Need for nodes - Politieacademie

advertisement
School voor Politie Leiderschap
Urgentie van een nodale virtuele oriëntatie
voor de toekomst van de Nederlandse politie
Need for nodes
Scriptie in het kader van masterstudie
aan de School voor Politie Leiderschap
mr. Jan Boersma
Urgentie van de nodale virtuele oriëntatie
voor de toekomst van de Nederlandse politie
Need for nodes
Scriptie in het kader van masterstudie
aan School voor Politie Leiderschap
mr. Jan Boersma
September 2007
Need for nodes
Inhoud
1. Inleiding
1.1 Aanleiding 1.2 Doel- en probleemstelling 1.3 Opzet 1.4 Werkwijze 5
5
6
6
6
2. De netwerksamenleving 2.1 Inleiding 2.1 De ontwikkeling naar de netwerksamenleving
2.3 Internetgebruik in Nederland 2.4 Ontwikkelingslijnen van de netwerksamenleving 2.5 Samenvatting
7
7
7
10
11
13
3. Reactie van overheid en politie 3.1 Inleiding 3.2 Nederlands en Europees perspectief op de netwerksamenleving 3.3 Nodale virtuele oriëntatie 3.4 Internet gerelateerde criminaliteit 3.5 Samenvatting 14
14
14
15
18
20
4. Randvoorwaarden bij de virtuele nodale oriëntatie 4.1 Inleiding 4.2 Van visie tot feit? 4.3 Een landelijke, uniforme informatiestrategie
4.4 Leiders die verder kijken dan hun neus lang is 4.5 Evenwicht 4.6 Samenvatting 21
21
21
23
25
27
28
5. Nodale virtuele oriëntatie: schets van een ideaalbeeld 5.1 Inleiding 5.2 Het ideaalbeeld 5.3 Hoe nu verder? 5.4 Samenvatting 29
29
29
31
31
3
Need for nodes
6. Samenvatting en conclusies 6.1 Inleiding 6.2 Wat zijn de kenmerken van de huidige netwerksamen­leving en
wat zijn de mogelijke ontwikkelingslijnen? 6.3 Hoe reageert de overheid op de netwerksamenleving? 6.4 Waaruit bestaat de virtuele nodale oriëntatie ? 6.5 Aan welke randvoorwaarden moet voor de realisatie van de virtuele
nodale oriëntatie worden voldaan? 6.6 Hoe ziet het ideaalbeeld van de virtuele nodale virtuele politie er uit? 6.7 Welke stappen moeten worden gezet om dit te bereiken? 6.8 Slotconclusie 34
34
35
35
Literatuurlijst 37
4
32
32
32
33
33
Need for nodes
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Toen ik in het buitenland met de deze scriptie bezig was en op het internet surfte,
las ik een nieuwsbericht over een steekpartij op een schoolplein in Rotterdam. Tijdens
een massale vechtpartij was een leerling neergestoken en de politie had met een
arrestatieteam een verdachte aangehouden. Ik besloot You Tube te volgen om te kijken
wat er zou gebeuren. Nog geen uur later waren de eerste beelden te zien op het net.
Eerst een filmpje van enkele vechtende jongens, maar even later zag ik duidelijke
beelden van de vechtpartij inclusief die van de stekende dader. Hoe mooi wil je het
hebben als politie?
Het plaatsen van dit soort gevoelige beelden is geen incident. Het internet is een knooppunt
geworden waar een belangrijk gedeelte van het sociale leven van mensen zich afspeelt. Soms
gaan we daarin ver en is privacy ondergeschikt geworden. Steeds meer en vaker manifesteren
we ons in de cyberspace. Waar nu nog 79% van de Nederlanders aangesloten zijn, is de
verwachting dat over niet al te lange tijd iedere Nederlander online is. Burgers zijn in deze vorm
van samenleven anoniem: een paspoort is niet meer nodig, een aansluiting op het internet is
genoeg. Ver weg is dichtbij geworden, mensen zijn mobieler, grenzen vallen weg. Een
ontwikkeling als Second-life waar iemand met behulp van een zelf gekozen identiteit een
tweede leven kan inrichten, is illustratief. Naast de normale Nederlandse samenleving is een
tweede samenlevingsvorm ontstaan, door sommigen wel aangeduid als ‘netwerksamenleving’ of
‘informatiesamenleving’.
Sommigen denken dat territoriaal georganiseerde overheden geen rol kunnen spelen in de
netwerksamenleving. De politie is een overheid die juist haar kracht ontleent aan haar territoriale
positie, dichtbij de burger. De laatste grote wijziging in de politieorganisatie vond juist plaats om
meer aansluiting te vinden bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Wijkteams gingen de kern
vormen van de politieorganisatie. De netwerksamenleving van nu laat echter zien dat burgers
zich niet laten vangen op die ene plek die wijk heet. Mensen, goederen, geld en informatie
stromen van plaats naar plaats, daarbij gebruikmakend van de infrastructuur: auto, boot,
railverbindingen en virtuele netwerken. Politie in ontwikkeling introduceert een plan om de
politie toch aansluiting te laten vinden bij de netwerksamenleving: nodale oriëntatie.
In het kort komt het erop neer dat de politie door het uitvoeren vancontroles op knooppunten
binnen de infrastructuur, de zogenaamde nodes, potentiële en actuele bedreigingen kan
identificeren. In combinatie met de wijkgerichte politiezorg kunnen deze bedreigingen
vervolgens worden geneutraliseerd. Het concept van de nodale politie staat dus niet op zichzelf,
maar is bedoeld als aanvulling op de huidige wijkpolitie. Inmiddels zijn initiatieven genomen voor
controles op openbare plaatsen zoals auto- en vaarwegen. Ook is een aantal knooppunten
geselecteerd waar geëxperimenteerd wordt met nodale politie. Maar als het gaat over nodale
politie binnen het virtuele landschap valt een stilte. In een situatie waarin de netwerksamen­
leving gestaag groeit en technische ontwikkelingen steeds toenemen is de vraag relevant of het
concept van de nodale virtuele oriëntatie de brug gaat slaan naar het digitale stromenland.
