Voeding - Sensire

advertisement
Voor 0 - 8 jaar
Yunio voeding
Wat eet
mijn kind?
www.yunio.nl | 0900 88 56
Inhoud
Inleiding3
1 Voedingsoverzicht 4
2 Borstvoeding 14
3 Flesvoeding 27
4 Vitamines 33
5 Vaste voeding 35
6 Eetgedrag 41
7 Voeding en beweging 43
8 Tandverzorging en mondgewoonten 47
9 Heb je nog vragen 50
Pakkende kop
2
De inhoud van dit boekje is gebaseerd op
de Richt­lijn Voeding en eetgedrag (NL),
2016 van het Voedingscentrum, dit is
een uitgave van het NCJ (Nederlands
Centrum Jeugdgezondheid). Daarnaast
is gebruik gemaakt van informatie over
eten voor baby en peuter van de website
van het Voedings­centrum en de laatste
wetenschappelijke inzichten. Voor het
gedeelte over borstvoeding is gebruik
gemaakt van het Handboek Borstvoeding
uit 2013 van Yunio. Voor het gedeelte
over ­zuigflessen en spenen zijn de
richtlijnen van de Werkgroep Infectie
Preventie (WIP) gevolgd. In dit boekje
wordt over ouder(s) gesproken. Natuurlijk
bedoelen we hier ook de verzorger(s)
mee.
Yunio, afdeling jeugdgezondheidszorg /
september 2016.
Inleiding
Dit boekje geeft informatie over voeding
voor kinderen van 0 tot 8 jaar.
Goede voeding bevat alle belangrijke voedingsstoffen die n
­ odig
zijn voor de groei en ontwikkeling. De informatie is gericht op
de groei en ontwikkeling van gezonde kinderen. Kinderen met
­bijvoorbeeld v­ oedselovergevoeligheid of een bepaalde ziekte k­ unnen
andere v­ oe­dingsadviezen nodig hebben. In die situatie zal de jeugd­
verpleegkundige of de jeugdarts je hierin begeleiden en zo nodig
doorverwijzen.
In dit boekje is een voedingsoverzicht opgenomen waarin per
­leeftijdsgroep informatie staat over de voeding, voedings­tijden,
aandachtspunten en suggesties waar je meer informatie kunt vinden.
Het voedingsoverzicht is een richtlijn en kan worden afgestemd op de
wensen van jou en jouw kind. De medewerkers van het consultatie­
bureau kunnen je hierbij adviseren. Naast het v­ oedingsoverzicht geeft
dit boekje informatie over een aantal belangrijke onderwerpen rondom
voeding, waaronder borst- en flesvoeding, vitamines, eetgedrag,
­tandverzorging en ­mondgewoonten.
3
1 Voedingsoverzicht
Leeftijd 0 - 4 maanden
Normale ontwikkeling: reflexmatig zuigen verandert geleidelijk in willekeurig
zuigen.
Eten en drinken: Uitsluitend melkvoeding. Borstvoeding verdient de voorkeur. Als je baby geen moedermelk krijgt wordt kunstvoeding (volledige
­zuigelingenvoeding) gegeven.
Met de hoeveelheden wordt klaargemaakte voeding bedoeld.
0 en 1 maand
Borstvoeding Voeden op verzoek. Aantal keren afhankelijk van de behoefte van
de baby; in de eerste dagen 8 à 12 x; daarna minimaal 6 x per
etmaal.
Flesvoeding Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 7 x 80/90 ml of 6 x 90/120 ml.
Baby’s willen meestal om de 3 à 4 uur een voeding. ‘s Nachts kan
er langere tijd tussen 2 voedingen zitten.
Aanvulling Vitamine K: 150 mcg per dag t/m de 13e week bij borstvoeding.
Vitamine K: bij 500 ml of meer flesvoeding is toediening hiervan
niet nodig.
Vitamine D: vanaf acht dagen na de geboorte tot de vierde
­verjaardag 10 mcg per dag. Als je kindje een vitamine K injectie
in het ziekenhuis (Winterswijk) heeft gehad hoeft hij geen
vitamine K suppletie.
Een goed voedingsritme hangt niet af van de klok,
maar heeft te maken met de signalen van honger en
slapen. Zie ook de Yunio-folder ‘Rust en regelmaat’.
4
2 maanden
Borstvoeding Flesvoeding Nachtslaap Aanvulling Voeden op verzoek, minimaal 5 x per etmaal.
Voeden op verzoek, minimaal 5 x per etmaal.
Bijvoorbeeld 6 x 120/135 ml of 5 x 140/160 ml.
De meeste kinderen kunnen ‘s nachts 6 - 8 uur zonder voeding
Vitamine K t/m 13e week. Vitamine D: zie 0 en 1 maand bij borst­
voeding.
3 maanden
Borstvoeding Flesvoeding Nachtslaap Aanvulling
Voeden op verzoek, minimaal 5 x per etmaal.
Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 5 x 165/200 ml.
De meeste kinderen kunnen ‘s nachts 8 - 10 uur zonder voeding
Vitamine K t/m de 13e week. Vitamine D: zie 0 en 1 maand bij
borstvoeding.
Een richtlijn voor de hoeveelheid melk is:
150 ml voeding per kg lichaamsgewicht per 24 uur.
Bijvoorbeeld bij 4 kg: 600 ml per 24 uur, verdeeld over
bijvoorbeeld 6 voedingen = 6 x 100 ml voeding.
5
Normale ontwikkeling: Leren eten van een lepeltje.
Eten en drinken: Alle voedingen melkvoeding (moedermelk en/of
kunstvoeding)
Introductie van bijvoeding, geen vervanging van melkvoeding.
De hapjes zijn dik, vloeibaar en glad.
4 en 5 maanden
Borstvoeding Flesvoeding Nachtslaap Bijvoeding Voeden op verzoek. 4 à 5 x per etmaal.
Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 5 x 165/200 ml.
De meeste kinderen kunnen ‘s nachts 10 - 12 uur zonder voeding
Vanaf de leeftijd van 4 maanden kan, als kind en ouder(s) eraan
toe zijn, bijvoeding geïntroduceerd worden. Dit dient als kennis­
making met nieuwe smaken. Het gaat om kleine hapjes (dus een
paar lepeltjes).
Aanvulling Geen vitamine K meer. Alleen vitamine D: zie 0 en 1 maand.
Zie vaste voeding, blz. 35.
Dring de voeding niet op, maar probeer de signalen
van je kind te herkennen wanneer hij genoeg heeft.
6
Totdat je kind goed brood kan eten, kun je pap
maken van opvolgmelk of afgekolfde moedermelk met
gemengde ­granen, liefst met neutrale smaak. Geef de
pap bij voorkeur met een lepel.
6 maanden
Borstvoeding Flesvoeding Voeden op verzoek. 3 à 4 x per etmaal.
Voeden op verzoek. Bijvoorbeeld 3 à 4 x 200 ml per keer.
Geleidelijk overgaan op opvolgmelk, bijvoorbeeld starten om
1 schep per fl
­ esvoeding te vervangen door opvolgmelk. De
­volgende dag 2, enz.
Vanaf 6 maanden wordt bijvoeding gegeven als hapjes naast
­volledige melkvoeding. Bijvoorbeeld ‘s morgens fruit en aan het
eind van de middag groente (geleidelijk uitbreiden met aardappel/
rijst/pasta/peulvruchten en 0 - 2x per week vlees/vis/ei). Ook kan
de baby oefenen met kleine stukjes tarwebrood
Vitamine D: 10 mcg per dag.
Bijvoeding Aanvulling Er mag vanaf 6 maanden gestart worden met 1 à 2
x per week 1 eetlepel stukjes zacht vlees, vis, kip of
ei, zonder zout klaargemaakt, zie blz. 35.
7
Normale ontwikkeling: grovere, drogere voeding wordt beter verdragen en
door­geslikt.
Leert kauwen: stukjes worden met de tong afwisselend van links naar rechts
in de mond gebracht. Kan zélf eten met handen en vingers.
Eten en drinken: bijvoeding begint geleidelijk melkvoeding (moedermelk
en/of opvolgmelk) te vervangen. Lepelvoeding wordt geleidelijk grover
(met stukjes) en uitgebreider. Het kind leert kleine zachte stukjes (brood,
­gekookte groente, zacht fruit, etc) eten.
Ontbijt 7 en 8 maanden
Borstvoeding of 200 ml opvolgmelk/afgekolfde moedermelk even­
tueel met pap.
Tussendoortje •Een bekertje (kruiden- of vruchten)thee met melk of water.
• Fruit, soepstengel, rijstwafel, broodkorst, v­ olkorenbiscuitje,
plakje ontbijtkoek, of:
• Magere of halfvolle yoghurt.
Lunch ½ - 1 licht bruine boternam van 1 dag oud (dit is wat droger en
valt dan snel uit elkaar) daarna borstvoeding of 150 - 200 ml
opvolgmelk.
