Handreiking Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs vanaf 1 juli 2016 Na inwerkingtreden Wet werk en zekerheid en CAO 2016-2017 Versie Oktober 2016 Handreiking Vervangingsbeleid primair onderwijs na volledige inwerkingtreding Wet werk en zekerheid en CAO PO 2016-2017 versie 2.0, 18 oktober 2016 Deze handreiking en bijbehorend rekenmodel zijn opgesteld door Infinite Financieel te Utrecht, in samenwerking met Driessen HR, Dyade Advies en Leeuwendaal. In opdracht van: Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 2 Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 3 Inhoud Voorwoord ......................................................................................................................................5 1. Opbouw van de handreiking ...........................................................................................................6 2. Algemene informatie over de Wet werk en Zekerheid (aspect vervangingsarbeid) en de CAO PO 2016-2017 .......................................................................................................................................8 Verschillen tussen openbaar en bijzonder onderwijs .....................................................................8 WWZ en cao voor bijzonder onderwijs ...........................................................................................8 WWZ en cao voor openbaar onderwijs ..........................................................................................8 De ketenregeling ............................................................................................................................8 Overige cao bepalingen ...................................................................................................................9 3. Vervangingsbeleid en de relatie met het HR beleid .................................................................... 10 3.1. Vervangingsbeleid ................................................................................................................ 10 3.2. Vervangingsbeleid als onderdeel van het totale HR-beleid ................................................. 11 4. Het in kaart brengen van de vervangingsbehoeften ................................................................... 13 5. Vervangingsmogelijkheden .......................................................................................................... 15 5.1. Werkzaamheden later zelf uitvoeren ................................................................................ 15 5.2. Werkzaamheden door een reeds ingeroosterde medewerker ........................................... 15 5.3. Werkzaamheden door medewerker die gepland verlof verzet .......................................... 16 5.4. Inzet van een medewerker uit een school- of bestuurlijke vervangingspool ..................... 16 5.5. Inzet van een medewerker uit een regionale vervangingspool .......................................... 17 5.6. Detachering van een medewerker vanuit een ander schoolbestuur .................................. 17 5.7. Tijdelijke taakuitbreiding van een medewerker in tijdelijke dienst .................................17 5.8. Tijdelijke taakuitbreiding van een medewerker in vaste dienst ......................................... 17 5.9. Tijdelijk dienstverband in verband met diverse vervangingswerkzaamheden ................... 18 5.10. Tijdelijk dienstverband in verband met bepaalde vervangingswerkzaamheden................ 18 5.11. Flexibele inzet van medewerkers ........................................................................................ 18 5.12. Inzet uitzendkrachten ......................................................................................................... 19 5.13. Inhuur van interim-personeel ............................................................................................. 20 5.14. Payrolling…. ......................................................................................................................... 20 5.15. Noodmaatregelen .............................................................................................................. 21 Samenvattend ............................................................................................................................. 21 6. Vervangingsplan ........................................................................................................................... 22 6.1. De kosten van de vervangingsarbeid ................................................................................. 22 7. Vervangingspraktijk - Vijf praktijkvoorbeelden ........................................................................... 24 7.1. Eenpitter, algemeen bijzonder onderwijs .......................................................................... 24 7.2. Middelgroot schoolbestuur openbaar onderwijs .............................................................. 26 7.3. Middelgroot schoolbestuur, prot. chr. onderwijs .............................................................. 28 Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 4 7.4. Groot schoolbestuur voor rooms-katholiek onderwijs ...................................................... 29 7.5. Groot schoolbestuur protestants christelijk onderwijs ...................................................... 30 7.6. Leerpunten en conclusies uit de vijf praktijkvoorbeelden ................................................. 32 8. Overige aspecten van de bedrijfsvoering in relatie tot de vervangingsarbeid ........................... 34 8.1. Exploitatiebegroting en formatieplan ................................................................................ 34 8.2. Vervangingsplan en -praktijk in relatie tot het Participatiefonds ...................................... 34 -------Bijlage 1 Praktische uitwerking ketenregeling (bijzonder onderwijs) ........................................ 36 Bijlage 2 Overzicht wijzigingen CAO in reglementen vervangingsfonds en participatiefonds….42 Bijlage 3 Twee voorbeelden uit ‘Eindrapportage verzuimonderzoek PO en VO 2014’ (DUO) ... 43 Bijlage 4 Nadere informatie over Payrolling .............................................................................. 44 Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 5 Voorwoord Met ingang van 1 juli 2016 wordt het vervangen van afwezig onderwijspersoneel middels tijdelijke contracten complexer als gevolg van de volledige inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid. Bovendien treedt de CAO PO 2016-2017 in werking. De PO-Raad biedt u hierbij een handreiking aan om zo efficiënt en effectief mogelijk met de gewijzigde wet- en regelgeving om te gaan. Deze handreiking is een actualisatie van eerdere versies die in april 2015 en mei 2016 verschenen. In deze nieuwste versie van de handreiking zijn de wijzigingen in de reglementen van het Vervangingsfonds en het Participatiefonds in verband met de CAO PO 2016-2017 verwerkt. Deze handreiking kent primair een pragmatische insteek: wat zijn, gegeven de situatie in wet- en regelgeving per 1 juli 2016, mogelijke vormen van aanpak met betrekking tot vervangingsarbeid? Deze handreiking helpt schoolbesturen vervangingsbeleid te formuleren en uit te voeren in een nieuwe situatie waarin vervanging niet meer met vele korte tijdelijke contracten geregeld kan worden zoals we dat gewend waren. Omdat de regelgeving voor bijzonder en openbaar onderwijs anders is, wordt in deze handreiking steeds nadrukkelijk stil gestaan bij de verschillen. De handreiking heeft een procesmatig karakter en wil u een bruikbare, algemene werkwijze aan de hand doen. Daarbinnen kan elk schoolbestuur eigen inhoudelijke keuzes maken. Voor de opstellers van deze notitie staat vast dat er vanaf nu een fundamenteel andere kijk op vervangingsbeleid gevraagd wordt. De WWZ speelt hierbij een rol, maar ook diverse andere ontwikkelingen. Het zal de sector enige tijd kosten om alle (on)mogelijkheden die bij dit nieuwe tijdperk horen te ontdekken. Deze handreiking helpt u daarbij. Helpt u op een andere, bedrijfsmatiger manier om te gaan met verloven en vervangingsarbeid. En helpt u vervangingen als een meer integraal onderdeel van uw totale HR-, taak- en formatiebeleid te gaan beschouwen. Eerdere versies van deze handreiking zijn besproken met bestuurders, schoolleiders en P&Omedewerkers van schoolbesturen. Zij toonden zich enthousiast over deze handreiking (‘Het brengt mij op mogelijkheden waar ik nog niet aan gedacht had’, ‘Dit maakt de WWZ voor mij iets beter hanteerbaar’), maar uit de gesprekken concluderen wij ook dat het energie zal kosten een echte omslag in denken te realiseren, daar waar het gaat om Vervangingsbeleid. Wij hopen dat deze handreiking u daartoe zal stimuleren en faciliteren! Simone Walvisch Vicevoorzitter PO-Raad Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 6 1. Opbouw van de handreiking Hoofdstuk 2 van de handreiking bevat algemene, in het kader van vervangingsbeleid relevante, informatie over de WWZ en de CAO PO 2016-2017. Hier gaan we ook in op de verschillende positie van het openbaar en het bijzonder onderwijs. In hoofdstuk 3 gaan we in algemene zin in op vervangingsbeleid. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 werken we dit nader uit, via de thema’s vervangingsbehoeften, vervangingsplan en vervangingspraktijk. Hoofdstuk 7 bevat praktijkvoorbeelden. In hoofdstuk 8 komen enkele overige aspecten aan de orde. Deze handreiking is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld, maar er kunnen geen rechten aan ontleend worden. Wet- en regelgeving, alsmede de cao, zullen zich altijd blijven ontwikkelen. Daarom zal deze handreiking zodra dit nodig is worden geactualiseerd. Drie stappen vormen, in de benadering die wij in deze handreiking presenteren, de kern van het schoolbestuurlijke vervangingsbeleid: - De Vervangingsbehoeften in kaart brengen. - Een Vervangingsplan opstellen. - De Vervangingspraktijk organiseren. De drie stappen worden in deze handreiking uitgewerkt. Daarbij stellen we de volgende uitgangspunten centraal1: a. Vervangingsbeleid moet in letter en geest voldoen aan vigerende wet- en regelgeving (we gaan in deze handreiking dus niet op zoek naar de mazen in de wet- en regelgeving). b. Vervangingsbeleid moet bijdragen aan kwalitatief goed onderwijs (wij leggen het primaat bij het aanbieden van zo goed mogelijk onderwijs en denken in deze handreiking dus niet louter “vanuit de portemonnee”). c. Vervangingsbeleid wordt vormgegeven vanuit het principe van goed werkgeverschap (we gaan uit van voldoende ruimte voor medewerkers om hun taak uit te voeren, stellen hen in staat onder optimale omstandigheden een bijdrage te leveren aan de bestuurlijke opgave van de organisatie en houden ons aan de cao-afspraken). Vervangingsbeleid wordt echter ook bepaald door bedrijfseconomische principes (we denken in deze handreiking dus ook vanuit het beheersen van de kosten opdat de beschikbare middelen rechtmatig, maar ook doeltreffend worden ingezet). In de CAO PO 2016-2017 heeft het opstellen van Vervangingsbeleid een verplichte status gekregen, voor het bijzonder onderwijs. Voor het openbaar onderwijs zijn er goede redenen om dit op vrijwillige basis te doen. In volgende hoofdstukken van deze handreiking gaan wij hier nader op in. Rekenmodel bij de handreiking Bij deze handreiking hoort een Excel-rekenmodel. Dit rekenmodel concretiseert, detailleert en visualiseert de aanpak die in deze handreiking gepromoot wordt. Net als voor de handreiking, geldt ook voor het rekenmodel dat het niet zonder meer 1:1 toepasbaar is op uw eigen situatie. Ook het rekenmodel wil u aan het denken zetten, tips geven en u in staat stellen uw eigen vervangingsbeleid vorm te gaan geven. Geadviseerd wordt dit rekenmodel te benutten bij het uitwerken van uw vervangingsbeleid. 1 Deze uitgangspunten zijn mede ontleend aan de brochure “Professionalisering van besturen in het primair onderwijs” van de PO-Raad, d.d. november 2013 (commissie Meurs). Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 7 Het rekenmodel bestaat uit vijf bladen, waarvan de eerste vier bij elkaar horen en het vijfde blad een losstaand blad is. De eerste vier bladen volgen de structuur die ook in deze handreiking gevolgd wordt. 