhouden van het netwerk en het alert reageren op signalen. Een derde aandachtsgebied kan zijn de afstemming tussen kwaliteitsagenda en overige kwaliteitsinitiatieven. Ook hier gaat het weer vooral om netwerken en zo nodig stimuleren en bemiddelen. Omdat de verbindingsrol vooral wordt ingezet op het moment dat het nodig is, is het niet mogelijk om op voorhand concrete resultaten of doelstellingen aan te geven. Vooralsnog is dit programmaonderdeel in de subsidietoekenning niet gehonoreerd. Voor de nadere uitwerking van het programma in 2014 en verder zal dit onderdeel worden geconcretiseerd, waarbij een verzoek tot aanvullende subsidie zal worden ingediend. 2.5. Maximaal rendement te halen uit huidige programma BKK heeft eind 2012 een aantal activiteiten uit het programma Werken aan excellente kinderopvang afgerond. Een beperkt aantal activiteiten uit dit programma loopt in 2013 nog door. BKK ziet duidelijke verbanden tussen het vorige en het nieuwe programma en zal waar nodig een verbinding leggen. Het is zaak om in het nieuwe programma maximaal aan te sluiten op de resultaten van het vorige programma en te bevorderen dat op deze resultaten wordt voortgebouwd. 19 3. Taal- en interactievaardigheden pedagogisch medewerkers sleutel tot stimuleren ontwikkeling kind Na de beschrijving van de algemene uitgangspunten richten we ons in dit en het volgende hoofdstuk op de twee specifieke programmaonderdelen voor de komende jaren. In dit hoofdstuk 3 is dat de stimulering van taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers en gastouders, in hoofdstuk 4 de kwaliteitsvisie, kwaliteitsmeting en –borging. In deze twee hoofstukken worden de uitgangspunten nader toegespitst op beide programmaonderdelen. De hoofdstukken zijn relatief kort omdat de uitgangspunten al uitgebreid zijn toegelicht in de eerste hoofdstukken. U vindt in hoofdstuk 3 de volgende onderwerpen: de inhoudelijke context van taal- en interactievaardigheden, de relatie tussen die twee en de vertaling daarvan naar het BKK-programma (3.1.); uitwerking van het beschikbaar stellen van een subsidie aan trainingen (3.2.); uitwerking van de wijze waarop trainingsaanvragen worden beoordeeld (3.3); 3.1. Taal- en interactievaardigheden onlosmakelijk met elkaar verbonden Taal- en interactievaardigheden noemen wij in het programma in één adem, en dat is niet voor niets. Het is evident dat pedagogisch medewerkers de Nederlandse taal moeten beheersen, maar dat draagt nog niet direct bij aan de ontwikkeling van een kind. Het heeft pas een meerwaarde als de pedagogisch medewerker die vaardigheid benut om het kind te stimuleren in zijn ontwikkeling. Daarvoor zijn interactievaardigheden nodig. Omgekeerd is interactievaardigheid zonder taalvaardigheid onvoldoende om het kind te stimuleren. Ook bij kleine kinderen is de taal een wezenlijk onderdeel van de interactiel. Taal is een vehikel voor ontwikkeling, en dat niet alleen in cognitieve zin. ‘Taal prikkelt de verbeelding. Taal biedt mogelijkheden om emoties te begrijpen en zelfs te sturen’ (citaat uit Pedagogisch kader 0-4 jaar pag. 197). Daarnaast zijn taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers gericht op communicatie met de ouders en collega’s. In de collegiale sfeer zijn deze vaardigheden van belang bij het elkaar aanspreken, bij kindbesprekingen en voor wat betreft het gebruik van de vaktaal. Een open aanspreekcultuur is een belangrijk aspect voor de kwaliteit en essentieel voor tijdige interventiemogelijkheden bij signalering van gedrag en situaties die voor het kind schadelijk zouden kunnen zijn. In de kinderopvang is het stimuleren van de ontwikkeling van het kind ingebed in het dagprogramma. Kinderen hebben niet een uur ‘ontwikkeling’ en gaan daarna iets anders doen; ze ontwikkelen zich tijdens alle activiteiten (bv. het eten en verschonen). Taal- en interactievaardigheden zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden, wil er sprake zijn van effectiviteit. In de politiek is de afgelopen tijd de aandacht vooral uitgegaan naar taalvaardigheid. Het feit dat die beter dan interactievaardigheid gemeten en in concrete niveaus en doelen kan worden uitgedrukt, heeft daarbij geholpen. In de branche is echter de breed gedragen mening dat alleen een goed samenspel van taal en interactie maximaal kan bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. BKK heeft effectiviteit hoog in het vaandel staan en vertaalt daarom deze integrale benadering in het programma. Dat verbetering van taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers nodig is, staat buiten discussie. De meest recente meting van de kwaliteit van de kinderopvang (kinderdagverblijven, NCKO 2012) dat verdere verbetering van de kwaliteit nog gewenst is. Met name op de zogenoemde educatieve vaardigheden (‘praten en uitleggen; stimuleren van de ontwikkeling; begeleiden van interacties tussen 20 kinderen’) is kan nog goed winst behaald worden. Een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam uit 2010, toonde aan dat bijna een kwart van de pedagogisch medewerkers in Amsterdam laaggeletterd was6. De overheid stelt een substantieel deel van de beschikbare middelen beschikbaar om een bijdrage te leveren in het verbeteren van de taal- en interactievaardigheden. Deze regeling wordt uitgevoerd door het Agentschap van SZW. De subsidie wordt beschikbaar gesteld op aanvraag van kinderopvangorganisaties. BKK is inhoudelijk betrokken bij de regeling en formuleert de criteria die aan de trainingen worden gesteld om zo de kwaliteit en effectiviteit te garanderen. Het gaat daarbij om trainingen waarin de taal- en interactievaardigheden integraal worden benaderd. De focus ligt op de beroepsgerichte taal- en interactievaardigheden, die bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen. De subsidie kan door de kinderopvangorganisaties ingezet worden voor de trainingen die door BKK zijn geselecteerd. 