Voor 0 - 8 jaar Yunio voeding Wat eet mijn kind? www.yunio.nl | 0900 88 56 Inhoud Inleiding3 1 Voedingsoverzicht 4 2 Borstvoeding 14 3 Flesvoeding 27 4 Vitamines 33 5 Vaste voeding 35 6 Eetgedrag 41 7 Voeding en beweging 43 8 Tandverzorging en mondgewoonten 47 9 Heb je nog vragen 50 Pakkende kop 2 De inhoud van dit boekje is gebaseerd op de Richt­lijn Voeding en eetgedrag (NL), 2016 van het Voedingscentrum, dit is een uitgave van het NCJ (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid). Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie over eten voor baby en peuter van de website van het Voedings­centrum en de laatste wetenschappelijke inzichten. Voor het gedeelte over borstvoeding is gebruik gemaakt van het Handboek Borstvoeding uit 2013 van Yunio. Voor het gedeelte over ­zuigflessen en spenen zijn de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP) gevolgd. In dit boekje wordt over ouder(s) gesproken. Natuurlijk bedoelen we hier ook de verzorger(s) mee. Yunio, afdeling jeugdgezondheidszorg / september 2016. Inleiding Dit boekje geeft informatie over voeding voor kinderen van 0 tot 8 jaar. Goede voeding bevat alle belangrijke voedingsstoffen die n ­ odig zijn voor de groei en ontwikkeling. De informatie is gericht op de groei en ontwikkeling van gezonde kinderen. Kinderen met ­bijvoorbeeld v­ oedselovergevoeligheid of een bepaalde ziekte k­ unnen andere v­ oe­dingsadviezen nodig hebben. In die situatie zal de jeugd­ verpleegkundige of de jeugdarts je hierin begeleiden en zo nodig doorverwijzen. In dit boekje is een voedingsoverzicht opgenomen waarin per ­leeftijdsgroep informatie staat over de voeding, voedings­tijden, aandachtspunten en suggesties waar je meer informatie kunt vinden. Het voedingsoverzicht is een richtlijn en kan worden afgestemd op de wensen van jou en jouw kind. De medewerkers van het consultatie­ bureau kunnen je hierbij adviseren. Naast het v­ oedingsoverzicht geeft dit boekje informatie over een aantal belangrijke onderwerpen rondom voeding, waaronder borst- en flesvoeding, vitamines, eetgedrag, ­tandverzorging en ­mondgewoonten. 3 1 Voedingsoverzicht Leeftijd 0 - 4 maanden Normale ontwikkeling: reflexmatig zuigen verandert geleidelijk in willekeurig zuigen. Eten en drinken: Uitsluitend melkvoeding. Borstvoeding verdient de voorkeur. Als je baby geen moedermelk krijgt wordt kunstvoeding (volledige ­zuigelingenvoeding) gegeven. Met de hoeveelheden wordt klaargemaakte voeding bedoeld. 0 en 1 maand Borstvoeding Voeden op verzoek. Aantal keren afhankelijk van de behoefte van de baby; in de eerste dagen 8 à 12 x; daarna minimaal 6 x per etmaal. Flesvoeding Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 7 x 80/90 ml of 6 x 90/120 ml. Baby’s willen meestal om de 3 à 4 uur een voeding. ‘s Nachts kan er langere tijd tussen 2 voedingen zitten. Aanvulling Vitamine K: 150 mcg per dag t/m de 13e week bij borstvoeding. Vitamine K: bij 500 ml of meer flesvoeding is toediening hiervan niet nodig. Vitamine D: vanaf acht dagen na de geboorte tot de vierde ­verjaardag 10 mcg per dag. Als je kindje een vitamine K injectie in het ziekenhuis (Winterswijk) heeft gehad hoeft hij geen vitamine K suppletie. Een goed voedingsritme hangt niet af van de klok, maar heeft te maken met de signalen van honger en slapen. Zie ook de Yunio-folder ‘Rust en regelmaat’. 4 2 maanden Borstvoeding Flesvoeding Nachtslaap Aanvulling Voeden op verzoek, minimaal 5 x per etmaal. Voeden op verzoek, minimaal 5 x per etmaal. Bijvoorbeeld 6 x 120/135 ml of 5 x 140/160 ml. De meeste kinderen kunnen ‘s nachts 6 - 8 uur zonder voeding Vitamine K t/m 13e week. Vitamine D: zie 0 en 1 maand bij borst­ voeding. 3 maanden Borstvoeding Flesvoeding Nachtslaap Aanvulling Voeden op verzoek, minimaal 5 x per etmaal. Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 5 x 165/200 ml. De meeste kinderen kunnen ‘s nachts 8 - 10 uur zonder voeding Vitamine K t/m de 13e week. Vitamine D: zie 0 en 1 maand bij borstvoeding. Een richtlijn voor de hoeveelheid melk is: 150 ml voeding per kg lichaamsgewicht per 24 uur. Bijvoorbeeld bij 4 kg: 600 ml per 24 uur, verdeeld over bijvoorbeeld 6 voedingen = 6 x 100 ml voeding. 5 Normale ontwikkeling: Leren eten van een lepeltje. Eten en drinken: Alle voedingen melkvoeding (moedermelk en/of kunstvoeding) Introductie van bijvoeding, geen vervanging van melkvoeding. De hapjes zijn dik, vloeibaar en glad. 4 en 5 maanden Borstvoeding Flesvoeding Nachtslaap Bijvoeding Voeden op verzoek. 4 à 5 x per etmaal. Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 5 x 165/200 ml. De meeste kinderen kunnen ‘s nachts 10 - 12 uur zonder voeding Vanaf de leeftijd van 4 maanden kan, als kind en ouder(s) eraan toe zijn, bijvoeding geïntroduceerd worden. Dit dient als kennis­ making met nieuwe smaken. Het gaat om kleine hapjes (dus een paar lepeltjes). Aanvulling Geen vitamine K meer. Alleen vitamine D: zie 0 en 1 maand. Zie vaste voeding, blz. 35. Dring de voeding niet op, maar probeer de signalen van je kind te herkennen wanneer hij genoeg heeft. 6 Totdat je kind goed brood kan eten, kun je pap maken van opvolgmelk of afgekolfde moedermelk met gemengde ­granen, liefst met neutrale smaak. Geef de pap bij voorkeur met een lepel. 6 maanden Borstvoeding Flesvoeding Voeden op verzoek. 3 à 4 x per etmaal. Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 3 à 4 x 200 ml per keer. Geleidelijk overgaan op opvolgmelk, bijvoorbeeld starten om 1 schep per fl ­ esvoeding te vervangen door opvolgmelk. De ­volgende dag 2, enz. Vanaf 6 maanden wordt bijvoeding gegeven als hapjes naast ­volledige melkvoeding. Bijvoorbeeld ‘s morgens fruit en aan het eind van de middag groente (geleidelijk uitbreiden met aardappel/ rijst/pasta/peulvruchten en 0 - 2x per week vlees/vis/ei). Ook kan de baby oefenen met kleine stukjes tarwebrood Vitamine D: 10 mcg per dag. Bijvoeding Aanvulling Er mag vanaf 6 maanden gestart worden met 1 à 2 x per week 1 eetlepel stukjes zacht vlees, vis, kip of ei, zonder zout klaargemaakt, zie blz. 35. 7 Normale ontwikkeling: grovere, drogere voeding wordt beter verdragen en door­geslikt. Leert kauwen: stukjes worden met de tong afwisselend van links naar rechts in de mond gebracht. Kan zélf eten met handen en vingers. Eten en drinken: bijvoeding begint geleidelijk melkvoeding (moedermelk en/of opvolgmelk) te vervangen. Lepelvoeding wordt geleidelijk grover (met stukjes) en uitgebreider. Het kind leert kleine zachte stukjes (brood, ­gekookte groente, zacht fruit, etc) eten. Ontbijt 7 en 8 maanden Borstvoeding of 200 ml opvolgmelk/afgekolfde moedermelk even­ tueel met pap. Tussendoortje •Een bekertje (kruiden- of vruchten)thee met melk of water. • Fruit, soepstengel, rijstwafel, broodkorst, v­ olkorenbiscuitje, plakje ontbijtkoek, of: • Magere of halfvolle yoghurt. Lunch ½ - 1 licht bruine boternam van 1 dag oud (dit is wat droger en valt dan snel uit elkaar) daarna borstvoeding of 150 - 200 ml opvolgmelk. Voor beleg zie blz. 37. Tussendoortje Zie boven Warme maaltijd 2 à 3 eetlepels geprakte groente + 1 à 3 eetlepels aardappel, ­gekookte rijst of pasta en 0 - 2x per week vlees,vis,ei of vlees­ vervanger. Aanbevolen: 1 theelepel vloeibare margarine of olie door de warme maaltijd. Avond Borst- of flesvoeding Aanvulling Vitamine D: 10 mcg per dag. 8 Normale ontwikkeling: kauwt losse stukjes, leert drinken uit een beker, leert om zélf met een lepeltje te eten. Eten en drinken: bijvoeding vervangt steeds meer melkvoeding. Voedingshapjes worden maaltijden. Eten is grof gesneden of geprakt. 