5
Need for nodes
1.2 Doel- en probleemstelling
Daarom kom ik tot de volgende onderzoeksvraag:
Wat zou de bijdrage kunnen zijn van de virtuele nodale oriëntatie
aan de toekomst van de Nederlandse politie?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten eerst een aantal deelvragen aan bod komen:
1. Wat zijn de kenmerken van de huidige netwerksamenleving en wat zijn de mogelijke
ontwikkelingslijnen?
2. Hoe reageert de overheid op de netwerksamenleving?
3. Waaruit bestaat de virtuele nodale oriëntatie?
4. Welke randvoorwaarden moeten voor de realisatie hiervan vervuld worden?
5. Wat is het ideaalbeeld van de virtuele nodale politie?
6. Welke stappen moeten worden gezet om dit te bereiken?
1.3 Opzet
Het eerste hoofdstuk gaat in op de onderzoeksvraag en de daaraan gekoppelde deelvragen.
Ook wordt verantwoording afgelegd over de opzet en de werkwijze die is gehanteerd bij het
schrijven van deze scriptie. Daarna volgen inhoudelijke hoofdstukken die de verschillende
deelvragen behandelen. Zo staat in het tweede hoofdstuk de netwerksa-menleving centraal.
Hoe is deze samenleving te definiëren, wat zijn de kenmerken en langs welke lijnen zal deze
samenleving zich in de toekomst mogelijk gaan ontwikkelen? Het derde hoofdstuk onderzoekt
hoe de overheid in het algemeen en de politie in het bijzonder haar rol ziet in de
netwerksamenleving. Hierbij gaat het voornamelijk om het plan van de virtuele nodale oriëntatie
van de Nederlandse politie. Ook vertelt het hoofdstuk iets over criminaliteit op het internet.
Hoofdstuk vier staat stil bij de vraag welke randvoorwaarden een rol moeten spelen bij de
realisatie van dit plan. Het vijfde hoofdstuk schetst een ideaalbeeld van de toekomstige nodale
virtuele politie en sluit af met een algemene beschrijving van de stappen die nodig zijn. Het
laatste hoofdstuk geeft een samenvatting van de voorgaande vijf hoofdstukken en eindigt met
een aantal conclusies.
1.4 Werkwijze
Bij het schrijven van deze scriptie maakte ik gebruik van literatuur. Ik had gesprekken met
betrokken professionals, bracht werkbezoeken aan bedrijven en benutte de uitkomsten van een
door mij georganiseerde brainstormsessie. Vertegenwoordigers van de wetenschap, openbaar
bestuur, private en publieke partijen discussieerden tijdens deze sessie over de netwerksamen­
leving en de rol van de politie daarin. Her en der in deze scriptie treft u gedeelten uit deze
discussie aan. Ook heb ik mijn eigen ervaringen, geschiedenissen en observaties opgeschreven
als lid van deze (netwerk)samenleving. Het maakt de beschreven situaties of analyses soms net
even scherper en vergroot het leesplezier.
6
Need for nodes
2. De netwerksamenleving
2.1 Inleiding
Een samenleving is een groep mensen die met elkaar verbonden zijn op basis van een
stelsel van afspraken, normen en waarden. Een samenleving is in beweging omdat
opvattingen veranderen, ideeën ontstaan, kennis vermeerdert en uitvindingen worden
gedaan. Zo is de samenleving van nu niet te vergelijken met die van tien jaar geleden.
Soms heeft een maatschappelijke verandering grote gevolgen voor de politie.
Een voorbeeld daarvan zijn de acties van provo’s, studenten en bouwvakkers in de jaren
zeventig. De politie voelde zich overvallen door de rellen en had onvoldoende
aansluiting bij de gevoelens die in de samenleving van toen leefden. Daarom paste zij
zich alsnog aan door te decentraliseren en het model van de wijkpolitie in te voeren. Nu
speelt wellicht hetzelfde als toen. De samenleving is langzamerhand veranderd in een
netwerksamenleving. De politie moet hierop inspelen, wil zij de aansluiting niet missen.
Dit hoofdstuk heeft tot doel de netwerksamenleving en de ontwikkeling daarvan in de komende
jaren in grote lijnen te schetsen. De tweede paragraaf van dit hoofdstuk beschrijft op een
persoonlijke manier de aanloop naar de netwerksamenleving en definieert deze. Hierna volgt in
de derde paragraaf een overzicht en prognose van het internetgebruik in Nederland. Het
internet blijkt namelijk een belangrijke driver te zijn van de netwerksamenleving omdat
gebruikers mobiel en anoniem (inter)nationale contacten kunnen opbouwen. Paragraaf vier
behandelt drie scenario’s die verschillende organisaties hebben uitgewerkt en die de
ontwikkeling van de samenleving voorspellen. De laatste paragraaf bevat een samenvatting en
een antwoord op de eerste deelvraag: Wat zijn de kenmerken van de huidige
netwerksamenleving en langs welke lijnen zal deze zich mogelijk ontwikkelen?
2.1 De ontwikkeling naar de netwerksamenleving
De mens is geschapen om te communiceren. Met God en met de mensen om hem heen. Via
onze zintuigen komen beelden binnen die onze hersenen interpreteren en analyseren. Nadat
Adam zijn vrouw Eva voor het eerst heeft gezien lezen we de eerste woorden na de schepping:
“Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw,
een uit een man gebouwd”.1 Wie doorleest, komt tal van gebeurtenissen tegen in deze eerste,
vroege samenleving waarin informatie een cruciale rol speelt. Het is de slang die de vrouw
vertelt dat zij gerust van de boom midden in de tuin mag eten en dat zij daarna kennis van goed
en kwaad zal hebben. Een gesprek met grote gevolgen.
In de loop van de geschiedenis zijn ook de eerste methoden te vinden waarmee mensen
informatie verzamelden en overdroegen. We lezen over boodschappers die al rennend
informatie van de ene naar de andere koning overbrachten. En soms ook werden gedood als de
boodschap niet in goede aarde viel.
Verspieders werden uitgestuurd toen het volk Israël een gebied wilde veroveren en de
legeraanvoerder wilde weten hoe dik de stadsmuren waren en hoeveel soldaten de vijand had.