3.2. Subsidie: maximaal bereik via tweetrapsraket De subsidie is, zoals vermeld, bedoeld voor de versterking van taal- en interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers en gastouders. Het is van belang dat met de beschikbare middelen ook zoveel mogelijk pedagogisch medewerkers en gastouders kunnen worden bereikt. Dat is de reden waarom BKK kiest voor een tweetrapsraket: 1. creëren van een olievlekwerking door ‘tussenpersonen’ te scholen in het scholen en coachen van pedagogisch medewerkers en gastouders; 2. faciliteren van trainingen voor pedagogisch medewerkers. Een beproefd middel om het bereik van een subsidieregeling te vergroten is het creëren van een olievlekwerking. Het is een illusie te denken dat met relatief beperkte middelen alle pedagogisch medewerkers die dat nodig hebben, een training kunnen volgen. Dan is het in alle opzichten een goed alternatief om ‘tussenpersonen’ te scholen in het geven van training en coaching on-the-job, en met hen afspraken te maken over een verdere verspreiding van de opgedane kennis. Dat vergroot het bereik substantieel, past bij het concept van de lerende organisatie en voorkomt dat door verloop van pedagogisch medewerkers te snel het geleerde weer weglekt. Het werken met tussenpersonen kan ook een oplossing zijn voor het bereiken van zeer kleine kinderopvangorganisaties. Zij kunnen veel gemakkelijker de kinderopvangorganisaties in hun regio benaderen of gezamenlijk gebruik maken van een tussenpersoon. Door training van bemiddelingsmedewerkers kan een groot aantal gastouders bereikt worden. Om die reden is het aanvragen van subsidie mogelijk voor train-de-trainer cursussen voor leidinggevenden, staffunctionarissen en bemiddelingsmedewerkers in de gastouderopvang. Naast het werken met tussenpersonen is er ook ruimte voor trainingen direct aan pedagogisch medewerkers. 3.3. Uitgangspunten voor subsidieaanvragen borgen focus BKK zet zich er bij de ontwikkeling van de subsidieregeling voor in dat de focus op taal- en interactievaardigheden en de effectiviteit van de aangeboden trainingen zo goed als mogelijk worden gewaarborgd. Het concept van de lerende organisatie is daarbij een sleutelbegrip. Het voorkomen van doublures met de VVE zijn in hoofdstuk 1 al als uitgangspunt benoemd. 6 Droge, S., Suijkerbuik, E. & Kuiken, F, Het taalniveau Nederlands van Amsterdamse leidsters in de kinderopvang en vooren vroegschoolse educatie. Eindrapport: Amsterdam, Universiteit van Amsterdam 2010. 21 3.3.1. Voorwaarden te stellen aan de kinderopvangorganisaties Verankering van de opgedane vaardigheden in organisatie is onderdeel van de aanvraag voor subsidie. In de subsidieaanvraag dient aangegeven te worden om aan te geven op welke wijze zij een vervolg geven aan een aangevraagde training, bijvoorbeeld via coaching-on-the-job. Dit geldt voor alle drie de trappen in de drietrapsraket. BKK hanteert deze eis ook in het huidige programma, en zal bezien of aanscherping mogelijk is. Monitoring van effectiviteit. BKK zal zorgen voor een continu feedbacksysteem waarin deelnemende kinderopvangorganisaties aangeven hoe effectief en bruikbaar ze de training hebben gevonden. Invullen van de feedbacklijst zal een voorwaarde zijn voor het verkrijgen van trainingsbudget. Met deze feedback krijgt BKK tijdens de uitvoering van het programma inzicht in effectiviteit van trainingen, zodat het voor een bijdrage in aanmerking komende trainingsaanbod zo nodig kan worden bijgesteld. Mogelijk dat ook een kleinschalige meting wordt uitgevoerd. 3.3.2. Voorwaarden te stellen aan de trainingen Taal en interactie geïntegreerd benaderd, maar wel beide zichtbaar. In het verlengde van het uitgangspunt dat taal en interactie onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, komen in principe alleen trainingen voor een bijdrage in aanmerking waar deze geïntegreerde benadering in het trainingsprogramma is gevolgd. Uit het programma moet duidelijk worden dat beide elementen een plaats hebben gekregen. Een waardering van het aanbod aan trainingen. Als een van de eerste stappen in het nieuwe programma ontwikkelt BKK de criteria om te bepalen welke trainingen van voldoende kwaliteit en effectiviteit zijn om voor een bijdrage in aanmerking te komen. Een belangrijk criterium is de bewezen effectiviteit. De ‘bewijslast’ wordt bij de trainingsaanbieders gelegd. De bewezen effectiviteit van de gebruikte methode zal een belangrijke rol spelen. Bekend is dat voor pedagogisch medewerkers (mbo 3) vooral video-interactietrainingen effectief zijn. Daarnaast on-the-job coaching, waarbij een trainer meeloopt gedurende de dag van de pedagogisch medewerker en continue feedback geeft. Enkel het zenden van informatie op klassikale wijze blijkt in elk geval weinig effectief. Aanvullende eisen kunnen zijn een plausibel theoretisch concept, opgedane ervaring, specifiek gericht zijn op kinderopvang en opgave van referenties. BKK zal de huidige Commissie Scholingsbudget omvormen tot een Adviescommissie Trainingen om criteria voor het gewenste trainingsaanbod te concretiseren en ontwikkelde programma’s te beoordelen. Als de selectie gereed is, zal BKK zorgen voor een praktische kieswijzer voor aanvragers, zoveel mogelijk gebaseerd op bestaand materiaal7. Aandacht voor niveau en interessesfeer van de pedagogisch medewerker is cruciaal, om te voorkomen dat de leermethoden daar niet bij aansluiten en ongebruikt blijven. De trainingsprogramma’s dienen praktisch, aansprekend en laagdrempelig te zijn, en ruimte te bieden voor maatwerk. 