het water Woordenschat water de druppel de kraan het bad de douche het zwembad de duikbril de snorkel de zwembandjes de duikplank de glijbaan de zwemles Stromen druppelen Sproeien de gieter gieten de bodem drijven zinken de spons de washand het vaatdoekje de theedoek de handdoek Nat droog de emmer de fles de overkant de modder de lucht de paraplu de regen het ijsje Het ijsblokje de hagel de was de wasmachine de wasknijper de afwas het afwasmiddel het zeep de zeilboot de boot de roeiboot de kano de bikini het zwempak de zwembroek afwassen de was ophangen afdrogen Afdrogen spetteren spatten varen vullen hard zacht schoonmaken naast vuil schoon drinken zoet zout leegkiepen doorzichtig kleddernat kletsnat kopje-onder het zeil gooien de waterval de waterplant de mast het eiland de teil de waterleiding het riool de wisser de trekker de sloot de vijver de rivier de zee het kanaal de oceaan