9 tot 12 maanden Ontbijt ½ - 1 boterham + borstvoeding of 150 - 200 ml opvolgmelk Tussendoortje zie 7 en 8 maanden. Lunch ½ - 1 boterham + borstvoeding of 150 - 200 ml opvolgmelk Tussendoortje zie 7 en 8 maanden. Warme maaltijd •1½ à 2 eetlepels vlees/vis/kip/ei of vleesvervanging, ­ fijngesneden. • 2 à 3 eetlepels groente. • 1 à 2 aardappelen. • Theelepel niet te vette jus of theelepel zachte margarine of theelepel olie toevoegen. • Eventueel magere-halfvolle yoghurt 100 - 150 ml als toetje. Avond Borstvoeding of 100 - 150 ml opvolgmelk als je kind daar ­behoefte aan heeft. Aanvulling Vitamine D: 10 mcg per dag. 9 Normale ontwikkeling: je kind eet met het gezin mee. Eten en drinken: een kind krijgt borstvoeding zolang moeder en kind dat willen. Als je kind kunstvoeding krijgt, vanaf 12 maanden is opvolgmelk niet meer nodig, maar kun je halfvolle melk geven uit een beker. Het gebruik van de zuigfles wordt afgebouwd. 1 tot 4 jaar Ontbijt Brood + borstvoeding of halfvolle melk Tussendoortje Drinken en afwisselend fruit/soepstengel/rijstwafel/­komkommer/ volkorenbiscuitje o.i.d Lunch Brood + thee/water Tussendoortje Drinken en afwisselend fruit/soepstengel/rijstwafel/plakje ontbijtkoek/­gehalveerde tomaatjes o.i.d Warme maaltijd Groente + aardappelen/rijst/pasta + vlees/vis/vleesvervanging + theelepel niet te vette jus of theelepel zachte margarine of thee­ lepel olie toevoegen Aanvulling Vitamine D: 10 mcg per dag tot de 4e verjaardag. Gemiddeld heeft een kind van 1 tot 4 jaar per dag nodig: • 2 à 3 sneetjes (volkoren)brood. • 1 à 2 aardappelen of 1 à 2 opscheplepels rijst of pasta (is gelijk aan 50 - 100 gram). • 50 - 100 gram of 1 à 2 opscheplepels groenten. • 150 gr of 1½ stuks fruit. • 300 ml melk(producten)*. •15 gram ongezouten en ongezoete notenpasta/pindakaas. • 50 gram vlees(waren)/kip/ei/vleesvervanger of peulvruchten (maximaal 5x per week vlees) • 5 gram (is gelijk aan een theelepel) dieetmargarine per snee brood. • 15 gram (is gelijk aan een eetlepel) bereidingsvet voor de warme maaltijd. •1 liter drinkvocht, inclusief de melk**. •Vitamine D: 10 mcg per dag tot je kind 4 jaar oud is. 10 * Gemiddeld is vanaf 1 jaar nog 300 ml melkproducten nodig. Opvolgmelk kan vervangen worden door halfvolle melk of andere zuivelproducten zoals karnemelk, yoghurt e.d. Melkproducten remmen de opname van ijzer, zie pagina 38. ** De behoefte aan vocht is o.a. afhankelijk van het gewicht van het kind. Voedings­middelen zoals groente, aardappelen en fruit leveren ook vocht. Wanneer een kind een normale hoeveelheid aan deze voedingsmiddelen eet, zal het ongeveer 300 ml vocht binnen­ krijgen. ** Advies: 5 eet- en/of drinkmomenten per dag inclusief maaltijden, bij meer dorst water drinken. ** Maximaal 1 glas suikervrije of light (fris) drank per dag. Deze dranken bevatten meestal zoetstoffen. De ongunstige effecten van zoetstoffen op ons lichaam zijn nog niet voldoende bekend. Deze richtlijn over de hoeveelheid suikervrije of light(fris)drank is dan ook uit voorzorg opgesteld. 11 Basisvoeding voor kinderen van 4 tot 8 jaar • 2 - 4 sneetjes volkorenbrood (denk ook aan crackers en beschuit). • 2 - 3 aardappelen of 1 - 3 opscheplepels rijst of pasta (is gelijk aan 50 - 150 gram). • 100 - 150 gram of 2 - 3 opscheplepels groente. • 150 gram of 1½ stuks fruit. • Zuivelproducten: 300 ml melk(producten). •20 gram/1 plak kaas. • 50 gram vlees/vis/ei/kip/vleesvervanger of peulvruchten. • Halvarine, 5 gram (is gelijk aan een theelepel) per snee brood •Vloeibaar bak-, braad- en olieproducten: 15 gram (is gelijk aan een eetlepel). • Dranken: 1-1,5 liter, inclusief de melk(producten). •1 eetlepel of 15 gram ongezouten en ongezoete noten/pinda’s/ pindakaas/notenpasta Wanneer je kind zich houdt aan deze richtlijnen, krijgt je kind alles ­binnen wat het nodig heeft. Daarnaast blijve­n er 100 - 200 kcal over die je naar eigen keuze kunt invullen. Hieronder vallen ook de gezoete drankjes, zoals bijvoorbeeld diksap en vruchtensap. 12 Goede voeding volgens de Gezondheidsraad: •gevarieerde voeding • dagelijks ruim groente, fruit en volkoren graanproducten • eet minder vlees • varieer met vis/peulvruchten/noten en eieren • beperk gebruik van keukenzout • beperk dranken met toegevoegde suikers en veel voedingszuren 13 2Borstvoeding Borstvoeding is de beste voeding voor een baby Borstvoeding is de meest natuurlijke voeding die precies is a­ fgestemd op de behoeften van je kind. Borstvoeding bevat alle voedingsstoffen die een baby nodig heeft voor een goede groei. Daarnaast bevat het belangrijke afweerstoffen; deze stoffen beschermen tegen het ont­ staan van een groot aantal ziekten waaronder allergieën, infecties van maag-darmkanaal, infecties van luchtwegen, obstipatie, suikerziekte en chronische darmziekten. Ook bij voedselallergie is borstvoeding de beste keus. Bovendien levert het voor de moeder gezondheidsvoordelen op: o.a. minder kans op nabloedingen direct na de bevalling, versneld herstel van de bottenstructuur, minder kans op bepaalde soorten kanker, het gewicht van voor de zwangerschap wordt in veel gevallen eerder bereikt. 14 Borstvoeding is gemakkelijk. Het is altijd bij de hand, het is ­hygiënisch, er is geen bereidingstijd en de ­voeding is precies op de juiste temperatuur. Wereldwijd wordt zes maanden volledige borst­ voeding geadviseerd, daarna kun je doorgaan met het geven van borstvoeding zolang jij en je kind dit prettig vinden. Het geven van borstvoeding blijft vele voordelen houden, boven het geven van flesvoeding of halfvolle melk. Volledige borstvoeding houdt in dat er geen water of flesvoeding (kunst­voeding) aan je kind wordt gegeven. Het eerste halfjaar heeft je kind met uitzondering van vitamine D en K (t/m 13 weken) niets anders erbij nodig. Wanneer je kind onvol­ doende drinkt uit de borst, voed je bij voorkeur bij met afgekolfde moedermelk. Als dit niet mogelijk is, kan standaardvoeding voor baby’s worden gegeven. 15 Voeden op verzoek Een vroege start met borstvoeding, gevolgd door voeden op verzoek, is belangrijk voor het slagen van de borstvoeding. De baby is een uur na de bevalling meestal wakker en alert. Dat is de tijd dat je je baby voor de eerste keer gaat aanleggen. Het is een oefenmoment dat van groot belang kan zijn voor het leren drinken aan de borst. Aanleggen minimaal 8-12 keer per 24 uur in de eerste dagen aan beide borsten; hierbij is het van belang dat de baby goed leert drinken. Dit is een oefenperiode. Een baby kan de eerste dag uren slapen; deze slaap is niet altijd even diep. Het is belangrijk de baby de dagen waarin de v­ oeding nog op gang moet komen, ook aan te leggen als hij h ­ alfslaperig is (snelle oogbewegingen onder gesloten oogleden, ­bewegingen van armen, benen, lippen en veranderingen in de gelaats­ uitdrukking). Wanneer de borstvoeding op gang is gekomen, moet de baby minimaal zes keer per dag uit zichzelf komen, anders moet hij worden gewekt. Bied je baby beide borsten aan: laat de eerste borst leegdrinken en bied de tweede aan als ‘toetje’. 