3.4. Taal- en interactievaardigheden; verbinding BKK vult zijn verbindingsrol op het onderwerp versterking taal- en interactievaardigheden in door afstemming te initiëren met de MBO Raad en Calibris, zodat de eisen aan taal- en interactievaardigheden van aankomende en van reeds werkzame pedagogisch medewerkers zoveel mogelijk gelijk worden geschakeld. Daarom wil BKK ook blijven investeren in het project Groei in Beeld, een project van de Universiteit van Amsterdam en het ROC 7 Bijvoorbeeld Olga Abell en IJsbrand Jepma, Sardes: Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen, Utrecht juli 2012. 22 van Amsterdam. Het project is bedoeld voor de ontwikkeling van methoden om de interactievaardigheden van stagiaires in de kinderopvang te verbeteren. Via de stagiaires is er sprake van een olievlekwerking. Pedagogisch medewerkers die al in de kinderopvang werkzaam zijn, worden actief betrokken bij de ontwikkeling en het gebruik van de methodieken en profiteren op die manier ook zelf. De opbrengsten van dit project worden ter beschikking gesteld van het beroepsonderwijs en het werkveld. Wat ook binnen de verbindingsrol past is het zoeken van afstemming met FCB. Daar waar het gaat om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en het professionaliseren van opleiding en leerculturen is dit relevant en kan gezamenlijk een structurele ontwikkeling in de branche worden ingezet. Samen kan worden bezien wat de opbrengst van inspanningen tot nu toe is geweest om vervolgens de inhoudelijke accenten te bepalen voor de komende periode. 23 4. Ondernemers meten en borgen kwaliteit en maken kwaliteit transparant ‘Aan het eind van de nieuwe programmaperiode meten en borgen ondernemers hun kwaliteit en maken naar stakeholders hun kwaliteit transparant’. Dat is ook voor BKK de ambitieuze stip op de horizon van het tweede programmaonderdeel. In dit hoofdstuk lichten wij toe waarom dit voor kinderopvangorganisaties zo belangrijk is en hoe BKK hen daarin wil faciliteren. U vindt in hoofdstuk 4 de volgende onderwerpen: het belang van de kwaliteitscyclus (4.1); de rol van BKK en de uitgangspunten voor de invulling (4.2). Het traject van facilitering van kinderopvangorganisaties in meten, transparant maken en borgen van kwaliteit is een innovatief traject dat op dit moment alleen nog maar schetsmatig te beschrijven is. Werkenderwijs kan nader worden geconcretiseerd welke activiteiten precies uitgevoerd gaan worden om het beoogde resultaat te realiseren. 4.1. Kwaliteit: omdat het om het kind gaat Elk kind heeft recht op kwalitatief goede kinderopvang. In hoofdstuk 1 is beschreven waarom: investeren in de ontwikkeling van kinderen is het mooiste en verstandigste dat we als maatschappij kunnen doen. Kinderopvangorganisaties willen over het algemeen hetzelfde: kwaliteit bieden om het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen zoveel mogelijk te stimuleren. Ouders willen kunnen rekenen op kwalitatief goede opvang, en willen meedenken over kwaliteit. Kwaliteit ontstaat echter niet vanzelf, en blijft ook niet uit zichzelf op niveau. Er zal aan gewerkt moeten worden. BKK is ervoor opgericht om kinderopvangorganisaties hierin te ondersteunen, heeft in 2009-2012 via onder meer trainingen en opleidingen al het nodige kunnen doen en wil nu in het nieuwe programma een ander aspect belichten: de meting en borging van kwaliteit. Meten van kwaliteit is in de ogen van sommige kinderopvangorganisaties niet zo zinvol. ‘Zonder meting weten we ook wel wat we moeten verbeteren’. En het is waar: meten om het meten heeft weinig zin. Maar BKK daagt kinderopvangorganisaties uit om te ervaren hoeveel nieuwe inzichten er naar boven komen als kwaliteit werkelijk op een goede en praktijkgerichte manier wordt gemeten. Kwaliteit meten is een uitstekende manier om blinde vlekken zichtbaar te maken, prioriteit te kunnen stellen in verbeteracties, de sterke punten in beeld te krijgen en die nog beter uit te nutten en ook om pedagogisch medewerkers al vanaf het begin te betrekken in het kwaliteitsdenken. En bovendien een uitstekende manier om het effect van verbeteringen zichtbaar te maken en successen te vieren. Daarom is kwaliteitsmeting nooit een eenmalig gebeuren maar een wezenlijk onderdeel van een lerende organisatie die continu aan haar kwaliteit werkt. Borgen van kwaliteit is een ander aspect. Hoe bereik je als organisatie dat kwaliteit wordt onderhouden, dat nieuw verworven inzichten niet verloren gaan en vooral dat iedereen in de organisatie op dezelfde manier met kwaliteit omgaat? Borgen van kwaliteit wil nog wel eens te weinig aandacht krijgen. Het is eigen aan organisaties, zeker in een nog relatief jonge branche, om van de ene verandering op de andere over te gaan en onvoldoende aandacht te besteden aan het volledig implementeren van veranderingen. Medewerkers op de werkvloer krijgen daardoor soms onvoldoende de gelegenheid om zich nieuw gedrag en nieuwe vaardigheden echt eigen te maken. Gevolg is dat de verbetermaatregelen niet het effect sorteren dat ze zouden kunnen hebben. Borgen van kwaliteit verhoogt dus de effectiviteit en ook nog eens het werkplezier van medewerkers. Alle reden dus voor kinderopvangorganisaties om hieraan aandacht te besteden. 