Het Werkbedrijf De uitwerking van de participatiewet in Het Rijk van Nijmegen Door Martijn Baars Nijmegen - De Participatiewet is op 20 februari 2014 aangenomen in de Tweede Kamer. Een paar maanden later, op 1 juli, was ook de Eerste Kamer akkoord. Het waren belangrijke stappen in de besluitvorming, maar de gemeenten die de wet moeten uitvoeren, hebben niet gewacht op deze momenten. Zij begonnen al drie, vier jaar geleden met het uitwerken van de plannen. Als de wet op 1 januari 2015 in werking treedt, zullen de meeste regio’s in het land al een heel eind op orde zijn. Iedere regio zoekt zijn eigen oplossingen, vaak krijgt de plaatselijke Sociale Werkvoorziening de opdracht de wet uit te voeren. De gemeenten rond Nijmegen en natuurlijk Nijmegen zelf (samen het Rijk van Nijmegen genoemd) starten een heel nieuw werkbedrijf waar het oude SW-bedrijf grotendeels ‘in geschoven’ wordt. De gemeenten hebben het deel met de politieke besluitvorming in de diverse gemeenteraden nu achter de rug, in juni is er een kwartiermaker aangesteld en deze gaat nu het organisatorische vervolg vormgeven door o.a. een inrichtingsplan te schrijven. De wet Het doel van de Participatiewet is om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te begeleiden naar een baan in het gewone bedrijfsleven. Het gaat dan over mensen die nu in de Sociale Werkvoorziening werken, een bijstandsuitkering hebben of tot voor kort voor een Wajong-uitkering in aanmerking zouden zijn gekomen. Dat was ook al het doel van de voorganger van deze wet, de Wet ‘Werken Naar Vermogen’, maar door de val van het vorige kabinet is die wet er nooit gekomen. Inhoudelijk verschillen de twee wetsvoorstellen op hoofdlijnen maar weinig. De behandeling van jongeren met een Wajong-uitkering is de ingrijpendste aanpassing in de Participatiewet. Het belangrijkste instrument om de ambitieuze doelstellingen te laten slagen is om een deel van de huidige uitkering te gebruiken als loonkostensubsidie. Als iemand door zijn beperkte arbeidsprestatie niet in staat is het minimumloon te verdienen, vult de gemeente het ontbrekende deel aan tot het minimumloon. Zo wordt het voor een werkgever interessant om mensen met een beperking in dienst te nemen. En omdat maar een deel van de oorspronkelijke uitkering wordt gebruikt voor deze loonkostensubsidie, bijvoorbeeld de helft, kunnen de gemeenten ook bezuinigen. Dat is tenminste het uitgangspunt van het kabinet. Veel critici twijfelen er aan of dit ook zo zal gaan werken, maar uiteindelijk moet het een bezuiniging van 1,3 miljard euro opleveren. Een ander onderdeel van de wet is het zogenaamde beschut werken. Mensen die maar een minimale prestatie kunnen leveren, vanwege hun beperking, komen in een soort betaalde dagbesteding te werken. Een beetje te vergelijken met de oude sociale werkplaatsen uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Tot slot is in de wet bepaald dat de instroom in de Sociale Werkvoorziening (SW) stopt per 1 januari 2015 en dat de verantwoordelijkheid voor de ‘Wajongers’ met arbeidsvermogen over gaat naar de gemeenten. De huidige situatie In de regio rond Nijmegen is de situatie nu zoals in de meeste steden en regio’s in het land; de afdelingen Werk (die samen met de afdelingen Inkomen vroeger de Sociale Diensten vormden) van de gemeenten hebben het contact met de bijstandsgerechtigden uit de eigen plaats. Het SW-bedrijf, in deze regio Breed geheten, biedt werk aan mensen met een beperking (mensen met een zogenaamde SW-indicatie of een Wajong-uitkering). Breed is de afgelopen jaren omgevormd van een productie- en dienstenbedrijf naar een