16 Goed aanleggen Het welslagen van borstvoeding staat of valt veelal met het goed aan­ leggen van de baby. Aandachtspunten bij het aanleggen zijn: • Ontspannen houding. • Moeders voeden in het kraambed meestal liggend op de zij. Na verloop van tijd is een andere houding, zoals zit­ tend voeden erg praktisch. Het is aan te bevelen in de kraamperiode te oefenen met verschillende houdingen. • De baby ligt op de zij met zijn gezicht naar de moeder ­toegekeerd en zijn neus ter hoogte van de tepel; zijn oren, schouders en heupen liggen op één lijn. • Je kunt met een hand de borst ondersteunen: vier vin­ gers onder de borst en de duim er los bovenop, de zgn. ‘C-greep’. • Om de baby te stimuleren zijn mond wijd open te doen, streel je zachtjes met de tepel over de bovenlip van de baby. Hij kan nu toehappen. • Zorg ervoor dat er ook een flink deel van de tepelhof in de mond wordt genomen (zodat de kaken van de baby precies achter de tepel terechtkomen). Een hulpmiddel hierbij is dat de moeder de tepelhof in de vorm van het mondje vóór vormt. De tepelhof wordt dan wat plat­ gedrukt, waardoor de baby meer borst in het mondje kan krijgen. • Als de baby goed is aangelegd, doet het voeden geen pijn. Is het toch pijnlijk, steek dan je pink in de mondhoek van de baby zodat de baby loslaat; daarna opnieuw aanleggen. Wel kun je de eerste dagen de eerste 10 seconden tijdens het aanzuigen als gevoelig ervaren. Ook kan het toeschieten van de melk prikkerig aanvoelen. • De baby drinkt met de mond wijd open, de lippen naar buiten gestulpt. De tong ligt over de onderkaak, tussen borst en onderkaak. Eerst maakt hij snelle, ritmische zuigbewegin­ gen om de toeschietreflex op te wekken, daarna gaat hij over in een rustiger tempo in het volgende ritme: ademen-zuigen-slikken. Af en toe zal hij even pauzeren. 17 Krijgt de baby genoeg? Bij borstvoeding kun je niet zien hoeveel een baby drinkt, maar als ouder leer je snel zien of de baby genoeg melk heeft gehad, nl.: • De baby ziet er tevreden uit. • De baby heeft voldoende plasluiers: vanaf de vierde dag gemiddeld 6 à 8 katoenen plasluiers of 5 à 6 natte wegwerpluiers. • De ontlasting ziet er goed uit; bij uitsluitend borstgevoede baby’s is de ontlasting zacht, soms zelfs waterig met vlokjes; de kleur kan variëren van mosterdgeel tot lichtgroen. Na de eerste 2 à 3 dagen hebben baby’s minimaal 2 keer per dag ontlasting. Na 6 weken komt de ontlasting vaak 2 à 3 keer per week en bij sommige baby’s maar 1 keer per week of ­minder. De ontlasting is dan vaak dikker en het is een grotere hoeveelheid. • De baby heeft een goed zuigpatroon: hij begint meestal met snelle zuig-bewegingen om de toeschietreflex op te wekken; als de melk toegeschoten is, kun je horen dat de baby na 1 of 2 keer zuigen slikt. Dit zuig-slikpatroon duurt gemiddeld 10-20 minuten aan de eerste borst. Als de baby aankomt in gewicht, levendig is en normaal plast, krijgt het voldoende borstvoeding. Vanaf het moment dat de baby terug is op het geboortegewicht groeit het ongeveer 100-200 gram per week de eerste 3 à 4 maanden. Dit kan per week wat meer of minder zijn. Rond de leeftijd van 4 maanden gaat het minder hard. Als je je baby extra wilt laten wegen kun je contact opnemen met je jeugdverpleegkundige of terecht op de verpleegkundige inloopspreekuren. Voor een overzicht van de verpleegkundige inloopspreekuren zie www.yunio.nl Regeldagen Een baby kan zogenaamde ‘regeldagen’ hebben, waarop hij opeens veel vaker wil drinken en zijn totale voedingsschema omgooit. Deze regel­ dagen doen zich voor rond de leeftijd van 10-14 dagen, 6 weken en 3 maanden, of bijvoorbeeld na ziekte van de m ­ oeder. De baby is dan onrustig en kan veel huilen; hij komt soms ook weer ‘s nachts. Deze regeldagen duren over het a­ lgemeen 2 à 3 dagen. Hiermee voorziet de baby in zijn grotere behoefte aan moedermelk door groei en energie­ verbruik. Door vaker aan te leggen, wordt de hoeveelheid moedermelk vergroot. 18 Pijnlijke tepels Pijnlijke tepels ontstaan meestal door een verkeerde manier van aan­ leggen waardoor de baby niet goed aan de borst drinkt. Vraag de kraamverzorgende of jeugdverpleeg­kundige om advies want het geven van borstvoeding behoort geen pijn te doen. Belangrijke adviezen bij p­ ijnlijke tepels zijn: goed aanleggen, ­wisseling van voedingshouding, eerst de minst pijnlijke kant geven, ­tijdelijk korter en vaker voeden, de borst aan de lucht laten drogen en een katoenen bh en zoogcompressen (zonder een plastic laagje) dragen of een tepel­beschermer/borstschelp gebruiken. Na de voeding is het goed om wat moedermelk op de tepels te laten indrogen (niet bij spruw), eventueel maximaal 2x per dag een vette tepelzalf dun opbrengen. Als de oorzaak van de pijnlijke tepels spruw is, dan altijd de melkresten na de voeding van de tepel wassen en behandelen met de daarvoor bestemde zalf, en een suspensie voor in het mondje van de baby. Deze zijn op recept van de huisarts verkrijgbaar. 19 Afkolven Het beste kan moedermelk vers aan de baby worden gegeven, want door invriezing gaat een bepaalde hoe­ veelheid antistoffen verloren. Er kunnen echter redenen zijn om af te kolven en de melk in te vriezen. Er zijn verschillende soorten kolven te huur en te koop. Laat je goed informeren over de juiste kolf voor jouw situatie. Het is goed om te weten dat het afkolven meestal in het begin niet meteen goed gaat. Het vergt enige oefening. Moedermelk schiet soms minder goed toe omdat er een apparaat aan je borst zuigt in plaats van een baby (tips: zie brochure ‘Borstvoeding, kolven van moedermelk’ verkrijgbaar via de JGZ). Voorkom spanning tijdens het oefenen met kolven; houd je baby in de buurt en zet de kolf niet direct te hard aan. Op deze manier kun je het toeschieten van moedermelk bevorderen. In principe kolf je af op de tijden dat de baby de borst zou krijgen. Begin met oefenen van het afkolven als de baby tussen 4 en 6 weken oud is. Afgekolfde, verse moedermelk kan veilig tot vijf dagen in de koel­ kast worden bewaard (temperatuur ongeveer 4°C). Het dient dan wel midden in de koelkast te staan en niet in de deur, waar de melk aan temperatuurschommelingen wordt blootgesteld. In de koelkast bewaarde moedermelk (in een schone verpakking) kan binnen 48 uur worden ingevroren voor later gebruik. De bewaartermijn van ingevroren melk is in een vriesvakkoelkast 2 weken, in een diep­ vriezer (bij -18°C ) 3 tot 4 maanden, in een vrieskist 6 maanden. De samenstelling van de moedermelk past zich aan de leeftijd van het kind aan; hier moet je bij het bewaren rekening mee houden. Het invriezen kan gedaan worden in af te sluiten plastic bakjes, diepvries­ zakjes of flesjes of speciaal hiervoor geschikte bewaarzakjes. Het invriezen moet gebeuren in kleine hoeveelheden en de porties moeten voorzien zijn van de datum. Kleine hoeveelheden ontdooien sneller en er is zonodig snel wat extra voeding beschikbaar. Het ontdooien in de koelkast verdient de voorkeur. Als het snel moet, kun je de bevroren 20 melk verpakt onder de kraan houden en de kraan langzaam van koud naar warm draaien. Niet ontdooien onder een hete kraan of op kamer­ temperatuur. Controleer de ontdooide melk vóór gebruik op bederf (ruiken, proeven). Ontdooien en opwarmen van moedermelk op een temperatuur boven de 37°C geeft v­ erlies van antistoffen en vitamines. Dit geldt ook voor het ontdooien en opwarmen in de magnetron. Bij opwarmen in de magnetron een laag wattage gebruiken en een aantal keer wentelen omdat er hotspots (plekken met meer hitte) kunnen ontstaan. De moedermelk kan het beste opgewarmd worden in een fles in een pan met warm water of flessenwarmer tot 37°C. Controleer, voor het geven van moedermelk per fles, de temperatuur door middel van een druppel op de binnenkant van je pols. Je moet de druppel niet voelen. 