24 Transparantie van kwaliteit is een aspect dat hier op het eerste gezicht haaks op lijkt te staan. Met transparantie wordt bedoeld dat de geboden kwaliteit niet alleen inzichtelijk is voor de kinderopvangorganisaties zelf, maar ook voor stakeholders. Ouders bijvoorbeeld. Met het meten van kwaliteit kunnen beide doelen worden gediend: de interne verbetertrajecten en de transparantie. Daar lijkt een paradox tussen te zitten. Voor interne verbetertrajecten wil de organisatie de sterke maar ook de zwakke punten zo goed mogelijk in beeld hebben, om vervolgens in alle beslotenheid de minder sterke punten te kunnen aanpakken. Voor het transparant maken van kwaliteit echter is het in beeld brengen van minder sterke punten niet zo populair. Verbetertrajecten en transparantie lijken dus met elkaar te strijden. Lijken. Want uiteindelijk is iedereen gebaat bij een reëel beeld van kwaliteit. De kinderen en de ouders in de eerste plaats natuurlijk, omdat alleen met een reëel beeld van kwaliteit een basis ontstaat voor verbetering en dialoog. Maar ook de kinderopvangorganisaties. Met een te mooi beeld van hun kwaliteit ontnemen ze zich de mogelijkheid om te verbeteren. Medewerkers raken daardoor gedemotiveerd, en ouders of toezichthouders zullen constateren dat de kwaliteit zoals zij die ervaren, afwijkt van het beeld dat hen was gepresenteerd. Op die manier wil BKK de uitdaging aangaan om in het nieuwe programma het meten, borgen én transparant maken van kwaliteit in de branche te verankeren. Omdat kinderen recht hebben op kwaliteit. Een gedeelde visie op kwaliteit is essentieel om het meten, borgen en transparant maken van kwaliteit mogelijk te maken. Het bieden van kwaliteit is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ondernemers, de branche zelf. Zij hebben er echter alle belang bij om hierin aan te sluiten bij de wensen van de ouders, de eisen van het toezicht en de inzichten van de wetenschap. Dat betekent overigens niet dat een gedeelde kwaliteitsvisie leidt tot eenheidsworst. Een goede visie laat ruimte voor eigen inkleuring, passend bij de vraag van de ouders of bij specifieke lokale omstandigheden. Maar een gedeelde visie geeft wel de richting en de afbakening aan. Uit onderzoek en gesprekken die zijn gevoerd ter voorbereiding van het nieuwe BKK-programma blijkt dat er al veel materiaal beschikbaar is als basis voor een visie op kwaliteit (Pedagogisch kader, Convenant kwaliteit, Context kinderopvang, HKZ). BKK verwacht daarom dat definiëren van overeenkomsten binnen bestaande concepten en het aanbrengen van een synthese een effectief startpunt voor de visieontwikkeling is. In hoofdstuk 1 is al aandacht besteed aan de uitgangspunten voor de inhoud van de visie: een integraal kwaliteitsbegrip dat meerdere dimensies omvat. Het Pedagogisch kader vormt een belangrijke basis. BKK zal extra aandacht besteden aan de samenhang van de kwaliteitsvisie met de andere onderdelen van dit traject. Met andere woorden: de kwaliteitsvisie moet zodanig worden opgesteld dat de ondernemer in staat is om de kwaliteit ook werkelijk (kwantitatief en kwalitatief) te meten, transparant te maken en te borgen. Kwaliteitscyclus. Door al deze elementen met elkaar te combineren, ontstaat de kwaliteitscyclus: het begint met een visie, vervolgens het bieden van c.q. investeren in kwaliteit, het meten, transparant maken, implementeren en borgen, met daarna herijken van de visie, verbeteren van kwaliteit, opnieuw meten enzovoorts. Het doorlopen van deze kwaliteitscyclus is kenmerkend voor de lerende organisatie. 25 Visie op kwaliteit Implementeren & borgen van kwaliteit Transparant maken van kwaliteit Bieden van en investeren in kwaliteit Meten van kwaliteit Kwaliteitscyclus 4.2. BKK stimuleert door te faciliteren In het vorige programma was BKK vooral gericht op het onderdeel ‘investeren in kwaliteit’. Via de betrokkenheid van BKK bij de subsidieregeling van SZW voor taal- en interactietrainingen krijgt dit onderdeel ook in het nieuwe programma een duidelijke plaats. In dit nieuwe programma richt BKK zich ook op de andere onderdelen: visie, meten, transparant maken en implementeren en borgen. De wijze waarop verschilt per onderdeel. 4.2.1. Aanpak en doel ontwikkelen kwaliteitsvisie Voor de ontwikkeling en het vaststellen van de visie zal een Commissie worden ingesteld, met BKK als trekker vanuit de verbindingsfunctie (omdat de visieontwikkeling bij uitstek een traject is waar partijen bij elkaar moeten komen) en ondersteund door een onafhankelijk projectleider vanuit BKK. Daarmee kan de ontwikkeling van een gedeelde visie een gezamenlijke verantwoordelijkheid worden: ouders, medewerkers, kinderopvangorganisaties, toezichthouders en wetenschap. Alle partijen zijn medeontwikkelaars. BKK zal optreden als procesbegeleider en inhoudelijk aanjager. Als de visie is vastgesteld, zal BKK zorgen dat de visie in de gehele sector wordt gecommuniceerd en besproken. Het formuleren van een integrale kwaliteitsvisie is geslaagd als binnen de daarvoor geraamde tijd (wij gaan uit van acht maanden) een visie