arbeidsbemiddelingsbedrijf. Medewerkers worden in de nieuwe constructie, individueel of in groepen, zoveel mogelijk gedetacheerd bij bedrijven in de omgeving. De nieuwe situatie De afdelingen Werk van de diverse gemeenten en delen van Breed worden in de loop van 2015 samengevoegd tot het nieuwe werkbedrijf ‘Het Rijk van Nijmegen’. Dit bedrijf is een module van een zogenaamde Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR), een rechtsvorm die speciaal voor dit soort samenwerkingsverbanden is bedacht. Elders in het land is de uitvoering van de wet ook wel opgedragen aan het bestaande SW-bedrijf, is het werkbedrijf een NV met de gemeenten als eigenaar of zijn er andere partijen of onderdelen van de gemeenten bij het werkbedrijf betrokken. Het werkbedrijf is het eerste onderdeel van de MGR, later volgen waarschijnlijk de ICT van de gemeenten, de WMO en de Jeugdzorg als modules binnen de ‘MGR Rijk van Nijmegen’. De consulenten van het werkbedrijf hebben straks drie hoofdtaken. Zij moeten contacten leggen en onderhouden met de bedrijven in de regio, de kandidaten benaderen en leren kennen en tenslotte bemiddelen tussen deze bedrijven en kandidaten. Volgens de nu beschikbare politieke stukken moet het werkbedrijf, door de gekozen inrichting, ‘innovatiever en flexibeler zijn dan de afdelingen Werk van de gemeenten nu zijn’. De vorming van het werkbedrijf Eén van de stukken die als basis diende voor de discussie in de regio is een beleidsnotitie ‘Sterke werkwoorden’. In deze notitie worden de hoofdlijnen geschetst, op basis waarvan de praktische uitvoerig wordt vormgegeven. ‘Sterke werkwoorden’ is geschreven door een bestuursteam, waarin vertegenwoordigers van een aantal gemeenten en van het SW-bedrijf zitting hebben. Het was verder hun taak om de verschillen (de valkuilen) en overeenkomsten tussen de diverse gemeenten onderling en met Breed in kaart te brengen en de kwartiermaker te benoemen. De kwartiermaker moet, zoals gezegd, de theoretische en politieke basis vertalen naar een praktisch werkbare inrichting van het bedrijf en de toekomstige werkwijzen. Hij doet dat samen met werkteams, ook weer samengesteld met vertegenwoordigers uit de gemeenten en Breed, die per onderwerp een deel van de inrichting voor hun rekening nemen. Onderwerpen zoals P&O, huisvesting en werkgeverbenadering. De gemeente Nijmegen is gastheer van het werkbedrijf en heeft, behalve een gebouw, ook alle ondersteunende diensten aangeboden. Deze diensten worden meestal aangeduid met het acroniem PIOFACH, waarbij de letters staan voor Personeel, Inkoop, Organisatie, Financiën, Automatisering, Communicatie en Huisvesting. In dit geval is daarin ook Juridische Zaken meegenomen. Deze werkteams komen uiteindelijk onder leiding van de kwartiermaker tot het inrichtingsplan. Op dat moment heeft het werkbedrijf (of de overkoepelende MGR) al een bestuur van wethouders van de gemeenten en een voorlopige ondernemingsraad en deze zullen, samen met de vakbonden, de finale klap op het ontwerp moeten geven. De vakbonden zijn bij de ontwikkeling betrokken omdat de vorming van het werkbedrijf waarschijnlijk ook personele consequenties heeft. De bonden zullen met sociale plannen komen om de schade voor de medewerkers zoveel mogelijk te beperken. De verschillende cao’s van de medewerkers moeten ‘geharmoniseerd’ worden en er moet mogelijk een afvloeiingsregeling ontworpen worden als de huidige medewerkers van de gemeenten en Breed niet één op één worden overgeplaatst naar het werkbedrijf. Het is dan waarschijnlijk al eind 2014 en duidelijk is nu al dat de datum van 1 januari 2015, de datum waarop