21 Borstvoeding en speengebruik Het gebruik van een speen bij kinderen die borstvoeding k­ rijgen, raden wij in ieder geval de eerste zes weken na de g­ eboorte af vanwege: • Het ontstaan van drinkverwarring; de techniek van zuigen aan de borst is anders dan die van zuigen op een fopspeen. Het zuigen op een fopspeen kan invloed hebben op de zuigtechniek aan de borst. • Het missen van voedingssignalen van een baby doordat de baby op een fopspeen zuigt terwijl het eigenlijk aan de borst zou willen en moeten drinken. • Het zuigen op een fopspeen kost een baby extra energie waardoor de baby minder lang aan de borst kan drinken. Voeding van de moeder De productie van moedermelk vraagt extra energie. Vrouwen die borst­ voeding geven hebben ongeveer 500 kilocalorieën per dag extra nodig. Daarbij is gevarieerd eten belangrijk voor de moeder om voldoende van alle voedingsstoffen binnen te krijgen. Onvoldoende eten heeft nauwe­ lijks invloed op de samenstelling van moedermelk maar des te meer op 22 de conditie van de moeder. Verder is voldoende ­drinken extra belang­ rijk. Dit is ten minste twee liter per dag, i­nclusief melk(producten). Basisvoeding voor vrouwen die borstvoeding geven Deze hoeveelheden worden gemiddeld per dag aanbevolen als basis voor een gezonde voeding voor vrouwen die borstvoeding geven: • Brood: 4-7 sneetjes bruine of volkoren boterhammen. • Aardappelen, rijst, pasta of peulvruchten: 4-5 opscheplepels (200 - 250 gram). • Groente: 5 opscheplepels (250 gram). • Fruit: 2 stuks (200 gram). • Zuivel: 300 - 450 ml melkprodukten en 40 gram kaas (2 plakken). • Vlees(waren), vis, kip, ei, vleesvervangers of peulvruchten: 100 gram. • Halvarine of margarine 5 gram per sneetje brood, is gelijk aan een theelepel). • Bak-, braad- en olieproducten: 15 gram (is gelijk aan een eet­lepel). • 50 gram ongezouten en ongezoete noten. • Dranken: 2 - 2,5 liter (inclusief de melkproducten). Alcohol en borstvoeding Alcohol komt in de moedermelk terecht; eenmalig gebruik van één tot twee standaard horecaglazen ­alcoholhoudende drank door de moeder die borst­voeding geeft, leidt in de daarop volgende drie uren tot een duidelijke vermindering van de hoeveelheid moedermelk en een versto­ ring van het normale slaap-waak­patroon van de baby. Het is daarom aan te bevelen geen alcohol t­ e gebruiken bij het geven van borstvoe­ ding. De moeder die borstvoeding geeft, kan ervoor zorgen dat de baby geen alcohol b­ innenkrijgt door in de eerste drie uur na ­consumptie van één standaard h ­ orecaglas geen borstvoeding te geven en geen moeder­ melk af te k­ olven voor latere voedingen. Om de borstvoeding op gang te houden is het raadzaam om te kolven op ‘voedingstijd’, maar gooi de gekolfde voeding weg. De tijdsduur verdubbelt na c­ onsumptie van twee standaard horeca­glazen, ­verdrievoudigt na drie glazen, enzovoort. 23 Borstvoeding en een baan Volgens de wet heeft een moeder die borstvoeding wil geven, bijzon­ dere rechten. Zo heeft de moeder het recht op het onder­breken van het werk voor het voeden of het kolven tot negen maanden na de geboor­ te. Dit betreft een kwart van de werktijd. Het is raadzaam als je weer aan het werk gaat, vanaf zes weken regelmatig te oefe­ nen met kolven en de baby te laten oefenen met het drinken uit een zuigfles. Sommige baby’s weigeren namelijk de fles als ze met een maand of drie pas voor het eerst een fles krijgen. Als je weer aan het werk gaat, kan de hoeveelheid moedermelk de eerste periode iets teruglopen. Dit komt omdat je weer een actiever leven gaat leiden. Daarnaast kan het zijn dat je met kolven minder hoeveelheden moedermelk afgeeft. Schrik hier niet van maar wees alert. Blijf op de dagen dat je niet buitenshuis werkt, voeden op v­ erzoek of voed zonodig een keertje extra zodat de melkproductie weer wordt verhoogd. Rust en huid-op huidcontact met je baby zorgen voor een toename van de moedermelkproductie. Zie voor meer informatie over borst­voeding en een baan www.minszw.nl. Als je wilt stoppen met het geven van borstvoeding of je wilt het afbouwen, neem dan voor adviezen contact op met de medewerkers van het consultatie­ bureau. 24 Borstvoeding: landelijke en regionale zorgverleners Yunio jeugdgezondheidszorg Na de kraamperiode komt de jeugdverpleegkundige bij jullie thuis op bezoek. Zij bespreekt met je de voeding van je kind. Je kunt vragen aan haar stellen en de baby wordt gewogen. Op het consultatie­bureau tref je de jeugdverpleegkundige en de jeugdarts. Je kunt bij hen ­terecht met vragen en zij kunnen je informeren, a­ dviseren en onder­ steunen bij het geven van borstvoeding. Wanneer de borstvoeding niet loopt zoals verwacht, moet je snel hulp krijgen. Laat je niet ontmoedigen, geef het niet te gauw op! De jeugd­ verpleegkundige kan je begeleiden en is telefonisch te bereiken. Ook is zij aanwezig op een verpleegkundig inloopspreekuur bij je in de buurt en zij kan voor extra begeleiding bij je thuis komen. Bij Yunio kun je zeven dagen per week, telefonisch terecht met je ­vragen over borst­ voeding. De verpleegkundige aan de telefoon kan je te woord staan. Zij kan je bericht ook door­geven aan je eigen jeugdverpleegkundige. • Yunio informatie en advies Telefoon 0900 - 98 64, www.yunio.nl Yunio kraamzorg en jeugdgezondheidszorg hebben lactatie­ kundigen, s­ pecialisten op het gebied van borstvoeding, in dienst. Kraamverzorgenden, jeugdverpleeg­kundigen, huisartsen en verlos­ kun­digen kunnen gebruik maken van hun telefonisch spreekuur. Thuiszorgwinkels Yunio jeugdgezondheidszorg is onderdeel van Sensire. Sensire heeft in Oost-Gelderland, thuiszorgwinkels. De thuiszorgwinkels verkopen en verhuren ook m ­ aterialen voor moeders die borstvoeding geven. Denk daarbij aan borstkolven en voedingskussens. • Thuiszorgwinkels Telefoon 0314 - 35 74 19 (klantenservice) 24 uur per dag bereikbaar of kijk op www.sensire.nl 25 Borstvoedingsorganisaties In Nederland zijn twee vrijwilligersorganisaties die zich met de zorg voor borstvoeding bezig houden. De vrijwilligers van borstvoedingsor­ ganisaties zijn allemaal moeders die zelf borstvoeding hebben gegeven en een praktijkgerichte scholing hebben gehad. Zij kunnen je onder­ steunen met praktische informatie over het geven van borstvoeding. De borstvoedingsorganisaties houden informatiebijeenkomsten, geven brochures uit en zijn telefonisch voor vragen te bereiken. Door het nummer te bellen krijg je te horen wie bij jou de contactpersoon in de regio is. • Vereniging Borstvoeding Natuurlijk (VBN) Telefoon 0343 - 57 66 26, E-mail [email protected], www.borstvoedingnatuurlijk.nl • Borstvoedingsorganisatie La Leche League Nederland (LLL) Telefoon 0111-41 31 89, E-mail [email protected], www.lll.borstvoeding.nl Lactatiekundigen Soms zijn er omstandigheden waarbij ondanks hulp en advies van andere hulpverleners problemen ontstaan rondom het geven van borst­ voeding. In zo’n geval kan een lactatiekundige je advies en begelei­ ding geven. Er zijn lactatiekundigen met een eigen praktijk. De meeste lactatie­kundigen met een eigen praktijk geven borstvoedingscursussen en verkopen en verhuren materialen. Zij brengen hiervoor kosten in rekening, deze zijn veelal te declareren bij je ziektekostenverzekering. • Nederlandse Vereniging van ­Lactatiekundigen Telefoon 0900 - 522 82 84, E-mail [email protected] www.nvlborstvoeding.nl Overige adressen Via www.borstvoeding.nl en www.borstvoeding.com krijg je een over­ zicht van meer website’s en informatie over borstvoeding. 