Voor beleg zie blz. 37. Tussendoortje Zie boven Warme maaltijd 2 à 3 eetlepels geprakte groente + 1 à 3 eetlepels aardappel,
­gekookte rijst of pasta en 0 - 2x per week vlees,vis,ei of vlees­
vervanger.
Aanbevolen: 1 theelepel vloeibare margarine of olie door de warme maaltijd.
Avond Borst- of flesvoeding
Aanvulling
Vitamine D: 10 mcg per dag.
8
Normale ontwikkeling: kauwt losse stukjes, leert drinken uit een beker, leert
om zélf met een lepeltje te eten.
Eten en drinken: bijvoeding vervangt steeds meer melkvoeding.
Voedingshapjes worden maaltijden. Eten is grof gesneden of geprakt.
9 tot 12 maanden
Ontbijt ½ - 1 boterham + borstvoeding of 150 - 200 ml opvolgmelk
Tussendoortje zie 7 en 8 maanden.
Lunch ½ - 1 boterham + borstvoeding of 150 - 200 ml opvolgmelk
Tussendoortje zie 7 en 8 maanden.
Warme maaltijd •1½ à 2 eetlepels vlees/vis/kip/ei of vleesvervanging, ­
fijngesneden.
• 2 à 3 eetlepels groente.
• 1 à 2 aardappelen.
• Theelepel niet te vette jus of theelepel zachte margarine of theelepel olie toevoegen.
• Eventueel magere-halfvolle yoghurt 100 - 150 ml als toetje.
Avond
Borstvoeding of 100 - 150 ml opvolgmelk als je kind daar
­behoefte aan heeft.
Aanvulling
Vitamine D: 10 mcg per dag.
9
Normale ontwikkeling: je kind eet met het gezin mee.
Eten en drinken: een kind krijgt borstvoeding zolang moeder en kind dat
willen. Als je kind kunstvoeding krijgt, vanaf 12 maanden is opvolgmelk niet
meer nodig, maar kun je halfvolle melk geven uit een beker. Het gebruik van
de zuigfles wordt afgebouwd.
1 tot 4 jaar
Ontbijt Brood + borstvoeding of halfvolle melk
Tussendoortje Drinken en afwisselend fruit/soepstengel/rijstwafel/­komkommer/
volkorenbiscuitje o.i.d
Lunch Brood + thee/water
Tussendoortje Drinken en afwisselend fruit/soepstengel/rijstwafel/plakje
ontbijtkoek/­gehalveerde tomaatjes o.i.d
Warme maaltijd Groente + aardappelen/rijst/pasta + vlees/vis/vleesvervanging +
theelepel niet te vette jus of theelepel zachte margarine of thee­
lepel olie toevoegen
Aanvulling
Vitamine D: 10 mcg per dag tot de 4e verjaardag.
Gemiddeld heeft een kind van 1 tot 4 jaar per dag nodig:
• 2 à 3 sneetjes (volkoren)brood.
• 1 à 2 aardappelen of 1 à 2 opscheplepels rijst of pasta (is gelijk aan 50 - 100 gram).
• 50 - 100 gram of 1 à 2 opscheplepels groenten.
• 150 gr of 1½ stuks fruit.
• 300 ml melk(producten)*.
•15 gram ongezouten en ongezoete notenpasta/pindakaas.
• 50 gram vlees(waren)/kip/ei/vleesvervanger of peulvruchten (maximaal 5x per week vlees)
• 5 gram (is gelijk aan een theelepel) dieetmargarine per snee brood.
• 15 gram (is gelijk aan een eetlepel) bereidingsvet voor de warme maaltijd.
•1 liter drinkvocht, inclusief de melk**.
•Vitamine D: 10 mcg per dag tot je kind 4 jaar oud is.
10
* Gemiddeld is vanaf 1 jaar nog 300 ml melkproducten nodig.
Opvolgmelk kan vervangen worden door halfvolle melk of andere
zuivelproducten zoals karnemelk, yoghurt e.d. Melkproducten
remmen de opname van ijzer, zie pagina 38.
** De behoefte aan vocht is o.a. afhankelijk van het gewicht van het
kind. Voedings­middelen zoals groente, aardappelen en fruit leveren
ook vocht. Wanneer een kind een normale hoeveelheid aan deze
voedingsmiddelen eet, zal het ongeveer 300 ml vocht binnen­
krijgen.
** Advies: 5 eet- en/of drinkmomenten per dag inclusief maaltijden,
bij meer dorst water drinken.
** Maximaal 1 glas suikervrije of light (fris) drank per dag. Deze
dranken bevatten meestal zoetstoffen. De ongunstige effecten van
zoetstoffen op ons lichaam zijn nog niet voldoende bekend. Deze
richtlijn over de hoeveelheid suikervrije of light(fris)drank is dan
ook uit voorzorg opgesteld.
11
Basisvoeding voor kinderen van 4 tot 8 jaar
• 2 - 4 sneetjes volkorenbrood (denk ook aan crackers en
beschuit).
• 2 - 3 aardappelen of 1 - 3 opscheplepels rijst of pasta (is gelijk aan 50 - 150 gram).
• 100 - 150 gram of 2 - 3 opscheplepels groente.
• 150 gram of 1½ stuks fruit.
• Zuivelproducten: 300 ml melk(producten).
•20 gram/1 plak kaas.
• 50 gram vlees/vis/ei/kip/vleesvervanger of peulvruchten.
• Halvarine, 5 gram (is gelijk aan een theelepel) per snee brood
•Vloeibaar bak-, braad- en olieproducten: 15 gram (is gelijk aan een eetlepel).
• Dranken: 1-1,5 liter, inclusief de melk(producten).
•1 eetlepel of 15 gram ongezouten en ongezoete noten/pinda’s/
pindakaas/notenpasta
Wanneer je kind zich houdt aan deze richtlijnen, krijgt je kind alles
­binnen wat het nodig heeft. Daarnaast blijve­n er 100 - 200 kcal
over die je naar eigen keuze kunt invullen. Hieronder vallen ook de
gezoete drankjes, zoals bijvoorbeeld diksap en vruchtensap.
12
Goede voeding volgens de Gezondheidsraad:
•gevarieerde voeding
• dagelijks ruim groente, fruit en volkoren graanproducten
• eet minder vlees
• varieer met vis/peulvruchten/noten en eieren
• beperk gebruik van keukenzout
• beperk dranken met toegevoegde suikers en veel voedingszuren
13
2Borstvoeding
Borstvoeding is de
beste voeding voor
een baby
Borstvoeding is de meest natuurlijke voeding die precies is a­ fgestemd
op de behoeften van je kind. Borstvoeding bevat alle voedingsstoffen
die een baby nodig heeft voor een goede groei. Daarnaast bevat het
belangrijke afweerstoffen; deze stoffen beschermen tegen het ont­
staan van een groot aantal ziekten waaronder allergieën, infecties van
maag-darmkanaal, infecties van luchtwegen, obstipatie, suikerziekte
en chronische darmziekten. Ook bij voedselallergie is borstvoeding de
beste keus. Bovendien levert het voor de moeder gezondheidsvoordelen
op: o.a. minder kans op nabloedingen direct na de bevalling, versneld
herstel van de bottenstructuur, minder kans op bepaalde soorten
kanker, het gewicht van voor de zwangerschap wordt in veel gevallen
eerder bereikt.
14
Borstvoeding is gemakkelijk. Het is altijd bij de hand, het is
­hygiënisch, er is geen bereidingstijd en de ­voeding is precies op de
juiste temperatuur. Wereldwijd wordt zes maanden volledige borst­
voeding geadviseerd, daarna kun je doorgaan met het geven van
borstvoeding zolang jij en je kind dit prettig vinden. Het geven van
borstvoeding blijft vele voordelen houden, boven het geven van
flesvoeding of halfvolle melk. Volledige borstvoeding houdt in dat er
geen water of flesvoeding (kunst­voeding) aan je kind wordt gegeven.
Het eerste halfjaar heeft je kind met uitzondering van vitamine D en
K (t/m 13 weken) niets anders erbij nodig. Wanneer je kind onvol­
doende drinkt uit de borst, voed je bij voorkeur bij met afgekolfde
moedermelk. Als dit niet mogelijk is, kan standaardvoeding voor baby’s
worden gegeven.
15
Voeden op verzoek
Een vroege start met borstvoeding, gevolgd door voeden op verzoek, is
belangrijk voor het slagen van de borstvoeding. De baby is een uur na
de bevalling meestal wakker en alert. Dat is de tijd dat je je baby voor
de eerste keer gaat aanleggen. Het is een oefenmoment dat van groot
belang kan zijn voor het leren drinken aan de borst.