1. 'Startscherm'. In de gele velden vult u de algemene informatie over uw organisatie in, het aantal vrije dagen per maand, alsmede alle informatie over de vervangingsbehoeften. Enkele zaken worden op basis van beschikbare data voor u ingevuld, maar dienen nog wel gecontroleerd te worden. 2. 'Vervangingsbehoefte per maand'. Dit blad toont de door het model berekende vervangingsbehoefte op basis van de door u ingevoerde behoeften in het Startscherm. 3. 'Vervangingsplanning per maand'. In dit blad voert u in de gele velden de door u gewenste, te realiseren, vervangingsarbeid in. 4. 'Totaal'. Dit blad toont de uitkomsten, nadat u de bladen 'Vervangingsbehoefte per maand' en 'Vervangingsplanning per maand' hebt ingevuld. 5. ‘Simulatie'. Dit is een losstaand blad. Hier kunt u op persoonsniveau simuleren, bijvoorbeeld wanneer in bepaalde situaties personeel in dienst voordeliger is dan uitzendarbeid, en omgekeerd. Het model biedt in het startscherm de keuzemogelijkheid om het BAPO overgangsrecht wel of niet als onderdeel van de vervangingsplanning mee te nemen (sommige scholen hebben dit al in hun reguliere formatie verwerkt). Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 8 2. Algemene informatie over de Wet werk en zekerheid (aspect vervangingsarbeid) en de CAO PO 2016-2017 Verschillen tussen openbaar en bijzonder onderwijs Het openbaar onderwijs valt niet onder de werking van de WWZ, tenzij een openbare school onder een samenwerkingsbestuur valt. Werknemers in het openbaar onderwijs vallen onder het ambtenarenrecht. Cao-partijen zijn overeengekomen openbare besturen niet via de cao collectief te binden aan de WWZ-bepalingen. Het bijzonder onderwijs (inclusief het samenwerkingsbestuur) valt onder het Burgerlijk Wetboek (BW). De WWZ geldt voor werkgevers die onder het BW vallen. WWZ en cao voor bijzonder onderwijs Voor het bijzonder onderwijs geldt de WWZ. In de cao is gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid een ruimere ketenregeling overeen te komen, namelijk maximaal zes contracten in maximaal drie jaar. Deze geldt alleen voor vervangingen en bovendien alleen voor vervangingen van lesgevende en behandeltaken en alleen als er uitsluitend vervangingsaanstellingen zijn geweest. Zijn er (ook) betrekkingen geweest op formatie of een project, dan geldt drie contracten in een periode van 24 maanden. Ook zijn er zijn nieuwe contractvormen in de cao mogelijk gemaakt, namelijk het ‘min-max-contract’ en het ‘bindingscontract’. Schoolbesturen bijzonder onderwijs zijn bij cao verplicht vervangingsbeleid vast te stellen. De P(G)MR2 heeft hierop instemmingsrecht. Geadviseerd wordt de O(G)MR3 hierbij te betrekken. WWZ en cao voor openbaar onderwijs Openbare besturen zijn niet verplicht om de bepalingen uit de WWZ toe te passen. Zij kunnen er wel zelf voor kiezen om de afspraken uit paragraaf 3 van de cao rondom vervanging toe te passen met de nieuwe vormen van aanstellingen (‘min-max-contract’ en het ‘bindingscontract’). Dan gaat ook de ketenbepaling gelden. Een schoolbestuur openbaar onderwijs is niet bij cao verplicht vervangingsbeleid op te stellen, maar kan hier gedurende de looptijd van de cao eenmalig toe besluiten. Dit leidt tot rechten en plichten (o.a. nieuwe contractvormen uit de CAO PO 2016-2017 kunnen benut worden, ketenbeding wordt van toepassing). Als het bestuur deze keuzes maakt, is instemming van de P(G)MR nodig. Geadviseerd wordt de O(G)MR hierbij te betrekken. De ketenregeling In de CAO PO 2015-2016 is opgenomen dat een onbeperkt aantal tijdelijke contracten gedurende 3 jaren mogelijk is. De WWZ staat dergelijke afwijkingen bij cao niet meer toe. Binnen het bijzonder onderwijs wordt de ketenregeling uit de WWZ de hoofdregel. Voor het openbaar onderwijs geldt dat de ketenbepaling zoals deze is opgenomen in de CAO PO 2015-2016 van toepassing blijft; onbeperkte korttijdelijke vervangingen binnen drie jaar blijven mogelijk en er is geen sprake van een transitievergoeding bij ontslag. In deze WWZ-ketenregeling staat dat er maximaal drie tijdelijke contracten kunnen worden afgesloten in een periode van maximaal 24 maanden, voordat een contract voor onbepaalde tijd ontstaat. Een lopende keten wordt doorbroken als er een periode van meer dan zes maanden (zes maanden en één dag) geen contract is geweest. Dit geldt vanaf 1 juli 2016, daarvoor is het drie maanden en 1 dag. In de CAO PO 2016-2017 is - alleen voor vervanging - een verruiming van de ketenregeling afgesproken van drie naar zes contracten en van 24 naar 36 maanden. Dit geldt dus niet voor andere tijdelijke contracten die een andere grond hebben dan vervanging. Deze verruiming geldt 2 3 Personeelsgeleding van de (Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad. Oudergeleding van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 9 voor werknemers die ingezet worden voor vervanging van werknemers met lesgevende taken of met lesgebonden en/of behandeltaken. Een vaste benoeming ontstaat bij het zevende contract of wanneer de termijn van 36 maanden wordt overschreden. Een lopende keten wordt doorbroken als er een periode van meer dan zes maanden (zes maanden en één dag) geen contract is geweest. In bijlage 1 bij dit document is de praktische toepassing van de ketenregeling voor het bijzonder onderwijs in een schema weergegeven. Voor werknemers die zijn ingezet op zowel contracten voor vervanging als tijdelijke contracten die een andere grond kennen, geldt de verruimde ketenregeling niet. Bij hen is de WWZ ketenregeling van toepassing. Een verzamelakte telt niet als één dienstverband. Een verzamelakte is precies wat het woord zegt: een akte met daarop een verzameling aan dienstverbanden. Elk van de dienstverbanden op de verzamelakte moet apart worden meegeteld. Zes dienstverbanden op één akte tellen dus ook als zes afzonderlijke dienstverbanden. Overige cao-bepalingen In de CAO PO 2016-2017 zijn nog enkele verandering opgenomen die van belang zijn in verband met het vervangingsbeleid. Overplaatsingsbepalingen Met betrekking tot de overplaatsingsbepaling is voor vervangers afgesproken dat in de akte van benoeming/aanstelling de werktijdfactor niet langer per instelling wordt opgenomen. Dit om de benodigde flexibiliteit van vervangers te regelen. Reiskostenvergoeding vervanging Voor zowel het openbaar als het bijzonder onderwijs wordt de vergoeding voor woon-werk verkeer voor vervangers verruimd naar 35 kilometer (dat is nu 21,5 kilometer). De vergoeding per kilometer blijft ongewijzigd. De tabel in de cao wordt aangepast. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 10 3. Vervangingsbeleid en de relatie met het HR beleid 3.1. Vervangingsbeleid Het bijzonder onderwijs moet en het openbaar onderwijs mag vervangingsbeleid vormgeven. Natuurlijk is van belang dat het vervangingsbeleid voldoet aan wet- en regelgeving, maar nog belangrijker is dat het vervangingsbeleid aansluit op de behoefte en situatie van het betreffende schoolbestuur4. Omstandigheden die van invloed zijn op de vormgeving van het vervangingsbeleid, zijn onder meer: - zijn wij een klein, middelgroot of groot schoolbestuur? - werken we (onder meer) ten aanzien van vervangingsbeleid samen met andere schoolbesturen? - hoe staat de regionale arbeidsmarkt er voor: zijn er weinig of veel vervangers beschikbaar? - zijn wij wel/geen eigenrisicodrager Vervangingsfonds (VF)? - wat is de aard van de onderwijsconcepten op onze scholen: vereist het pedagogisch/didactisch concept van de school specifieke kennis en vaardigheden van de vervangers? - wat is de aard van de leerlingen waar het onderwijs aan wordt gegeven: laat de doelgroep het werken met (wisselende) invallers gemakkelijk toe? - wat is de leeftijdsopbouw van het personeel (verwachten we bijvoorbeeld veel pensioneringen, of zwangerschaps- en ouderschapsverloven)? Het startpunt van vervangingsbeleid is het in kaart brengen van de eigen flexbehoefte als onderdeel van het formatiebeleid van het schoolbestuur. De behoefte aan flexibiliteit omvat de vervangingsbehoefte, maar omvat bijvoorbeeld ook tijdelijk regulier werk, extra capaciteit voor projecten. Vervolgens wordt in het vervangingsbeleid beschreven op welke manier vervanging wordt georganiseerd en met welk type contracten. Daarbij geldt, zo is in de cao overeengekomen, dat gewerkt wordt in de volgorde van vast, vast/flexibel naar flexibel. Op een manier die past bij de eigen schoolbestuurlijke situatie en uitgaand van de historische vervangingsbehoefte. Gemaakte keuzes dienen praktisch in de organisatie te worden ingebed en daarvoor is draagvlak nodig op de werkvloer. Het betrekken van verschillende stakeholders en helder communiceren van gemaakte keuzes met onderbouwing is essentieel. Er zijn goede redenen om het vervangingsbeleid te integreren met het totale formatiebeleid. Een integrale benadering van reguliere arbeid, projectarbeid (denk bijvoorbeeld aan arrangementen in het kader van passend onderwijs) en vervangingsarbeid zal leiden tot een doelmatiger inzet van middelen. De sociale partners verenigd in het Arbeidsmarktplatform PO hebben eind 2015 een project geïnitieerd om te komen tot meer solide meerjarenformatiebeleid in het primair onderwijs. Dit project heeft het instrument ‘Scan en verbeter uw meerjarenformatieplan’ opgeleverd. lees meer Vervangingsbeleid formuleren kent dus strategische, tactische en praktische aspecten. Ondanks het feit dat de omstandigheden voor schoolbesturen (zeer) ongelijk zijn, is de procesmatige hoofdlijn van denken en werken die in deze handreiking gepresenteerd wordt wel voor elk schoolbestuur gelijk: 1. De behoefte aan vervangingsarbeid wordt zo nauwkeurig mogelijk vooraf bepaald. 2. De inzet van vervangingsopties wordt vooraf ook zo nauwkeurig mogelijk gepland. Meer in concreto betekent dit: A. De nieuwe wetten en regels vereisen dat het schoolbestuur vooruit de vervangingsbehoeften zo goed mogelijk kent en plant. 4 We spreken in deze handreiking over schoolbesturen. Daarmee bedoelen we ook de samenwerkingsverbanden passend onderwijs met personeel in dienst. Ook voor hen gelden de WWZ en de cao (bepalingen bijzonder onderwijs). Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 11 B. De noodzaak de vervangingsbehoefte vooruit te plannen, vraagt om historische (schoolbestuurlijke) gegevens met betrekking tot verzuim, verlof en vervanging. C. Het schoolbestuur kent de - theoretische - opties die er zijn om vervangingen te realiseren en heeft zich een mening gevormd over de eigen schoolbestuurlijke ideaaltypische situatie: ‘welke mix van vervangingsopties past gegeven onze specifieke omstandigheden het beste bij onze situatie?’. D. Het schoolbestuur heeft een structuur georganiseerd om daadwerkelijke vervangingen te organiseren. Hiermee wordt het theoretische vervangingsplan in praktijk gebracht. E. Door cyclisch te werken, worden de data die ten grondslag liggen aan B. en C. steeds nauwkeuriger, zodat vervangingsplan- en vervangingspraktijk elkaar op termijn steeds meer zullen kunnen gaan benaderen. Figuur 1: Stappen in vervangingsbeleid organiseren Vervangingsbehoeften zo nauwkeurig mogelijk in kaart brengen Vervangingsplan opstellen (o.b.v. vervangingsmogelijkheden) Vervangingspraktijk organiseren Evalueren, leren en verbeteren In hoofdstuk 5 van deze handreiking komt aan de orde hoe een schoolbestuur de vervangingsbehoeften in kaart kan brengen (behoeftenkant). In hoofdstuk 6 wordt beschreven over welke - theoretische - vervangingsmogelijkheden schoolbesturen primair onderwijs kunnen beschikken. Op basis van deze mogelijkheden komt het schoolbestuur tot een eigen schoolbestuurlijk vervangingsplan (concretisering inzetkant), passend bij de specifieke omstandigheden van de eigen organisatie. Dit vervangingsplan (hoofdstuk 7) vormt de basis voor het organiseren en uitvoeren van de vervangingspraktijk (het koppelen van de behoeftenkant en de beoogde inzetmogelijkheden, alsmede de koppeling met het totale HR-beleid). Deze stappen tezamen vormen het vervangingsbeleid van de organisatie. 