26 3Flesvoeding Een vuistregel voor de hoeveel­ heid voeding is een vochtbe­ hoefte van circa 150 ml per kg lichaamsgewicht per 24 uur. Alleen volledige zuigelingenvoeding is geschikt als voeding. Het zelf maken van zuigelingenvoeding, bijvoorbeeld door het mengen van koe­ melk of geitenmelk met water, is beslist af te raden. Deze voedingen bevatten niet alle nodige voedingsstoffen en zijn dus geen v­ olwaardige voeding voor baby’s. Er zijn veel verschillende soorten flesvoeding in de handel. Aan de kwaliteit van flesvoedingen worden eisen gesteld; flesvoedings­ fabrikanten mogen hun voedingen alleen op de markt brengen als zij voldoen aan deze eisen. Behalve gewone v­ oeding is er bijvoorbeeld ook speciale voeding voor hongerige baby’s en spugende baby’s. 27 Het te snel en zonder overleg overgaan op een andere voeding is niet verstandig omdat klachten niet altijd met voeding te maken hebben en sommige voedingen niet de gewenste werking hebben. In het alge­ meen moet een voeding minimaal een week gebruikt zijn. Overleg voor het overstappen op een nieuwe voeding altijd eerst met de medewer­ kers van het consultatiebureau. Voedingstijden en hoeveelheden Net als bij borstvoeding worden de voedingstijden en de h ­ oeveelheid flesvoeding afgestemd op de behoefte van je baby. Het is belang­ rijk dat ook bij flesvoeding je baby zijn eigen ritme kan ontwikkelen door de voeding aan te bieden als hij daarom vraagt. De hoeveelheid flesvoeding die een baby nodig heeft per 24 uur is afhankelijk van het lichaamsgewicht van de baby. Door de totale daghoeveelheid te delen door het aantal voedingen, bereken je de hoeveeheid voeding per fles. Als de baby fles­voeding op verzoek krijgt, zal hij de ene keer meer drinken dan de andere keer en ook zelf bepalen wanneer het tijd is voor de volgende voeding. 28 FLESJE MAKEN? ZO DOE JE DAT: Informatie van het voedingscentrum over kunstvoeding klaarmaken KUNSTVOEDING KLAARMAKEN 1. Was je handen. 2. Zorg dat de fles goed schoon is. 3. Kijk op de verpakking van de kunstvoeding voor de juiste hoeveelheid water en voeding. 4. Vul het flesje met koud kraanwater. 5. Verwarm de fles. Maak de fles niet warmer dan 30 tot 35°C. Deze ideale temperatuur bereik je als volgt: KRAANWATER VEILIG Op de verpakking van kunstvoeding kunnen andere adviezen staan. Er staat bijvoorbeeld vaak dat je het water moet koken. Maar in Nederland is dat niet nodig, ook ongekookt is koud kraanwater veilig voor je kindje. FLESSENWARMER EEN PANNETJE MET WARM WATER MAGNETRON Volg de gebruiksaanwijzing van de flessenwarmer. Plaats het flesje in een pannetje met warm, maar niet kokend water. Zwenk de fles tussendoor en aan het einde om de warmte goed te verdelen. Verwarm het flesje op maximaal 600 Watt. Een fles van 100 milliliter verwarm je 30 seconden, van 150 milliliter 45 seconden en van 200 milliliter 60 seconden. Zwenk de fles tussendoor en aan het einde om de warmte goed te verdelen. 6. Voeg de voeding toe. Gebruik het schepje dat bij de verpakking zit voor de juiste dosering. Doe geen extra schepje of een schepje met een ‘kop’ erop in de fles, dat is schadelijk voor je baby. 7. Schud de fles. 8. Controleer altijd de temperatuur van de melk met een druppeltje op de binnenkant van je pols. Wanneer het ongeveer even warm is als je huid, dan zit je goed. Als het te heet is, laat het dan even afkoelen. 29 12-2015 9. Laat je kind niet langer dan een half uur drinken. Melk die over is, gooi je weg. FLESJE SCHOONMAKEN, VAN TE VOREN MAKEN EN MEENEMEN? ZO DOE JE DAT: FLESJE SCHOONMAKEN 1. Spoel direct na het voeden de fles en speen om met koud water. 2. Was ze daarna in de vaatwasser op minimaal 55°C of in heet sop met een speciale flessenborstel. 3. Spoel de fles en speen na met warm water, om zeepresten te verwijderen. 4. Laat de fles en speen ondersteboven drogen op een droge, schone doek. FLESJES VAN TEVOREN KLAARMAKEN Maak maximaal 2 flessen van tevoren klaar volgens de 7 stappen op de vorige pagina. Sla hierbij de stap van het verwarmen over (stap 5). Zet de flessen meteen na het klaarmaken achterin de koelkast, daar blijft de melk het best gekoeld. Let op dat de temperatuur in de koelkast op 4°C staat. Bewaar de klaargemaakte flesvoeding niet langer dan 8 uur in de koelkast. Gooi restjes altijd weg. ONDERWEG Neem geen klaargemaakte fles mee op reis. Je moet flesvoeding namelijk in de koelkast bewaren. Neem de juiste hoeveelheid babymelkpoeder mee, bijvoorbeeld in een speciaal melkpoeder-doseerdoosje. Daarin kun je in verschillende vakjes per voeding de juiste hoeveelheid meenemen. Warm water voor de flesvoeding kan mee in een thermosfles. Doe er gekookt water in. Dat koelt binnen enkele uren af tot warm water. Neem een flesje koud water mee om met het hete water te mengen als het nog te heet is. 30 www.voedingscentrum.nl/borstvoeding 12-2015 www.voedingscentrum.nl/borstvoeding Ontlasting Het ontlastingspatroon van een baby die flesvoeding krijgt is anders dan van een baby die borstvoeding krijgt. De flesgevoede baby heeft ongeveer eenmaal per dag een poepluier. De ontlasting is vaster en de kleur van de ontlasting kan, net als bij borstvoeding, geel tot groen of bruin zijn. De kleur is o.a. afhankelijk van het soort flesvoeding die de baby krijgt. Flesvoeding na zes maanden/opvolgmelk Na het eerste half jaar kan je kind overgaan op opvolgmelk. Gewone melk bevat vergeleken met opvolgmelk veel zouten, e­ iwitten en geen ijzer. Opvolgmelk is qua samenstelling meer ­afgestemd op de behoeften van een kind van zes maanden en ouder. Ook voor kinderen van twaalf maanden tot drie jaar is een speciaal op hun behoeften afgestemde en samengestelde melk te ver­krijgen. Laatst genoemde opvolgmelk wordt alleen geadviseerd als daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld bij een slecht etend kind. Hoe geef je de fles Bij het geven van de fles kun je het best je kind op schoot nemen. Om een voorkeurshouding bij je baby te voorkomen, is het van belang dat je je baby afwisselend op de rechter en linker arm neemt. Het is ook mogelijk je baby de fles te geven als het recht voor je op je ­bovenbenen ligt. Tijdens het drinken moet de speen continu gevuld zijn met melk om onnodig luchthappen te voor­komen. Zuigflessen Belangrijk is dat de fles een wijde hals heeft en een duidelijke maat­ verdeling. Plastic flessen zijn lichter en kunnen niet stuk vallen. Glazen flessen zijn steviger en blijven mooier. Bij een nieuwe fles én na i­edere voeding, de fles omspoelen met koud water, daarna reinigen in een goed werkende vaatwasser of de fles schoonmaken in heet water met een afwasmiddel en een speciale borstel om de binnenkant goed te reinigen. Met stromend koud of heet water naspoelen om afwas­ middel te verwijderen. De fles droog in de koelkast bewaren. 