Aanleggen minimaal 8-12 keer per 24 uur in de eerste dagen aan beide
borsten; hierbij is het van belang dat de baby goed leert drinken. Dit
is een oefenperiode. Een baby kan de eerste dag uren slapen; deze
slaap is niet altijd even diep. Het is belangrijk de baby de dagen
waarin de v­ oeding nog op gang moet komen, ook aan te leggen als
hij h
­ alfslaperig is (snelle oogbewegingen onder gesloten oogleden,
­bewegingen van armen, benen, lippen en veranderingen in de gelaats­
uitdrukking). Wanneer de borstvoeding op gang is gekomen, moet de
baby minimaal zes keer per dag uit zichzelf komen, anders moet hij
worden gewekt. Bied je baby beide borsten aan: laat de eerste borst
leegdrinken en bied de tweede aan als ‘toetje’.
16
Goed aanleggen
Het welslagen van borstvoeding staat of valt veelal met het goed aan­
leggen van de baby. Aandachtspunten bij het aanleggen zijn:
• Ontspannen houding.
• Moeders voeden in het kraambed meestal liggend op de
zij. Na verloop van tijd is een andere houding, zoals zit­
tend voeden erg praktisch. Het is aan te bevelen in de
kraamperiode te oefenen met verschillende houdingen.
• De baby ligt op de zij met zijn gezicht naar de moeder
­toegekeerd en zijn neus ter hoogte van de tepel; zijn
oren, schouders en heupen liggen op één lijn.
• Je kunt met een hand de borst ondersteunen: vier vin­
gers onder de borst en de duim er los bovenop, de zgn.
‘C-greep’.
• Om de baby te stimuleren zijn mond wijd open te doen,
streel je zachtjes met de tepel over de bovenlip van de
baby. Hij kan nu toehappen.
• Zorg ervoor dat er ook een flink deel van de tepelhof in
de mond wordt genomen (zodat de kaken van de baby
precies achter de tepel terechtkomen). Een hulpmiddel
hierbij is dat de moeder de tepelhof in de vorm van het
mondje vóór vormt. De tepelhof wordt dan wat plat­
gedrukt, waardoor de baby meer borst in het mondje
kan krijgen.
• Als de baby goed is aangelegd, doet het voeden geen
pijn. Is het toch pijnlijk, steek dan je pink in de
mondhoek van de baby zodat de baby loslaat; daarna
opnieuw aanleggen. Wel kun je de eerste dagen de
eerste 10 seconden tijdens het aanzuigen als gevoelig
ervaren. Ook kan het toeschieten van de melk prikkerig
aanvoelen.
• De baby drinkt met de mond wijd open, de lippen naar
buiten gestulpt. De tong ligt over de onderkaak, tussen
borst en onderkaak. Eerst maakt hij snelle, ritmische zuigbewegin­
gen om de toeschietreflex op te wekken, daarna gaat hij over in
een rustiger tempo in het volgende ritme: ademen-zuigen-slikken.
Af en toe zal hij even pauzeren.
17
Krijgt de baby genoeg?
Bij borstvoeding kun je niet zien hoeveel een baby drinkt, maar als
ouder leer je snel zien of de baby genoeg melk heeft gehad, nl.:
• De baby ziet er tevreden uit.
• De baby heeft voldoende plasluiers: vanaf de vierde dag gemiddeld
6 à 8 katoenen plasluiers of 5 à 6 natte wegwerpluiers.
• De ontlasting ziet er goed uit; bij uitsluitend borstgevoede baby’s
is de ontlasting zacht, soms zelfs waterig met vlokjes; de kleur kan
variëren van mosterdgeel tot lichtgroen. Na de eerste 2 à 3 dagen
hebben baby’s minimaal 2 keer per dag ontlasting. Na 6 weken
komt de ontlasting vaak 2 à 3 keer per week en bij sommige baby’s
maar 1 keer per week of ­minder. De ontlasting is dan vaak dikker en
het is een grotere hoeveelheid.
• De baby heeft een goed zuigpatroon: hij begint meestal met snelle
zuig-bewegingen om de toeschietreflex op te wekken; als de melk
toegeschoten is, kun je horen dat de baby na 1 of 2 keer zuigen
slikt. Dit zuig-slikpatroon duurt gemiddeld 10-20 minuten aan de
eerste borst.
Als de baby aankomt in gewicht, levendig is en normaal plast, krijgt
het voldoende borstvoeding. Vanaf het moment dat de baby terug is
op het geboortegewicht groeit het ongeveer 100-200 gram per week de
eerste 3 à 4 maanden. Dit kan per week wat meer of minder zijn. Rond
de leeftijd van 4 maanden gaat het minder hard. Als je je baby extra
wilt laten wegen kun je contact opnemen met je jeugdverpleegkundige
of terecht op de verpleegkundige inloopspreekuren. Voor een overzicht
van de verpleegkundige inloopspreekuren zie www.yunio.nl
Regeldagen
Een baby kan zogenaamde ‘regeldagen’ hebben, waarop hij opeens veel
vaker wil drinken en zijn totale voedingsschema omgooit. Deze regel­
dagen doen zich voor rond de leeftijd van 10-14 dagen, 6 weken en
3 maanden, of bijvoorbeeld na ziekte van de m
­ oeder. De baby is dan
onrustig en kan veel huilen; hij komt soms ook weer ‘s nachts. Deze
regeldagen duren over het a­ lgemeen 2 à 3 dagen. Hiermee voorziet de
baby in zijn grotere behoefte aan moedermelk door groei en energie­
verbruik. Door vaker aan te leggen, wordt de hoeveelheid moedermelk
vergroot.
18
Pijnlijke tepels
Pijnlijke tepels ontstaan meestal door een verkeerde manier van aan­
leggen waardoor de baby niet goed aan de borst drinkt. Vraag de
kraamverzorgende of jeugdverpleeg­kundige om advies want het geven
van borstvoeding behoort geen pijn te doen.
Belangrijke adviezen bij p­ ijnlijke tepels zijn: goed aanleggen,
­wisseling van voedingshouding, eerst de minst pijnlijke kant geven,
­tijdelijk korter en vaker voeden, de borst aan de lucht laten drogen
en een katoenen bh en zoogcompressen (zonder een plastic laagje)
dragen of een tepel­beschermer/borstschelp gebruiken. Na de voeding
is het goed om wat moedermelk op de tepels te laten indrogen (niet
bij spruw), eventueel maximaal 2x per dag een vette tepelzalf dun
opbrengen. Als de oorzaak van de pijnlijke tepels spruw is, dan altijd
de melkresten na de voeding van de tepel wassen en behandelen met
de daarvoor bestemde zalf, en een suspensie voor in het mondje van
de baby. Deze zijn op recept van de huisarts verkrijgbaar.
19
Afkolven
Het beste kan moedermelk vers aan de baby worden
gegeven, want door invriezing gaat een bepaalde hoe­
veelheid antistoffen verloren. Er kunnen echter redenen
zijn om af te kolven en de melk in te vriezen. Er zijn
verschillende soorten kolven te huur en te koop. Laat je
goed informeren over de juiste kolf voor jouw situatie.
Het is goed om te weten dat het afkolven meestal in het
begin niet meteen goed gaat. Het vergt enige oefening.
Moedermelk schiet soms minder goed toe omdat er een
apparaat aan je borst zuigt in plaats van een baby (tips:
zie brochure ‘Borstvoeding, kolven van moedermelk’
verkrijgbaar via de JGZ). Voorkom spanning tijdens het
oefenen met kolven; houd je baby in de buurt en zet de
kolf niet direct te hard aan. Op deze manier kun je het
toeschieten van moedermelk bevorderen. In principe
kolf je af op de tijden dat de baby de borst zou krijgen.
Begin met oefenen van het afkolven als de baby tussen
4 en 6 weken oud is.
Afgekolfde, verse moedermelk kan veilig tot vijf dagen in de koel­
kast worden bewaard (temperatuur ongeveer 4°C). Het dient dan wel
midden in de koelkast te staan en niet in de deur, waar de melk aan
temperatuurschommelingen wordt blootgesteld.
In de koelkast bewaarde moedermelk (in een schone verpakking) kan
binnen 48 uur worden ingevroren voor later gebruik. De bewaartermijn
van ingevroren melk is in een vriesvakkoelkast 2 weken, in een diep­
vriezer (bij -18°C ) 3 tot 4 maanden, in een vrieskist 6 maanden.
De samenstelling van de moedermelk past zich aan de leeftijd van
het kind aan; hier moet je bij het bewaren rekening mee houden. Het
invriezen kan gedaan worden in af te sluiten plastic bakjes, diepvries­
zakjes of flesjes of speciaal hiervoor geschikte bewaarzakjes. Het
invriezen moet gebeuren in kleine hoeveelheden en de porties moeten
voorzien zijn van de datum. Kleine hoeveelheden ontdooien sneller en
er is zonodig snel wat extra voeding beschikbaar. Het ontdooien in de
koelkast verdient de voorkeur. Als het snel moet, kun je de bevroren
20
melk verpakt onder de kraan houden en de kraan langzaam van koud
naar warm draaien. Niet ontdooien onder een hete kraan of op kamer­
temperatuur. Controleer de ontdooide melk vóór gebruik op bederf
(ruiken, proeven). Ontdooien en opwarmen van moedermelk op een
temperatuur boven de 37°C geeft v­ erlies van antistoffen en vitamines.
