LICHTE WIND Tot 1 Bf MATIGE WIND 2 tot 4 Bf HARDE WIND > 5 Bf

advertisement
LICHTE WIND
Tot 1 Bf
MATIGE WIND 2
tot 4 Bf
HARDE WIND > 5 Bf
MAST AFSTAND
mast naar voren
276cm
mast naar achteren
SCHOOT
STROP/SPRUITLIJN
Gebruik een strop
die 60 tot 70cm
overspant en
bevestig de
schoot in het
midden. Hierdoor
ontstaat een
strak achterlijk.
Zoals bij zwakke
wind.
Extra strop bij elk
weer lang 100mm
voor veiligheid.
Gebruik een korte strop
in het midden van de
giek. Aan de wind zal
de giek doorbuigen
waardoor het achterlijk
zich opent en de druk
uit het zeil vedwijnt.
SPRIET
Strak genoeg
voor een goede
zeilvorm. Geen
plooien. Nooit te
strak zetten.
Strakker zodat de
plooien in het
voorlijk verdwijnen.
Sprietspanner
losgooien op
voordewindse
rakken om plooien
te vermijden.
Strak zodat het zeil vlak
wordt. Wanneer er toch
te veel druk in het zeil
ontstaat zet de spriet
iets losser zodat het
achterlijk wegvalt en de
druk op het zeil
afneemt.Trek de
neerhouder zo strak
mogelijk.
SCHOOT
2:1 vertraging.
Gebruik een
dunne schoot die
makkelijker door
de blokken loopt.
5 tot 6mm dik.
3:1 vertraging. Gebruik bij harde wind een
dikkere schoot tot maximaal 8mm dik.
Gebruik soepel lopende schootblokken. Het ratelblok moet
eenvoudig instelbaar zijn en niet slippen bij zwaar weer. De schoot
moet constant gebruikt worden om de boot recht te houden. Een
snap shackle aan het dooie eind geeft de mogelijkheid om snel van
een 3:1 naar een 2:1 vertraging over te schakelen. Het gewicht
van de schoot wordt vermiderd bij licht weer zeilen.
NEERHOUDER
Los met uitzondering van ruime wind
Strak tot vast
SCHOOT
Matig tot strak
Strak tot vast
Licht tot matig
Zet streepjes op je schoot met een watervaste viltstift zodat je
kunt nagaan waar je zeilhoek zich bevindt. De spanning op de
schoot is ook afhankelijk van de golfhoogte. Vlak water = Schoot
strak, Golven = Schoot losser. (Dit geeft meer snelheid maar
beperkt hoog varen).
GIEK
LUSSEN
Alle lussen op de
max. toegelaten
afstand van 10mm.
Bij toenemende wind de
hals en zeilhoek strak
tegen de giek binden.
Alle lussen op de max.
toegelaten afstand van
10mm.
VOORLIJK
SPANNING
Zet het voorlijk los
maar zorg ervoor dat
het zeil tussen de
zwarte banden zit.
Los tot redelijk strak
wanner de neerhouder
strakker staat.
Strak gecombineerd
met strakke
neerhouder.
Stel de spanning in door de pinstop lijn in elkaar te draaien. Meer
draaiingen = minder spanning in het voorlijk. Altijd één draaing laten staan,
opdat de mast met de giek meedraait.
MAST
LUSSEN
Boven en onder
lussen max. 10 mm
van de mast. In het
midden 5 mm.
Alle lussen strak tegen
de mast. Het lijkt alsof ze
te strak zitten maar de
wind zal ze uitrekken.
Boven en onder lussen
max. 10mm van de
mast. De rest strak
tegen de mast.
Bovenstaande geld voor bemanning met gewicht van 35-45 kilo. Zwaar
gewicht zeilers moeten de lussen strak zetten onder alle omstandigheden
met uitzondering van lichte wind.
Download