3.2. Vervangingsbeleid als onderdeel van het totale HR-beleid Vervangingsbeleid kan niet los gezien worden van het totale HR-beleid (Human Resource) van de organisatie, dat zich richt op het verwerven en behouden van voldoende, bekwaam, betaalbaar, gezond, gemotiveerd en duurzaam inzetbaar personeel om het onderwijs te verzorgen, te Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 12 verbeteren en te innoveren. HR-beleid is een onderdeel van het strategisch beleid van de organisatie, ondersteunend aan de visie en strategie van de instelling. Zo is vervangingsbeleid, de organisatie van de vervanging, ook gekoppeld aan het totale beleid van de organisatie, de visie op onderwijs(kwaliteit). In onderstaande figuur is dit uitgewerkt. Figuur 2: Cyclus van vervangingen organiseren in het primair onderwijs Meerjarig inzicht in toekomstige personeelsbehoeften maakt ook strategische personeelsplanning mogelijk. En gerichte invulling van de flexibele schil. Zo ontstaat er steeds meer samenhang tussen de diverse aspecten van HR-beleid, formatiebeleid en taakbeleid. Goed vervangingsbeleid vraagt dus om twee koppelingen. Eén met het totale HR-beleid van de organisatie. En één met de andere vormen van arbeid binnen de organisatie, zoals reguliere arbeid, projectmatige werkzaamheden en werkzaamheden in het kader van extra ondersteuning. Op laatstgenoemde koppeling komen we nog op diverse plaatsen in de handreiking terug. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 13 4. Het in kaart brengen van de vervangingsbehoeften Het in kaart brengen van de vervangingsbehoeften verloopt voor elk schoolbestuur min of meer identiek. Het bestaat uit twee componenten: het in kaart brengen van historische gegevens en het inventariseren van reeds bekend aanstaand verlof. Zo wordt gewerkt met een mix van ervaringsgegevens en feitelijke gegevens over de (nabije) toekomst, om de vervangingsbehoeften zo nauwkeurig mogelijk te ramen. Daarbij gaat het zowel om de totale vervangingsbehoefte als om de pieken en dalen gedurende het jaar. De typen afwezigheid die onderscheiden worden bij het in kaart brengen van de vervangingsbehoeften staan in de onderstaande tabel. Tabel 1: verschillende typen van afwezigheid Typen afwezigheid 1. Ziekteverlof < 1 week 2. Ziekteverlof 1 - 6 weken 3. Ziekteverlof > 6 weken 4. Zwangerschaps- en bevallingsverlof5 5. Ouderschapsverlof, betaald 6. Ouderschapsverlof, onbetaald6 7. Verlof i.v.m. regeling duurzame inzetbaarheid en overgangsregeling BAPO7, hoofdstuk 8A cao 8. Verlof i.v.m. professionele ontwikkeling, paragraaf 9.7 cao 9a. Kort buitengewoon verlof, paragraaf 8.7 cao (planbaar)8 9b. Kort buitengewoon verlof, paragraaf 8.7 cao (niet planbaar) 9c. Kort buitengewoon verlof, paragraaf 8.8 cao (calamiteiten) 10. Langdurig zorgverlof, zonder behoud van salaris 11. Lang buitengewoon verlof, zonder behoud van salaris 12. Vakantieverlof, voor zover niet tijdens de schoolvakanties 13. Schorsing9 en ontslag op staande voet Het in kaart brengen van historische gegevens kan het beste gebeuren aan de hand van de gemiddelden van enkele schooljaren (bijvoorbeeld de laatste drie schooljaren) of van een ‘genormaliseerd’ schooljaar. De gegevens over de nabije toekomst hebben betrekking op reeds aangevraagd verlof, dan wel aangekondigde verlofaanvragen (zwangerschaps- en bevallingsverlof, ouderschapsverlof, langdurig verlof, etc.). 5 Werkneemsters die zwanger zijn, hebben recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof. In overleg met de werkgever kan zij een deel van het bevallingsverlof gespreid opnemen. Het bevallingsverlof begint de dag na de bevalling. Dit verlof duurt nog minimaal 10 weken. In het geval dat de werkneemster eerder bevalt dan de uitgerekende datum, mag de werkneemster na afloop van het bevallingsverlof van zes weken het overgebleven bevallingsverlof over 30 weken verspreid opnemen. Deze regeling geldt sinds 1 januari 2015. De werkneemster doet dit in overleg met de werkgever. Het verzoek om dit verlof op te nemen moet zij uiterlijk 3 weken na de bevallingsdatum indienen bij de werkgever. 6 Naast de bestaande regels met betrekking tot ouderschapsverlof, geldt er sinds 1 januari 2015 een aanvullende regel. De partner van een moeder van een pasgeboren kind heeft per 1 januari 2015 recht op drie dagen (onbetaald) ouderschapsverlof. Dit komt bovenop de al langer bestaande twee dagen betaald kraamverlof. 7 Sommige schoolbesturen zien BAPO niet als een vraagstuk in het kader van verlof en vervangingsarbeid. Zij hebben BAPO in de reguliere formatie verwerkt. Deze schoolbesturen sluiten BAPO dan uit van de in deze handreiking gepromote werkwijze. In het bij deze handreiking behorende rekenmodel is dit als optie aan te geven. 8 In het kader van het in deze handreiking gehanteerde denkmodel wordt ten aanzien van paragraaf 8.7. van de cao onderscheid gemaakt tussen planbaar en niet planbaar verlof. Huwelijk, verhuizing en examen zijn vormen van planbaar verlof. Bevalling, overlijden, e.d. niet. Omdat planbaar of niet planbaar een belangrijk bedrijfseconomisch en organisatorisch gegeven is bij het opstellen en uitvoeren van het Vervangingsplan wordt dit onderscheid gemaakt. 9 M.i.v 1 januari 2016 wordt de vervanging op grond van schorsing maximaal 6 weken bekostigd. Dit geldt voor alle schorsingsgronden uit de CAO-PO (artikel 3.13 tot en met 3.17 en 4.11 tot en met 4.16). Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 14 Het schoolbestuur kan de historische gegevens in kaart brengen aan de hand van gegevens in de personeels- en salarisadministratie (PSA) en bij de ARBO-dienst. Indien deze gegevens bijvoorbeeld ontoereikend zijn, kunnen ook landelijke gegevens worden benut. De ‘Eindrapportage verzuimonderzoek PO en VO 2014’ van DUO (november 2015) bevat zeer veel informatie over landelijke cijfers en trends. Twee voorbeelden zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze handreiking. Het is de moeite waard het rapport te bestuderen en te bepalen welke cijfers benut kunnen worden bij het formuleren van uw vervangingsbeleid. Het rapport bevat vele tabellen, die u kunnen helpen uw vervangingsbehoefte in kaart te brengen, als cijfers van de eigen organisatie (nog) ontbreken. Of als u uw cijfers wilt spiegelen aan landelijke gemiddelden. Raadpleeg het hele rapport: http://www.voion.nl/downloads/0ce84997-8f2f-470c-ac15f70d1a5e1c5e Ook het Vervangingsfonds publiceert jaarlijks kengetallen e.d. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 15 5. Vervangingsmogelijkheden In dit hoofdstuk worden alle - theoretische - mogelijkheden die een schoolbestuur primair onderwijs ter beschikking staan om in Vervangingsbehoeften te voorzien besproken. Elke vorm kent haar eigen kansen en risico’s. Per optie wordt ook de eventuele relatie met het Vervangingsfonds benoemd. De volgende vervangingsmogelijkheden worden in deze paragraaf beschreven: Tabel 2: Verschillende vervangingsmogelijkheden Vervangingsmogelijkheden 1. Werkzaamheden worden door de afwezige medewerker op een later tijdstip zelf uitgevoerd (al dan niet binnen de al overeengekomen werktijd) 2. Werkzaamheden worden overgenomen door een reeds ingeroosterde medewerker 3. Werkzaamheden worden overgenomen door een medewerker die gepland verlof verzet 4. Inzet van een medewerker voor vervangingswerk in vaste dienst 5. Inzet van een medewerker uit een regionale vervangingspool 6. Detachering van een medewerker vanuit een ander schoolbestuur 7. Tijdelijke uitbreiding van de aanstelling c.q. benoeming van een medewerker die reeds in tijdelijke dienst is (tijdelijke taakuitbreiding) 8. Tijdelijke uitbreiding van de aanstelling c.q. benoeming van een medewerker die reeds in vaste dienst is (tijdelijke taakuitbreiding) 9. Aanstelling c.q. benoeming in een tijdelijk dienstverband met vaste einddatum t.b.v. diverse vervangingswerkzaamheden 10. Aanstelling c.q. benoeming in een tijdelijk dienstverband t.b.v. één specifieke verlofsituatie voor de duur van die verlofsituatie 11. Flexibele inzet van medewerkers 12. Inzet van een uitzendkracht 13. Inhuur van interim personeel 14. Payrolling 15. Noodmaatregelen (zoals het samenvoegen van groepen) In de hoofdstukken 5 en 6 wordt vanuit een verschillende invalshoek naar vervangingsarbeid gekeken. In hoofdstuk 5 ligt de nadruk op organisatorische mogelijkheden die er bestaan om vervangingsarbeid te realiseren. In hoofdstuk 6 ligt de nadruk op de juridische vormen waarin deze mogelijkheden gerealiseerd kunnen worden. 5.1 Werkzaamheden later zelf uitvoeren Bij kortdurend verzuim of verlof kan bij medewerkers met niet lesgebonden taken afgesproken worden dat de medewerker zelf de werkzaamheden op een later moment alsnog uitvoert. Dit kan desgewenst in de jaartaak verdisconteerd worden of door middel van een tijdelijke taakuitbreiding worden gerealiseerd. Maar er zullen ook situaties zijn waarin dit niet nodig is en betrokkene het gewoon zelf plooit en oplost, al dan niet in samenwerking met collega’s. Er is geen declaratie mogelijk bij het vervangingsfonds. 5.2 Werkzaamheden door een reeds ingeroosterde medewerker In deze optie hebben bepaalde medewerkers een betrekkingsomvang die gebaseerd is op hun hoofdwerkzaamheden. Op bepaalde dagen, bij pieken in de vervangingsbehoeften, zetten deze medewerkers een deel van hun hoofdwerkzaamheden opzij en verrichten zij vervangingswerkzaamheden. Met name functies waarbij de werkzaamheden voor een deel niet sterk tijdgebonden zijn, lenen zich hiervoor. Deze optie komt niet voor vergoeding door het VF in aanmerking. Vervangingsarbeid van medewerkers met een vast of een tijdelijk contract die ten dele Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 16 reguliere werkzaamheden verrichten en ten dele zijn aangesteld voor vervangingswerkzaamheden kunnen niet worden gedeclareerd bij het VF. Een specifieke groep binnen deze optie wordt gevormd door LIO-ers, stagiaires e.d. Rekening houdend met toezicht op hun taakuitoefening, kunnen ook zij een deel van de vervangingsbehoeften invullen. Voor laatstgenoemde groep geldt dat declaratie bij het Vervangingsfonds in het geheel niet mogelijk is. cc 5.3 Werkzaamheden door medewerker die gepland verlof verzet Met medewerkers die planbaar verlof gaan genieten (bijvoorbeeld oudere medewerkers duurzame inzetbaarheid verlof verzetten of in het algemeen studieverlof verzetten) wordt vooraf de afspraak gemaakt dat het verlof op bepaalde (vooraf als zodanig aangemerkte) dagen ingetrokken (verzet) kan worden indien sprake is van een onverwacht grote behoefte aan vervangingsarbeid. Zij kunnen dit verlof uiteraard op een later moment alsnog opnemen. 5.4 Inzet van medewerkers voor vervangingswerk in vaste dienst Een bestuur kan medewerkers in vaste dienst nemen voor het uitvoeren van vervangingswerkzaamheden. Wanneer het gaat om meer dan één medewerker vormen zij vaak samen op een school10 of binnen een bestuur een vervangingspool. Het schoolbestuur bepaalt, op basis van de vervangingsbehoeften, de aard, de omvang, de inzet van de medewerkers met een vaste aanstelling voor vervangingswerk. Wanneer het schoolbestuur ervoor kiest om een vervangingspool op te starten kan dit worden georganiseerd conform paragraaf 4.2. van het Reglement Vervangingsfonds. Deze pool wordt dan, onder voorwaarden, grotendeels bekostigd door het Vervangingsfonds (vereist is een 98% bezetting bij een pool met een omvang van 4% en een 100% bezetting bij een pool met een omvang van 6%). Het verschil tussen het vereiste bezettingspercentage en het daadwerkelijke percentage komt voor rekening van het schoolbestuur zelf. Het Vervangingsfonds kent vervangingspools per kalenderjaar toe. Aanvragen voor start of continuering van een vervangingspool moeten jaarlijks voor 1 november worden gedaan. Door de nieuwe contractvormen voor vervangingsarbeid die zijn opgenomen in de CAO-PO 20162017 wordt het voor een schoolbestuur eenvoudiger om eigen beleid te maken op dit gebied en daarin keuzes te maken. Het VF vergoedt (zie artikel xxx11) vervangingswerk van mensen in vaste dienst die er uitsluitend zijn ten behoeve van vervangingswerk. Dit moet blijken uit de akte (zie cao bijlage IA.1) en deze mensen dienen van te voren aangemeld te zijn bij het VF. Het schoolbestuur krijgt alleen een vergoeding voor de duur en de omvang van een feitelijke vervanging van ziekte of schorsing. Eigenrisicodragers kunnen de akte in cao bijlage IA benutten voor een combinatie van reguliere arbeid en vervangingsarbeid (niet declarabel bij het VF). Kanttekening Opstellers van deze notitie zien een trend in de richting van het integreren van het beleid voor reguliere en vervangingsarbeid. Het werken met een vervangingspool kan als risico hebben dat reguliere arbeid en vervangingsarbeid als twee gescheiden circuits benaderd blijven worden. Maar praktijkvoorbeeld vijf (paragraaf 8.5.) laat zien dat dit ook ondervangen kan worden. Indien een vervangingspool een centraal meldpunt kent waar vervangingsbehoeften gemeld kunnen worden, kan dit een taakverlichting betekenen voor de schooldirecties. Zij hebben dan geen omkijken meer naar het regelen van de vervanging. Ook kan bij dit coördinatiepunt de registratie van het eventueel ontstaan van (her)benoemingsverplichtingen belegd worden. Bij het nastreven naar integratie van reguliere arbeid, projectarbeid en vervangingsarbeid is het volgende van belang. Er zijn contractvormen die integratie van verschillende vormen van arbeid niet toestaan of bemoeilijken. De min/maxcontracten en de bindingscontracten zijn louter bedoeld 10 11 Bij grote scholen of grote eenpitters. Het VF moet dit artikel nog bekend maken. Het zal met terugwerkende kracht in werking treden. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 17 voor vervangingsarbeid (zie 5.11) en zijn altijd tijdelijk van aard. Bovendien kan de verruimde ketenbepaling (zes contracten in drie jaar) alleen toegepast worden als er louter sprake is van vervangingsarbeid. De voorwaarden die verbonden zijn aan de toepassing van de flexibele contractvormen zijn belangrijk om te overwegen bij het maken van keuzes in het vervangingsbeleid en het vormgeven van de vervangingspool. Bij andere, ‘vastere’ contractvormen zijn deze voorwaarden er niet. 5.5 Inzet van een medewerker uit een regionale vervangingspool Eén of enkele medewerkers vormen de regionale, bovenbestuurlijke vervangingspool. De gezamenlijke schoolbesturen bepalen, op basis van de Vervangingsbehoeften, de aard, de omvang en de inzet van de pool. De medewerkers zijn (tijdelijk of vast) in dienst bij een van de deelnemende schoolbesturen (meerdere besturen hebben één of meerdere poolers in dienst). Een bovenbestuurlijke vervangingspool kan op basis van een samenwerkingsovereenkomst worden georganiseerd. De hiervoor onder ‘schoolbestuurlijke vervangingspool’ genoemde voorwaarden, mogelijkheden en risico’s gelden allemaal ook voor de regionale, bovenbestuurlijke vervangingspool. 5.6 Detachering van een medewerker vanuit een ander schoolbestuur In artikel 3.20 en 4.19 van de CAO PO 2016-2017 is bepaald dat een werknemer op zijn verzoek of met zijn instemming voor bepaalde tijd belast kan worden met werkzaamheden bij een werkgever van een andere instelling of instellingen dan wel buiten het onderwijs. Via de detacheringsconstructie kunnen schoolbesturen hun momenten van overschot en tekort aan personeel ‘middelen’. Detacheringen in verband met ziekte (en schorsing gedurende maximaal 42 kalenderdagen) komen in beginsel voor vergoeding door het Vervangingsfonds in aanmerking (Reglement VF, artikel 29, lid 3d.). 5.7 Tijdelijke taakuitbreiding van een medewerker in tijdelijke dienst Een schoolbestuur geeft een medewerker die reeds in tijdelijke dienst is, een tijdelijke taakuitbreiding van de benoeming. Dit kan op ad hoc basis plaatsvinden, maar beter is nog de mogelijkheden en bereidheid hiertoe vooraf te inventariseren en principe-afspraken hierover te maken. Indicatie voor de omvang van de betrekking is deze maximaal 120% van de normbetrekking te laten bedragen. Van deze mogelijkheid kan bij deze optie gebruik worden gemaakt. Hoewel jurisprudentie over dit onderwerp nog in ontwikkeling is, lijken er bij tijdelijke taakuitbreidingen binnen tijdelijke contracten minder risico’s te bestaan ten aanzien van bijvoorbeeld de ketenbepaling. Houd voor meer informatie over dit onderwerp de website van de PO-Raad in de gaten: https://www.poraad.nl/themas/werkgeverszaken/arbeidsrecht-actueel. De tijdelijke taakuitbreiding in verband met ziektevervanging komt aan de orde in artikel 3.9 van de cao. Artikel 29, lid 3.c. van het Reglement Vervangingsfonds regelt de bekostiging van dit type vervanging. Het bindingscontract (zie 5.11) is een bijzondere vorm van tijdelijke taakuitbreiding in verband met vervangingswerkzaamheden. 5.8 Tijdelijke taakuitbreiding van een medewerker in vaste dienst Een schoolbestuur geeft een medewerker die reeds in vaste dienst is, een tijdelijke taakuitbreiding van de benoeming. Dit kan op ad hoc basis plaatsvinden, maar beter is nog de mogelijkheden en bereidheid hiertoe vooraf te inventariseren en principe-afspraken hierover te maken. Van deze mogelijkheid kan bij deze optie gebruik worden gemaakt. Hoewel jurisprudentie over dit onderwerp nog in ontwikkeling is, lijken er bij tijdelijke taakuitbreidingen binnen vaste contracten risico’s te bestaan ten aanzien van bijvoorbeeld de ketenbepaling. Het risico van het tijdelijk uitbreiden van een vast dienstverband is dat de tijdelijke uitbreidingen als zelfstandige arbeidsovereenkomsten worden gezien, waarop de ketenregeling van toepassing is en ook voor Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 18 deze omvang een vast dienstverband ontstaat. Het is dus van belang hier alert op te zijn. Het begrip ‘rechtsvermoeden arbeidsomvang’ (BW art. 7:610b) speelt hierbij ook een rol. De tijdelijke taakuitbreiding in verband met ziektevervanging komt in beginsel voor vergoeding door het Vervangingsfonds in aanmerking. Het is onduidelijk of een tijdelijke taakuitbreiding een nieuwe arbeidsovereenkomst is in de zin van de ketenbepaling. Jurisprudentie daarover is tegenstrijdig12. Houd voor meer informatie over dit onderwerp de website van de PO-Raad in de gaten: https://www.poraad.nl/themas/werkgeverszaken/arbeidsrecht-actueel. De tijdelijke taakuitbreiding in verband met ziektevervanging komt aan de orde in artikel 3.9 van de cao. Artikel 29, lid 3.c. van het Reglement Vervangingsfonds regelt de bekostiging van dit type vervanging. 5.9 Tijdelijk dienstverband in verband met diverse vervangingswerkzaamheden Een schoolbestuur neemt een medewerker maximaal een jaar in (tijdelijke) dienst met het doel diverse vormen van vervangingsarbeid te verrichten: twee dagen op de ene school wegens ziekte, twee weken op een andere school in verband met calamiteitenverlof, 16 weken op een andere school in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof, 10 dagen op een school in verband met ziekteverlof e.d., etc. Omdat een tijdelijke aanstelling/benoeming voor een jaar verstrekt wordt, geldt dat er sprake is van één dienstverband waarop het ketenbeding van toepassing is. Daarnaast moet er een goed plan van inzet zijn, juist omdat er sprake is van een benoeming voor een jaar. Immers, op dagen dat er geen vervangingsarbeid voor handen is, lopen de kosten door. Deze dagen moeten dus tot een minimum beperkt worden. En er moet bepaald worden welke werkzaamheden dan in elk geval wél verricht zullen worden door betrokkene. Er kan in het kader van dit soort benoemingen eventueel samengewerkt worden met andere schoolbesturen. Wanneer tijdelijke dienstverbanden bij het ene schoolbestuur worden afgewisseld met tijdelijke dienstverbanden voor langer dan 6 maanden bij andere schoolbesturen, wordt de keten van tijdelijke dienstverbanden steeds onderbroken, waardoor geen vast dienstverband ontstaat. Let wel op met het onderling detacheren van medewerkers die op dezelfde school en in dezelfde klas werkzaam blijven. In dat geval ontstaat er wel het risico van opvolgend werkgeverschap. Een tijdelijk dienstverband in verband met diverse vervangingswerkzaamheden komt aan de orde in paragraaf 3.4. van de cao. Het VF vergoedt (zie artikel 29.3, lid g) vervangingswerk van mensen in tijdelijke dienst die er uitsluitend zijn ten behoeve van vervangingswerk. Dit moet blijken uit de gehanteerde akte (zie 5.4). Het schoolbestuur krijgt alleen een vergoeding voor de duur en de omvang van een feitelijke vervanging van ziekte of schorsing. Het min/maxcontract (zie 5.11) kan ook benut worden als tijdelijk contract in verband met diverse vervangingswerkzaamheden. 5.10 Tijdelijk dienstverband in verband met bepaalde vervangingswerkzaamheden Een schoolbestuur geeft een aanstelling c.q. benoeming in een tijdelijk dienstverband t.b.v. één specifieke verlofsituatie voor de duur van die verlofsituatie (langdurige zieke, ouderschapsverlof of zwangerschaps- en bevallingsverlof). Indien ziektevervanging (of schorsing gedurende maximaal 42 kalenderdagen) aan de vervangingswerkzaamheden ten grondslag ligt, komt deze situatie in beginsel voor vergoeding door het Vervangingsfonds in aanmerking. Deze optie komt in paragraaf 3.4 en 3.5 van de cao aan de orde. Artikel 29, lid 3.c. van het Reglement Vervangingsfonds regelt de bekostiging van dit type vervanging. 5.11 Flexibele inzet van medewerkers In de tot dusver besproken mogelijkheden is het begrip flexibiliteit al diverse malen aan de orde geweest. Thans gaan we in op mogelijkheden van flexibilisering die gebaseerd zijn op 12 Zoals gezegd is het onduidelijk of op een tijdelijke uitbreiding de ketenregeling van toepassing is. Wij raden het in ieder geval af medewerkers een zeer kleine aanstelling te geven, met elke keer een grote urenuitbreiding daar bovenop. Een leraar af en toe laten invallen voor zijn duo-partner is daarentegen een stuk minder risicovol. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 19 contractvormen die specifiek hiervoor in het leven zijn geroepen. Dit zijn het min/max-contract en het bindingscontract. (Ook het nul-urencontract is zo’n contractvorm, maar deze is in het po volgens de CAO PO 2016-2017 niet mogelijk.) Min/max-contracten Het min/max- contract is een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Dit betreft een arbeidsovereenkomst waarin een minimum aantal uren is opgenomen en waaraan een oproepclausule is toegevoegd tot een maximum aantal uren. Dit minimum aantal uren wordt in ieder geval uitbetaald. De werkgever is in principe verplicht een oproepkracht op te roepen wanneer er werkaanbod is waarvoor de oproepkracht in aanmerking komt. Bij meerdere oproepkrachten dienen de oproepen zo evenredig mogelijk te worden verdeeld. In de CAO PO 2016-2017 is overgekomen dat deze contracten mogelijk zijn, maar uitsluitend ten behoeve van vervanging. Ze worden aangegaan voor een verhouding van maximaal 1:2,5 (bijvoorbeeld 8-20 uur). Een aandachtspunt hierbij is dat indien er structureel meer gewerkt wordt dan het minimaal overeengekomen aantal uren, er voor betrokkene (na zes maanden) rechten kunnen ontstaan op het uitbreiden van het minimale aantal contracturen. De sociale partners bespreken in het bestuur van het Vervangingsfonds op welke wijze de contractvormen genoemd in de CAO PO 2016-2017 vergoed gaan worden. Bindingscontracten Het bindingscontract is in de CAO PO 2016-2017 als nieuwe vorm opgenomen, mogelijk tot 30 september 2017. De werknemer komt voor (ten minste) 1 uur in dienst. Dit uur kan niet ingezet worden voor de klas, maar wordt ingezet voor de eigen professionalisering en duurzame inzetbaarheid van de medewerker. Als het contract meerdere vaste uren kent worden ook deze niet ingezet voor de klas, maar zijn ook deze bedoeld voor de eigen professionalisering en duurzame inzetbaarheid van de medewerker. Werkgever en werknemer maken heldere afspraken over de invulling van het bindingsuur. Op deze manier kan de werknemer meerdere bindingscontracten naast elkaar hebben. Invulling van het vaste bindingsuur is tijd- en plaatsonafhankelijk. De werknemer legt achteraf, in een functioneringsgesprek, verantwoording af over de inzet van het bindingsuur conform de gemaakte afspraken. Bovenop deze vaste uren is sprake van tijdelijke uitbreidingen. De tijdelijke uitbreidingen op dit contract worden uitsluitend ingezet voor onvoorziene en onplanbare vervanging. Een schoolbestuur kan in het vervangingsbeleid beschrijven wat onvoorzien en onplanbaar voor zijn specifieke situatie inhoudt. Het contract kent voor de werknemer niet de verplichting om gehoor te geven aan een verzoek om het contract tijdelijk uit te breiden. De tijdelijke uitbreiding op een bindingscontract is vrijwillig. Als dit contract te breed en te vaak tijdelijk uitgebreid wordt bestaat het risico dat de tijdelijke uitbreiding als zelfstandig contract wordt gezien. Dan wordt de WWZketenregeling van toepassing. Wanneer de tijdelijke uitbreidingen niet meer dan zes keer worden gegeven, bestaat uiteraard geen risico op het onbedoeld ontstaan van een vast contract. Het min-max-contract en het bindingscontract komen in de artikelen 3.6. en 3.7 van de cao aan de orde. Artikel 29.3.g. van het Reglement VF regelt de bekostiging van dit type vervanging. Voor het bindingscontract geldt dat alleen de tijdelijke uitbreidingen op het bindingscontract voor vergoeding door het VF in aanmerking komen. Voor het min-max contract geldt dat er alleen een vergoeding wordt verstrekt door het VF voor de duur en de omvang van een feitelijke vervanging van ziekte of schorsing. Er wordt geen vergoeding verstrekt als er in een bepaalde periode meer gewerkt wordt dan het overeengekomen maximum. 