31 Spenen Er zijn verschillende soorten spenen te koop. Belangrijk zijn: • De vorm van de speen, deze moet goed passen c.q. aansluiten in de mond van de baby. • De grootte van het gaatje in de speen, deze moet afgestemd zijn op de zuigkracht van je kind. De bekendste modellen die goed ­aansluiten in de mond zijn het kers­ model (rechte speen met ronde top) en de dental speen (deze speen wijst schuin omhoog en heeft een platte kop). Om de zuigbehoefte van je baby te bevredigen is het belangrijk dat de doorstroomsnelheid van de melk door de speen zodanig is dat je baby even lang over een fles doet als over het drinken aan de borst. De gemiddelde tijdsduur per voeding is 20-30 minuten. Een snelle drinker kan beter een speen met een wat kleiner gaatje krijgen zodat hij niet te snel kan drinken en hij zijn zuigbehoefte kan bevredigen. Er zijn spenen met meer ‘standen’ te koop. Spenen worden op dezelfde manier schoongehouden als de ­zuigflessen. Hygiëne Baby’s zijn volop bezig hun weerstand tegen ziektekiemen op te bouwen. Zij zijn vatbaarder voor infecties dan volwassenen. Het is daarom belangrijk om hygiënisch en zorgvuldig te werk te gaan bij het bereiden van de voeding. Dit houdt het volgende in: • Vóór het bereiden en geven van de flesvoeding goed de handen wassen. • Bij het bereiden van flesvoeding op een schoon vlak werken. • De flessen en spenen goed schoonmaken (zie zuigflessen en ­spenen). Een speen moet na zes weken worden vervangen vanwege het ontstaan van scheurtjes waardoor bacteriën meer kans krijgen zich te ontwikkelen en er deeltjes van de speen los kunnen laten. De speen in een afgesloten bakje in de koelkast bewaren. 32 4Vitamines Van twee vitamines krijgt het kind niet genoeg ­binnen, of het nu v­ oldoende eet of niet, name­ lijk vitamine D en vitamine K. Een kind heeft vitamines en mineralen nodig. Deze voedingsstoffen houden het kind gezond, beschermen het tegen ziektes en laten het kind groeien. Als het kind gevarieerd en een hoeveelheid eet die passend is bij zijn leeftijd, krijgt het v­ oldoende vitamines en mineralen binnen. Vitamine D Voor de ontwikkeling van de botten en tanden hebben kinderen extra vitamine D nodig vanaf acht dagen na de geboorte tot vier jaar. De extra benodigde hoeveelheid is 10 microgram per dag. 33 Er bestaat vitamine D op waterbasis en op olie­basis. Aan baby’s tot vier maanden wordt ­vitamine D op waterbasis gegeven omdat sommige ­kinderen de olie minder goed verdragen. Omdat de hoeveelheid vitamine D per druppel per merk v­ erschillend is, adviseren wij de verpakking of bijsluiter te lezen. Vitamine K Baby’s die borstvoeding krijgen hebben tot de leeftijd van drie ­maanden extra vitamine K nodig voor een goede bloedstolling. De extra benodigde hoeveelheid bij baby’s die geheel of grotendeels borstvoeding krijgen, is vanaf de achtste dag tot de leeftijd van drie maanden (dit is tot en met de dertiende week) 150 microgram. Als de baby per dag 500 ml of meer fles­voeding krijgt naast de borst­voeding, is t­ oediening van vitamine K niet nodig. 34 5 Vaste voeding Vanaf de leeftijd van 4 maanden kan, als het kind en de ouders eraan toe zijn, begonnen worden met bijvoeding. Dit dient als kennismaking met nieuwe smaken en structuren. Het gaat om kleine hapjes. Het zijn oefenhapjes die worden gegeven naast volledige melkvoeding. In het begin zijn de hapjes dik en vloeibaar, langzaamaan worden ze droger en vaster. Het is gewenst de bijvoeding een steeds vastere samenstelling te geven, aanvankelijk fijnprakken en zodra het kind het aankan een steeds grovere samenstelling. Vanaf zeven maanden kan een kind leren kauwen op bijvoorbeeld een broodkorst. Met acht tot tien maanden kan het grof geprakt of gesneden voedsel eten. Omdat er een gevoelige periode is voor het leren kauwen, is het belangrijk tussen de acht en tien maanden te starten met het aanbieden van kauwbaar voedsel. Ook aan ­kinderen die nog geen tanden hebben. 35 Enkele aandachtspunten zijn: • Ieder kind heeft vanaf de geboorte een kokhals- of wurgreflex. Deze reflex zorgt ervoor dat er geen voedsel in de luchtwegen terecht komt. De reflex blijft altijd aanwezig, maar de plaats waar hij wordt opgewekt verandert; van vooraan in de mond bij jonge baby’s naar het achterste deel van de tong en het gehemelte rond de leeftijd van 7 maanden. De meeste kinderen kunnen vanaf 7 maanden ­grovere bijvoeding eten. Sommige kinderen gaan hier echter nog van kokhalzen. Is dit het geval bij jouw kind, wacht dan nog even met het geven van grovere bijvoeding en probeer het een paar dagen later opnieuw. • Elke manier van voeden kan onveilig zijn. Het is belangrijk dat je je kind, net als altijd, in de gaten houdt. Verslikken gebeurt als je onverwachts iets achter in je keel krijgt. Dat gebeurt het snelst met vloeibare dingen, of eigenlijk met alles wat we opzuigen. Zet je kind daarom goed rechtop, eventueel met ondersteuning. • Borstvoeding blijven geven op verzoek. Langzaamaan zal het eten van vast voedsel belangrijker worden dan de borst. Er is dus geen plan nodig om af te bouwen. Wil je dit wel, neem dan contact op met de medewerkers van het consultatiebureau. • Als je kind veel smaken lust, eet hij gevarieerder en gezonder. Je kunt het zo aanpakken: Laat je kind zo snel mogelijk verschillende smaken proeven. Kies een paar soorten groenten en fruit om mee te beginnen. Is hij daaraan gewend? Geef dan een paar nieuwe soorten. Vindt je kind een hapje niet meteen lekker? Probeer het dan later nog eens. Soms moet een kind wel een keer of tien iets proeven, voordat hij de smaak lekker vindt. Minder vlees en meer plantaardig. Varieer met vis, peulvruchten, noten, eieren en vegetarische produkten 36 Groente Je kunt het best beginnen met groenten met een zachte, niet bittere smaak, bijvoor­ beeld worteltjes, bloemkool, sperziebonen, ontvelde tomaten, doperwtjes, snijbonen, broccoli, pompoen, aubergine, courgette, komkommer of peultjes. Kook de groente kort en maak het daarna fijn met behulp van een zeef, staafmixer of keukenmachine. Als je kind dit goed eet, kun je na verloop van tijd het hapje zo maken dat er kleine stukjes in z­ itten. Hoe groter de stukjes, hoe beter je kind leert kauwen. Je kunt ook grotere hoeveelheden klaarmaken en invriezen in p­ orties voor één keer. Wanneer je kiest voor kant-enklare kindervoeding uit een potje, begin dan ook op tijd met ­voeding waar ­stukjes inzitten. Hapjes k­ unnen afgedekt 48 uur in de koelkast bewaard worden. Fruit Bij het beginnen met fruit gaat de voorkeur uit naar fruitsoorten met een zachte smaak, onder andere peer, abrikoos of banaan. Het is beter om geen suiker toe te voegen. Als je baby gewend is aan dit zachte fruit kun je overstappen naar de scherper smakende soorten zoals citrusvruchten, mango of ananas. Voor het Te veel (appel) fijnmaken van fruit kun je een zeef, rasp, keukenmachine sap kan diarree of staafmixer gebruiken. Ook voor het fruithapje geldt; ­veroorzaken eet je kind dit fijngemaakte fruit goed, stap dan over op een hapje met kleine stukjes. Vlees, vis, kip, ei, peulvruchten of vleesvervangers Kook of stoof vlees, vis of kip eerst gaar. Kook eieren helemaal gaar. Daarna kun je het vlees fijn malen in een keukenmachine of met een staafmixer. De voorkeur gaat uit naar de magere en onbewerkte soorten rund, kalf, kalkoen en kip en zonder zout bereid. Eet je kind dit gemakkelijk, dan kun je het vlees steeds minder fijn malen en in kleine stukjes snijden. Het is goed om kinderen aan te leren om vis, ei, peulvruchten eten. Neem voor jonge kinderen veiligheidshalve alleen filet (zonder graten). Als je je kindje geen vlees wilt geven kun je het vlees te ­vervangen door ei of peulvruchten of vleesvervangers om toch de benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. Broodbeleg Besmeer de boterham met (dieet)margarine. Als broodbeleg ­­ bij­voorbeeld: geprakt fruit of groente, ei, pindakaas, notenpasta, vleeswaren, appelstroop, jam, rauwkost, smeerkaas, leverworst of jonge kaas (voor de wat oudere kinderen). Belangrijk blijft dat je varieert. 