is uitgewerkt die draagvlak heeft bij de partijen en die toegepast kan worden in een meet- en borgingsinstrumentarium. Bovendien is het doel dat 95% van de kinderopvangorganisaties aan het eind van de programmaperiode op de hoogte is van de inhoud van de visie. Bij dit onderdeel hoort in de visie van BKK ook de verdere implementatie en het onderhoud van het Pedagogisch kader. Implementatie en actualisatie van het Pedagogisch kader is een doorlopend proces 8. BKK faciliteert en regisseert dit proces. Daarnaast is gebleken dat er grote belangstelling bestaat voor (regionale of lokale) bijeenkomsten waar pedagogisch medewerkers en staf/management met elkaar van gedachten wisselen over het praktisch omgaan met het kader. Dergelijke laagdrempelige en echt op de werkvloer afgestemde bijeenkomsten voorzien in een behoefte. Daarom wil BKK ook in het nieuwe programma deze bijeenkomsten faciliteren. 8 Het Pedagogisch kader voor 0-4-jarigen kwam beschikbaar in 2009. In 2011 verscheen het Pedagogisch kader voor 4–13jarigen. In 2012 verscheen het Pedagogisch kader ‘Samen Verschillend’ (over diversiteit). Het Pedagogisch kader gastouderopvang is in 2013 verschenen. 26 4.2.2. Aanpak ondersteuning meten, transparant maken en borgen Als het gaat om het meten, transparant maken en borgen van kwaliteit, zal BKK zich in samenwerking met Brancheorganisatie Kinderopvang richten op het traject dat nodig is om kinderopvangorganisaties enthousiast te maken en indien nodig op weg te helpen. Communicatie is dus een belangrijke activiteit. Daarnaast ondersteunt BKK de kinderopvangorganisaties door: eisen te formuleren waaraan instrumenten voor meten, transparant maken en borgen moeten voldoen om maximaal effect in de kwaliteitscyclus te realiseren (bijvoorbeeld altijd een combinatie van zelfevaluatie en beoordeling door anderen); vervolgens instrumenten te selecteren als short list die kinderopvangorganisaties kan helpen om een goede keuze te maken; en tot slot kinderopvangorganisaties te adviseren over het proces en het gebruik van de resultaten. Hoewel ook voor het te hanteren instrumentarium van belang is dat het op breed draagvlak kan rekenen, heeft BKK bij de selectie een meer prominente rol. BKK voert de regie over het proces en betrekt anderen daarbij. BKK kiest voor deze meer prominente rol om ervoor te zorgen dat de selectie op de meest transparante en objectieve manier gebeurt. De voorkeur gaat ernaar uit om geen nieuwe instrumenten te ontwikkelen, maar bestaande zo nodig/mogelijk met elkaar te verbinden. Het is niet de bedoeling dat BKK zelf een kwaliteitsmeting gaat uitvoeren. Gezien de beperkte omvang van het budget behoort ook financiële ondersteuning van kinderopvangorganisaties niet tot de mogelijkheden. Een vraag die BKK expliciet nader zal onderzoeken en die met name speelt voor het meten van kwaliteit, is de vraag of het streven is dat alle kinderopvangorganisaties gebruik maken van hetzelfde instrument, of dat ondernemers tussen een aantal adequate instrumenten kunnen kiezen. Aan beide zijn voor- en nadelen verbonden. Zo sluit keuzevrijheid meer aan bij de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers, maar biedt uniformiteit meer mogelijkheden om kwaliteitsscores met elkaar te vergelijken. Vergelijkbaarheid van in elk geval een aantal kernprestaties heeft voor alle partijen voordelen. Kinderopvangorganisaties of locaties binnen een organisatie kunnen beter van elkaar leren als prestaties vergelijkbaar zijn. Ouders kunnen betere keuzes maken omdat de transparantie van vergelijkbare prestaties groter is. Toezichthouders kunnen reëlere grenzen bepalen en sneller inzicht verkrijgen. En ten slotte kan de branche als geheel naar de maatschappij een goed beeld schetsen van zijn positie en de stappen die daarin worden gemaakt. Welke instrumenten echter ook worden gekozen, zij zullen in ieder geval moeten voldoen aan de volgende criteria. Criterium Bijdrage aan goede kinderopvang Bruikbaar voor verbetertrajecten Heldere rapportages Reproduceerbare uitkomsten Onderbouwd Geschikt voor frequent gebruik Haalbaar Toelichting Het instrument moet elementen meten/borgen die werkelijk bijdragen aan kwalitatief goede opvang zoals gedefinieerd in de integrale visie. Het instrument moet concrete aanbevelingen op een eenvoudige manier zichtbaar maken. De uitkomsten moeten voor stakeholders begrijpelijk zijn. Voor betrokkenen (bijvoorbeeld ouders en toezichthouders) moet navolgbaar zijn hoe het instrument functioneert. De resultaten moeten reproduceerbaar zijn. Het instrument moet bewezen effectief zijn, waardoor valide en relevante resultaten geborgd zijn, inclusief testen. Het instrument moet qua doorlooptijd geschikt zijn voor voldoende frequente toepassing. Voor het doorvoeren van concrete kwaliteitsverbetering is mogelijk een jaarlijkse frequentie gewenst. Het instrument dient de capaciteit te hebben die nodig is om gelijktijdig gebruik door een groot aantal ondernemers mogelijk te maken Dit geldt met name voor instrumenten waarbij sprake is van bijvoorbeeld landelijke dataopslagruimte of 27 hulp bij vragen. Het instrument moet ook voor organisaties, ook kleine, betaalbaar zijn. Ondernemers moeten zelfstandig het instrument kunnen hanteren zonder dat hier externen als ondersteuner voor hoeven te worden ingeschakeld. Niet alleen worden de kosten daardoor beperkt, maar ook wordt de betrokkenheid van de organisatie zelf daardoor