5.12 Inzet uitzendkrachten Bij uitzendwerk geeft een schoolbestuur de opdracht aan een uitzendbureau om een medewerker te zoeken voor een bepaalde vacature. De medewerker komt in dienst bij het uitzendbureau, dat Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 20 de juridische werkgever is. Op de uitzendovereenkomst is de ABU CAO van toepassing. De ABU CAO verplicht het uitzendbureau de uitzendkracht te belonen op dezelfde wijze als werknemers in dienst van het schoolbestuur. Het uitzendbureau brengt het schoolbestuur deze kosten in rekening, alsmede een opslag en 21% BTW. In artikel 4.20 van de CAO PO 2016-2017 is bepaald dat uitzendarbeid mogelijk is in geval van: a. vervanging wegens ziekte of buitengewoon verlof; b. activiteiten van kennelijk tijdelijke aard; c. kennelijk onvoorziene omstandigheden. Het artikel geeft tevens weer aan welke voorwaarden het schoolbestuur moet voldoen. De WWZ kent een verruimde ketenregeling voor de uitzendbranche. Voor de uitzendbranche gelden andere en ruimere regels voor het aangaan van tijdelijke contracten. Deze vorm van vervangingsarbeid leent zich bij uitstek om pieken in de vraag naar vervangingsarbeid op te vangen. Diverse uitzend organisaties zijn gespecialiseerd in het leveren van uitzendkrachten voor het primair onderwijs. In beginsel kan uitzendarbeid in verband met ziektevervanging gedeclareerd worden bij het Vervangingsfonds (Reglement artikel 29,lid 3e.). 5.13 Inhuur van interim-personeel Met name voor specialistische functies geldt dat het inhuren van vervangingsarbeid bij een gespecialiseerd bureau een geschikte optie is. Bijvoorbeeld: bestuurs- of directiefuncties en gespecialiseerde staffuncties. Onder voorwaarden is het ook mogelijk te werken met ZZP-ers (‘Overeenkomst van opdracht’). De fiscus is echter van mening dat ZZP-ers die onderwijs geven, geen echte ZZP-er zijn, omdat sprake is van een gezagsverhouding. Volgens de fiscus is sprake van een fictieve dienstbetrekking. Dat betekent dat inhuur van ZZP-ers mogelijk is, maar dat wel loonbelasting en premies moeten worden afgedragen. Ook dient aandacht te geworden geschonken aan het feit dat onder bepaalde omstandigheden zelfs kan worden aangenomen dat sprake is van arbeidsovereenkomst in de zin van 7:610 BW. In beginsel kan de inhuur van interim personeel in verband met ziektevervanging van directieleden en OOP gedeclareerd worden bij het Vervangingsfonds (Reglement artikel 29, lid 3f.). 5.14 Payrolling Hoewel payrolling juridisch gezien mogelijk is, presenteren wij deze optie met enig voorbehoud. Het voorbehoud komt voort uit het feit dat payrolling door jurisprudentie onder druk is komen te staan en er nog onduidelijkheid is over de toepassing. Wanneer payrolling wordt ingezet als een mogelijke oplossing voor de vervangingsproblematiek, bestaat het risico dat een schoolbestuur toch als formeel werkgever wordt gezien, waardoor de cao PO – en dus de ketenregeling – van toepassing is. Bij payrolling geeft een organisatie (in dit geval het schoolbestuur) de verantwoordelijkheid voor zijn werkgeverschap uit handen, een werknemer heeft formeel een arbeidsovereenkomst met het payrollbedrijf. Het schoolbestuur besteedt de juridische en administratieve aangelegenheden zoals de salarisadministratie, afdracht van sociale premies en bijvoorbeeld pensioenen uit aan een payrollonderneming, terwijl men de werving en selectie veelal zelf uitvoert. In beginsel kan personeel dat volgens een payrollconstructie betaald wordt, geen beroep doen op de afspraken uit de collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is bij de inlener (CAO PO). Payroll-ondernemingen passen de ABU CAO toe (CAO uitzendbranche). Hoewel payrolling gelijkenissen heeft met uitzenden, onderscheidt payrolling zich van uitzendarbeid, doordat de payrollwerkgever, anders dan een uitzendbureau, werknemers in dienst neemt die door de opdrachtgever zelf zijn geworven en geselecteerd. In de meeste gevallen wordt er vooral arbeid verricht bij de opdrachtgever. Wanneer een payrollconstructie evident is gebruikt om te voorkomen dat door toepassing van de ketenbepaling verplichtingen ontstaan tegenover de werknemer is de kans groot dat een rechter door een dergelijke constructie heen zal prikken. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 21 payrollonderneming uitsluitend dient als formeel werkgever, waar de werknemer op de loonlijst staat. Wanneer de werknemer kan aantonen dat een schoolbestuur naast zijn materieel werkgever, óók als formeel werkgever moet worden gezien, houdt een payrollconstructie geen stand. Jurisprudentie over payrolling heeft dan ook veelal betrekking op de situatie waarin een werknemer zich op het standpunt stelt dat een arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) tot stand is gekomen tussen hem en de inlener (het schoolbestuur). Het is van belang dat schoolbesturen zich hiervan bewust zijn en dat duidelijk is dat zij risico nemen als zij een payrollcontract aangaan. Daarnaast is payrolling minder aantrekkelijk gemaakt, als gevolg van afspraken in het Sociaal Akkoord. Daarin is bepaald dat payrollconstructies niet gebruikt mogen worden om collectieve arbeidsvoorwaarden te ontduiken. Een gevolg daarvan is dat het in het nieuwe Ontslagbesluit moeilijker is gemaakt om een payrollovereenkomst met medewerker in vaste dienst te beëindigen, net als het tussentijds beëindigen van een payroller met een tijdelijke payrollovereenkomst. Om de arbeidsovereenkomst met de medewerker te beëindigen moet het payrollbedrijf in dat geval een opzegvergunning aanvragen bij UWV op basis van de omstandigheden bij het schoolbestuur (dus, de plek waar feitelijk gewerkt wordt). Zo moet bijvoorbeeld bij disfunctioneren, het disfunctioneren binnen het schoolbestuur worden aangetoond, en bij tussentijds ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden zal het payrollbedrijf de slechte financiële positie van het schoolbestuur moeten aantonen. De aanvraag van een ontslagvergunning bij UWV of het aantonen van disfunctioneren, is de verantwoordelijkheid van het payrollbedrijf, niet bij het schoolbestuur. Payrollbedrijven zullen waarschijnlijk anticiperen op deze risico’s (bijvoorbeeld via hogere kosten, de verplichting tot informatieverschaffing, een beding waarin staat dat de overeenkomst met payrollbedrijf alleen mag worden opgezegd indien er een vergunning is verkregen van UVW). In geval van ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden (krimp) kan UWV nu een wederindiensttredingsvoorwaarde vaststellen. Dit betekent dat het schoolbestuur wordt verplicht de ontslagen payroller weer in dienst te nemen indien er binnen een half jaar na ontslag vacatureruimte ontstaat. Dit zal zelden gebeuren, maar mocht het gebeuren dan ligt het risico van het niet naleven daarvan bij het payrollbedrijf. Geadviseerd wordt om zorgvuldig te kijken naar de contractuele afspraken die gemaakt worden met het payrollbedrijf. Payroll wordt juridisch gezien een steeds minder stabiele constructie, zoals hiervoor beschreven. In bepaalde situaties en onder bepaalde omstandigheden zou payrolling nog kunnen (waarbij het vooral van belang is dat aangetoond kan worden dat het payrollbedrijf niet uitsluitend als formeel werkgever optreedt), maar er zijn veel risico’s. De risico’s kunnen deels contractueel uitgesloten worden, maar dat zal extra kosten met zich meebrengen. In bijlage 3 bij deze handreiking is meer informatie over payrolling opgenomen. 5.15 Noodmaatregelen Geadviseerd wordt om als sluitstuk van het Vervangingsplan één of meerdere noodmaatregelen te formuleren. Noodmaatregelen komen aan de orde als geen van bovengenoemde 14 opties mogelijk zijn, dan wel ze allemaal ongeschikt zijn in een bepaalde situatie. Maar ook indien er geen financiële middelen meer beschikbaar zijn om een bepaalde optie in te zetten. Voorbeelden van noodmaatregelen zijn: o Groepen samenvoegen. o Ouders vragen hun kinderen morgen thuis te houden. De mate waarin een schoolbestuur noodmaatregelen zal moeten toepassen is sterk situationeel bepaald. De volgende punten spelen hierbij een grote rol: o Het openbaar onderwijs kan de oude ketenregeling (vooralsnog) blijven toepassen. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 22 o o De regionale arbeidsmarkt bepaalt in hoge mate in hoeverre er steeds ‘nieuwe’ arbeidskrachten beschikbaar zijn, waarmee nog tijdelijke dienstverbanden kunnen worden aangegaan zonder dat er sprake moet zijn van een vast contract. De financiële positie van het schoolbestuur. Samenvattend De vijftien in dit hoofdstuk besproken opties vormen tezamen het (deels theoretische) palet waarover het schoolbestuur kan beschikken bij het opstellen van schoolbestuurlijk Vervangingsplan. Met deze opties kan elk schoolbestuur een Vervangingsplan maken. Het opstellen van zo’n plan komt in hoofdstuk 7 aan de orde. In hoofdstuk 8 komen bovenstaande 15 mogelijkheden nogmaals aan de orde, maar dan in de vorm van vijf praktijkvoorbeelden: de wijze waarop vijf schoolbesturen de 16 (theoretische) mogelijkheden gewogen hebben en al dan niet benutten als onderdeel van hun schoolbestuurlijke Vervangingsbeleid. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 23 6. Vervangingsplan In het Vervangingsplan plant het schoolbestuur de gewenste, optimale samenstelling van de benodigde vervangingsarbeid. Dit plan vormt de leidraad voor het handelen van schooldirecties of bijvoorbeeld een staf P&O bij het contracteren en inzetten van vervangingsarbeid. Bij het opstellen van het plan komen zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten aan de orde. Voor sommige groepen leerlingen kunnen immers alleen vervangers ingezet worden die beschikken over specifieke kennis en vaardigheden. Bovendien worden in het plan keuzes gemaakt ten aanzien van vormen van tijdelijke arbeid: welke tijdelijke arbeid de voorkeur geniet bij welke omvang/aard van het verzuim? (voor kort verzuim is over het algemeen een andere vorm van invulling van de vervanging gewenst dan bij langdurig verzuim). CAO partners zijn overeengekomen dat bij het opstellen van het vervangingsbeleid gewerkt wordt in de volgorde van vast, vast/flexibel naar flexibel: o Vaste overeenkomsten op bestuursniveau, met inzet op het niveau van de school, bovenschool en bovenbestuurlijk; o Vaste overeenkomsten met tijdelijke uitbreiding; o Tijdelijke overeenkomsten; o Tijdelijke overeenkomsten met tijdelijke uitbreidingen; o Min-max-contracten; o Bindingscontracten. Een nog iets andere vorm van visualisatie hiervan is de Blokkendoos, de totale formatie beschouwd als stapeling van meer of minder flexibele contractvormen. Reguliere arbeid, projectarbeid en vervangingsarbeid integraal beschouwd (Blokkendoos) 7. Uitzendarbeid en Payroll 6. Bindingscontracten 5. Min/max-contracten 4. Tijdelijke uitbreidingen 3. Tijdelijke contracten 2. (Boven)bestuurlijke pool 1. Vast in dienst in flexibele inzet voor groter deel of helemaal * Ook detacheringen kunnen hierbij een rol spelen. 