Dit geldt ook voor het ontdooien en opwarmen in de magnetron. Bij
opwarmen in de magnetron een laag wattage gebruiken en een aantal
keer wentelen omdat er hotspots (plekken met meer hitte) kunnen
ontstaan. De moedermelk kan het beste opgewarmd worden in een
fles in een pan met warm water of flessenwarmer tot 37°C. Controleer,
voor het geven van moedermelk per fles, de temperatuur door middel
van een druppel op de binnenkant van je pols. Je moet de druppel niet
voelen.
21
Borstvoeding en speengebruik
Het gebruik van een speen bij kinderen die borstvoeding k­ rijgen, raden
wij in ieder geval de eerste zes weken na de g­ eboorte af vanwege:
• Het ontstaan van drinkverwarring; de techniek van zuigen aan de
borst is anders dan die van zuigen op een fopspeen. Het zuigen op
een fopspeen kan invloed hebben op de zuigtechniek aan de borst.
• Het missen van voedingssignalen van een baby doordat de baby op
een fopspeen zuigt terwijl het eigenlijk aan de borst zou willen en
moeten drinken.
• Het zuigen op een fopspeen kost een baby extra energie waardoor
de baby minder lang aan de borst kan drinken.
Voeding van de moeder
De productie van moedermelk vraagt extra energie. Vrouwen die borst­
voeding geven hebben ongeveer 500 kilocalorieën per dag extra nodig.
Daarbij is gevarieerd eten belangrijk voor de moeder om voldoende van
alle voedingsstoffen binnen te krijgen. Onvoldoende eten heeft nauwe­
lijks invloed op de samenstelling van moedermelk maar des te meer op
22
de conditie van de moeder. Verder is voldoende ­drinken extra belang­
rijk. Dit is ten minste twee liter per dag, i­nclusief melk(producten).
Basisvoeding voor vrouwen die borstvoeding geven
Deze hoeveelheden worden gemiddeld per dag aanbevolen als basis
voor een gezonde voeding voor vrouwen die borstvoeding geven:
• Brood: 4-7 sneetjes bruine of volkoren boterhammen.
• Aardappelen, rijst, pasta of peulvruchten: 4-5 opscheplepels
(200 - 250 gram).
• Groente: 5 opscheplepels (250 gram).
• Fruit: 2 stuks (200 gram).
• Zuivel: 300 - 450 ml melkprodukten en 40 gram kaas
(2 plakken).
• Vlees(waren), vis, kip, ei, vleesvervangers of peulvruchten:
100 gram.
• Halvarine of margarine 5 gram per sneetje brood, is gelijk aan een
theelepel).
• Bak-, braad- en olieproducten: 15 gram (is gelijk aan een eet­lepel).
• 50 gram ongezouten en ongezoete noten.
• Dranken: 2 - 2,5 liter (inclusief de melkproducten).
Alcohol en borstvoeding
Alcohol komt in de moedermelk terecht; eenmalig gebruik van één tot
twee standaard horecaglazen ­alcoholhoudende drank door de moeder
die borst­voeding geeft, leidt in de daarop volgende drie uren tot een
duidelijke vermindering van de hoeveelheid moedermelk en een versto­
ring van het normale slaap-waak­patroon van de baby. Het is daarom
aan te bevelen geen alcohol t­ e gebruiken bij het geven van borstvoe­
ding. De moeder die borstvoeding geeft, kan ervoor zorgen dat de baby
geen alcohol b­ innenkrijgt door in de eerste drie uur na ­consumptie van
één standaard h
­ orecaglas geen borstvoeding te geven en geen moeder­
melk af te k­ olven voor latere voedingen. Om de borstvoeding op gang
te houden is het raadzaam om te kolven op ‘voedingstijd’, maar gooi
de gekolfde voeding weg. De tijdsduur verdubbelt na c­ onsumptie van
twee standaard horeca­glazen, ­verdrievoudigt na drie glazen, enzovoort.
23
Borstvoeding en een baan
Volgens de wet heeft een moeder die borstvoeding wil geven, bijzon­
dere rechten. Zo heeft de moeder het recht op het onder­breken van het
werk voor het voeden of het kolven tot negen maanden na de geboor­
te. Dit betreft een kwart van de werktijd.
Het is raadzaam als je weer aan het werk
gaat, vanaf zes weken regelmatig te oefe­
nen met kolven en de baby te laten oefenen
met het drinken uit een zuigfles. Sommige
baby’s weigeren namelijk de fles als ze met
een maand of drie pas voor het eerst een fles
krijgen. Als je weer aan het werk gaat, kan
de hoeveelheid moedermelk de eerste periode
iets teruglopen.
Dit komt omdat je weer een actiever leven
gaat leiden. Daarnaast kan het zijn dat je
met kolven minder hoeveelheden moedermelk
afgeeft. Schrik hier niet van maar wees alert.
Blijf op de dagen dat je niet buitenshuis
werkt, voeden op v­ erzoek of voed zonodig
een keertje extra zodat de melkproductie weer
wordt verhoogd. Rust en huid-op huidcontact
met je baby zorgen voor een toename van de
moedermelkproductie.
Zie voor meer informatie over borst­voeding
en een baan www.minszw.nl.
Als je wilt stoppen met het geven van borstvoeding
of je wilt het afbouwen, neem dan voor adviezen
contact op met de medewerkers van het consultatie­
bureau.
24
Borstvoeding: landelijke en regionale zorgverleners
Yunio jeugdgezondheidszorg
Na de kraamperiode komt de jeugdverpleegkundige bij jullie thuis op
bezoek. Zij bespreekt met je de voeding van je kind. Je kunt vragen
aan haar stellen en de baby wordt gewogen. Op het consultatie­bureau
tref je de jeugdverpleegkundige en de jeugdarts. Je kunt bij hen
­terecht met vragen en zij kunnen je informeren, a­ dviseren en onder­
steunen bij het geven van borstvoeding.
Wanneer de borstvoeding niet loopt zoals verwacht, moet je snel hulp
krijgen. Laat je niet ontmoedigen, geef het niet te gauw op! De jeugd­
verpleegkundige kan je begeleiden en is telefonisch te bereiken. Ook is
zij aanwezig op een verpleegkundig inloopspreekuur bij je in de buurt
en zij kan voor extra begeleiding bij je thuis komen. Bij Yunio kun je
zeven dagen per week, telefonisch terecht met je ­vragen over borst­
voeding. De verpleegkundige aan de telefoon kan je te woord staan. Zij
kan je bericht ook door­geven aan je eigen jeugdverpleegkundige.
• Yunio informatie en advies Telefoon 0900 - 98 64, www.yunio.nl
Yunio kraamzorg en jeugdgezondheidszorg hebben lactatie­
kundigen, s­ pecialisten op het gebied van borstvoeding, in dienst.
Kraamverzorgenden, jeugdverpleeg­kundigen, huisartsen en verlos­
kun­digen kunnen gebruik maken van hun telefonisch spreekuur.
Thuiszorgwinkels
Yunio jeugdgezondheidszorg is onderdeel van Sensire. Sensire heeft in
Oost-Gelderland, thuiszorgwinkels. De thuiszorgwinkels verkopen en
verhuren ook m
­ aterialen voor moeders die borstvoeding geven. Denk
daarbij aan borstkolven en voedingskussens.
• Thuiszorgwinkels Telefoon 0314 - 35 74 19 (klantenservice) 24 uur
per dag bereikbaar of kijk op www.sensire.nl
25
Borstvoedingsorganisaties
In Nederland zijn twee vrijwilligersorganisaties die zich met de zorg
voor borstvoeding bezig houden. De vrijwilligers van borstvoedingsor­
ganisaties zijn allemaal moeders die zelf borstvoeding hebben gegeven
en een praktijkgerichte scholing hebben gehad. Zij kunnen je onder­
steunen met praktische informatie over het geven van borstvoeding.
De borstvoedingsorganisaties houden informatiebijeenkomsten, geven
brochures uit en zijn telefonisch voor vragen te bereiken. Door het
nummer te bellen krijg je te horen wie bij jou de contactpersoon in de
regio is.
• Vereniging Borstvoeding Natuurlijk (VBN)
Telefoon 0343 - 57 66 26, E-mail [email protected],
www.borstvoedingnatuurlijk.nl
• Borstvoedingsorganisatie La Leche League Nederland (LLL)
Telefoon 0111-41 31 89, E-mail [email protected],
www.lll.borstvoeding.nl
Lactatiekundigen
Soms zijn er omstandigheden waarbij ondanks hulp en advies van
andere hulpverleners problemen ontstaan rondom het geven van borst­
voeding. In zo’n geval kan een lactatiekundige je advies en begelei­
ding geven. Er zijn lactatiekundigen met een eigen praktijk. De meeste
lactatie­kundigen met een eigen praktijk geven borstvoedingscursussen
en verkopen en verhuren materialen. Zij brengen hiervoor kosten in
rekening, deze zijn veelal te declareren bij je ziektekostenverzekering.
