INHOUD Voorwoord.............................................................................................................................................................................................. 7 Inleiding..................................................................................................................................................................................................... 9 DEEL I – GLOBAAL BEELD....................................................................................................................................... 12 1. Een globaal beeld van zending vandaag........................................................................................... 14 2. Uitwerking en uitdagingen............................................................................................................................... 32 3. Bezinning over zending........................................................................................................................................ 42 4.Contextualisatie.............................................................................................................................................................. 60 DEEL II – SPECIFIEKE ONTWIKKELINGEN................................................................................... 72 5. Het geheim van de Zuid-Koreaanse zending............................................................................. 74 6. Migratie schept nieuwe kansen................................................................................................................... 82 7. Van de economische nood een missionaire deugd gemaakt................................... 90 8. Vrouwen in de zending......................................................................................................................................... 98 9. Korte termijn, lange termijn....................................................................................................................... 110 10. Tenten maken … en verkopen................................................................................................................. 118 11. De lijdende zending.............................................................................................................................................. 128 12. Twee fietsen en een kerkgebouw........................................................................................................... 136 13. Evangelisatie helpt................................................................................................................................................... 144 14. Pentecostale groei.................................................................................................................................................... 152 15. Waarom is dit volk anders dan andere?........................................................................................ 166 16. Globale strategieën en individueel profiel................................................................................. 174 17. Partnerschap, de roep en de realiteit................................................................................................ 182 DEEL III - PERSPECTIEF............................................................................................................................................ 192 18. Missie in transitie..................................................................................................................................................... 194 19. Interculturele zending, nog altijd......................................................................................................... 210 Literatuur en nuttige adressen................................................................................................................................. 224 Noten...................................................................................................................................................................................................... 226 Voorwoord ‘Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’ Deze woorden, uit Handelingen 1:8, tweeduizend jaar geleden uitgesproken, hebben een geweldige impact gehad op de wereld en zullen dit in de toekomst nog steeds hebben. Het begon met twaalf discipelen en sindsdien waren er miljarden mensen die op verschillende manieren gehoord en getuigd hebben van Jezus Christus. Dit boek Door de wereld gaat een Woord kijkt naar de trends binnen de evangelische zendingsbeweging en geeft een vooruitblik. De EZA is dr. Evert van der Poll bijzonder dankbaar dat hij dit boek heeft geschreven. Het is een prettig boek om te lezen en geeft interessante kennis om toe te passen in ons eigen leven. De verwerkingsvragen aan het einde elk hoofdstuk stemmen ons tot nadenken en actie. De EZA is onderdeel van de evangelische zendingsbeweging in Nederland. Ontstaan in 1973 als een ‘protest’ op de veranderingen binnen de traditionele kerkelijke zending die in de jaren zestig hun beleid veranderde en daardoor minder de nadruk legde op woordverkondiging. Voor de ‘evangelischen’ ging het in die tijd om Jezus en Jezus alleen, door woordverkondiging. Acht zendingsorganisaties hebben op 2 mei 1973 de EZA opgericht als koepelorganisatie om als eerste te zorgen voor de uitgezonden zendingswerkers die het Woord brachten in verre landen. Na 40 jaar EZA kunnen we terugzien op een bewogen tijd in een wereld die drastisch is veranderd. De evangelische zendingsbeweging is mee veranderd en heeft ‘integral mission’ omarmd als Gods opdracht: bekendmaking van het Evangelie, oproep tot persoonlijke verzoening met God en stichten van gemeenten enerzijds; inzet op sociaal, cultureel, ecologisch en politiek terrein anderzijds. ‘Integral mission’ is een levensstijl voor elke gelovige waardoor Christus in de gelovige zichtbaar wordt voor de ander. 7 In de afgelopen jaren zijn we gegroeid van 8 naar 130 organisaties die bij de EZA horen. We hebben in deze 40 jaar ongeveer 15.000 zendingswerkers mogen ondersteunen. We ervaren de laatste jaren een uitstekende en prettige samenwerking met de EA, NZR, Prisma, EO-Metterdaad en vele anderen om samen het goede nieuws zichtbaar te maken; dichtbij en ver weg. Dit alles is geen eigen verdienste maar zegen van de Heer op de inzet van velen in Zijn Koninkrijk. Ik ben hoopvol gestemd over de vele samenwerkingsvormen waarin de EZA bestrokken is en zie uit naar wat de Heer gaat doen in Nederland en wereldwijd. We zijn de pioniers van het eerste uur dankbaar voor hun visie, inzet en bijdrage bij de oprichting van de EZA. Wij zijn de zendingsorganisaties en zendingswerkers dankbaar voor hun vertrouwen en samenwerking in de EZA. We zijn de vele bidders en supporters dankbaar voor hun bijdrage in het zendingswerk. We zijn de oud-bestuurders, medewerkers en vrijwilligers dankbaar voor het vele werk dat zij verzet hebben. Maar bovenal zijn we de Heer dankbaar voor zijn trouw, zijn genade en zijn zegen. Aan Hem alle lof en eer. De zendingsbeweging gaat verder. We hebben de missie van God en houden het verlangen om ons motto ‘Eén om te dienen, wereldwijd’ uit te dragen. Samen met anderen, als discipelen van de Heer. Misschien wel in andere structuren en andere vormen, maar altijd in afhankelijkheid van Hem en vertrouwend op Hem. De toekomst mag onzeker lijken maar is zeker niet onbestemd. Ik wens u veel leesplezier. Adri Veldwijk – Directeur EZA 8 Inleiding Door de wereld gaat een woord en het stuwt de mensen voort: ‘Breek uw tent op, ga op reis naar het land, dat Ik u wijs.’ Zo luidt de eerste regel van een lied dat jaren geleden, toen ik mijn eerste stappen in de zending zette, kwam aanwaaien in christelijk Nederland. Van een onbekende auteur maar op de bekende wijs van het Israëlische volkslied Hatikva (‘de hoop’). Het werd redelijk populair, reden om het op te nemen in de uitgebreide nieuwe editie van de aloude Zangbundel van Johannes de Heer. Nummer 916. Of het lied nu nog veel gezongen wordt, weet ik niet. Zeker is wel dat het woord nog steeds door de wereld gaat en mensen voortstuwt. Met onverminderde kracht. Wat zeg ik, met een bereik en langs een diversiteit van wegen die ongekend zijn in de geschiedenis van de zending. Dit boek gaat over actuele ontwikkelingen in de verspreiding van het Evangelie, wereldwijd gezien. Het is bedoeld om mensen die in zending geïnteresseerd zijn, niet alleen bij te praten, zogezegd, maar ook om hen te motiveren daarbij daadwerkelijk betrokken te zijn, op welke manier dan ook. De inhoud bestaat uit drie delen. We beginnen met een globaal beeld van de zending aan het begin van eenentwintigste eeuw. De bedoeling is een indruk te geven van wat er in de mondiale zending zoal gaande is, zowel in de praktijk als op het niveau van de missiologische bezinning. Eerst schets ik een samenvattend overzicht van de meest opvallende ontwikkelingen in de zending. Zij is bovendien mondiaal geworden, een verandering waaraan de tweede paragraaf is gewijd. Daarna maken we in grote lijnen een balans van de zending op, deze is overigens tweeledig: ze heeft een indrukwekkende uitwerking gehad maar staat voor de steeds grotere uitdaging van de grote wereldgodsdiensten en het geseculariseerde Westen. We besluiten het eerste deel met een kijkje in de keuken van de missiologie. Er is de laatste decennia een even interessante als ingrijpende bezinning gaande over wat de missie van de Kerk in de wereld inhoudt. 9 Het tweede deel – vanaf hoofdstuk 5 – richt zich op het veld, om een klassieke zendingsterm te gebruiken. Aan de orde komt een aantal trends en thema’s die vandaag de dag actueel zijn – zowel op het praktische vlak als in de theologie van de zending. Ik heb me beperkt tot een selectie van onderwerpen. Niet alles wat vandaag de dag speelt, kan in het korte bestek van dit boek aan de orde komen. Elk hoofdstuk is een eenheid op zich. In plaats van een aaneengesloten betoog is dit boek eerder zoiets als een tijdschrift met diverse artikelen. U leest waar u op dit moment het meest in geïnteresseerd bent. Wie dit boek gebruikt in kringen, kan een aantal hoofdstukken uitkiezen, al naargelang de interesses van de groep. Het derde deel begint met hoofdstuk 18 en kijkt naar de toekomst van de zending, vanuit het perspectief van generatieverschillen en cultuurverandering. Gevolgd door een pleidooi voor de interculturele communicatie van het Evangelie – nog altijd. Aan het eind van elk hoofdstuk staan enkele voorgestelde gespreksvragen en opdrachten voor verwerking. Zodoende kunnen zendingscommissies, gesprekskringen en geïnteresseerde groepen aan de hand van dit boek op allerlei concrete manieren betrokken raken bij de voortgang van het woord door de wereld. Bij elke bespreking kan men beginnen met een algemene vraag: Geef aan wat u in dit hoofdstuk erg belangrijk vindt (!), waar u vraagtekens bij wilt zetten (?) en waar u meer over wilt weten of doorpraten (→). Wissel uw bevindingen uit. Dit werkt altijd, leidt tot interessante opmerkingen en discussies. Ik noem deze verwerkingsvraag hier in plaats van aan het eind van ieder hoofdstuk. Voor de totstandkoming van dit boek ben ik bijzondere dank verschuldigd aan Arjan Schoemaker van de Evangelische Zendingsalliantie, die het manuscript kritisch heeft doorgenomen en allerlei suggesties voor verbetering heeft gegeven. Deze heb ik dankbaar verwerkt in de tekst die nu voor u ligt. Perpignan, voorjaar 2013 Evert van de Poll 10 DEEL I GLOBAAL BEELD 1. Een globaal beeld van zending vandaag In het najaar van 1949 kwamen de studenten van een bijbelschool in China bijeen voor een aangrijpende kapeldienst. De school was onderdeel van een Engelse zendingsorganisatie en van oudsher gericht op de vorming van Chinese evangeliewerkers. Na de communistische machtsovername eerder dat jaar werden zendelingen gedwongen het land te verlaten. Op de grote kaart voor in de kapel brandden lampjes overal waar oud-studenten werkzaam waren. De vele lampjes in China waren in korte tijd allemaal uitgegaan. Sommigen snikten van verdriet. De kerk in China stond nog maar in de kinderschoenen, ze kon nog lang niet zonder de inzet van zendelingen, dacht men. Zou ze hetzelfde lot ondergaan als de kerken in Noord-Afrika en grote delen van het Midden-Oosten in de 7e eeuw, die onder de druk van de oprukkende islam in korte tijd wegstierven? Er vloeiden tranen. Een gevoel van verslagenheid maakte zich van hen meester. Pas vele jaren later, naarmate er steeds meer bemoedigende berichten uit de Volksrepubliek China kwamen, beseften deze school en andere zendingsorganisaties dat Gods werk in dit land niet alleen had overleefd maar zelfs tot grote bloei kwam zonder de aanwezigheid van buitenlanders. In getallen uitgedrukt: in 1949 waren er 5 miljoen rooms-katholieke en protestantse christenen, hun aantal wordt ruim een halve eeuw later geschat op 40 tot 90 miljoen! ‘Wat stierf, was niet de kerk in China, maar een tijdperk van zending beheerst door het Westen en gestimuleerd door koloniale expansie’, zegt de Amerikaanse missioloog Tom Steffen naar aanleiding van deze en soortgelijke gebeurtenissen. Wat is het beeld van de mondiale zending vandaag? We noteren enkele opmerkelijke aspecten en ontwikkelingen. Hierbij interesseren wij ons in het bijzonder voor het evangelisch protestantse zendingswerk. Wie in andere stromingen van 13 het christendom kijkt, zal overigens ontdekken dat daar dezelfde ontwikkelingen te noteren vallen. Mondialisering van de zending Het eerste wat opvalt, is dat de missionaire praktijk van vandaag steeds meer weg heeft van één globaal zendingsveld: een World Wide Web van netwerken, uitwisselingen en partnerschappen. Natuurlijk is dit voor een deel het gevolg van mondialisering op politiek, economisch en cultureel gebied. Afstanden worden geringer, reizen wordt gemakkelijker en goedkoper. Informatie over wat er overal op de wereld gebeurt, is direct beschikbaar, in overdaad en via indringende beelden. Landen en volken raken nauwer bij elkaar betrokken, nationale economieën met elkaar verweven, verschillende culturen met elkaar verstrikt. Grenzen verliezen veel van hun onoverkomelijkheid, als ze al niet de facto vervallen. Daardoor is er veel meer contact, uitwisseling en samenwerking mogelijk tussen kerken en christelijke organisaties in verschillende regio’s van de wereld. Het gevolg is een mondiale vervlechting van het zendingswerk. Naast deze algemene factor zijn er ook factoren in het spel die specifiek met ontwikkelingen binnen het christendom te maken hebben. Om te beginnen is er het groeiende aandeel van de niet-westerse landen. In numeriek opzicht is het zwaartepunt van het christendom in de afgelopen drie decennia verplaatst van het noordelijk naar het zuidelijk halfrond. Verreweg de meeste christenen, van ongeacht welke hoofdstroming in het christendom, bevinden zich thans in Latijns-Amerika, Afrika beneden de Sahara, Oceanië en Oost-Azië. In de volksmond heet dit nog vaak de derde wereld, maar die term is verouderd sinds de ineenstorting van het communistische blok (de ‘tweede’ wereld). In plaats daarvan spreekt men van ontwikkelingslanden, maar sommige daarvan zijn al uitgegroeid tot ware economische grootmachten. In de missiologie noemt men alle niet-westerse landen samen de tweederde wereld. Andere termen zijn de meerderheidswereld (majority world) – in de dubbele betekenis van de meerderheid van christenen, en de meerderheid van de wereldbevolking – en het mondiale zuiden (global south). Het christendom heeft een gelaatsverandering ondergaan. Het heeft niet langer een westers gezicht, maar vertoont de kleuren van alle talen en culturen op 14 aarde. Dat zie je vooral op grote zendingscongressen, met hun bonte verzameling van afgevaardigden uit alle windstreken. Dezelfde gelaatsverandering doet zich ook voor in het rooms-katholicisme. Men hoeft maar te kijken naar het toenemend aantal Poolse priesters in Groot-Brittannië, Latijnse priesters in de Verenigde Staten, Afrikaanse priesters overal in Europa. Vaak verrichten zij een ware evangeliserende arbeid in grote steden. Het gevolg van deze verandering is dat het oude onderscheid in de zending tussen ‘basis’ en ‘veld’ al lang niet meer opgaat. In vrijwel alle landen van de wereld zijn er gemeenten die getuigen van het Evangelie en evangelisten uitzenden naar andere landen, en tegelijkertijd zendelingen van buitenaf die gekomen zijn om er te evangeliseren, gemeenten te stichten en alle soorten van hulpwerk te verrichten. Zelfpropagerend Het moest er vroeg of laat wel van komen dat de gedrevenheid, ijver en opoffering waarmee Europese en Noord-Amerikaanse zendelingen en missionarissen het Evangelie brachten, oversloeg op de nieuwe kerken. Dat is precies wat we momenteel meemaken. Naast missionaire ijver in eigen land vertonen de jonge kerken in de tweederde wereld ook een groeiende betrokkenheid bij de wereldwijde zending. Eerst schoorvoetend, maar sinds het eind van de twintigste eeuw in steeds grotere omvang. Wat eens het zendingsveld heette, verandert in een zendend veld. Dit temeer daar zij een aanhoudende groeidynamiek vertonen. Al in de negentiende eeuw introduceerden vooruitdenkende leiders in de zending het ‘drie-zelfprincipe’ (overigens niet te verwarren met de Drie-Zelfkerk in communistisch China): de zending moest ernaartoe werken dat de nieuwe gestichte gemeenten zelfvoorzienend, zelfbesturend en zelfpropagerend waren. Met dat laatste is niets anders bedoeld, dan dat zij de fakkel van de evangelisatie van de zending zouden overnemen. Men dacht toen aan de verzelfstandiging van deze kerken. Buitenlandse organisaties moesten zichzelf overbodig maken, zodra de inheemse gelovigen – om een ouderwetse term te gebruiken – op eigen benen konden staan. Vanaf dat moment moesten zij het Evangelie verder verbreiden in hun land. Dit nobele streven is langzaam maar zeker overgeno- 15 men door de meeste organisaties en instanties die werkers uitzenden naar andere landen. Althans in theorie. In de praktijk blijkt het nog niet mee te vallen het heft helemaal uit handen te geven – maar dat terzijde. Weinigen die destijds de drie zelfprincipes bepleitten, konden toen vermoeden dat de jonge kerken de ‘zelfpropagatie’ met zo veel verve