6.1. De kosten van de vervangingsarbeid Algemeen In de meeste gevallen bekostigt het schoolbestuur de vervangingsarbeid (uit de lumpsum). Soms zijn er aanvullende inkomsten, bijvoorbeeld van het UWV (bij orgaandonaties, zwangerschaps- of bevallingsverlof) of een verzekering. In bepaalde gevallen kan ziektevervanging bekostigd worden via het Vervangingsfonds (zie volgende alinea). Vervangingsfonds Voor veel schoolbesturen geldt nog steeds dat zij een deel van de vervangingskosten in verband met ziekte (en schorsing) kunnen declareren bij het Vervangingsfonds. Het Vervangingsfonds biedt het instrument Quickview aan. Met behulp van deze digitale tool kan binnen enkele minuten bepaald worden of een vervangingssituatie declarabel is en zo ja, aan welke voorwaarden moet worden voldaan en welke documenten minimaal in de administratie aanwezig moeten zijn. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 24 Per 1 januari 2016 bekostigt het Vervangingsfonds niet langer de feitelijke salariskosten van de vervanger, maar een normvergoeding die is gebaseerd op de inschaling van de afwezige. Er zijn vijf normklassen, waarbinnen de afwezige kan vallen. Per normklasse is er één normvergoeding (inclusief werkgeverslasten). In totaal zijn er vijf normvergoedingen. Voor de vervangingspools blijft het salaris van de vervanger het uitgangspunt. De cao-partners zijn overeengekomen gezamenlijk te streven naar een snelle aanpassing van de regels van het VF en PF. Partijen kunnen dit afspreken omdat bestuursleden van het bestuur van VF en PF worden voorgedragen uit de gelederen van sociale partners. Het streven is vervanging op basis van alle in de cao genoemde contractvormen per 1 juli 2016 mogelijk te maken voor de besturen die nog geen eigenrisicodrager zijn. ERD De mogelijkheden om eigenrisicodrager (ERD) te worden zijn de afgelopen jaren verruimd. Ook schoolbesturen met een lumpsum van minder dan € 20 miljoen en samenwerkende schoolbesturen met een lumpsum van € 20 miljoen of meer kunnen onder bepaalde voorwaarden eigenrisicodrager worden. Ook schoolbesturen met een lumpsumbudget van minder dan € 20 miljoen kunnen nu onder bepaalde voorwaarden eigenrisicodrager worden. Een van de voorwaarden is een ziekteverzuimpercentage in 2014 lager dan 10% of met tenminste 10% gedaald t.o.v. 201313. Een andere voorwaarde is dat er een vastgesteld verzuim- en vervangingsbeleid is. ERD kan jaarlijks per 1 januari ingaan. De aanvraagprocedure neemt minimaal 8 weken (en gemiddeld - zo leert de ervaring - 3 à 4 maanden) in beslag. Denkt u daarbij ook aan advies van/instemming door de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. Als een bestuur kiest ervoor kiest om eigenrisicodrager te worden kunnen zij het risico van ziekte op verschillende manieren herverzekeren: • Wachtdagenmodel met eigen risico van 14 kalenderdagen (ERD WD14) • Wachtdagenmodel met eigen risico van 42 kalenderdagen (ERD WD42) • Stop loss model met een eigen risico in vaste bedragen (ERD SL80) • Stop loss model met een eigen risico in vaste bedragen (ERD SL100) Bij de varianten met wachtdagen wordt kort en middellang verzuim niet meer vergoed. Hierdoor heeft u meer mogelijkheden om dit verzuim op te lossen, zoals beschreven in hoofdstuk 6. In de afgelopen jaren zijn de mogelijkheden voor ERD steeds verder verruimd. Het is niet bekend of dit ook weer per 1 januari 2017 zal gebeuren. Bij de keuze voor ERD spelen financiële overwegingen een rol (kost het ons wat?, levert het ons wat op?, staat onze financiële buffer het nemen van bepaalde risico’s toe?), maar ook inhoudelijke argumenten moeten nadrukkelijk in de afweging betrokken worden (visie op de kwaliteit van het onderwijs, maatwerk, flexibiliteit, etc.). Businesscase Schoolbesturen die inmiddels wat ervaring hebben opgedaan in het opstellen van een Vervangingsplan kunnen dit plan uitbouwen tot een business-case, door meerdere scenario’s door te rekenen. Het bij deze handreiking behorende rekenmodel kan hierbij ook behulpzaam zijn. 13 Mogelijk worden genoemde jaartallen in het reglement 2017 aangepast naar resp. 2015 en 2014. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 25 7. Vervangingspraktijk - Vijf praktijkvoorbeelden In dit hoofdstuk presenteren worden vijf schoolbesturen en hun plannen voor de vormgeving van het Vervangingsbeleid gepresenteerd, vanaf 1 augustus 2016. Ongetwijfeld bevatten deze voorbeelden elementen die in uw situatie niet toepasbaar zijn en/of in uw ogen onwenselijk zijn. Het is ook niet de bedoeling dat u één van de voorbeelden 1:1 kopieert. Met deze voorbeelden willen we u aan het denken zetten en bouwstenen aanreiken die wél een aspect kunnen gaan vormen van úw Vervangingsbeleid. Het hoofdstuk eindigt met een opsomming van leerpunten voor alle schoolbesturen uit de vijf praktijkvoorbeelden. Hoewel de ketenbepaling uit de WWZ niet geldt voor het openbaar onderwijs, is in onderstaande praktijksituaties toch een voorbeeld opgenomen dat betrekking heeft op het openbaar onderwijs. Dit schoolbestuur beschouwt het ontwikkelen en toepassen van Vervangingsbeleid (als onderdeel van een integrale formatieplanning) als kans om de inzet van (vervangings)arbeid zo doelmatig mogelijk te organiseren. 7.1. Eenpitter, algemeen bijzonder onderwijs Kenmerken Aard Aantal leerlingen Aantal scholen Aantal fte Aantal medewerkers Typering regionale arbeidsmarkt Typering demografische situatie in de regio Relatie met VF Financiële positie Vereniging voor algemeen bijzonder onderwijs (Montessorischool) 350 1 (bao) 17 fte 32 Goed, het aanbod van flexibel personeel is zeer groot Het aantal leerlingen daalt de komende jaren met 15% Bijna 20% van de leraren gaat tussen nu en 2021 met pensioen Verplicht aangesloten Zeer matig (de algemene reserve is amper toereikend) De school kent een ziekteverzuimpercentage van ongeveer 4,5%. Nadere gegevens daarover ontbreken. Er is een project gestart om de aard van het verzuim in kaart te brengen. De school heeft samen met de andere schoolbesturen in de regio een regionaal transfercentrum14 (in de zin van het Sectorplan PO) opgericht. Dit wordt momenteel uitgewerkt. Schoolbestuur en directie hebben geconstateerd dat de WWZ bepaalde vormen van flexibilisering mogelijk maakt. Met de MR zijn hierover afspraken gemaakt. Vervangingsbeleid De school heeft met ingang van het schooljaar 2015-2016 de groepsformatie enigszins beperkt. Dit was mogelijk in verband met een gunstige verdeling van de leerlingen over de leerjaren. Er is, onder meer langs deze weg, budget vrij gespeeld. In een deel van dit budget is vervangingsformatie benoemd (2 leraren, beide gemiddeld 20 uur per week). Deze vervangingsformatie wordt wellicht slechts deels door het VF vergoedt en brengt dan dus extra kosten met zich mee. Beide genoemde leraren zijn bereid op wisselende werkdagen te werken en waar nodig ook meer of minder uren per week te werken. Het andere deel van het budget kent bij aanvang van het schooljaar nog geen vaste invulling. Het is bedoeld als dekking voor de andere onderdelen van het vervangingsbeleid 14 https://www.participatiefonds.nl/artikelen/2014/sectorplan-primair-onderwijs.html Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 26 van de vereniging. Eén aspect hiervan is het werken met tijdelijke taakuitbreidingen. De school kent vrijwel louter parttimers. De meesten van hen hebben zich bereid verklaard, indien noodzakelijk, in bepaalde (vooraf vastgelegde) weken van het jaar in een bepaalde omvang een tijdelijke taakuitbreiding te accepteren. Een ander aspect betreft de regionale samenwerking. Met enkele schoolbesturen in de regio (men werkt daar al mee samen in het kader van het regionaal transfercentrum) is de principe afspraak gemaakt dat men bereid is bij langdurige verlofsituaties personeel te detacheren (vanzelfsprekend tegen betaling). Als in piekperiodes voorgaande mogelijkheden onvoldoende soelaas bieden wordt korttijdelijk personeel geworven op de lokale arbeidsmarkt (die erg ruim is) of wordt gebruikt gemaakt van de afspraak dat medewerkers bij wijze van uitzondering enkele malen per jaar dringend verzocht kan worden een geplande verlofdag te verzetten. In noodsituaties worden groepen samengevoegd. Samenvattend Dit schoolbestuur kent een vervangingsbeleid dat stoelt op zes pijlers: - 1 fte (2 leraren) vervangingsformatie in de school (flexibel in te zetten), - werken met tijdelijke taakuitbreidingen, - een budget voor (inkoop van) detacheringen, - het benoemen van korttijdelijken, - gepland verlof verzetten, - groepen samenvoegen. Indien er ontslagen dreigen vanwege krimp, kan de periode van rddf plaatsing benut worden om ingezet te worden voor vervangingswerkzaamheden. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 27 7.2 Middelgroot schoolbestuur openbaar onderwijs Kenmerken Aard Aantal leerlingen Aantal scholen Aantal fte Aantal medewerkers Typering regionale arbeidsmarkt Typering demografische situatie in de regio Relatie met VF Financiële positie Stichting voor openbaar basisonderwijs 1.285 5 (bao) 65 114 Het aanbod van flexibel personeel is redelijk tot goed 10% krimp van het aantal leerlingen in de regio tot en met 2020. Ruim 20% van de leraren gaat tussen nu en 2020 met pensioen Men is verplicht aangesloten. Men is met andere schoolbesturen in de regio heteigenrisicodrager eigenrisicodragerschap VF aan het verkennen. Maar vooralsnog komt de stichting hier niet voor in aanmerking, omdat het ziekteverzuimpercentage te hoog is Gezond (algemene reserve van € 1,5 miljoen) De stichting kent drie grote scholen (ongeveer 18 fte) en twee kleine scholen (ongeveer 8 fte), de scholen liggen alle vijf hemelsbreed in een straal van 5 kilometer. Elke school heeft een intern begeleider, de kleinere scholen hebben een adjunct-directeur, de grotere scholen kennen twee of drie bouwcoördinatoren. Op de kleinere scholen is intern begeleider een parttimefunctie, op de grote scholen fulltime. De adjunct-directeuren en de bouwcoördinatoren hebben naast hun managementtaken ook lesgevende taken. De stichting kende enkele jaren een relatief hoog verzuimpercentage: 8% in 2011 en 2012. Sinds die tijd maakt men werk van de analyse van de verzuimcijfers en wordt er sterk ingezet op preventie. Er is heel bewust ingezet op het effectief benutten van de uren duurzame inzetbaarheid, er is geïnvesteerd in het intensiveren van de gesprekkencyclus en ook het professionaliseringsbeleid is onder de loep genomen. Dit leidde tot een daling van de verzuimcijfers. Het kortdurend verzuim ligt (2013) met 0,8% ruim onder het landelijk gemiddelde. Het middellange verzuim is 0,3%. Het totale verzuim bedraagt 6,9%, hiervan is 5,6% langdurig verzuim. Uit een analyse is gebleken dat vooral oudere leerkrachten en directeuren langdurig uitvallen. De stichting registreert ook het aantal ziektedagen per school, omdat men het belangrijk vindt trends te signaleren en waar nodig maatregelen te nemen. Ziektedagen t.o.v. het aantal werkdagen (op de vijf scholen en het bestuursbureau) Organisatieonderdeel Aantal medewerkers 2013 in% 2012 in% School A School B School C School D School E Bestuursbureau Totaal 16 18 9 33 42 5 114 1,2 3,1 2,7 6,9 12,1 0,3 6,9 1,8 13,1 2,1 5,6 10,5 13,6 8,0 20112012 in% 1,8 15,8 2,0 5,6 8,7 13,5 8,0 20102011 in% 3,9 5,3 6,5 11,1 2,6 0,3 5,9 20092010 in% 5,1 5,0 9,2 10,9 1,5 0,1 6,1 20082009 in% 2,5 5,0 0,9 7,8 3,5 0,0 4,4 Vervangingsbeleid De adjunct-directeuren, de bouwcoördinatoren en de intern begeleiders (12 personen in totaal) hebben per 1 augustus 2015 in hun betrekkingsomvang 5 à 8 uren p.p. zitten die, indien Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 28 noodzakelijk, besteed kunnen worden aan vervangingswerkzaamheden. Men heeft hier per 1 augustus 2015 op geanticipeerd, toen het rechtspositioneel verlof niet langer voor rekening van het Vervangingsfonds kwam, maar voor rekening van het schoolbestuur. De premieverlaging is toen gereserveerd om een begin te maken met het aanstellen van vervangingsformatie op de scholen. Genoemde 5 à 8 uur p.p. is beschikbaar gekomen door de betrekkingsomvang uit te breiden of taken uit het takenpakket te halen. Er is een vaste dag in de week benoemd waarop deze dag ‘geclaimd’ kan worden voor vervangingsarbeid, op de eigen school of één van de andere vier scholen. Op deze dag plannen deze medewerkers werkzaamheden die te verzetten zijn. Op deze manier zijn dagelijks één of twee van de twaalf medewerkers beschikbaar voor invalwerk. Deze invalcapaciteit wordt benut voor het invullen van acute vervangingssituaties. Daarnaast heeft de stichting een vervangingspool (via het VF) waarin 1,8 fte is ondergebracht. Deze medewerkers worden in eerste instantie ingezet voor de middellange vervangingssituaties. Het schoolbestuur ziet deze pool ook als ‘vijver’ waaruit reguliere vacatures vervuld kunnen worden. Tussenpozen tussen deze langduriger vervangingssituaties worden opgevuld met kortlopende vervangingswerkzaamheden. In de begroting van de stichting is rekening gehouden met het feit dat de kosten voor eigen rekening van deze vervangingspool € 15.000 bedragen. De stichting kent een uitgebreid programma voor begeleiding, scholing en coaching. Hieraan nemen ook de medewerkers uit de vervangingspool deel, zodat zij als het ware alvast voorbereid worden op een vaste baan binnen de stichting. Voorts heeft de stichting in samenwerking met vijf andere schoolbesturen in de regio een bestand aangelegd van medewerkers die op tijdelijke basis ingezet kunnen worden voor langdurige vervangingswerkzaamheden. Door te rouleren tussen de werkgevers wordt het aangaan van te veel verplichtingen (vaste contracten) vermeden. Elk schooljaar voert de HR-medewerker van één van de schoolbesturen de coördinatie over de carrousel (zowel de inzet van de medewerkers, als het aanvullen van het bestand, want deze medewerkers stromen regelmatig uit naar reguliere banen). Hoewel het aangescherpte ketenbeding (nog) niet geldt voor het openbaar onderwijs, vindt het bestuur van deze stichting het belangrijk te participeren in de regionale carrousel en te anticiperen op een situatie die mogelijk ook voor hen gaat gelden. Bovendien kan men op deze manier het beste omgaan met de krapte op de arbeidsmarkt. En het draagt bij aan goed werkgeverschap en het effectief organiseren van vervanging. Het laatste element in het vervangingsbeleid (noodmaatregel, als alle andere maatregelen zijn uitgeput) is het opdelen van groepen. Er worden nooit groepen naar huis gestuurd, desnoods wordt personeel van een andere school ‘ingevlogen’ en worden daar groepen samengevoegd. Samenvattend Het vervangingsbeleid van deze stichting bestaat uit vier hoofdelementen: - een schoolbestuurlijke vervangingspool (1,8 fte), - 72 uur per week in de formaties beschikbaar voor vervangingsarbeid, - een regionaal bestand van personen die in langdurige tijdelijke betrekkingen kunnen worden aangesteld, - groepen samenvoegen als alle voorgaande mogelijkheden zijn uitgeput. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 29 7.3. Middelgroot schoolbestuur, prot. chr. onderwijs Kenmerken Aard Aantal leerlingen Aantal scholen Aantal fte Aantal medewerkers Typering regionale arbeidsmarkt Typering demografische situatie in de regio Relatie met VF Financiële positie Stichting voor protestants christelijk onderwijs 1.600 7 73 140 Voldoende, er is een redelijk aanbod aan flexibele arbeidskrachten Twee van de zeven scholen liggen in nieuwbouwwijken, ze zullen de komende jaren nog aanzienlijk groeien. De andere scholen kennen een lichte krimp. Per saldi zal de stichting nog enkele jaren groeien De stichting wil graag eigenrisicodrager worden. Nu dit ook mogelijk is geworden voor besturen met een bekostiging van minder dan € 20 miljoen en een laag ziekteverzuim, heeft men dit in gang gezet. Vooralsnog is men echter nog verplicht aangesloten Gezond (een algemene reserve van ruim € 2 miljoen) De stichting kent een laag ziekteverzuim (3%). Daarnaast kent de stichting een bovengemiddeld aantal zwangerschaps-/bevallingsverloven per jaar. De stichting is zeer bezorgd over de risico’s die men loopt in het kader van het ketenbeding (alsmede de instroomtoets PF e.d.). Daarom heeft men de uitvoering van het Vervangingsbeleid gecentraliseerd op het bestuursbureau. De medewerker HRM en de controller (beiden parttime functies) werken nauw samen in het monitoren van deze risico’s. Directeuren mogen geen (tijdelijke) medewerkers contracteren. Vervangingsbeleid De zwangerschaps- en bevallingsverloven vult deze stichting in met tijdelijke contracten. Met enkele schoolbesturen in de regio heeft men afspraken gemaakt over het rouleren van deze medewerkers, zodat geen ongewenste verplichtingen ontstaan. Wel hebben deze schoolbesturen de intentie uitgesproken deze medewerkers op termijn in hun vaste formatie te benoemen. Zo wordt er een koppeling gerealiseerd tussen het vervangingsbeleid en het wervings- en selectiebeleid en het professionaliseringsbeleid. De kortdurende verloven worden in beginsel opgevuld met werknemers die een min/max-contract hebben. Deze optie past goed bij de regionale arbeidsmarkt, die veel aanbod kent. Daarnaast wordt gewerkt met tijdelijke taakuitbreidingen. Als met deze twee opties geen goede oplossing gerealiseerd kan worden, wordt een uitzendkracht ingehuurd. De kosten van alle drie de opties worden bovenschools gedragen. De stichting hecht aan een goede invulling van vervangingsvacatures. In principe is het de directeuren (uit kwaliteitsoverwegingen) niet toegestaan noodmaatregelen toe te passen. Het samenvoegen van groepen is bijvoorbeeld alleen toegestaan tot het moment waarop de uitzendkracht is gearriveerd. Samenvattend De drie pijlers van het vervangingsbeleid van dit schoolbestuur zijn: - langdurige verloven invullen met tijdelijke werknemers die rouleren tussen de schoolbesturen in de regio, - korte(re) verloven invullen met medewerkers die een min/max-contract hebben, - uitzendarbeid. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 30 7.4. Groot schoolbestuur voor rooms-katholiek onderwijs Kenmerken Aard Aantal leerlingen Aantal scholen Aantal fte Aantal medewerkers Typering regionale arbeidsmarkt Typering demografische situatie in de regio Relatie met VF Financiële positie Stichting voor rooms-katholiek onderwijs 7.000 25 (bao en sbao) 360 590 Matig, het aanbod van flexibel personeel is beperkt 7% krimp van het aantal leerlingen in de regio tot en met 2020. 10% van de leraren gaat tussen nu en 2020 met pensioen Eigen risicodrager Zeer gezond (algemene reserve van 8 miljoen) De stichting telt 25 middelgrote basisscholen (gemiddeld 280 leerlingen). Er zijn geen hele grote of hele kleine scholen, alleen de sbao school is iets kleiner. De scholen liggen verspreid over een geografisch groot gebied. De stichting hanteert als beleidsuitgangspunt dat men streeft naar een combinatie van professionaliseringsbeleid, leeftijdsbewust personeelsbeleid en vervangingsbeleid. Bij invoering van heteigenrisicodrager eigenrisicodragerschap (ERD) is besloten dat men binnen de stichting wil werken met een aanzienlijke pool van medewerkers die in opleiding zijn, dan wel net afgestudeerd zijn en op weg zijn naar een vaste baan binnen de stichting. De stichting maakte gebruik van de subsidieregeling ‘Jong en Oud’ uit het Sectorplan PO15. Hierdoor is er sprake van een combinatie van vrijwillige vervroegde uittreding en instroom van stagiairs (LIO’s), met inzet van de (loonkosten)subsidie van de regeling Jong en Oud, waardoor jonge leraren kunnen instromen als reguliere leerkracht of als langdurige vervanger (bijvoorbeeld bij zwangerschaps- en bevallingsverlof). De stichting kent een (laag) ziekteverzuimpercentage van 3,2%. Nadere gegevens over de aard en de specificatie van het verzuim ontbreken. De stichting hanteert als beleidsuitgangspunt dat er geen groepen kinderen naar huis gestuurd worden en er slechts bij zeer hoge uitzondering (maximaal 1x per groep per jaar) kinderen verdeeld worden over andere groepen. Vervangingsbeleid De stichting kent een (grote) interne pool van flexibel in te zetten medewerkers (ongeveer 20 fte’s). Hiervoor is in de begroting ongeveer € 1 miljoen gereserveerd. Zij zijn, gedurende een maximale periode, in tijdelijke dienst bij de stichting en (bij gebleken geschiktheid) daarna in vaste dienst (doorstroming). De coördinator van deze pool coördineert de inzet van deze medewerkers, op basis van aanvragen van scholen voor vervangingsarbeid (kort en lang) en inzet in projecten, leer- en verbetertrajecten e.d. Voor (piek)situaties waarin de capaciteit van de pool ontoereikend is, werkt het schoolbestuur samen met uitzendbureaus gespecialiseerd in het aanbieden van leraren basisonderwijs. Elke school heeft hier een budget voor beschikbaar, gerelateerd aan het aantal leerlingen. Over dit budget kan de directeur zelf beschikken, maar het is ook taakstellend (de school moet er mee uitkomen). Samenvattend Dit schoolbestuur organiseert het vervangingsbeleid vanuit kwalitatieve overwegingen. De grote schoolbestuurlijke pool moet, zo is het streven, in beginsel toereikend zijn om de vraag naar vervangingsarbeid te dekken. In uitzonderingsgevallen huurt men uitzendkrachten in. 15 http://www.arbeidsmarktplatformpo.nl/arbeidsmarktplatform-po/activiteiten-subsidies/sectorplan-po/jong-enoud.html Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 31 7.5. Groot schoolbestuur protestants christelijk onderwijs Kenmerken Aard Aantal leerlingen Aantal scholen Aantal fte Aantal medewerkers Typering regionale arbeidsmarkt Typering demografische situatie in de regio Relatie met VF Financiële positie Stichting voor protestants christelijk onderwijs 12.000 (veel gewogen leerlingen, waardoor extra formatie) 29 705 1025 Slecht, het aanbod van (goed) flexibel personeel is beperkt Het aantal leerlingen blijft de komende jaren ongeveer stabiel. Ruim 20% van het personeel gaat tussen nu en 2020 met pensioen Verplicht aangesloten Voldoende Het schoolbestuur kent een ziekteverzuimpercentage van ongeveer 6%. Er is relatief veel kortdurend verzuim. De scholen werken samen in clusters, onder leiding van een cluster-directeur. Er zijn zes clusters. De stichting kent een vervangingspool (op basis van het reglement Vervangingsfonds), deze pool telt 25 fte (35 medewerkers). Vervangingsbeleid De stichting heeft op het stafbureau onder meer een staf HRM. Eén van de medewerkers van de afdeling HRM coördineert de vervangingspool. De pool wordt met name benut voor het invullen van kortdurende en middellange vervangingsvacatures. Elk cluster beschikt over ongeveer 4 fte poolinvallers. De clusters kunnen capaciteit uit deze pool naar eigen goeddunken onderling uitwisselen (bij te weinig/overschot), hierover beslist de clusterdirecteur. In periodes van een beperktere vervangingsvraag worden poolmedewerkers ingezet voor andere werkzaamheden op de scholen (om pieken in werkzaamheden op te vangen of projectmatige ontwikkelingsgerichte werkzaamheden uit te voeren). Over deze inzet beslissen de cluster-directeuren. In de begroting van de stichting is er daarom rekening mee gehouden dat de totale eigen bijdrage aan de VFvervangingspool € 325.000 bedraagt. Indien de behoefte aan vervangingsarbeid groter is dan vanuit de vervangingspool beschikbaar is, worden scholen in beginsel geacht dit dan intern op te lossen, bijvoorbeeld door groepen samen te voegen. Slechts bij zeer hoge uitzondering (uitzonderlijke calamiteiten) wordt door het bestuur toestemming verleend een tijdelijke taakuitbreiding te realiseren of een uitzendkracht in te huren. Op stichtingsniveau is daarnaast ook een budget begroot voor de vervanging van specialistische functionarissen: directeuren, medewerkers stafbureau, vakleerkrachten e.d.. Hoofd afdeling HRM beheert dit budget. De (zeer) langdurige vervangingsvacatures worden ingevuld met leraren in tijdelijke dienst. Omdat er de komende jaren veel verloop verwacht wordt binnen de stichting (natuurlijk verloop en pensioneringen) en er (nog) geen krimp is in de regio, is het mogelijk om de groep leraren in tijdelijke dienst na drie tijdelijke dienstverbanden (bij gebleken geschiktheid) in vast dienst te nemen. Sluitstuk van het vervangingsbeleid is het samenvoegen van groepen, waar mogelijk in combinatie met de inzet van een assistent. Dit wordt binnen de stichting gezien als een reële optie, omdat de scholen, als uitvloeisel van gemeentelijke subsidies en veel gewichtenleerlingen, beschikken over relatief veel formatie, waaronder ook assistenten. Bij het opstellen van de jaarplanning voor alle medewerkers wordt er rekening mee gehouden dat een deel van de uren hieraan besteed zal moeten worden. Clusterdirecteuren hebben de mogelijkheid om bij knelpunten personeel van de ene school naar de andere school ‘te dirigeren’ voor enkele uren of enkele dagen (eventueel ook over clusters heen). Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 32 Samenvattend Dit schoolbestuur voorziet in haar vervangingsarbeid door: - een schoolbestuurlijke vervangingspool - 25 fte’s - (toebedeeld aan clusters), - personeel in tijdelijke dienst, dat na drie (langdurige) vervangingsbanen instroomt in de vaste formatie, - een budget voor inhuur van tijdelijk personeel voor specialistische functies, - beleid met betrekking tot het samenvoegen van groepen, in combinatie met het toevoegen van een assistent. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 33 7.6. Leerpunten en conclusies uit de vijf praktijkvoorbeelden Doordacht vervangingsbeleid is gebaseerd op een grondige analyse van de eigen situatie, niet alleen qua verzuim en vervangingsbehoeften, maar ook qua arbeidsmarkt, demografische ontwikkeling, leeftijdsopbouw van het zittende personeel (vacatures die op middellange termijn zullen ontstaan) en natuurlijk verloop. Schoolbestuurlijk Vervangingsbeleid is maatwerk, gebaseerd op een grondige analyse van die eigen specifieke situatie, alsmede geformuleerde uitgangspunten, zowel kwalitatief als financieel. Een efficiënte vervangingspraktijk ontstaat onder meer als makkelijk (tijdelijk) geschoven kan worden met medewerkers (eventueel ook tussen scholen). In dit verband kan het van belang zijn dat er één medewerker is met overzicht, die kan bepalen waar de noden het hoogste zijn en dus de (schaarse) capaciteit het beste ingezet kan worden. Maar ook andere coördinatievormen zijn denkbaar. Er zijn ook voorbeelden die juist laten zien dat het leggen van veel verantwoordelijkheid op schoolniveau (in combinatie met veel regelruimte) erg goed kan bevallen. In die gevallen is enige bovenschoolse coördinatie, om het aangaan van ongewenste verplichtingen te voorkomen, wel belangrijk. Veel voorbeelden laten zien dat het totaal van de beschikbare formatie/budgetten voor reguliere taken en vervangingstaken steeds meer integraal benaderd en afgewogen wordt. Het is wel van belang om bij het toepassen van de min-max contracten en bindingscontracten een duidelijk onderscheid te maken tussen vervangingswerkzaamheden en reguliere werkzaamheden. Schoolbesturen maken verschillende keuzes bij het beantwoorden van de vraag in welke mate uitvoering van de WWZ (in combinatie met het voldoen aan andere wet- en regelgeving, zoals herbenoemingsverplichtingen) centrale regie (en capaciteit) vergt. Het antwoord op deze vraag is mede afhankelijk van de gekozen oplossingen. Het schoolbestuur in voorbeeld 3 kiest voor een sterke centrale regie, het schoolbestuur uit voorbeeld 5 (dat veel ruimte geeft aan de scholen) doet dit veel minder. Er zijn vervangingsmogelijkheden die zich bij uitstek lenen voor het invullen van (middel)lange vervangingssituaties en vervangingsmogelijkheden die zich bij uitstek lenen voor het invullen van kortdurende vervangingssituaties. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn: een soepele voortgang van het primair proces, de kosten, de moeite die gedaan moet worden om het georganiseerd te krijgen, e.d. In onderstaand schema wordt dit globaal zichtbaar gemaakt. Uitgangspunt hierbij is de leraarsfunctie (voor functies als directeur, intern begeleider, stafmedewerker en conciërge zal het schema er - deels - anders uitzien). Tot dusver biedt het Reglement VF eigenrisicodragers meer flexibiliteit. In het nieuwe reglement van het VF wordt het advies van de sociale partners verwerkt. Zodra dit gereed is kan beoordeeld worden of dit nog steeds zo is. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 34 Tabel 3: Verschillende vervangingsmogelijkheden gecombineerd met type verzuim Langdurig Middellang Kort Zeer kort 1. Werkzaamheden worden door de afwezige medewerker op een later tijdstip zelf uitgevoerd 2. Werkzaamheden worden overgenomen door een reeds ingeroosterde medewerker 3. Werkzaamheden worden overgenomen door een medewerker die gepland verlof verzet 4. Inzet van een medewerker uit een schoolbestuurlijke vervangingspool 5. Inzet van een medewerker uit een regionale vervangingspool 6. Detachering van een medewerker vanuit een ander schoolbestuur 7. Tijdelijke (taak)uitbreiding van de aanstelling c.q. benoeming van een medewerker die reeds in tijdelijke of vaste dienst is 8. Tijdelijke (taak)uitbreiding van de aanstelling c.q. benoeming van een medewerker die reeds in tijdelijke of vaste dienst is 9. Aanstelling c.q. benoeming in een tijdelijk dienstverband met vaste einddatum t.b.v. diverse vervangingswerkzaamheden 10. Aanstelling c.q. benoeming in een tijdelijk dienstverband t.b.v. één specifieke verlofsituatie voor de duur van die verlofsituatie 11. Flexibele inzet van medewerkers 12. Inzet van een uitzendkracht 13. Inhuur van interim personeel 14. Payrolling 15. Noodmaatregelen (zoals het samenvoegen van groepen) (Donker)rood: optie ligt niet voor de hand. (Donkergroen): optie ligt voor de hand. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 35 8. Overige aspecten van de bedrijfsvoering in relatie tot de vervangingsarbeid 8.1. Exploitatiebegroting en formatieplan Het vervangingsplan van een schoolbestuur (i.c. de na te streven vervangingspraktijk) kent vanzelfsprekend ook een financiële component. Het is van belang de lasten die gemoeid zijn met het realiseren van de vervangingspraktijk in de exploitatiebegroting op te nemen. Tevens moet bepaald worden wie de budgethouder(s) is of zijn, met andere woorden wie kan besluiten tot besteding van een deel van het budget dat bestemd is voor vervangingsarbeid. Bij het ontwerpen van de beoogde vervangingspraktijk doen zich bepaalde financiële dilemma’s voor. Er zijn omslagpunten tussen het benutten van de verschillende vervangingsmogelijkheden. Zo kan bijvoorbeeld berekend worden bij hoeveel dagen ‘leegloop’ (d.w.z. geen vervangingsarbeid beschikbaar) van een voor vervangingswerkzaamheden aangestelde leraar het voordeliger wordt met uitzendkrachten te gaan werken (en omgekeerd). Het bij deze handreiking behorende rekenmodel, faciliteert het maken van dit soort afwegingen. In de praktijk spelen vanzelfsprekend ook andere aspecten een belangrijke rol, zoals de kwaliteit van het onderwijs. Hoewel in deze handreiking het Vervangingsplan als afzonderlijk document gepresenteerd wordt, zal er in de praktijk een nauwe verbinding zijn met andere documenten (formatieplan en begroting). Naarmate het schoolbestuur meer kiest voor een integrale benadering van reguliere arbeid, projectarbeid en vervangingsarbeid, zal er een sterkere integratie ontstaan van Formatieplan, Vervangingsplan en begroting. 8.2. Vervangingsplan en -praktijk in relatie tot het Participatiefonds Ook het Reglement Participatiefonds is aangepast aan de CAO PO 2016-2017. Dit betreft artikel 4, lid 64. Enkele nieuwe contractvormen en een nieuwe functie (de participatiebaan) kunnen bij niet voortzetten of beëindiging in aanmerking komen voor vergoeding van de uitkeringskosten. De nieuwe contractvormen die dit betreft zijn: opeenvolgende dienstverbanden ten behoeve van vervanging (cao lid 3.4.), het min-max-contract (cao lid 3.6) en het bindingscontract (cao lid 3.7.). Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 36 Colofon Deze handreiking en het bijbehorende rekenmodel zijn opgesteld op verzoek van de PO-Raad, door Infinite Financieel, in samenwerking met Driessen HR, Dyade Advies en Leeuwendaal. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 37 Bijlage 1 Praktische uitwerking ketenregeling (bijzonder onderwijs) Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 38 Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 39 Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 40 Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 41 Bijlage 2 Overzicht wijzigingen CAO in reglementen vervangingsfonds en participatiefonds Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 42 Bijlage 3 Twee voorbeelden uit ‘Eindrapportage verzuimonderzoek PO en VO 2014’ (DUO) http://www.voion.nl/downloads/0ce84997-8f2f-470c-ac15-f70d1a5e1c5e Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 43 Bijlage 4 Nadere informatie over Payrolling In deze bijlage wordt nader ingegaan op de (on)mogelijkheden van payrolling. Hierbij is de situatie op 1 mei 2016 vertrekpunt. Omdat nog jurisprudentie moet ontstaan, is deze informatie daarom deels speculatief van aard. Naast contracten voor onbepaalde tijd gaan payrollwerkgevers ook contracten voor bepaalde tijd aan. Payrollwerkgevers maken daarbij gebruik van de ruime ketenbepaling zoals opgenomen in de ABU CAO. Met ingang van 1 januari 2015 wordt in het Ontslagbesluit de payrollwerkgever formeel onderscheiden van een uitzendbureau (artikel 1:1 lid d Ontslagbesluit). Onder payrollwerkgever wordt verstaan: ”de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een derde, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde arbeid te verrichten, waarbij de werkgever, die de werknemer ter beschikking stelt, alleen met toestemming van die derde gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen”. Het Ontslagbesluit bepaalt dat bijlage B, dat de regels voor bedrijfseconomisch ontslag bij uitzendbureaus regelt, niet van toepassing is op payrollwerkgevers. Het Ontslagbesluit bevat een nieuwe paragraaf (6a) voor payrollwerkgevers. Artikel 6a:1 zal inhouden dat de omstandigheden bij de opdrachtgever bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of aan de payrollwerkgever toestemming wordt verleend tot ontslag van de payrollwerknemer over te gaan. Als een opdrachtgever wegens bedrijfseconomische omstandigheden de opdracht met het payrollbedrijf opzegt, zal de payrollwerkgever dus moeten onderbouwen dat een juiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel bij die opdrachtgever, tot afvloeiing van de payrollwerknemer zou leiden. Volgens de toelichting bij de wijziging van het Ontslagbesluit, zal bedrijfsbeëindiging door de payrollwerkgever niet leiden tot het verkrijgen van toestemming voor ontslag. Het UWV toetst immers de situatie bij de opdrachtgever en aan die situatie is in dat geval niets veranderd. Het schoolbestuur heeft met het regime Ontslagbeleid of Werkgelegenheidsbeleid te maken (afhankelijk van de gekozen relatie met het Participatiefonds). Indien de opdrachtgever regels hanteert die afwijken van het afspiegelingsbeginsel als in artikel 4:2 van het Ontslagbesluit, dan worden die afwijkende regels toegepast. Denk aan een afwijkende ontslagvolgorde zoals vastgelegd in een Sociaal Statuut: het resultaat van het overleg tussen het bevoegd gezag van een school en vakcentrales. Het nieuwe ontslagbesluit heeft mogelijk tevens gevolgen voor de beantwoording van de vraag of de payrollovereenkomst wel of niet kan worden gekwalificeerd als een uitzendovereenkomst. De VPO gaat nog steeds uit van een uitzendovereenkomst en stelt zich tot op heden op het standpunt dat artikel 7:690 BW de allocatieve functie van de arbeid niet als vereiste stelt voor een uitzendovereenkomst. Of dit standpunt gelet op de nieuwe insteek van het Ontslagbesluit nog overeind blijft zal in september duidelijk worden wanneer de Hoge Raad een uitspraak doet. Indien in lijn met de redenering in het ontslagbesluit wordt aangenomen dat geen sprake is van een uitzendovereenkomst, dan heeft dit ook consequenties voor tijdelijke payrollcontracten. Immers de wettelijke ketenbepaling is dan van toepassing op grond waarvan de tijdelijke werknemer na ommekomst van drie tijdelijke contracten aanspraak kan maken op een vast dienstverband. Daardoor zullen er minder mogelijkheden zijn voor flexibele inzet van payroll medewerkers. Het is dus van belang om alert te zijn op de ontwikkelingen rondom deze besluitvorming bij de uiteindelijke beslissing over het toepassen van Payrolling. Handreiking: Vervangen van afwezige leerkrachten in het primair onderwijs - 44