bevorderd. Aanpasbaar Op basis van voortschrijdend inzicht dient het mogelijk te zijn om het instrument te aanpassen door het toevoegen / aanpassen / verwijderen van vragen. Criteria voor selectie instrumentarium Betaalbaar Zelfstandig toepasbaar BKK zal organisaties bij het implementeren van meten/transparant maken/borgen van kwaliteit ondersteunen met communicatie en advies. Gedacht wordt aan bijvoorbeeld een helpdesk en/of chathulp. Een belangrijk aandachtspunt is het presenteren van best practices of verbetertips die uit het traject naar voren komen, zodat kinderopvangorganisaties maximaal van elkaar kunnen leren. De kennis die BKK op deze manier opbouwt, zal BKK inzetten in de afstemming met ROC’s en Calibris ten behoeve van de opleiding tot pedagogisch medewerker en terugkoppelen naar de eigenaren van het instrumentarium ten behoeve van de doorontwikkeling. BKK zal ervoor zorgen dat tegen het einde van de programmaperiode alle ervaringen worden gebundeld in een toolkit voor kinderopvangorganisaties. BKK zoekt bij het ondersteunen van ondernemers samenwerking met de ROC’s. Op die manier kunnen aankomend pedagogisch medewerkers van het begin af aan vertrouwd worden gemaakt met het kwaliteitsdenken binnen de sector en de wijze waarop met kwaliteit wordt omgegaan. De facilitering van kwaliteitsmeting, –borging en transparant maken van kwaliteit is succesvol als aan het eind van de programmaperiode 80% van de kinderopvangorganisaties met minimaal 10 medewerkers het instrumentarium heeft toegepast of toepast. Kleinere organisaties worden benaderd met een afzonderlijk traject. Op deze manier moet het mogelijk zijn dat minimaal 50% het instrumentarium toepast. 4.2.3. Samengevat: de rol van BKK Bewaken afstemming tussen de onderdelen Procesbegeleiding synthese in bestaande kwaliteitsvisies Procesbegeleiding gezamenlijk vaststellen visie op kwaliteit Convenant kwaliteit Pedagogisch kader HKZ Context kinderopvang Overig Wetenschappelijke visie Selecteren short list van bijpassend instrumentarium Communiceren visie en instrumenten Ondersteunen ondernemers bij implementatie De rol van BKK bij het programmaonderdeel visie/meting/transparant maken/borging van kwaliteit 28 BKK zal in de regievoering expliciet aandacht hebben voor de onderlinge afstemming van de verschillende onderdelen van dit traject, zodat visie, meting, borging en transparant maken van kwaliteit een logisch en samenhangend geheel vormen. 29 5. BKK als organisatie: structuur handhaven, formatie toespitsen op nieuwe rollen Een nieuwe programmaperiode vraagt om hernieuwde aandacht voor de organisatie van BKK. Immers, het programma is leidend en de organisatie moet daar kwantitatief en kwalitatief bij aansluiten. In dit hoofdstuk vindt u daarom: de keuze voor herijking van bestaande organisatie (5.1); richtinggevende principes voor de organisatie van BKK (5.2); formatiekenmerken en activiteiten van BKK (5.3). 5.1. BKK kiest voor herijking organisatie Theoretisch zijn er voor wat de organisatie in het nieuwe programma drie mogelijkheden: opbouw van een geheel nieuwe organisatie; herijking van bestaande organisatie; continuering van de bestaande organisatie. De opbouw van een geheel nieuwe organisatie en bijbehorende functieprofielen kost tijd en geld. Juist in deze dynamische tijd waarbij veel druk staat op financiële middelen, is het van belang als organisatie snel ‘up to speed’ te zijn. Daarom heeft BKK niet voor deze optie gekozen. Continuering van de bestaande organisatie gaat voorbij aan het uitgangspunt dat de organisatie volgend moet zijn ten opzichte van het programma. Alleen al de halvering van de verwachte financiële middelen ten opzichte van de vorige programmaperiode maakt deze optie onmogelijk. Continuering zou ook strijden met een basisprincipe dat BKK altijd heeft gehanteerd: zoveel mogelijk middelen naar de activiteiten en zo weinig mogelijk naar de overhead. Daarmee valt ook deze optie af. BKK heeft dus gekozen voor een herijking van de bestaande organisatie. Daarmee bedoelen we dat de huidige organisatiestructuur en de processen en systemen in principe behouden blijven en dat met name de formatie en benodigde expertise opnieuw worden bezien. Dit betekent dat op basis van de inhoud van het programma en de activiteiten die daarmee samenhangen, kritisch wordt bezien welke functies daarbij horen. Daar waar mogelijk en aansluitend op de inhoud van het programma is het de intentie zittende medewerkers in te zetten in verband met het beperken van de inwerktijd en het bevorderen van een snelle doorstart. Voorop staat echter dat medewerkers in staat zijn om de programma-inhoud, daaraan gekoppelde taken en bijbehorende positionering met deskundigheid en verve te vervullen. 5.2. BKK: lean & mean, toegerust voor zijn taak De rol van BKK in de nieuwe programmaperiode kan getypeerd worden als die van gesprekspartner, adviseur en ontwikkelaar (subsidieregeling) en trekker van projecten. De rol van verbindingsfunctie behoort hier ook toe. Op alle fronten zijn de ambities hoog en BKK neemt mede verantwoordelijkheid voor het resultaat van het programma. Dat betekent dat de rol van BKK op dat punt steviger zal zijn dan in het vorige programma. Dit gegeven betekent dat stevige en relatief zware medewerkers zullen worden ingezet. Tegelijkertijd wil BKK een slanke en efficiënte en slagvaardige organisatie zijn, met een minimum aan overhead, die zich beperkt tot kernactiviteiten en zo veel als mogelijk gebruik maakt van bestaande structuren en faciliteiten. 