37 Het is niet goed om jonge kinderen veel leverworst te geven. In lever­ worst zit namelijk veel vitamine A. Teveel vitamine A kan schadelijk zijn. Kaas/smeerkaas, vleeswaren en leverpastei hebben een hoog zout­ gehalte en veel verzadigde vetten. De aanbeveling is om minder zoute en vette kaas- en vleessoorten te kiezen. • Kinderen van 6 maanden tot 1 jaar: maximaal 1 - 2 boterhammen met smeerkaas of (smeer)leverworst per week. • Kinderen van 1 tot 3 jaar: maximaal 2 - 3 boterhammen met smeer­ kaas of (smeer)leverworst per week. • Kinderen van 4 tot 8 jaar: maximaal 1 boterham met ­(smeer)lever­ worst per dag. 38 Zout en kruiden Gebruik het eerste levensjaar geen zout bij het bereiden van de maaltijden v­ anwege de beperkte nierfunctie van je kind. Ook scherpe ­kruiden kun je beter achterwege laten tot na het eerste levensjaar. Zachte kruiden en specerijen zoals bieslook, bonenkruid, kaneel, nootmuskaat, peterselie en selderij kan een kind vanaf 1 jaar gerust eten. Zout en scherpe kruiden vanaf 1 jaar ­minimaal toe­voegen. Vanaf 9 maanden kan jus worden toe­gevoegd aan het eten. Suiker Het gebruik van suiker in de voeding kan beter beperkt worden om tandbederf en overgewicht te voorkomen. Ook frisdranken en vruchtensappen bevatten veel suiker. Kies als tussendoortje bij voorkeur iets uit de schijf van 5. Honing Aan kinderen onder één jaar mag geen honing worden gegeven. In honing kunnen onzichtbare sporen van de bacterie Clostridium Botulinum voorkomen. Hierdoor kan de ziekte Infantiel Botulisme ­ontstaan waarbij verlammingsverschijnselen kunnen voorkomen. Vet Vet levert veel calorieën. Het eerste jaar heeft het kind veel vet nodig in verband met de s­ nelle groei. Als je kind een jaar wordt, neemt het vetaandeel in de voeding langzaam af. Voeding die bestaat uit een evenwichtige balans tussen verzadigde en meervoudig onverzadigde vetten heeft de voorkeur. Verzadigde vetten zitten vooral in volle melk­ producten, roomboter, kaas en vlees. Als je kind overgaat op gewone melk, kun je daarom het beste halfvolle melk of ­magere melkproducten geven zoals karnemelk en magere yoghurt. Producten met meervoudige onverzadigde ­vetten zijn: dieetmargarine, vloeibare bak- en braadproducten, olie, notenpasta’s en vette vis. 39 Vezels Voor een goede darmwerking is het nodig dat je kind voldoende vezels krijgt. Vezels zitten in bruinbrood, volkorenbrood, aardap­pelen, groente en fruit. Zorg dat je kind voldoende van deze p­ roducten eet. IJzer Kinderen krijgen bij de geboorte een lichaamsvoorraad ijzer mee. Deze voorraad raakt vanaf het tweede levenshalfjaar uitgeput. Kinderen heb­ ben daarom vanaf die tijd meer ijzer nodig. Een tekort aan ijzer kan leiden tot bloedarmoede. Je kind kan er dan bleek uitzien en vaak moe zijn. IJzer uit vlees is beter beschikbaar voor het lichaam dan ijzer uit plantaardige producten Het gebruik van fruit of groente bij de maaltijden stimuleert de opname Veel ijzer zit in vlees, van ijzer. Melkproducten daarentegen remmen de vleeswaren, bruinbrood, opname van ijzer en k­ unnen daarom beter tussen volkorenbrood graan­ de maal­tijden door worden ­gedronken. producten, aardappelen, groente en appelstroop. 40 6Eetgedrag De hoeveelheid voeding die een kind opneemt kan per periode verschillen. Tijdens de peuterperiode bepaalt de activiteit van een peuter zijn eetlust. Bovendien is een peuter bezig met de ­ontwikkeling van zijn eigen wil en daardoor kan hij zich verzetten tegen eten omdat hij weet dat hij de baas is over wat en hoeveel hij eet. Belangrijk is om te weten wat het kind nodig heeft aan ­voeding en dat van het eten geen machtstrijd wordt gemaakt. Kinderen voelen meestal goed aan wanneer ze genoeg hebben gegeten. Er zijn aanwijzingen dat het opdringen van eten niet leidt tot meer eten, maar juist tot minder eten. Stelregel is dat de ouder bepaalt WAT, WAAR en WANNEER het kind eet, maar het kind bepaalt HOEVEEL het eet. 41 De volgende tips kunnen daarbij helpen: • Stel de maaltijd zo samen dat het kind met de volwassenen mee kan eten. • Probeer te voorkomen dat je kind te moe aan tafel gaat. Kinderen die moe zijn eten vaak niet goed. • Laat je kind een uur voor de maaltijd niets meer eten of drinken; hiermee voorkom je een vol gevoel. • Geef niet vaker dan 3x een tussendoortje. Wanneer een kind vaker wat tussendoor krijgt, zal het niet zoveel trek hebben als het aan tafel gaat. • Bereid je kind voor op de maaltijd die komen gaat, zodat het spel tijdig kan worden afgebouwd. • Zorg voor een prettige sfeer aan tafel en betrek je kind erbij. Zeg niet steeds dat het eten moet, praat over iets anders. • Geef als ouder het goede voorbeeld door gelijktijdig met je kind te eten. • Ga je kind niet eten geven, maar besteed aandacht aan je eigen bord en eet met smaak. Goed voorbeeld doet goed volgen. • Schep kleine beetjes op, een vol bord is niet uitnodigend • Kinderen moeten wennen aan nieuwe smaken. Bij het introduceren van een nieuw Zorg voor zo min mogelijk voedingsmiddel is het beter het niet op te prikkels aan tafel. Geen dringen en het in alle rust na verloop van tijd televisie aan en geen ruzie weer eens te proberen. maken of een discussie • Het is belangrijk dat een kind een diversi­ teit aan smaken leert waarderen. Het toevoe­ ­voeren aan tafel. gen van suiker of appelmoes aan het eten is daarom af te raden. • Beloon vervelend gedrag aan tafel niet met extra aandacht. Negeer het zoveel mogelijk. Schrijf eens op wat je kind Focus op wat goed gaat. per dag eet. In veel gevallen • Ontdek wat je als ouder(s) goede regels blijkt je kind meer te eten vindt en maak thuis eigen regels aan tafel. dan je denkt. • Ook peuters hebben op sommige dagen minder trek in eten. 42 7 Voeding en bewegen Uit onderzoek blijkt dat het geven van borstvoeding een gunstige invloed heeft op het voorkomen van over­gewicht bij je kind. Een gezonde leefstijl is belangrijk voor iedereen. Toch is het aantal kinderen met overgewicht de laatste jaren sterk gestegen. Door te ­weinig bewegen en te veel eten raakt de energiebalans verstoord. Er wordt meer gegeten dan er wordt verbruikt. Wat overblijft wordt door het lichaam opgeslagen als lichaamsvet. 43 Overgewicht brengt veel gezondheidsrisico’s met zich mee, zoals ­suikerziekte (diabetes type 2), h ­ art- en vaatziekten en gewrichts­ problemen. Daarnaast kan overgewicht sociaal-emotionele problemen geven, zoals onzekerheid en gevoelens van minderwaardigheid. Daarom is het belangrijk om te investeren in een gezonde toekomst van je kind. Gezonde voeding in combinatie met bewegen heeft een positieve invloed op het tegengaan van overgewicht. Door te bewegen oefent je kind zijn motoriek en verbruikt het de energie uit de voeding. ­Gewoonten die je kind jong leert, maakt het zich eigen en leert het niet gemakkelijk af. Tips bij goede voeding • Geef je kind drie hoofdmaaltijden per dag en maximaal drie keer iets tussendoor. Het kind krijgt de benodigde voedingsstoffen binnen en de regelmaat stimuleert de stofwisseling. • Kies voor gezonde tussendoortjes zoals rozijntjes, biscuit of popcorn. Houd de hoeveelheid beperkt. • Water of thee, zijn goede, calorie-arme dranken. • Maak een bewuste keuze bij broodbeleg. Sommige producten bevatten te veel energie. • Patat, pizza en pannenkoeken bevatten meer vet dan een ­traditionele maaltijd. Beperk een dergelijke maaltijd tot maxi­ maal een keer per week en combineer deze dan met groente of rauwkost of geef fruit als toetje. • Als beloning of troost kun je beter iets leuks met je kind gaan doen in plaats van belonen met een snoepje. Dit wordt al snel een gewoonte. • Kies een traktatie die niet groot is en weinig calorieën bevat. Veel lekkere en gezonde ideeën kun je vinden op de website van het Voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl). 