Honderden jaren later zien we op een beslissend moment in de wereldgeschiedenis dat de
overheid eerst informatie inwint voordat zij een belangrijk besluit neemt. Jezus is naar Jeruzalem
1 Bijbel, Genesis 2
7
Need for nodes
gekomen en is bezig veel mensen aan zich te binden. Hij geneest zieken, veegt de tempel
schoon en noemt zich de Zoon van God. Dit alles tegen de zin van de zittende macht. De
overheid stuurt vervolgens informanten naar een bijeenkomst met de opdracht precies te horen
wat Jezus zegt en Hem uit te lokken door het stellen van een aantal vragen. De informatie die zij
opdoen vormt de aanleiding tot de uiteindelijke kruisiging van Jezus.
De samenleving ontwikkelt zich en er komen meer manieren om informatie over te dragen.
Boodschappen komen op papier te staan, de boekdrukkunst wordt uitgevonden en dan volgt er
een cruciale technologische ontwikkeling: de telefoon. Vanaf dat moment kunnen we met
anderen spreken zonder dat daarvoor een afstand in tijd of ruimte overbrugd hoeft te worden.
Deze uitvinding luidt het begin in van het computertijdperk. Eerst vormt de computer een
gemakkelijke manier om data te verwerken, maar in de jaren zestig worden in de Verenigde
Staten de eerste computers aan elkaar gekoppeld. Nadat een project van defensie is gestart om
toch te kunnen communiceren wanneer andere communicatienetwerken uitvallen, worden in
1969 de eerste computers aan elkaar gekoppeld. Het internet is geboren. Andere netwerken als
de wetenschap en de onderzoekswereld nemen de gebruikte techniek over.2
Ik ben op dat moment net 4 jaar. Bij ons thuis staat geen computer, maar een typemachine
waarop mijn moeder rekeningen tikt voor het bedrijf van mijn vader. In 1989 begin ik bij de
Amsterdamse politie. Tijdens de opleiding is het behalen van een typediploma verplicht en
eenmaal begonnen in een wijkteam moeten we incidenten per typemachine noteren in een
dagrapport. Deze rapporten worden iedere ochtend door de hele stad opgehaald en verzameld.
Met deze informatie kan de hoofdcommissaris in positie blijven en de pers bedienen.
Thuis schaf ik mijn eerste PC aan en leer hoe ik deze moet bedienen. Het gaat nog een beetje
traag en omslachtig, maar het is fantastisch om een document te kunnen maken en wijzigen
zonder daarvoor het totaal te hoeven overdoen. Ook op het werk komt de omslag tot stand.
Eerst voorzichtig met een PC, vervolgens met een geautomatiseerd systeem voor
bedrijfsprocessen en tenslotte met een mobiele dataterminal in de surveillancewagen. Een
enorme vooruitgang.
Ik ontwikkel mij ondertussen als specialist op het gebied van de bestrijding van verdovende
middelen in mijn district. Ik begrijp dat kennis macht is en schaf software aan voor een
zogenaamde rapidfile. Iedere gebeurtenis in mijn district op het gebied van dope sla ik op in
mijn systeem zodat ik het daarna gemakkelijk kan terugvinden. Lastig zaken doen is het met
brigadier Roel die waardevolle informatie opschrijft in zijn notitieboekje en zijn kennis alleen bij
hoge uitzondering deelt met anderen. Twee jaar later is mijn file een begrip geworden. Door het
leggen van verbindingen worden een aantal ernstige zaken opgelost. Een collega die goed
overweg kan met software ontwerpt ondertussen in zijn privétijd een standaard proces-verbaal
waarin alleen nog maar de variabelen van een drugsactie hoeven te worden ingevuld. Dit levert
een enorme tijdsbesparing op.
En dan doet het internet zijn intrede in de samenleving. Ik hoor van deze toepassing voor het
eerst via een vriend die bij Shell werkt. Hij kan op zijn werk al enige tijd via zijn PC communi­
ceren met collega’s over de hele wereld. Ik herinner mij nog mijn eerste reactie: hoe is dat
technisch mogelijk?
Na de multinationals kunnen later ook mensen thuis gebruik maken van het internet. Een
stormachtige ontwikkeling volgt. Het besef dringt door dat het internet een nieuw tijdperk en
een nieuwe vorm van samenleven inluidt. Stol beschrijft dat het internet niet zomaar een nieuwe
technologie is met effect op de sociale structuur, zoals auto of televisie. Het internet is bij uitstek
een instrument waarmee mensen sociale structuren (re)produceren.3 De telefoon was dat
2 Internet governance, pagina 1
3 Stol, 2004, 76-77.
8
Need for nodes
uiteraard ook, maar internet is meer dan alleen een communicatiemiddel. Het internet houdt
sociale structuren ook vast. Als er even niemand op het internet zou zijn, dan blijven daar de
domeinen, websites, nieuwsgroepen, zoekmachines, chatboxen met al hun onderlinge
verbindingen. Mensen communiceren dus niet alleen via het internet, maar laten daar ook een
min of meer blijvende sociale structuur na. Zo gezien heeft het internet niet alleen effect op
sociale structuren maar is het internet zélf een sociale structuur.
Deze andere vorm van communicatie heeft dus gevolgen voor onze samenleving en kreeg een
eigen naam: de netwerksamenleving of de informatiesamenleving. De overheidsnota4 die
eind jaren negentig verschijnt, beschrijft een informatiesamenleving waarin een groeiend
maatschappelijk en economisch belang te beurt valt aan de informatiesector. Deze nota voorziet
de volgende veranderingen:
• De wereld zal nog kleiner worden. Fysieke afstand hoeft de uitwisseling van informatie, het
onderhouden van sociale contacten en het aangaan van persoonlijke, culturele en
economische banden niet meer in de weg te staan.
• Organisaties zullen platter worden, minder duidelijk omlijnd zijn en zich over grote gebieden
uitstrekken.
• Werkzaamheden zullen minder aan plaats en tijd gebonden zijn, wat grote gevolgen kan
hebben voor de mobiliteit en het gezinsleven van werknemers.
• Van strikt nationale economieën zal nog minder sprake zijn dan nu al het geval is.
Frissen5 meent dat de term informatiesamenleving minder gelukkig is. In de nieuwe samenleving
gaat het namelijk niet zozeer om informatie maar om netwerken. Daarom verdient de
aanduiding ‘netwerksamenleving’ de voorkeur boven ‘informatiesamenleving’. Frissen ziet de
ICT-revolutie als onderdeel en katalysator van een breder maatschappelijk transformatieproces,
dat we postmodernisering kunnen noemen. Postmodern kan daarbij worden aangeduid als een
ontwikkeling waarbij regels, definities, normen en waarden niet meer universeel gelden. Het is
dus niet de ICT die de samenleving in eenduidige richting verandert, de samenleving verandert
zelf ook. Het begrip netwerksamenleving verwijst naar een complex geheel van ontwikkelingen
waarbij informatie en communicatietechnologie een cruciale rol spelen maar niet de enige
drijvers zijn. Ook economische, culturele en sociale factoren spelen een rol. Frissen beschrijft drie
kenmerkende ontwikkelingen binnen deze netwerksamenleving die deels overeenkomen met de
veranderingen binnen de informatiesamenleving die de overheid schetst. In de eerste plaats de
‘deterritorialisering’ Grenzen vallen weg en voor politieke instituten die aan een territorium zijn
gebonden brengt dat problemen met zich mee. Ten tweede verandert door de ICT het
organisatorische kader van de samenleving van karakter. De ICT vormt het verbindende element
in een netwerkstructuur.
Macht is daardoor op een andere wijze georganiseerd dan voorheen en Frissen noemt deze
organisatorische herverdeling van macht: ‘horizontalisering’. Tenslotte de ‘virtualisering’. In de
informatiesamenleving draait alles om virtuele werkelijkheden. De virtuele werkelijkheid vervangt
de fysieke werkelijkheid niet, maar wordt daaraan toegevoegd. Door de virtualisering worden
klassieke noties als schaarsheid en intellectueel eigendom ondergraven. Denk bijvoorbeeld aan
het downloaden van MP3-files. Identiteiten worden fluïde en manipuleerbaar: op het internet
kan men zich verschuilen achter een pseudo-identiteit.6
4 Nota 25880, wetgeving voor de elektronische snelweg, Den Haag 12.2.1998
5 Frissen, 2002a
6 P.H.A. Frissen, 2002b
9
Need for nodes
Bekkers noemt informatie en kennis de belangrijkste grondstoffen van de netwerksamenleving.
Deze kan door netwerktechnologie gemakkelijker ontsloten, getransporteerd, gedeeld en
veredeld worden. Hierbij zijn grenzen niet van belang.7
Zoals we zagen heeft de netwerksamenleving zich langzamerhand ontwikkeld. De introductie
van het internet heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Daarmee is de vraag actueel hoe dit
medium zich in Nederland zal ontwikkelen.
2.3 Internetgebruik in Nederland
Het internet is een van de belangrijke drivers achter de netwerksamenleving. De groei van
het aantal internetgebruikers kan dus ook iets zeggen over de ontwikkeling van de netwerk­
samenleving. Het CBS brengt ieder jaar een rapportage uit over de digitale economie. In de
rapportage van 2006 blijkt dat het gebruik van de PC en het internet blijft groeien.8
De netwerksamenleving kent steeds meer deelnemers. Medio 2006 heeft 84 procent van de
huishoudens thuis de beschikking over een pc of laptop, 80 procent heeft een internet­
verbinding en 66 procent van de huishoudens heeft een breedbandinternetaansluiting. Van de
personen die regelmatig internetten, gebruikt driekwart het internet zo goed als dagelijks.
Het internetgebruik neemt nog steeds toe. Deze toename wordt versterkt door de snelle
opkomst van breedband. Jongeren gebruiken het internet vaker dan ouderen en hebben ook
meer vaardigheden op dit gebied. Daarnaast hebben mannen meer internetvaardigheden dan
vrouwen en hoger opgeleiden meer dan middelbaar of lager opgeleiden. Communiceren
(e-mailen, chatten en steeds vaker ook telefoneren) is de belangrijkste activiteit van
internetgebruikers. Ook het downloaden van kranten en nieuwsbladen en het luisteren naar
radio of kijken naar televisie via het internet zijn het laatste jaar flink in populariteit gestegen.
Over het algemeen kan worden gezegd dat de mensen die het internet gebruiken, steeds meer
verschillende internetactiviteiten ontplooien.
Het aandeel van de e-commerce in de totale omzet van het bedrijfsleven steeg van 3,4 procent
in 1999 naar 9,1 procent in 2005. De laatste jaren vlakt de groei van de e-commerce in
Nederland verder af. In Nederland kocht of bestelde 61 procent van de internetgebruikers wel
eens iets via het internet. Een groot deel van de goederen die via het internet worden gekocht
(44 procent in 2006) bestaat uit reizen, vakanties en accommodaties. Telebankieren doet 67
procent van de internetgebruikers, dat is 9 procentpunten meer dan een jaar geleden. In 2006
zocht 53 procent van de internettende bevolking naar overheidsinformatie op Internet. Het is de
verwachting dat veertig procent van de offline aankopen via het internet beïnvloed zullen
worden. Dit betekent dat er betrouwbare links aanwezig zullen moeten zijn tussen de online en
offline maatschappij. Een goed voorbeeld hiervan is de huizensite Funda. Duidelijk is in ieder
geval dat het internetgebruik in Nederland alleen maar zal toenemen en dat de
netwerksamenleving in die zin ook alleen maar zal groeien. Natuurlijk is het internetgebruik
slechts een van de indicatoren en de volgende paragraaf vertelt daarom in een breder verband
iets over de ontwikkeling van de netwerksamenleving.
7 Bekkers,v.d. Sluis en Siep, 2006, 15
8 De digitale economie van 2006, CBS 2006
10
Need for nodes
2.4 Ontwikkelingslijnen van de netwerksamenleving
De toekomst is niet te voorspellen. En dat is maar goed ook. Wel kunnen we scenario’s
bedenken over de ontwikkeling van de samenleving. Deze scenario’s zijn belangrijk
omdat organisaties, bedrijven en instellingen rekening willen en moeten houden met
ontwikkelingen in de samenleving. Om een goede match te krijgen tussen actie en
reactie zijn bedrijven en organisaties daarom gericht bezig met het uitdenken en
opschrijven van toekomstscenario’s.
De netwerksamenleving heeft een aantal kenmerkende gevolgen voor de politie. Zo zal de
toenemende hoeveelheid informatie het gedrag van mensen en organisaties steeds
transparanter maken. Hierdoor neemt de mogelijkheid tot toezicht en controle toe en kan
criminaliteit voortijdigworden gestopt. Tegelijkertijd kan in de netwerksamenleving de privacy
van burgers gemakkelijker worden geschonden.
Hieronder komen daarom scenario’s aan de orde die weliswaar de voortschrijdende ICTtechnologie lijken te benadrukken, maar dit wel doen vanuit een verschillend perspectief.
De eerste gaat uit van transparantie, de tweede kiest voor privacy en de laatste belicht de
netwerksamenleving vooral vanuit de criminaliteit.
Transparantiescenario
Het eerste scenario is van de hand van Marcel Bullinga die als futurist onafhankelijk
en positief kennis uitdraagt over toekomst en innovatie. Bullinga presenteerde in het
voorjaar van 2006 aan de RHC zijn beeld over de wetshandhaving in 2020. Een aantal
relevante passages:
De wereld in 2020 is transparant. Ons professionele handelen en onze prestaties zullen
transparant zijn, voor iedereen realtime beschikbaar. De wereld wordt 1 grote harde schijf
doorzoekbaar op standaard kenmerken. In 2020 is er een globale, democratische politie/justitiegoogle van strafdossiers op basis van gestandaardiseerde informatie. We gaan toe naar een
platte wereld. We hebben onze nationale grenzen opgeheven, we heffen onze handelsbarrières
op, we heffen de praktische barrières voor samenwerking op afstand op – maar grenzen blijven
nodig. We keren terug naar de Middeleeuwse Stad: daar werd bepaald wie binnen mocht en
wie niet. Je haalde gewoon de brug over de slotgracht op. Daarnaast gaan we toe naar continue
virtuele administratieve “grenscontrole” bij elk contact dat een burger met een overheid of
bedrijf heeft: is deze persoon gerechtigd ja of nee? Dat betekent minder mogelijkheden voor
illegaal verblijf, minder mogelijkheden voor zwart werk en minder fraude in sociale zekerheid.
In 2020 hebben we iets slimmers: real time of zelfs preventieve semiautomatische handhaving.
Door een combinatie van fysieke en virtuele maatregelen kan de regel gewoonweg niet worden
overtreden.9
Met inzet van slimme technologie zou de politie dus veel effectiever kunnen optreden doordat
zij precies weet wat er gaande is. Deze opvatting sluit aan bij Van Grieken10 die stelt dat de
samenleving over tien jaar meer een real time karakter zal hebben. Denk hierbij aan dealingrooms voor banken zoals die nu al bestaan. Alles wordt transparant, ook voor de criminelen.
9 Bullinga, 2006, 22
10 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 6.8.07
11
Need for nodes
Het privacyscenario
Een tweede scenario die ik hier aan de orde wil laten komen, werd in opdracht van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de Universiteit van Tilburg
uitgedacht. Het gaat om twee toekomstscenario’s voor Nederland in 2030. Aanleiding
voor deze studie was de vraag of burgers in de toekomst de voorkeur zullen geven aan
veiligheid boven privacy. Tussen deze twee bestaat immers een gespannen verhouding.
Op basis van de scenario’s zouden vervolgens beleidskeuzes gemaakt kunnen worden.
Bij de scenariovorming werd uitgegaan van maatschappelijke ontwikkelingen die in het
verlengde liggen van huidige en nu voorzienbare tendensen. Ook dit scenario belicht
enerzijds de technologische ontwikkelingen en anderzijds de schaduwzijde daarvan:
Ambient Intelligence zal in 2030 gemeengoed zijn. Dit is een concept waarin de informatie­
samenleving zodanig ingericht is dat individuen in hun dagelijks leven worden omgeven door
een breed scala aan intelligente en intuïtieve technologie die is ingebed in een diversiteit aan
objecten die ons in het dagelijks leven omringen. Deze ‘intelligente’ omgeving zal dan in staat
zijn gedrag van mensen te herkennen, daarop te reageren en ook te anticiperen. Met behulp
van AI-technologie kan een grootschalig, op technologie gebaseerd collectief sociaal geheugen
worden gerealiseerd, dat individuen in staat stelt direct commentaar en reacties te krijgen op
hun (sociale) handelen. Een dergelijk gedigitaliseerd collectief geheugen biedt, in combinatie
met de sturingsmogelijkheden van de techniek, vele nieuwe mogelijkheden om mensen te
controleren, hun gedrag te beïnvloeden en daarop te anticiperen. Dit creëert enerzijds belang­
wekkende nieuwe mogelijkheden voor opsporing en handhaving en daarmee het optimaliseren
van veiligheid: de intelligente omgeving kan immers alle gedragingen van mensen onthouden en
langdurig opslaan. Tegelijkertijd ontstaan daarmee ook risico’s van manipulatie en controle: de
omgeving zal meer dan voorheen invloed hebben op het gedrag van mensen en dat gedrag in
toenemende mate kunnen sturen. Het individu loopt dan het risico gestuurd en beheerst te
worden door zijn omgeving. Dit brengt de vraag naar voren welke beschermingsinstrumenten
noodzakelijk zijn tegen een te verregaande allesomvattende (her)kenbaarheid en stuurbaarheid
van mensen en hun handelen.11
Volgens Schönfeld is het bovenstaande zich al langzamerhand aan het voltrekken. Door te kijken
naar het verleden en door de mogelijkheden van de ICT te benutten, zullen we in staat zijn om
criminaliteit te voorspellen door het analyseren van de data in onze systemen. Omdat
criminaliteit slechts 0,2% van de bevolking betreft, valt de hoeveelheid data mee. De hashing
techniek waarbij gedeelde informatie anoniem blijft tenzij er sprake is van een onregelmatigheid,
zorgt ervoor dat mensen sneller bereid zijn om informatie te delen. Selectie zal het kernwoord
zijn in een tijd waarin steeds meer informatie beschikbaar is.12
Het criminaliteitscenario
Een derde scenario is afkomstig uit Veiligheid, politie en justitie. Hierin worden
behalve technologische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de privacy ook
de consequenties voor de opsporing inzichtelijk gemaakt:
Vanwege technologische ontwikkelingen en in het bijzonder de verdere informatisering van de
samenleving worden de komende decennia ingrijpende veranderingen in het dagelijks leven en
11 Koops en Poels, 2005,
12 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 6.8.2007
12
Need for nodes
in de verhoudingen tussen mensen verwacht. De verdere opmars van digitale producten en
elektronische dienstverlening zal ook het oneigenlijk en onrechtmatig gebruik ervan doen
toenemen. De snelheid, de schaal en de groeiende complexiteit van technologie zullen volgens
de Foresightstudie meer gelegenheid geven voor het plegen van criminaliteit. Aan de andere
kant biedt technologie ook nieuwe mogelijkheden voor de preventie en bestrijding van
criminaliteit. Niet alleen kunnen via technologie overtredingen gemakkelijker worden
waargenomen, maar er kan ook op afstand handhaving plaatsvinden. Daarbij kan de privacy van
burgers in het geding zijn, wat nieuwe eisen zal stellen aan de screening van personeel en de
regulering en controle van het digitaal onderzoek. Daarmee lijkt ook privacy een thema in de
toekomstige ontwikkelingen van preventie en repressie.13
Ook Ringeling raakt het thema privacy aan. Volgens hem is er steeds meer informatie voor­
handen, maar gelukkig beschikt de politie over slechts een klein deel. Burgers willen namelijk
vrijheden hebben en houden. We kiezen zelf voor de informatie die we prijsgeven, maar er is
ook informatie waarvan Ringeling niet wil dat het bijvoorbeeld op het internet komt.14
De scenario’s laten zien dat technologische mogelijkheden in de toekomst zullen toenemen.
Als gevolg daarvan is meer informatie snel ler beschikbaar waardoor het de communicatie,
controle en sturing zal vergemakkelijken. De toenemende beschikbaarheid van informatie maakt
het ook mogelijk dat steeds meer zichtbaar wordt. Hierdoor zal de privacy van burgers
gemakkelijker worden aangetast.
2.5 Samenvatting
In de literatuur zijn twee noties te vinden die de ontwikkeling in de maatschappij typeren: de
netwerk- en de informatiesamenleving. Het gaat hier niet om een abrupte ontwikkeling, er is
eerder sprake van een gestaag proces. Zo is er, volgens Ringeling, al sinds de allereerste
samenlevingen sprake van netwerken.15 Volgens mij raken beide zaken dezelfde kern: in de
samenleving van nu speelt informatie een steeds belangrijker rol, waarbij de ICT een belangrijke
driver is en was. De ICT heeft er namelijk voor gezorgd dat grenzen zijn weggevallen en de
mobiliteit van burgers enorm is toegenomen. Op de pc ligt de wereld aan je voeten.
De samenleving is hierdoor anders georganiseerd en de overheid krijgt een minder centrale rol.
Tenslotte is er een virtuele wereld ontstaan. Deze bestaat naast de fysieke wereld en vaak lopen
beide werelden in elkaar over. Denk aan ontwikkelingen als second life of het ontstaan van
virtuele shops. Het bezit van een pc, de toegang tot het internet en de beheersing van de
techniek zijn duidelijk voorwaarden voor deelname aan de netwerkof informatiesamenleving.
De trends in Nederland laten zien dat over niet al te lange tijd iedereen in Nederland kan en zal
participeren. Ook wordt steeds meer tijd doorgebracht achter de pc en op het internet.
De toekomstige lijnen van de netwerksamenleving lopen langs toenemende technologische
mogelijkheden waardoor effectievere controle en toezicht mogelijk is. De privacy van burgers
kan hierbij in het gedrang komen.
De netwerksamenleving is dus een structurele ontwikkeling waarin burgers, bedrijven en
organisaties zullen moeten meegaan, willen ze niet uit balans raken. In het volgende hoofdstuk
zien we hoe overheden in het algemeen en de politie in het bijzonder dit proberen.
15 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 6.8.2007
13
Need for nodes
3. Reactie van overheid en politie
3.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk hebben we gelezen dat de netwerksamenleving zich zal
doorontwik­kelen. Daarom is het ook logisch dat overheden hebben gereageerd op deze
ontwikkeling en aanpassingen hebben voorgesteld. In dit hoofdstuk komen de tweede
en derde deelvraag aan de orde. De tweede deelvraag gaat over de reactie van de
overheid op de netwerksamenleving.
Eerst komt het Nederlandse beleid aan de orde en daarna de algemene reactie van Europa. De
derde deelvaag gaat meer specifiek in op de virtuele nodale oriëntatie, een plan dat is bedoeld
om de politie aansluiting te laten houden bij de netwerksamenleving. Daarbij is de vraag relevant
welke vormen van criminaliteit zich afspelen door, via of vanwege het internet. Het hoofdstuk
sluit af met een samenvatting.
3.2 Nederlands en Europees perspectief op de
netwerksamenleving
De samenleving verandert dus. De reactie van de overheid kent vanuit theoretisch oogpunt
eigenlijk drie varianten. De eerste variant is die van de onmachtige overheid wiens sturende
positie door de netwerksamenleving wordt afgebroken. Een tweede variant is een overheid die
als actief participant greep moet zien te houden op ontwikkelingen en dus als een soort
spelverdeler functioneert. Een derde variant is die van de ordenende overheid die gunstige
randvoorwaarden moet scheppen voor een verdere ontwikkeling van de informatiesamenleving,
zonder daarbij zelf direct het initiatief te nemen. Uit een regeringsnota16 eind jaren 90 blijkt dat
de regering kiest voor de derde variant, die van de ordenende overheid. De informatisering van
de samenleving is volgens de regering een langdurig en gestaag proces dat geen radicale breuk
vormt met het verleden. De overheid moet de normen en waarden van de rechtsstaat ook in de
cyberspace handhaven en faciliterend zijn daar waar het kan. Deze opstelling ligt in de lijn van
Mulgan17:
Alle regeringen moeten zich bezinnen op de vraag welk ethos zij erop na zouden moeten
houden in dit informatietijdperk, al zijn fundamentele waarden als dienstbaarheid en de
wederkerigheid in de verplichtingen tussen burger en staat van alle tijden. Staten hebben altijd
als kerntaak gehad bescherming te bieden tegen allerlei soorten van gevaar, waaronder geweld,
ziekte en armoede.
Een ordenende overheid zit er dus niet bovenop, maar wziet gebruikers en providers
nadrukkelijk als leidende partijen. Het internet leidt immers tot een zekere mate van
zelfregulering. Dit vloeit voort uit het decentrale niveau, waarop het functioneert. Gebruikers
hebben er belang bij anarchistische uitwassen tegen te gaan op straffe van toekomstig
disfunctioneren van het systeem. Als het grootste deel van de via het internet verkregen
informatie niet betrouwbaar is, daalt het gebruik ervan drastisch. Daarom zijn er vormen van
zelfregulering zoals registratie van domeinnamen. Het beleid zet in op benutten, meebewegen
16 Nota 25880, Wetgeving voor de elektronische snelweg, Den Haag 12.2.1998
17 Mulgan, 2002b
14
Need for nodes
en versoepelen. Met andere woorden: zorgen dat het loopt, maar tegelijkertijd de zwakkere
beschermen en het (criminele) uitwassen voorkomen.
Ook Brussel heeft beleid gemaakt op basis van ontwikkelingen in de samenleving. Uit een
mededeling van de Commissie18 wordt de informatie-samenleving in een adem genoemd met de
ontwikkeling van de ICT-sector. Beide ontwikkelingen worden van groot belang geacht voor de
groei van de economie. En dat is dan ook de aanvliegroute van de Commissie. Europa wil
deelnemen aan besluitvorming over de mondiale structuur van netwerken, en de
informatiesamenleving stimuleren en ondersteunen door het scheppen van een gunstig
wetenschappelijk klimaat, financieel klimaat en ondernemingsklimaat. ICT-activiteiten moeten
worden gereguleerd en het regelingskader dat daartoe is opgemaakt moet volledig en
doeltreffend worden toegepast. Hierbij horen kwesties als bescherming van het auteursrecht, de
voorschriften voor mobiele en microbetalingen, de bescherming van de privacy en de behoefte
aan rechtshandhavinginstanties.
Het Nederlandse en Europese beleid bevestigen het beeld dat de netwerksamenleving een feit is
geworden met enorme economische perspectieven. Net als in iedere samenleving zijn ook hier
schaduwzijden zichtbaar zoals het ontstaan van nieuwe of het vergemakkelijken van bestaande
criminaliteit. Hiermee lijkt een passende reactie van de politie op de netwerksamenleving op zijn
plaats.
3.3 Nodale virtuele oriëntatie
De politie heeft twee kerntaken: handhaving en hulpverlening. Hoewel door de tijden heen de
organisatie, samenstelling en werkwijze van de politie is veranderd, blijft de kern gelijk. Al in de
Bijbel vervullen mensen een politiefunctie. Zo wordt Jezus kort voor zijn kruisiging aangehouden
door een groep gewapende mannen die met die opdracht op pad waren gestuurd door de
(religieuze) machthebbers in Jeruzalem. Deze kerntaken zijn niet specifiek Nederlands te noemen
en daarom lijkt de politie over de hele wereld dezelfde taal te spreken. Tijdens alle bezoeken aan
het buitenland ben ik dit steeds weer tegengekomen. De politie voert kerntaken uit in een
maatschappij die voortdurend in beweging is. Dit vraagt om aanpassing en accentuering. Wie in
positie wil blijven, moet zich immers aanpassen. Een dergelijke aanpassing vond plaats in de
jaren tachtig en negentig. Een aantal jonge politiechefs schreef het rapport Politie in verandering
waarin zij pleitten voor een politie dichterbij de burger. Het rapport was een reactie op
maatschappelijke ontwikkelingen en gebeurtenissen waarop de politie geen antwoord had
gehad. Men was overvallen door acties van bouwvakkers, kabouters en studenten in de jaren
daarvoor. Het leek of de maatschappij wel was veranderd, maar de politie niet. De
gebiedsgebonden politiezorg werd geïntroduceerd gebaseerd op het in de VS en GrootBrittannië ontwikkelde concept van community policing. Kennen en gekend worden werd het
motto dat tot op de dag van vandaag een cruciaal uitgangspunt is voor de Nederlandse politie.
Als gevolg van deze ontwikkeling werd de politie gedecentraliseerd. Wijkteams deden hun
intrede: kleine eenheden die verantwoordelijk zijn voor alle taken en door hun positie in de wijk
veel weten. De vermaatschappelijking van de politie kreeg vorm en inhoud en dit diende als
belangrijke basis voor de legitimiteit. Keerzijde was dat de politie als het ware de wijken in werd
gezogen.19 Ondertussen werd de ICT steeds meer toegepast in Nederland en werden de
18 Mededeling Europese Commissie, 52004DC0757, 19.11.2004
19 Projectgroep visie op de politiefunctie, Raad van Hoofdcommissarissen, 2006, 88
15
Need for nodes
contouren van de netwerksamenleving zichtbaar. De politie anticipeerde op de netwerksamen­
leving met de nota Politie in ontwikkeling (PIO). In deze nota staan de visie, missie en werkwijze
van de politie beschreven voor de komende jaren. Voor wat betreft de netwerksamenleving sluit
de nota aan bij de uitgangspunten van Castells die al in 1996 publiceerde over de veranderingen
in de samenleving:
Volgens Castells worden sociale processen steeds meer bepaald door stromen van mensen,
goederen, geld en vooral informatie. Castells contrasteert het stromenland met de space of
places: de gebiedsgebonden (fysieke) leefomgeving met belangrijke plaatsen zoals de wijk, de
stad, de ‘marktplaats’ en andere ontmoetingsplaatsen. Deze leefruimte wordt steeds meer
beïnvloed door het stromenland. De wisselwerking tussen de leefruimte en het stromenland is in
toenemende mate bepalend voor het karakter van onveiligheid, en biedt tegelijkertijd
aanknopingspunten voor de bestrijding daarvan.20
Deze tamelijk abstracte beschrijving wordt misschien wat duidelijker als we kijken naar het
probleem van het mobiel banditisme in Nederland. Een aantal jaren geleden lieten mobiele
bendes uit Oost-Europa voor het eerst van zich spreken. In Oost- en Noord-Nederland werden