30 Kortom, de invulling van BKK is lean & mean en tegelijk maximaal toegerust op het uit te voeren programma. Het overheadpercentage in het huidige programma is laag: zoals ook in de voorgaande programmaperiode gerealiseerd is, is het streven om onder een overheadpercentage van 10% te blijven. Overigens is het zeer de vraag of dit, gezien alle nieuwe subsidievoorwaarden, haalbaar is. Daar waar het om de inzet van medewerkers (al dan niet tijdelijk) gaat, geldt dat de ureninzet van medewerkers die gekoppeld is aan de uitvoering van de programmaonderdelen, rechtstreeks wordt toegerekend aan die programmaonderdelen. Een ander uitgangspunt dat van belang is voor de organisatieopbouw, is dat BKK zich als organisatie beperkt tot haar kernactiviteiten. Wanneer sprake is van ontwikkelwerkzaamheden (bijvoorbeeld van trainingen, webtools etc.) worden deze werkzaamheden uitbesteed aan specialisten. De kosten van dergelijke werkzaamheden hebben betrekking op de inhoud van de programmaonderdelen en komen daar dan ook ten laste van. De tripartiete besturing van BKK is uniek in de branche, en laat zien wat bundeling van krachten kan betekenen. De bestuurssamenstelling staat garant voor een gebalanceerd beleid, zonder de slagvaardigheid aan te tasten. Zowel de invalshoek van de klanten, de medewerkers als de ondernemers komen tot hun recht. Daarom blijft de besturingsstructuur met een tripartiet bestuur waarin de ouderorganisatie, werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn dan ook ongewijzigd. Vooralsnog wordt ook de Adviesraad in de huidige hoedanigheid gehandhaafd. BKK beschouwt de Adviesraad als een belangrijk gremium en stelt er in hoge mate prijs op als de raad bereid is haar taken in het nieuwe programma voort te zetten. Uiteraard geldt ook hier dat het nieuwe programma leidend is. Daarom wordt bezien in hoeverre de samenstelling en/of de structuur nog aanpassing behoeven. Evenals de Adviesraad, krijgt de Adviescommissie Trainingen een plaats in de nieuwe organisatie. Deze commissie wordt gebaseerd op de Commissie Scholingsbudget van de vorige programmaperiode en zal gaan functioneren in een deels herziene samenstelling. De Commissie zal zich in ieder geval richten op criteria voor het geïntegreerde aanbod van trainingsprogramma’s en de toetsing daarvan binnen het nieuwe programma. Een belangrijke succesfactor in de werkwijze van BKK is het betrekken van het veld bij de activiteiten. Om als BKK ook in de nieuwe programmaperiode effectief te kunnen zijn, zal deze werkwijze worden gecontinueerd. Concreet betekent dit dat voor de ontwikkeling van specifieke programmaonderdelen op ‘ad hoc’ basis werkgroepen zullen worden ingericht. 5.3. Formatie zoveel mogelijk toe te rekenen aan programmaonderdelen De inzet van medewerkers wordt rechtstreeks gekoppeld aan de uitvoering van de programmaonderdelen. De enige uitzonderingen zijn de directie inclusief managementondersteuning, de directe backoffice en de directieondersteuning die plaatsvindt voor de bedrijfsvoeringsfuncties. Deze blijven in het nieuwe programma ongewijzigd. Bezien zal worden hoe een deel van de directe programma gerelateerde inzet van de directeur kan worden toegerekend aan concrete programmaonderdelen. De formatie zal in omvang gedurende de gehele programmaperiode nauwelijks veranderen. Immers, daar waar in 2013 de focus zal liggen op ontwikkeling en het oplijnen van alle activiteiten, zullen de jaren daarna de activiteiten ten behoeve van kwaliteitsmeting/borging en transparant maken worden uitgevoerd, evenals de activiteiten voor verdere implementatie van de Pedagogisch kaders en de Lerende organisatie. Wel zal in de beginperiode de nadruk meer op projectleiding liggen en zullen de activiteiten na verloop van het programma verschuiven naar de uitvoering. Wat dit betekent voor de opbouw van de formatie, wordt in de startperiode van het nieuwe programma nader uitgewerkt. Vooralsnog wordt uitgegaan van een formatie van 5 personen, te weten: 31 Een directeur, twee projectleiders, een senior projectleider en een managementassistent als vast formatie, aan te vullen met externe projectformatie op de onderdelen waar specifieke tijdelijke inzet is vereist. 5.3.1. Verbindingsfunctie De verbindingsfunctie zal in 2013 nader worden ingevuld. We gaan ervan uit dat er formatie nodig is voor het signaleren van ontwikkelingen en het stimuleren van kennisverbinding. Wat logischerwijs voortvloeit uit de invulling van de verbindingsfunctie, is het verzamelen van kennis over kwaliteitsinitiatieven. Vanuit die gedachte lijkt het dan ook niet onlogisch als deze kennis op een gegeven moment wordt aangewend voor een functie van BKK als kenniscentrum. Of en in hoeverre dit te realiseren is, dient in de loop van de programmaperiode nader te worden onderzocht. 