44 Tips voor bewegen 0 tot 2 jaar Geef je kind de ruimte om te k­ ruipen, haal hem daarom g­ eregeld uit de box of maxi-cosi en laat hem lekker rondkruipen of (later) rond­lopen. Geef je kind s­ peelgoed dat de beweging ­stimuleert, bijvoorbeeld een bal of duwkar. Een richtlijn voor peuters is 60 -90 minuten per dag beweging/actief zijn. Peuters bewegen van ­nature graag, geef ze volop de gelegenheid en geef zelf het goede voorbeeld. 2 tot 4 jaar Beperk je kind niet door hem altijd in de wandelwagen te zetten, laat hem vaker zelf lopen. Traplopen kan je kind al snel zelf; til hem niet altijd op maar begeleid hem bij het oefenen. Je kind vindt buitenspe­ len vast leuk, maar ook binnenshuis is bewegen mogelijk, bijvoorbeeld stoelendans of dansen op muziek. Er zijn allerlei liedjes waarbij je kunt bewegen, zoals ‘Jan Huigen in de ton’ en ‘Zo gaat de molen’. Vanaf 2,5 jaar kan je kind terecht op een peuterspeelzaal. Hier heeft je kind volop de mogelijkheid tot bewegen en w ­ orden er bewegingsspelletjes aangeboden. Sommige sportverenigingen bieden al vanaf 2 jaar peuter­ gym aan. De ouder(s) doet hieraan mee. 45 Na 4 jaar Je kind heeft elke dag tenminste een uur lichaamsbeweging nodig. Het gaat dan om de gewone beweging, zoals het naar school lopen, fietsen en buitenspelen. Daarnaast is twee keer in de week intensief bewegen, zoals een lange wandeling of een fi ­ etstocht, goed. Vanaf de leeftijd van vier jaar kan je kind voor k­ leutergym terecht bij een sportvereni­ ging. Maak van een wandeling voor je kind een ontdekkingstocht door het geven van opdrachtjes en het laten speuren naar voorwerpen die kunnen worden verzameld. Maak duidelijke afspraken met je kind over de m ­ omenten en de duur van televisie kijken of c­ omputeren. Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat je kind televisie mag k­ ijken als het eerst buiten heeft gespeeld. 46 8 Tandverzorging en mondgewoonten Ook met drie maanden zie je vaak dat baby’s gaan kwijlen. Dit wordt veroorzaakt doordat speekselklieren meer speeksel gaan vormen. Tandverzorging Gemiddeld krijgt een kind met vijf à zes maanden zijn eerste tand. In deze periode kwijlen baby’s vaker en verdwijnen vingers en an­ dere d­ ingen in de mond om daarop te kauwen. Fluoride zorgt voor de ­ontwikkeling van een sterk gebit. Het advies luidt als volgt: • nul en een jaar: vanaf het doorbreken van de eerste tandjes, één maal per dag poetsen met fluoride-peutertandpasta en een zachte tandenborstel. • twee, drie en vier jaar: tweemaal per dag poetsen met fluoride- peutertandpasta en een zachte tandenborstel. • vanaf vijf jaar: tweemaal per dag poetsen met tandpasta voor ­volwassenen en een zachte tandenborstel. 47 In het begin zal het poetsen nog niet zo goed ­verlopen. Door s­ pelenderwijs te oefenen, zal het steeds beter gaan. Probeer wel altijd na te poetsen! Een poetsbeurt duurt twee m ­ inuten. Na het eerste jaar mag de e­ lektrische tandenborstel worden gebruikt. Het is belangrijk dat je kind rond de leeftijd van negen maanden overgaat op een gewone drinkbeker. Je kunt hiermee beginnen te o­ efenen vanaf de leeftijd van zes maanden. Kinderen moeten leren drinken uit een beker en bovendien is het drinken uit een beker beter voor de ontwikkeling van het gebit en de spraakontwikkeling. Tandcariës en tanderosie In vrijwel alle voeding en dranken zitten suikers die door bacteriën in de mond worden omgezet in zuur. Het zuur kan gaatjes in de tanden en kiezen veroorzaken (cariës). Tanderosie is een vorm van gebits­slijtage. Het tandglazuur wordt aangetast door zuren van buitenaf. Anders dan bij cariës zijn de zuren in de voeding en dranken (fruit, augurken, zuur snoep, vruchtensappen, frisdranken) de oorzaak. Om tandcariës en tanderosie te voorkomen is het beter om naast de gewone maaltijden niet vaker dan drie keer een tussendoortje te eten of te drinken. Water of thee zonder suiker mogen overdag altijd gedronken worden. Laat je kind zure dranken of zure voeding in één keer opdrinken/-eten. Een flesje melk of sap meegeven naar bed, wordt afgeraden. Geef je kind liever wat water als het ‘s nachts dorst heeft. Via www tno-kindergebit.nl kun je een voorlichtingsfilm over tanden­ poetsen, eet- en drinkmomenten en tandartsbezoek bekijken. Mondgewoonten Tot de mondgewoonten behoren het gebruik van fopspenen, vinger- of duimzuigen en mondademen. Er zijn verschillen­ de soorten fopspenen verkrijgbaar. De voorkeur Vanaf het tweede jaar is gaat uit naar een speen met een platte boven­ kant en een knik. het aan te raden je kind Belangrijk is de fopspeen vóór de eerste verjaar­ mee te nemen naar de dag af te w ­ ennen. Echter, mocht je kind gaan tandarts voor de regel­ matige gebitscontrole. duimen of vinger­zuigen, dan is het beter de fopspeen weer te geven. P­ robeer een maand later opnieuw de speen af te wennen. 48 Mond­ademen is ademen door de mond in plaats van door de neus. De gevolgen van het mondademen kunnen zijn: onrustig slapen, kwijlen, verkoudheden en spraakproblemen. Je kunt ‘s nachts de lippen van je kind zachtjes op elkaar drukken zodat het moet overschakelen op de neusadem­haling. Vanaf het vierde levensjaar is je kind in staat actief mee te werken om het mond­ademen af te leren. Het ademen door de neus kan moeilijk geoefend worden als je kind neusverkouden is. Langdurig gebruik van een fopspeen heeft een slechte invloed op de ontwikke­ ling van het g­ ebit en de spraakontwikkeling, evenals vinger- en duimzuigen. 49 9 Heb je nog vragen? Als je na het lezen van dit boekje nog vragen hebt, kun je terecht bij de medewerkers van het consultatiebureau. In Oost-Gelderland is de af­ deling informatie en advies van 7.00 tot 24.00 bereikbaar via telefoon 0900 - 9864. Als de mede­wer­kers van de afdeling informatie en advies je niet direct een a­ ntwoord kunnen geven, leggen zij je vraag voor aan de m ­ edewerkers van het consultatiebureau. Buiten de regio Oost-Gelderland kun je contact opnemen met het ­consultatiebureau in je omgeving. 50 51 Sensire biedt ondersteuning met de thuiszorg wonen met zorg zorg op afstand thuisbegeleiding thuiszorgwinkels maatschappelijk werk Sensire www.sensire.nl | [email protected] | 24 uur per dag: 0900 88 56 Yunio www.yunio.nl | [email protected] | 7 dagen per week van 7 - 24 uur: 0900 98 64 gespecialiseerde ondersteuning: - bij hartfalen - bij revalidatie - bij astma en COPD - bij wond, decubitus en stoma - bij oncologie Sensire en Yunio - in de palliatieve zorg - bij diabetes Bij Sensire kunt u dag én nacht terecht voor een compleet pakket aan diensten op het gebied van gezondheid, zorg en welzijn. Persoonlijk, op maat en dicht bij u in de buurt. U kunt bij Sensire terecht voor advies, o­ ndersteuning en zorg van deskundige mede­werkers. - met logopedie - bij parkinson - met fysiotherapie - na beroerte - bij dieet en voeding - bij antroposofische levenswijze Yunio is onderdeel van Sensire. (Aanstaande) ouders kunnen bij Yunio terecht voor jeugdgezondheidszorg. Yunio ondersteunt ouders in de ontwikkeling van hun kind(eren) van baby tot kleuter. - met ergotherapie - met verpleegkundig technische handelingen - bij dementie Yunio: jeugdgezondheidszorg YA 3350/09’16 • Yunio; Tekst: Yunio en Joyce de Schepper, Etten; Fotografie: Gerard Mühlradt, Etten en anderen; Vormgeving: Verheij & van der Heide, Arnhem; Druk: Drukmotief bv, Apeldoorn volgende diensten: