Personal identity, capabilities, and happiness

advertisement
Symposium
van de Nederlandse Vereninging voor WetenschapsFilosofie
Programma vrijdag 17 juni 2005
Plaats Vrije Universiteit, zaal 13A-11/13
Thema:
Economie, cultuur, individu:
context of discovery en context of justification
BINNENKOMST
13.00 uur
Personal identity, capabilities, and happiness
John B. Davis
13.30 uur
PAUZE
14.30 uur
Lousy predictors: over verklarende vooruitgang in de economie
Menno Rol
14.45 uur
PAUZE
15.45 uur
De dialectiek van cultuur en economie:
over de plaats van begripsanalyse in de sociale wetenschap
Lajos Brons
16.00 uur
EINDE
17.00 uur
Samenvattingen
13.30 uur
Personal identity, capabilities, and happiness
John B. Davis, University of Amsterdam en Marquette University
([email protected], [email protected])
According to a framework developed by Akerlof and Kranton, ‘self-image’ or ‘social
identity’ is an argument in the individual utility function. At the same time, ‘social identity’ is the dependent variable in an individual production function.
I believe that this is misconceived. If personal identity is taken to be a function of
how one organizes or manages one’s multiple social identities, then the individual’s objective function should not be thought of as a utility function, but rather as a personal
identity production function.
In a personal identity function PI, the utility function including its social identity
argument SI is embedded: PI = PI (U (SI)). In my talk I will develop this understanding
in terms of a capability framework. I do so, first, by arguing that individuals develop
particular capabilities in and across their involvement with different social groups; and
second by arguing that personal identity is a general capability whose production is associated with how individuals deliberate in managing a ‘list’ of particular capabilities
they possess.
I defend the view that individuals must be conceived as agents who actively
produce their experience of happiness, rather than reactant beings restricted to experiencing happiness. On this view, individuals deliberate reflexively in taking their utility
functions as an object, and rely on memories of their particular capabilities in the form
of ‘how to’ knowledge that can be represented in propositional form as declarative
knowledge ‘that.’ Functionings are then measured as objects of declarative knowledge:
it is known that A is able to do or be x.
14.45 uur
Lousy predictors: over verklarende vooruitgang in de economie
Menno Rol, Rijksuniversiteit Groningen
([email protected])
In de economie en in de andere sociale wetenschappen is de voorspelkracht altijd
geringer geweest dan in de meeste natuurwetenschappen. De vraag is of verklarende
vooruitgang zinvol geconceptualiseerd kan worden in sociale wetenschap als alternatief
voor meer Lakatosiaanse types van vooruitgang. Een casus uit de geschiedenis van de
economische theorie laat zien dat het kan.
De klassieke economen en de Oostenrijkse school verdedigden concurrerende
waardetheorieën. De Klassieke objectieve waardeleer is tegengesteld aan de
Oostenrijkse subjectieve waardeleer waar het plaats en richting van de oorzakelijkheid
betreft. Echter, beide visies werken met een model waarin de waarde van goederen gelijk
is aan de kosten van productie. Dit theorema heet de kostenwet. Bovendien wordt deze
economisce wet empirisch gefalsifieerd: monopoloïde eigenschappen van markten en
wisselende beginvoorwaarden zorgen voor een ongelijkheid van waarde, marktprijs en
kosten. Binnen het model leiden de twee theorieën tot hetzelfde theorema, empirisch
zijn ze ondergedetermineerd. Toch wist de Oostenrijkse kapitaaltheoreticus Eugen Von
Böhm-Bawerk (1851-1914) te betogen dat alleen de subjectieve waardetheorie waar is.
De retorische instrumenten die hij daartoe inzette omvatten idealisering en deidealisering, abstractie en concretisering en een narratieve benadering van oorzakelijke
mechanismen. De context of discovery en de context of justification zijn daarin volledig
vermengd. Zijn methode onthult een sterk realistische ontologie van de economie. Meer
in het algemeen toont het dat een realistisch standpunt met betrekking tot sociale
ontologie voorwaarde is voor de geloofwaardigheid van een concept van verklarende
vooruitgang.
16.00 uur
De dialectiek van cultuur en economie:
over de plaats van begripsanalyse in de sociale wetenschap
Lajos Brons, Rijksuniversiteit Groningen
([email protected])
De geschiedenis van het denken over relaties tussen economische en culturele
verschijnselen is sterk verweven met de geschiedenis van de sociale wetenschappen.
Het theoretisch denken over deze relaties – de dialectiek van cultuur en economie kan –
tot op zekere hoogte ook als een model voor sociaal-wetenschappelijke theorievorming
beschouwd worden.
Uit een analyse van de dialectiek van cultuur en economie blijkt dat er een zeer
beperkt aantal basale theorievormen (relaties) kan worden onderscheiden, waaruit alle
sociaal-wetenschappelijke theorieën uiteindelijk zijn opgebouwd. Deze bouwstenen zijn
echter fundamenteel verschillend van aard en dat heft methodologische implicaties. Zo
blijkt er bij een aantal als causaal opgevatte relaties helemaal geen sprake van
causaliteit, maar is de theoretische relatie zuiver conceptueel van aard. Begripsanalyse
zou daarom een veel grotere rol moeten spelen in de sociale wetenschap.
Download