ter hand zouden nemen als zij dat vandaag de dag doen. Nu moeten we deze christenen niet ophemelen, als zouden zij alle goede kanten van het geloof aan de dag leggen en wij in het Westen daar maar armzalig ver bij achterblijven. Wie wat vaker in Nigeria of Brazilië, India of andere landen in de tweederde wereld komt, weet wel beter. Niets menselijks is de kerken daar vreemd. Dat de groeipercentages in deze regionen groter zijn dan in het Westen, is niet alleen toe te schrijven aan het getuigenis van de kerken. Sociale en culturele omstandigheden spelen eveneens een grote rol. Men kan echter wel stellen dat deze kerken met meer onbevangenheid het Evangelie bekendmaken in hun omgeving, dan wij in onze samenleving die zozeer is getekend door kritisch denken, relativisme en argwaan ten opzichte van het christendom. Het aandeel van de tweederde wereld Vanaf haar begin in het midden van de achttiende eeuw is de protestantse evangelische zending lange tijd een beweging van eenrichtingverkeer geweest, van het Westen naar de rest van de wereld – from the West to the rest. Aanvankelijk lag het zwaartepunt in Groot-Brittannië. In de loop van de twintigste eeuw hebben de Verenigde Staten de leidersrol overgenomen. Al vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog leverden zij de meeste werkers en de meeste financiële middelen. Na deze ‘grote twee’ treffen we op de ranglijst van zendende landen enkele Europese landen met een belangrijk protestants bevolkingspercentage aan plus Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. De Angelsaksische landen hadden lange tijd een overweldigend aandeel in de wereldzending. Ze zijn nog steeds duidelijk aanwezig. Vooral in de zendingswetenschap spelen Angelsaksische theologen een toonaangevende rol, zozeer zelfs dat andere wereldtalen en culturen erdoor worden overstemd. Sinds de jaren tachtig zien we daar een sterk toenemende belangstelling voor zending wereldwijd, en een steeds grotere participatie van jonge kerken in deze 16 ‘opkomende landen’. Van een westerse beweging van noord naar zuid, is de zending veranderd in een mondiale, multiculturele en multinationale beweging. De niet-westerse kerken zijn niet alleen volop betrokken bij de mondiale zending, hun aandeel daarin wordt steeds belangrijker. Men spreekt van de ‘internationalisering van het zendingspersoneel’. Kijken we alleen naar de evangelische zendingsbeweging, dan zien we dat de Verenigde Staten nog altijd het wereldklassement aanvoeren, met ongeveer 46.000 werkers buiten de eigen grenzen en budgetten die opgeteld in de tientallen miljarden dollars lopen. Een aantal ‘opkomende landen’ klimt echter gestaag steeds hoger op de ranglijst. De belangrijkste daarvan zijn Zuid-Korea, Brazilië, Nigeria, de Filippijnen, India en China (inderdaad, dat ‘moeilijk toegankelijke’ land). Met meer dan 20.000 zendelingen neemt Zuid-Korea al geruime tijd de tweede plaats in, de oude leider van de protestantse zending, Groot-Brittannië, ruim achter zich latend. Volgens onderzoekers die deze ontwikkelingen van nabij volgen, is het totaal aantal zendingswerkers uit de tweederde wereld op dit moment al hoger dan dat van alle westerse landen bij elkaar genomen. En dan heeft men het alleen nog over de als zodanig bekendstaande, min of meer officieel aangestelde werkers. We moeten daaraan echter het onbekende maar zeker grote aantal officieuze ‘zuidelijke’ evangelisten in andere landen aan toevoegen die niet als zodanig in de statistieken zijn opgenomen omdat zij een andere hoofdactiviteit uitoefenen. Zij vormen een onderdeel van de migratiestromen naar het Midden-Oosten, Noord-Amerika, Europa en Australië. Enerzijds hebben zij dezelfde beweegredenen als alle migranten: een situatie van armoede, vervolging of oorlog ontvluchten, of gewoon werk zoeken. Tegelijkertijd voelen zij zich geroepen in het land van aankomst het Evangelie te verbreiden. Doordat zij veelal ongeschoold werk verrichten, vaak in een parallelle economie, staan zij in direct contact met bevolkingsgroepen van allerlei culturen waar de nationale kerken maar moeilijk mee in contact weten te komen. Bovendien komen zij landen binnen die voor westerse christenen moeilijk toegankelijk zijn, waar de deur voor officieel zendingswerk op slot zit. Denk bijvoorbeeld aan de landen rond de Perzische Golf, aan alle olierijke islamitische landen in feite. De diaspora van arme landen houdt een geweldig potentieel in voor de zending wereldwijd. Wel moeten we erbij zeggen dat dit een andere manier van werken inhoudt dan die van de traditionele westerse zending. 17