• Nederlandse Vereniging van ­Lactatiekundigen
Telefoon 0900 - 522 82 84, E-mail [email protected]
www.nvlborstvoeding.nl
Overige adressen
Via www.borstvoeding.nl en www.borstvoeding.com krijg je een over­
zicht van meer website’s en informatie over borstvoeding.
26
3Flesvoeding
Een vuistregel voor de hoeveel­
heid voeding is een vochtbe­
hoefte van circa 150 ml per kg
lichaamsgewicht per 24 uur.
Alleen volledige zuigelingenvoeding is geschikt als voeding. Het zelf
maken van zuigelingenvoeding, bijvoorbeeld door het mengen van koe­
melk of geitenmelk met water, is beslist af te raden. Deze voedingen
bevatten niet alle nodige voedingsstoffen en zijn dus geen v­ olwaardige
voeding voor baby’s.
Er zijn veel verschillende soorten flesvoeding in de handel. Aan de
kwaliteit van flesvoedingen worden eisen gesteld; flesvoedings­
fabrikanten mogen hun voedingen alleen op de markt brengen als zij
voldoen aan deze eisen. Behalve gewone v­ oeding is er bijvoorbeeld
ook speciale voeding voor hongerige baby’s en spugende baby’s.
27
Het te snel en zonder overleg overgaan op een andere voeding is niet
verstandig omdat klachten niet altijd met voeding te maken hebben en
sommige voedingen niet de gewenste werking hebben. In het alge­
meen moet een voeding minimaal een week gebruikt zijn. Overleg voor
het overstappen op een nieuwe voeding altijd eerst met de medewer­
kers van het consultatiebureau.
Voedingstijden en hoeveelheden
Net als bij borstvoeding worden de voedingstijden en de h
­ oeveelheid
flesvoeding afgestemd op de behoefte van je baby. Het is belang­
rijk dat ook bij flesvoeding je baby zijn eigen ritme kan ontwikkelen
door de voeding aan te bieden als hij daarom vraagt. De hoeveelheid
flesvoeding die een baby nodig heeft per 24 uur is afhankelijk van het
lichaamsgewicht van de baby.
Door de totale daghoeveelheid te delen door het aantal voedingen,
bereken je de hoeveeheid voeding per fles. Als de baby fles­voeding op
verzoek krijgt, zal hij de ene keer meer drinken dan de andere keer en
ook zelf bepalen wanneer het tijd is voor de volgende voeding.
28
FLESJE MAKEN?
ZO DOE JE DAT:
Informatie van het voedingscentrum over kunstvoeding klaarmaken
KUNSTVOEDING KLAARMAKEN
1. Was je handen.
2. Zorg dat de fles goed schoon is.
3. Kijk op de verpakking van de kunstvoeding voor de juiste
hoeveelheid water en voeding.
4. Vul het flesje met koud kraanwater.
5. Verwarm de fles. Maak de fles niet warmer dan 30 tot 35°C.
Deze ideale temperatuur bereik je als volgt:
KRAANWATER VEILIG
Op de verpakking van kunstvoeding kunnen
andere adviezen staan. Er staat bijvoorbeeld vaak
dat je het water moet koken. Maar in Nederland is
dat niet nodig, ook ongekookt is koud kraanwater
veilig voor je kindje.
FLESSENWARMER
EEN PANNETJE MET
WARM WATER
MAGNETRON
Volg de gebruiksaanwijzing
van de flessenwarmer.
Plaats het flesje in een pannetje
met warm, maar niet kokend water.
Zwenk de fles tussendoor en aan
het einde om de warmte goed
te verdelen.
Verwarm het flesje op maximaal
600 Watt. Een fles van 100 milliliter
verwarm je 30 seconden, van
150 milliliter 45 seconden en van
200 milliliter 60 seconden.
Zwenk de fles tussendoor en
aan het einde om de warmte goed
te verdelen.
6. Voeg de voeding toe. Gebruik het schepje dat bij de verpakking zit voor
de juiste dosering. Doe geen extra schepje of een schepje met een ‘kop’
erop in de fles, dat is schadelijk voor je baby.
7. Schud de fles.
8. Controleer altijd de temperatuur van de melk met een druppeltje op
de binnenkant van je pols. Wanneer het ongeveer even warm is als je
huid, dan zit je goed. Als het te heet is, laat het dan even afkoelen.
29
12-2015
9. Laat je kind niet langer dan een half uur drinken. Melk die over is, gooi je weg.
FLESJE SCHOONMAKEN, VAN TE VOREN MAKEN EN MEENEMEN?
ZO DOE JE DAT:
FLESJE SCHOONMAKEN
1. Spoel direct na het voeden de fles en speen om met koud water.
2. Was ze daarna in de vaatwasser op minimaal 55°C of in heet sop
met een speciale flessenborstel.
3. Spoel de fles en speen na met warm water, om zeepresten te verwijderen.
4. Laat de fles en speen ondersteboven drogen op een droge, schone doek.
FLESJES VAN TEVOREN KLAARMAKEN
Maak maximaal 2 flessen van tevoren klaar volgens de 7 stappen op
de vorige pagina. Sla hierbij de stap van het verwarmen over (stap 5).
Zet de flessen meteen na het klaarmaken achterin de koelkast, daar
blijft de melk het best gekoeld.
Let op dat de temperatuur in de koelkast op 4°C staat. Bewaar de klaargemaakte flesvoeding niet langer dan 8 uur in de koelkast. Gooi restjes
altijd weg.
ONDERWEG
Neem geen klaargemaakte fles mee op reis. Je moet
flesvoeding namelijk in de koelkast bewaren. Neem de
juiste hoeveelheid babymelkpoeder mee, bijvoorbeeld in
een speciaal melkpoeder-doseerdoosje. Daarin kun je in
verschillende vakjes per voeding de juiste hoeveelheid
meenemen. Warm water voor de flesvoeding kan mee in
een thermosfles. Doe er gekookt water in. Dat koelt
binnen enkele uren af tot warm water. Neem een flesje
koud water mee om met het hete water te mengen als
het nog te heet is.
30
www.voedingscentrum.nl/borstvoeding
12-2015
www.voedingscentrum.nl/borstvoeding
Ontlasting
Het ontlastingspatroon van een baby die flesvoeding krijgt is anders
dan van een baby die borstvoeding krijgt. De flesgevoede baby heeft
ongeveer eenmaal per dag een poepluier. De ontlasting is vaster en de
kleur van de ontlasting kan, net als bij borstvoeding, geel tot groen of
bruin zijn. De kleur is o.a. afhankelijk van het soort flesvoeding die
de baby krijgt.
Flesvoeding na zes maanden/opvolgmelk
Na het eerste half jaar kan je kind overgaan op opvolgmelk. Gewone
melk bevat vergeleken met opvolgmelk veel zouten, e­ iwitten en geen
ijzer. Opvolgmelk is qua samenstelling meer ­afgestemd op de behoeften
van een kind van zes maanden en ouder. Ook voor kinderen van twaalf
maanden tot drie jaar is een speciaal op hun behoeften afgestemde en
samengestelde melk te ver­krijgen. Laatst genoemde opvolgmelk wordt
alleen geadviseerd als daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld bij een
slecht etend kind.
Hoe geef je de fles
Bij het geven van de fles kun je het best je kind op schoot nemen.
Om een voorkeurshouding bij je baby te voorkomen, is het van belang
dat je je baby afwisselend op de rechter en linker arm neemt. Het
is ook mogelijk je baby de fles te geven als het recht voor je op je
­bovenbenen ligt. Tijdens het drinken moet de speen continu gevuld
zijn met melk om onnodig luchthappen te voor­komen.
Zuigflessen
Belangrijk is dat de fles een wijde hals heeft en een duidelijke maat­
verdeling. Plastic flessen zijn lichter en kunnen niet stuk vallen.
Glazen flessen zijn steviger en blijven mooier. Bij een nieuwe fles én
na i­edere voeding, de fles omspoelen met koud water, daarna reinigen
in een goed werkende vaatwasser of de fles schoonmaken in heet water
met een afwasmiddel en een speciale borstel om de binnenkant goed
te reinigen. Met stromend koud of heet water naspoelen om afwas­
middel te verwijderen. De fles droog in de koelkast bewaren.
31
Spenen
Er zijn verschillende soorten spenen te koop. Belangrijk zijn:
• De vorm van de speen, deze moet goed passen c.q. aansluiten in de
mond van de baby.
• De grootte van het gaatje in de speen, deze moet afgestemd zijn
op de zuigkracht van je kind.
De bekendste modellen die goed ­aansluiten in de mond zijn het kers­
model (rechte speen met ronde top) en de dental speen (deze speen
wijst schuin omhoog en heeft een platte kop).
Om de zuigbehoefte van je baby te bevredigen is het belangrijk dat de
doorstroomsnelheid van de melk door de speen zodanig is dat je baby
even lang over een fles doet als over het drinken aan de borst. De
gemiddelde tijdsduur per voeding is
20-30 minuten. Een snelle drinker kan beter een speen met een wat
kleiner gaatje krijgen zodat hij niet te snel kan drinken en hij zijn
zuigbehoefte kan bevredigen. Er zijn spenen met meer ‘standen’ te
koop. Spenen worden op dezelfde manier schoongehouden als de
­zuigflessen.
Hygiëne
Baby’s zijn volop bezig hun weerstand tegen ziektekiemen op te
bouwen. Zij zijn vatbaarder voor infecties dan volwassenen. Het is
daarom belangrijk om hygiënisch en zorgvuldig te werk te gaan bij het
bereiden van de voeding. Dit houdt het volgende in:
• Vóór het bereiden en geven van de flesvoeding goed de handen
wassen.
• Bij het bereiden van flesvoeding op een schoon vlak werken.
• De flessen en spenen goed schoonmaken (zie zuigflessen en
­spenen).
Een speen moet na zes weken worden vervangen vanwege het
ontstaan van scheurtjes waardoor bacteriën meer kans krijgen
zich te ontwikkelen en er deeltjes van de speen los kunnen
laten. De speen in een afgesloten bakje in de koelkast bewaren.
32
4Vitamines
Van twee vitamines krijgt het
kind niet genoeg ­binnen, of het
nu v­ oldoende eet of niet, name­
lijk vitamine D en vitamine K.
Een kind heeft vitamines en mineralen nodig.
Deze voedingsstoffen houden het kind gezond, beschermen het tegen
ziektes en laten het kind groeien. Als het kind gevarieerd en een
hoeveelheid eet die passend is bij zijn leeftijd, krijgt het v­ oldoende
vitamines en mineralen binnen.
Vitamine D
Voor de ontwikkeling van de botten en tanden hebben kinderen extra
vitamine D nodig vanaf acht dagen na de geboorte tot vier jaar. De
extra benodigde hoeveelheid is 10 microgram per dag.
33
Er bestaat vitamine D op waterbasis en op olie­basis. Aan baby’s tot
vier maanden wordt ­vitamine D op waterbasis gegeven omdat sommige
­kinderen de olie minder goed verdragen.
Omdat de hoeveelheid vitamine D per druppel per merk v­ erschillend is,
adviseren wij de verpakking of bijsluiter te lezen.
Vitamine K
Baby’s die borstvoeding krijgen hebben tot de leeftijd van drie
­maanden extra vitamine K nodig voor een goede bloedstolling. De
extra benodigde hoeveelheid bij baby’s die geheel of grotendeels
borstvoeding krijgen, is vanaf de achtste dag tot de leeftijd van drie
maanden (dit is tot en met de dertiende week) 150 microgram. Als de
baby per dag 500 ml of meer fles­voeding krijgt naast de borst­voeding,
is t­ oediening van vitamine K niet nodig.
34
5 Vaste voeding
Vanaf de leeftijd van 4 maanden kan, als het kind en de ouders eraan
toe zijn, begonnen worden met bijvoeding. Dit dient als kennismaking
met nieuwe smaken en structuren. Het gaat om kleine hapjes. Het zijn
oefenhapjes die worden gegeven naast volledige melkvoeding. In het
begin zijn de hapjes dik en vloeibaar, langzaamaan worden ze droger
en vaster.
Het is gewenst de bijvoeding een steeds vastere samenstelling te
geven, aanvankelijk fijnprakken en zodra het kind het aankan een
steeds grovere samenstelling. Vanaf zeven maanden kan een kind leren
kauwen op bijvoorbeeld een broodkorst. Met acht tot tien maanden
kan het grof geprakt of gesneden voedsel eten. Omdat er een gevoelige
periode is voor het leren kauwen, is het belangrijk tussen de acht en
tien maanden te starten met het aanbieden van kauwbaar voedsel. Ook
aan ­kinderen die nog geen tanden hebben.
35
Enkele aandachtspunten zijn:
• Ieder kind heeft vanaf de geboorte een kokhals- of wurgreflex. Deze
reflex zorgt ervoor dat er geen voedsel in de luchtwegen terecht
komt. De reflex blijft altijd aanwezig, maar de plaats waar hij wordt
opgewekt verandert; van vooraan in de mond bij jonge baby’s naar
het achterste deel van de tong en het gehemelte rond de leeftijd
van 7 maanden. De meeste kinderen kunnen vanaf 7 maanden
­grovere bijvoeding eten. Sommige kinderen gaan hier echter nog
van kokhalzen. Is dit het geval bij jouw kind, wacht dan nog even
met het geven van grovere bijvoeding en probeer het een paar
dagen later opnieuw.
• Elke manier van voeden kan onveilig zijn. Het is belangrijk dat je
je kind, net als altijd, in de gaten houdt. Verslikken gebeurt als je
onverwachts iets achter in je keel krijgt. Dat gebeurt het snelst met
vloeibare dingen, of eigenlijk met alles wat we opzuigen. Zet je
kind daarom goed rechtop, eventueel met ondersteuning.
• Borstvoeding blijven geven op verzoek. Langzaamaan zal het eten
van vast voedsel belangrijker worden dan de borst. Er is dus geen
plan nodig om af te bouwen. Wil je dit wel, neem dan contact op
met de medewerkers van het consultatiebureau.
• Als je kind veel smaken lust, eet hij gevarieerder en gezonder. Je
kunt het zo aanpakken: Laat je kind zo snel mogelijk verschillende
smaken proeven. Kies een paar soorten groenten en fruit om mee
te beginnen. Is hij daaraan gewend? Geef dan een paar nieuwe
soorten. Vindt je kind een hapje niet meteen lekker? Probeer het
dan later nog eens. Soms moet een kind wel een keer of tien iets
proeven, voordat hij de smaak lekker vindt.
Minder vlees en meer
plantaardig. Varieer met vis,
peulvruchten, noten, eieren
en vegetarische produkten
36
Groente
Je kunt het best beginnen met groenten
met een zachte, niet bittere smaak, bijvoor­
beeld worteltjes, bloemkool, sperziebonen,
ontvelde tomaten, doperwtjes, snijbonen,
broccoli, pompoen, aubergine, courgette,
komkommer of peultjes. Kook de groente
kort en maak het daarna fijn met behulp van
een zeef, staafmixer of keukenmachine. Als
je kind dit goed eet, kun je na verloop van tijd het hapje zo maken
dat er kleine stukjes in z­ itten. Hoe groter de stukjes, hoe beter je
kind leert kauwen. Je kunt ook grotere hoeveelheden klaarmaken en
invriezen in p­ orties voor één keer. Wanneer je kiest voor kant-enklare kindervoeding uit een potje, begin dan ook op tijd met ­voeding
waar ­stukjes inzitten. Hapjes k­ unnen afgedekt 48 uur in de koelkast
bewaard worden.
Fruit
Bij het beginnen met fruit gaat de voorkeur uit naar fruitsoorten met
een zachte smaak, onder andere peer, abrikoos of banaan. Het is beter
om geen suiker toe te voegen. Als je baby gewend is aan dit zachte
fruit kun je overstappen naar de scherper smakende
soorten zoals citrusvruchten, mango of ananas. Voor het
Te veel (appel)
fijnmaken van fruit kun je een zeef, rasp, keukenmachine
sap kan diarree
of staafmixer gebruiken. Ook voor het fruithapje geldt;
­veroorzaken
eet je kind dit fijngemaakte fruit goed, stap dan over op
een hapje met kleine stukjes.
Vlees, vis, kip, ei, peulvruchten of vleesvervangers
Kook of stoof vlees, vis of kip eerst gaar. Kook eieren helemaal gaar.
Daarna kun je het vlees fijn malen in een keukenmachine of met
een staafmixer. De voorkeur gaat uit naar de magere en onbewerkte
soorten rund, kalf, kalkoen en kip en zonder zout bereid. Eet je kind
dit gemakkelijk, dan kun je het vlees steeds minder fijn malen en in
kleine stukjes snijden. Het is goed om kinderen aan te leren om vis, ei,
peulvruchten eten. Neem voor jonge kinderen veiligheidshalve alleen
filet (zonder graten). Als je je kindje geen vlees wilt geven kun je het
vlees te ­vervangen door ei of peulvruchten of vleesvervangers om toch
de benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen.
Broodbeleg
Besmeer de boterham met (dieet)margarine. Als broodbeleg ­­
bij­voorbeeld: geprakt fruit of groente, ei, pindakaas, notenpasta,
vleeswaren, appelstroop, jam, rauwkost, smeerkaas, leverworst of jonge
kaas (voor de wat oudere kinderen). Belangrijk blijft dat je varieert.
37
Het is niet goed om jonge kinderen veel leverworst te geven. In lever­
worst zit namelijk veel vitamine A. Teveel vitamine A kan schadelijk
zijn.
Kaas/smeerkaas, vleeswaren en leverpastei hebben een hoog zout­
gehalte en veel verzadigde vetten. De aanbeveling is om minder zoute
en vette kaas- en vleessoorten te kiezen.
• Kinderen van 6 maanden tot 1 jaar: maximaal 1 - 2 boterhammen
met smeerkaas of (smeer)leverworst per week.
• Kinderen van 1 tot 3 jaar: maximaal 2 - 3 boterhammen met smeer­
kaas of (smeer)leverworst per week.
• Kinderen van 4 tot 8 jaar: maximaal 1 boterham met ­(smeer)lever­
worst per dag.
38
Zout en kruiden
Gebruik het eerste levensjaar geen zout bij het bereiden van de
maaltijden v­ anwege de beperkte nierfunctie van je kind. Ook scherpe
­kruiden kun je beter achterwege laten tot na het eerste levensjaar.
Zachte kruiden en specerijen zoals bieslook, bonenkruid, kaneel,
nootmuskaat, peterselie en selderij kan een kind vanaf 1 jaar gerust
eten. Zout en scherpe kruiden vanaf 1 jaar ­minimaal toe­voegen. Vanaf
9 maanden kan jus worden toe­gevoegd aan het eten.
Suiker
Het gebruik van suiker in de voeding kan beter
beperkt worden om tandbederf en overgewicht te
voorkomen. Ook frisdranken en vruchtensappen
bevatten veel suiker.
Kies als tussendoortje
bij voorkeur iets uit de
schijf van 5.
Honing
Aan kinderen onder één jaar mag geen honing worden gegeven.
In honing kunnen onzichtbare sporen van de bacterie Clostridium
Botulinum voorkomen. Hierdoor kan de ziekte Infantiel Botulisme
­ontstaan waarbij verlammingsverschijnselen kunnen voorkomen.
Vet
Vet levert veel calorieën. Het eerste jaar heeft het kind veel vet nodig
in verband met de s­ nelle groei. Als je kind een jaar wordt, neemt het
vetaandeel in de voeding langzaam af. Voeding die bestaat uit een
evenwichtige balans tussen verzadigde en meervoudig onverzadigde
vetten heeft de voorkeur. Verzadigde vetten zitten vooral in volle melk­
producten, roomboter, kaas en vlees. Als je kind overgaat op gewone
melk, kun je daarom het beste halfvolle melk of ­magere melkproducten
geven zoals karnemelk en magere yoghurt.
Producten met meervoudige onverzadigde ­vetten zijn: dieetmargarine,
vloeibare bak- en braadproducten, olie, notenpasta’s en vette vis.
39
Vezels
Voor een goede darmwerking is het nodig dat je kind voldoende
vezels krijgt. Vezels zitten in bruinbrood, volkorenbrood, aardap­pelen,
groente en fruit. Zorg dat je kind voldoende van deze p­ roducten eet.
IJzer
Kinderen krijgen bij de geboorte een lichaamsvoorraad ijzer mee. Deze
voorraad raakt vanaf het tweede levenshalfjaar uitgeput. Kinderen heb­
ben daarom vanaf die tijd meer ijzer nodig. Een tekort aan ijzer kan
leiden tot bloedarmoede. Je kind kan er dan bleek uitzien en vaak moe
zijn. IJzer uit vlees is beter beschikbaar voor het lichaam dan ijzer uit
plantaardige producten Het gebruik van fruit of
groente bij de maaltijden stimuleert de opname
Veel ijzer zit in vlees,
van ijzer. Melkproducten daarentegen remmen de
vleeswaren, bruinbrood,
opname van ijzer en k­ unnen daarom beter tussen
volkorenbrood graan­
de maal­tijden door worden ­gedronken.
producten, aardappelen,
groente en appelstroop.
40
6Eetgedrag
De hoeveelheid voeding die
een kind opneemt kan per
periode verschillen.
Tijdens de peuterperiode bepaalt de activiteit van een peuter zijn
eetlust. Bovendien is een peuter bezig met de ­ontwikkeling van zijn
eigen wil en daardoor kan hij zich verzetten tegen eten omdat hij
weet dat hij de baas is over wat en hoeveel hij eet. Belangrijk is om te
weten wat het kind nodig heeft aan ­voeding en dat van het eten geen
machtstrijd wordt gemaakt.
Kinderen voelen meestal goed aan wanneer ze genoeg hebben gegeten. Er zijn
aanwijzingen dat het opdringen van eten niet leidt tot meer eten, maar juist
tot minder eten. Stelregel is dat de ouder bepaalt WAT, WAAR en WANNEER het
kind eet, maar het kind bepaalt HOEVEEL het eet.
41
De volgende tips kunnen daarbij helpen:
• Stel de maaltijd zo samen dat het kind met de volwassenen mee
kan eten.
• Probeer te voorkomen dat je kind te moe aan tafel gaat. Kinderen
die moe zijn eten vaak niet goed.
• Laat je kind een uur voor de maaltijd niets meer eten of drinken;
hiermee voorkom je een vol gevoel.
• Geef niet vaker dan 3x een tussendoortje. Wanneer een kind vaker
wat tussendoor krijgt, zal het niet zoveel trek hebben als het aan
tafel gaat.
• Bereid je kind voor op de maaltijd die komen gaat, zodat het spel
tijdig kan worden afgebouwd.
• Zorg voor een prettige sfeer aan tafel en betrek je kind erbij. Zeg
niet steeds dat het eten moet, praat over iets anders.
• Geef als ouder het goede voorbeeld door gelijktijdig met je kind te
eten.
• Ga je kind niet eten geven, maar besteed aandacht aan je eigen
bord en eet met smaak. Goed voorbeeld doet goed volgen.
• Schep kleine beetjes op, een vol bord is niet uitnodigend
• Kinderen moeten wennen aan nieuwe
smaken. Bij het introduceren van een nieuw
Zorg voor zo min mogelijk
voedingsmiddel is het beter het niet op te
prikkels aan tafel. Geen
dringen en het in alle rust na verloop van tijd
televisie aan en geen ruzie
weer eens te proberen.
maken of een discussie
• Het is belangrijk dat een kind een diversi­
teit aan smaken leert waarderen. Het toevoe­
­voeren aan tafel.
gen van suiker of appelmoes aan het eten is
daarom af te raden.
• Beloon vervelend gedrag aan tafel niet met
extra aandacht. Negeer het zoveel mogelijk.
Schrijf eens op wat je kind
Focus op wat goed gaat.
per dag eet. In veel gevallen
• Ontdek wat je als ouder(s) goede regels
blijkt je kind meer te eten
vindt en maak thuis eigen regels aan tafel.
dan je denkt.
• Ook peuters hebben op sommige dagen
minder trek in eten.
42
7 Voeding en bewegen
Uit onderzoek blijkt dat het geven
van borstvoeding een gunstige
invloed heeft op het voorkomen
van over­gewicht bij je kind.
Een gezonde leefstijl is belangrijk voor iedereen. Toch is het aantal
kinderen met overgewicht de laatste jaren sterk gestegen. Door te
­weinig bewegen en te veel eten raakt de energiebalans verstoord. Er
wordt meer gegeten dan er wordt verbruikt. Wat overblijft wordt door
het lichaam opgeslagen als lichaamsvet.
43
Overgewicht brengt veel gezondheidsrisico’s met zich mee, zoals
­suikerziekte (diabetes type 2), h
­ art- en vaatziekten en gewrichts­
problemen. Daarnaast kan overgewicht sociaal-emotionele problemen
geven, zoals onzekerheid en gevoelens van minderwaardigheid. Daarom
is het belangrijk om te investeren in een gezonde toekomst van je
kind.
Gezonde voeding in combinatie met bewegen heeft een positieve
invloed op het tegengaan van overgewicht. Door te bewegen oefent
je kind zijn motoriek en verbruikt het de energie uit de voeding.
­Gewoonten die je kind jong leert, maakt het zich eigen en leert het
niet gemakkelijk af.
Tips bij goede voeding
• Geef je kind drie hoofdmaaltijden per dag en maximaal drie keer
iets tussendoor. Het kind krijgt de benodigde voedingsstoffen
binnen en de regelmaat stimuleert de stofwisseling.
• Kies voor gezonde tussendoortjes zoals rozijntjes, biscuit of
popcorn. Houd de hoeveelheid beperkt.
• Water of thee, zijn goede, calorie-arme dranken.
• Maak een bewuste keuze bij broodbeleg. Sommige producten
bevatten te veel energie.
• Patat, pizza en pannenkoeken bevatten meer vet dan een
­traditionele maaltijd. Beperk een dergelijke maaltijd tot maxi­
maal een keer per week en combineer deze dan met groente of
rauwkost of geef fruit als toetje.
• Als beloning of troost kun je beter iets leuks met je kind gaan
doen in plaats van belonen met een snoepje. Dit wordt al snel
een gewoonte.
• Kies een traktatie die niet groot is en weinig calorieën bevat.
Veel lekkere en gezonde ideeën kun je vinden op de website van
het Voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl).
44
Tips voor bewegen
0 tot 2 jaar
Geef je kind de ruimte om te k­ ruipen, haal hem
daarom g­ eregeld uit de box of maxi-cosi en laat
hem lekker rondkruipen of (later) rond­lopen. Geef
je kind s­ peelgoed dat de beweging ­stimuleert,
bijvoorbeeld een bal of duwkar.
Een richtlijn voor peuters
is 60 -90 minuten per dag
beweging/actief zijn.
Peuters bewegen van
­nature graag, geef ze volop
de gelegenheid en geef zelf
het goede voorbeeld.
2 tot 4 jaar
Beperk je kind niet door hem altijd in de wandelwagen te zetten, laat
hem vaker zelf lopen. Traplopen kan je kind al snel zelf; til hem niet
altijd op maar begeleid hem bij het oefenen. Je kind vindt buitenspe­
len vast leuk, maar ook binnenshuis is bewegen mogelijk, bijvoorbeeld
stoelendans of dansen op muziek. Er zijn allerlei liedjes waarbij je kunt
bewegen, zoals ‘Jan Huigen in de ton’ en ‘Zo gaat de molen’. Vanaf
2,5 jaar kan je kind terecht op een peuterspeelzaal. Hier heeft je kind
volop de mogelijkheid tot bewegen en w
­ orden er bewegingsspelletjes
aangeboden. Sommige sportverenigingen bieden al vanaf 2 jaar peuter­
gym aan. De ouder(s) doet hieraan mee.
45
Na 4 jaar
Je kind heeft elke dag tenminste een uur lichaamsbeweging nodig. Het
gaat dan om de gewone beweging, zoals het naar school lopen, fietsen
en buitenspelen. Daarnaast is twee keer in de week intensief bewegen,
zoals een lange wandeling of een fi
­ etstocht, goed. Vanaf de leeftijd
van vier jaar kan je kind voor k­ leutergym terecht bij een sportvereni­
ging. Maak van een wandeling voor je kind een ontdekkingstocht door
het geven van opdrachtjes en het laten speuren naar voorwerpen die
kunnen worden verzameld. Maak duidelijke afspraken met je kind over
de m
­ omenten en de duur van televisie kijken of c­ omputeren. Je kunt
bijvoorbeeld afspreken dat je kind televisie mag k­ ijken als het eerst
buiten heeft gespeeld.
46
8 Tandverzorging en mondgewoonten
Ook met drie maanden
zie je vaak dat baby’s
gaan kwijlen. Dit wordt
veroorzaakt doordat
speekselklieren meer
speeksel gaan vormen.
Tandverzorging
Gemiddeld krijgt een kind met vijf à zes maanden zijn eerste tand.
In deze periode kwijlen baby’s vaker en verdwijnen vingers en an­
dere d­ ingen in de mond om daarop te kauwen. Fluoride zorgt voor de
­ontwikkeling van een sterk gebit. Het advies luidt als volgt:
• nul en een jaar: vanaf het doorbreken van de eerste tandjes, één
maal per dag poetsen met fluoride-peutertandpasta en een zachte
tandenborstel.
• twee, drie en vier jaar: tweemaal per dag poetsen met fluoride-
peutertandpasta en een zachte tandenborstel.
• vanaf vijf jaar: tweemaal per dag poetsen met tandpasta voor
­volwassenen en een zachte tandenborstel.
47
In het begin zal het poetsen nog niet zo goed ­verlopen. Door
s­ pelenderwijs te oefenen, zal het steeds beter gaan. Probeer wel altijd
na te poetsen! Een poetsbeurt duurt twee m
­ inuten. Na het eerste jaar
mag de e­ lektrische tandenborstel worden gebruikt.
Het is belangrijk dat je kind rond de leeftijd van negen maanden overgaat op een gewone drinkbeker. Je kunt hiermee beginnen te o­ efenen
vanaf de leeftijd van zes maanden. Kinderen moeten leren drinken uit
een beker en bovendien is het drinken uit een beker beter voor de
ontwikkeling van het gebit en de spraakontwikkeling.
Tandcariës en tanderosie
In vrijwel alle voeding en dranken zitten suikers die door bacteriën in
de mond worden omgezet in zuur. Het zuur kan gaatjes in de tanden en
kiezen veroorzaken (cariës). Tanderosie is een vorm van gebits­slijtage.
Het tandglazuur wordt aangetast door zuren van buitenaf. Anders dan
bij cariës zijn de zuren in de voeding en dranken (fruit, augurken, zuur
snoep, vruchtensappen, frisdranken) de oorzaak.
Om tandcariës en tanderosie te voorkomen is het beter om naast
de gewone maaltijden niet vaker dan drie keer een tussendoortje te
eten of te drinken. Water of thee zonder suiker mogen overdag altijd
gedronken worden. Laat je kind zure dranken of zure voeding in één
keer opdrinken/-eten. Een flesje melk of sap meegeven naar bed, wordt
afgeraden. Geef je kind liever wat water als het ‘s nachts dorst heeft.
Via www tno-kindergebit.nl kun je een voorlichtingsfilm over tanden­
poetsen, eet- en drinkmomenten en tandartsbezoek bekijken.
Mondgewoonten
Tot de mondgewoonten behoren het gebruik van fopspenen, vinger- of
duimzuigen en mondademen. Er zijn verschillen­
de soorten fopspenen verkrijgbaar. De voorkeur
Vanaf het tweede jaar is
gaat uit naar een speen met een platte boven­
kant en een knik.
het aan te raden je kind
Belangrijk is de fopspeen vóór de eerste verjaar­
mee te nemen naar de
dag af te w
­ ennen. Echter, mocht je kind gaan
tandarts voor de regel­
matige gebitscontrole.
duimen of vinger­zuigen, dan is het beter de
fopspeen weer te geven. P­ robeer een maand later
opnieuw de speen af te wennen.
48
Mond­ademen is ademen door de mond in plaats van door de neus. De
gevolgen van het mondademen kunnen zijn: onrustig slapen, kwijlen,
verkoudheden en spraakproblemen. Je kunt ‘s nachts de lippen van je
kind zachtjes op elkaar drukken zodat het moet overschakelen op de
neusadem­haling. Vanaf het vierde levensjaar is je kind in staat actief
mee te werken om het mond­ademen af te leren. Het ademen door de
neus kan moeilijk geoefend worden als je kind neusverkouden is.
Langdurig gebruik van een
fopspeen heeft een slechte
invloed op de ontwikke­
ling van het g­ ebit en de
spraakontwikkeling, evenals
vinger- en duimzuigen.
49
9 Heb je nog vragen?
Als je na het lezen van dit boekje nog vragen hebt, kun je terecht bij
de medewerkers van het consultatiebureau. In Oost-Gelderland is de af­
deling informatie en advies van 7.00 tot 24.00 bereikbaar via telefoon
0900 - 9864. Als de mede­wer­kers van de afdeling informatie en advies
je niet direct een a­ ntwoord kunnen geven, leggen zij je vraag voor aan
de m
­ edewerkers van het consultatiebureau.
Buiten de regio Oost-Gelderland kun je contact opnemen met het
­consultatiebureau in je omgeving.
50
51
Sensire biedt
ondersteuning met de
thuiszorg
wonen met zorg
zorg op afstand
thuisbegeleiding
thuiszorgwinkels
maatschappelijk werk
Sensire www.sensire.nl | [email protected] |
24 uur per dag: 0900 88 56
Yunio www.yunio.nl | [email protected] |
7 dagen per week van 7 - 24 uur: 0900 98 64
gespecialiseerde
ondersteuning:
- bij hartfalen
- bij revalidatie
- bij astma en COPD
- bij wond, decubitus
en stoma
- bij oncologie
Sensire en Yunio
- in de palliatieve zorg
- bij diabetes
Bij Sensire kunt u dag én nacht terecht voor een
compleet pakket aan diensten op het gebied van
gezondheid, zorg en welzijn. Persoonlijk, op maat
en dicht bij u in de buurt. U kunt bij Sensire terecht
voor advies, o­ ndersteuning en zorg van deskundige
mede­werkers.
- met logopedie
- bij parkinson
- met fysiotherapie
- na beroerte
- bij dieet en voeding
- bij antroposofische
levenswijze
Yunio is onderdeel van Sensire. (Aanstaande) ouders
kunnen bij Yunio terecht voor jeugdgezondheidszorg.
Yunio ondersteunt ouders in de ontwikkeling van
hun kind(eren) van baby tot kleuter.
- met ergotherapie
- met verpleegkundig
technische handelingen
- bij dementie
Yunio:
jeugdgezondheidszorg
YA 3350/09’16 • Yunio; Tekst: Yunio en Joyce de Schepper, Etten; Fotografie: Gerard Mühlradt, Etten en anderen; Vormgeving: Verheij & van der Heide, Arnhem; Druk: Drukmotief bv, Apeldoorn
volgende diensten:
Download