32 Appendix A. - Activiteiten & resultaten per programmaonderdeel In onderstaande tabellen is indicatief per programmaonderdeel een overzicht van de activiteiten en beoogde resultaten opgenomen. Taal- en interactievaardigheden - Ontwikkeling: Subsidieregeling taal- en interactievaardigheden - Monitoring: Meting van effectiviteit - Communicatie Activiteiten Resultaat - Inhoudelijk bijdrage aan ontwikkeling subsidieregeling - Samenstelling (selectie & keuze) van geïntegreerd aanbod van trainingsprogramma’s - Ontwikkeling van criteria voor het aanbod van trainingen en toetsing van trainingen door de Adviescommissie Trainingen - Ontwikkeling van kieswijzer / checklist t.b.v. kinderopvangorganisaties t.b.v. het selecteren van medewerkers voor trainingen - Subsidieregeling Taal- en interactievaardigheden die aansluit bij kinderopvangpraktijk - Overzicht van geïntegreerd trainingsaanbod voor kinderopvangorganisaties en medewerkers - Kieswijzer die ondersteunend is voor kinderopvangorganisaties en medewerkers om te kunnen voorzien in trainingsbehoefte - Ontwikkeling van webtoolenquête / feedbacksysteem om effect van trainingen gericht op taal- en interactievaardigheden in beeld te brengen - Beheer van feedbacksysteem om effect van trainingen gericht op taal- en interactievaardigheden in beeld te brengen - Analyse van feedback over het effect van trainingen gericht op taal- en interactievaardigheden. - Ontwikkeling van infrastructuur om na afloop van de programmaperiode ook de effectiviteit van de training en de ontwikkeling van de taal- en interactievaardigheden van medewerkers in de kinderopvang te meten - Ontwikkelen van monitoringsysteem om kwaliteit van trainingsprogramma’s en bijbehorende licentiesysteem in beeld te hebben - Ontwikkeling instructie- & voorlichtingsmateriaal - Algemene communicatie rondom taal- en interactievaardigheden - Kinderopvangorganisaties beschikken over een webtool waar effecten van trainingen gericht op verbetering van taal- en interactievaardigheden worden vastgelegd - Inzicht in het effect van trainingen gericht op verbetering van taal- en interactievaardigheden - Inzicht in de effectiviteit en kwaliteit van trainingsprogramma’s - Inzicht in de werking van het licentiesysteem - Kinderopvangorganisaties zijn op de hoogte van het trainingsaanbod gericht op de verbetering van taal- en interactievaardigheden Tabel 8: Activiteiten & resultaten programmaonderdeel ‘taal- & interactievaardigheden’ 33 Kwaliteitsvisie, -meting, borging & transparantie - Ontwikkeling: Doorontwikkeling Pedagogisch kader - Ontwikkeling: Ontwikkeling kwaliteitsvisie - Uitvoering: Kwaliteitsmeting - Monitoring: Kwaliteitsborging - Monitoring: Evaluatie Activiteiten Resultaat - Verdere implementatie / doorontwikkeling Pedagogisch kader - Onderhoud van het Pedagogisch kader - Informeren kinderopvangorganisaties Pedagogisch kader - Ontwikkeling van integrale kwaliteitsvisie door werkgroep - Raadpleging achterban - Validatie - Informeren kinderopvangorganisaties inhoud kwaliteitsvisie - Inventarisatie van spectrum van instrumentarium - Selectie instrumentarium t.b.v. kwaliteitsmeting - Implementatie van instrumentarium t.b.v. kwaliteitsmeting (w.o. doorontwikkeling, communicatie) -Portal voor kinderopvangorganisaties voor tips - Pedagogisch kader vanuit gedragen proces tot stand gekomen en onderhouden - Kinderopvangorganisaties zijn op de hoogte van het Pedagogisch kader - Vertaling van resultaten n.a.v. kwaliteitsmeting; - Inventarisatie implementatie maatregelen / verankering in organisaties door kinderopvangorganisaties - Monitoring periodieke uitvoering kwaliteitsmeting door kinderopvangorganisaties & opvolging resultaten - Toolkit ‘best practices’ en verbetertips n.a.v. kwaliteitsmetingen in online omgeving (w.o. ontwikkeling, beheer & communicatie ) - Webtoolenquête kinderopvangorganisaties waardering instrument (ontwikkeling & communicatie evaluatie) - Webtoolenquête ouders waardering instrument (ontwikkeling & communicatie evaluatie) - Ontwikkeling instructie- & voorlichtingsmateriaal - Kwaliteitsvisie is vanuit gedragen proces tot stand gekomen en gevalideerd; Kinderopvangorganisaties zijn op de hoogte van de inhoud van de kwaliteitsvisie - Gebaseerd op de integrale visie op kwaliteit, met Pedagogische kader als basis, is een instrument(arium) voor kwaliteitsmeting geïmplementeerd - Kinderopvangorganisaties zijn op de hoogte van het instrument(arium) voor kwaliteitsmeting - Kinderopvangorganisaties hebben toegang tot het instrument(arium) voor kwaliteitsmeting - Inzicht in de bevindingen naar aanleiding van kwaliteitsmetingen - Inzicht in getroffen maatregelen / opvolging van resultaten van kwaliteitsmetingen - Best practices en verbetertips ten aanzien van getroffen maatregelen / opvolging van resultaten van maatregelen worden gedeeld c.q. zijn toegankelijk voor kinderopvangorganisaties - Inzicht in de waardering van de kwaliteitsmeting en de opvolging van resultaten van de kwaliteitsmeting door kinderopvangorganisaties - Inzicht in de waardering van de kwaliteitsmeting en de opvolging van resultaten van de kwaliteitsmeting door ouders - Communicatie - Kinderopvangorganisaties en ouders zijn op de hoogte van doel, aanpak en beoogd resultaat van de kwaliteitsmeting Tabel 9: Activiteiten & resultaten programmaonderdeel ‘kwaliteitsvisie, -meting & -borging’ 34 Verbindingsfunctie - Verbindingsrol kwaliteitsagenda Activiteiten - Invulling van verbindingsfunctie door BKK - Stroomlijning van activiteiten uit de kwaliteitsagenda - Afstemming tussen kwaliteitsagenda en overige kwaliteitsinitiatieven - Evaluatie van invulling verbindingsfunctie - Kenniscentrum PM Tabel 10: Activiteiten & resultaten programmaonderdeel ‘verbindingsfunctie’ 35 Resultaat - BKK vervult de verbindingsfunctie waarbij de verschillende activiteiten uit de kwaliteitsagenda gestroomlijnd worden - De kwaliteitsagenda en overige kwaliteitsinitiatieven worden in samenhang bezien en op elkaar afgestemd PM