de participatieweet formeel ingaat, dus niet gehaald wordt. Het is nu de bedoeling dat de afdelingen Werk van de diverse gemeenten en de consulenten van Breed vanaf 1 januari wel op dezelfde, nieuwe manier gaan werken, maar dat de samensmelting in het nieuwe pand en onder een nieuwe naam pas echt plaatsvindt in de tweede helft van 2015. Te nemen beslissingen Tussen nu en het eind van 2015 moeten er nog wel een aantal fundamentele beslissingen genomen worden. Wat wordt de positie van het UWV in het geheel. Het voert te ver om hier helemaal uit te schrijven wat hun taken zijn binnen de wet, maar duidelijk is dat zij blijven bepalen welke mensen in de regio de eerder genoemde ‘achterstand tot de arbeidsmarkt’ hebben. Welke mensen zonder hulp kunnen solliciteren en wie er meer, en in welke mate, begeleiding nodig heeft. Mogelijk gaan zij ook bepalen wat van elke kandidaat de arbeidswaarde is, d.w.z. welke prestatie van een kandidaat verwacht mag worden ten opzichte van een medewerker zonder beperkingen. Het UWV kan als landelijke organisatie niet fuseren met een regionale bedrijf, maar de plaatselijke vestiging zal wel verhuizen naar het zelfde gebouw. Op dit moment is een grote groep van de SW-ers (de medewerkers van het SW-bedrijf Breed) nog niet gedetacheerd. Blijven hun huidige, interne werkplekken bestaan, zolang zij niet gedetacheerd zijn of komen zij, in afwachting van die detacheringsplek, thuis te zitten? Wat gebeurt er met te-werkgestelde kandidaten die weer ‘ontslagen’ worden? Komt er voor hen een vangnet in de vorm van een werkplaats om het arbeidsritme vast te houden? Het beschut werk gaat onder verantwoordelijkheid van het werkbedrijf uitgevoerd worden door een derde partij, de aanbestedingsprocedure hiervoor loopt al, maar hoe wordt die betaalde dagbesteding vormgegeven? Mogelijk wordt deze samengevoegd met andere, bestaande, vormen van onbetaalde dagbesteding. Hoe worden de targets bepaald die de consulenten moeten behalen, gaan de consulenten voor hun eigen gemeente werken of voor een werksoort, hoe wordt het zogenaamde maatwerk (de dienstverlenings-overeenkomsten - DVO’s) van de gemeenten gerealiseerd? Hoe moet de werkgeversbenadering aangekleed worden? Wat zijn de inspraakmogelijkheden van de kandidaten van het werkbedrijf? De SW-kandidaten hebben straks immers een dienstverband bij het werkbedrijf, omdat hun oude SW-rechten blijven bestaan onder de Participatiewet. Wie wordt de directeur van het werkbedrijf Rijk van Nijmegen? Zomaar een greep een de vele onderwerpen die nog uitgebreid in de diverse gremia aan de orde zullen komen en vormgegeven dienen te worden voor de definitieve start over zo’n anderhalf jaar. Tot slot De komende maanden wordt het werkbedrijf Rijk van Nijmegen gebouwd om mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt in de regio te begeleiden naar werk. Een complexe operatie waarbij het uiteindelijk resultaat, op z’n minst, onzeker is. De werkgevers moeten meewerken om het ‘participeren’ echt inhoud te geven. De gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden, want met minder geld moet meer bereikt worden. Kunnen zij die verantwoordelijkheid wel aan? En de economie moet het liefst ook snel en fors aantrekken. Op papier ziet het er goed uit. In de beleidsnotitie ‘Sterke werkwoorden’ worden inderdaad veel ‘sterke’ doe-werkwoorden gebruikt, maar verbloemen die niet ordinaire maatregelen om te bezuinigen ten koste van de zwakkeren in de samenleving? Belanden er alleen nog maar meer mensen achter de geraniums of blijkt de angst van de huidige SW-ers daarvoor onterecht? De toekomst zal het leren.