soms in een nacht wel 35 auto’s gekraakt in één en hetzelfde dorp. Tot groot ongenoegen van
de bevolking natuurlijk. Het wegvallen van de grenzen binnen Europa maakte het voor criminele
Polen en Litouwers mogelijk om zonder veel hindernissen naar Nederland te komen. Per auto
trokken ze in een paar nachten van dorp naar dorp, een spoor van roof achterlatend. Overdag
hielden de bendes zich schuil in bosrijk gebied. Wanneer hun speciaal daarvoor geprepareerde
auto’s met buit waren volgestouwd, ging men huiswaarts. Om na een paar dagen terug te keren
en weer op strooptocht te gaan. De politie had het nakijken. Men was immers grotendeels
lokaal gericht en hield veel minder rekening met dynamische bendes die binnen een paar uur
verschillende regio’s doorkuisten en na een paar dagen de buit op de zwarte markt in Polen of
Litouwen verkochten. In feite komt het erop neer dat een focus op alleen de wijk onvoldoende
is. Samir A. ronselt jongens voor de Jihad, het ene moment op het pleintje in de buurt, even
later mondiaal via het internetcafé om de hoek. Om hierop in te spelen, wil de politie gaan
controleren op knooppunten van weg-, water-, rail-, lucht-, en virtuele verbindingen. Dit moet
ervoor zorgen dat criminaliteit die meer en meer mobiel, anoniem en internationaal is geworden,
kan worden geïdentificeerd. Dit concept wordt in PIO nodale oriëntatie genoemd. De term
nodaal is ontleend aan het Latijnse woord nodus dat ‘knooppunten in het hart’ betekent. De
nodale politie kan niet op zichzelf staan, maar moet worden verbonden aan wijkgebonden
politiezorg. Hier zijn immers gegevens aanwezig die de nodale informatie kunnen duiden. Het
Poolse busje rijdend over de A1 heeft geen betekenis, wel als het kenteken kan worden
gekoppeld aan locale incidenten zoals seriematige winkeldiefstallen.
Nodale virtuele oriëntatie maakt onderdeel uit van het concept van de nodale politie en ik zou
het als volgt willen definiëren:
Het op digitale knooppunten controleren en expliciteren van informatie gericht op het
identificeren, volgen en neutraliseren van criminaliteit.
In virtuele informatiestromen laten criminelen sporen achter die het mogelijk maken hun gedrag
te volgen en te beëindigen. Het begrip digitaal knooppunt mag in deze definitie breed worden
20 Projectgroep visie op de politiefunctie, Raad van Hoofdcommissarissen, 2006, 85
16
Need for nodes
opgevat. Het gaat hier wat mij betreft om ieder bestand, database en website waar informatie
bij elkaar wordt gebracht. Onder het begrip informatie versta ik ook informatie als DNAprofielen en vingerafdrukken. Ik zie daarbij publieke en private knooppunten. Het bekendste
digitale private knooppunt is het internet. Andere wellicht minder bekende, maar effectieve
knooppunten zijn databases van banken, vliegtuigmaatschappijen en transportfirma’s.
De publieke digitale knooppunten zijn vooral de databases van de opsporingsinstanties en
bestanden van organisaties als het Kadaster.
De kern van de werkwijze van de nodale virtuele informatie ligt in het duiden van geïsoleerde
informatie door van losse puzzelstukjes een geheel te maken. De verschillende knooppunten
worden gekoppeld. Een neutrale handeling als het op naam zetten van een auto krijgt betekenis
als blijkt dat de auto een waarde heeft van 35.000 euro en de eigenaar al drie jaar een uitkering
ontvangt.
Ik ben ervan overtuigd dat resultaten van de bestrijding van criminaliteit enorm zouden
toenemen als de verschillende opsporingsdiensten intensief met elkaar zouden samen­werken.
In de nodale virtuele oriëntatie ligt daarvoor een mooi aanknopingspunt. Minder bedreigend
dan het reorganiseren of samenvoegen van taken of diensten, maar wel zo effectief. Deze
effectiviteit zou ook toenemen als de politie pro-actiever naar informatie en knooppunten kijkt.
Niet de informatie die je hebt is leidend, maar ook de informatie die je zou willen hebben.
Dit betekent misschien wel dat bewust knooppunten worden opgebouwd en informatie wordt
aangekocht.
Een praktijkvoorbeeld bij de aanpak van het mobiel banditisme maakt duidelijk hoe het virtuele
nodale concept kan functioneren. De mobiele bendes uit Polen en Litouwen werden opgemerkt
door de politie. Een Poolse auto die midden in de nacht in een dorpje rijdt terwijl de jonge
inzittenden geen verklaring kunnen geven over hun aanwezigheid, kan rekenen op een
politiecontrole. Vaak werden de gegevens van zo’n controle gemuteerd in het BPS. Maar wie
doet daar vervolgens iets mee? Op deze manier kon het gebeuren dat de gegevens over één en
hetzelfde Poolse busje in het BPS van verschillende regio’s stond vermeld. Geïsoleerd had de
informatie geen waarde, maar eenmaal gekoppeld bracht het inzicht in deze mobiele bende en
een mooie opsporingskans. Een dergelijke automatische koppeling bestaat echter niet binnen de
politiedatabases. Een aantal dienders met fingerspitzengefühl doorzag het probleem en
initieerde het Polarisproject.
Het huidige BPS bleek de mogelijkheid in zich te hebben om data uit verschillende regio’s
geautomatiseerd bijeen te kunnen brengen. Het aantreffen van het Poolse busje om drie uur ‘s
nachts in de omgeving van de autokraken in Appelscha kon zo worden gekoppeld aan de
aanwezigheid van datzelfde busje overdag op de Holterberg. Het bleek dus mogelijk om
geautomatiseerd een analyseplek in te richten. Het onderzoek begon te lopen en na iedere backup kwam meer informatie beschikbaar over mobiele bendes. Koppelingen werden gelegd en na
een maand werd de eerste actieve bende gesignaleerd binnen de stroom van data. In meerdere
regio’s waren kort na elkaar Polen aangehouden voor winkeldiefstal. Ze waren allen afkomstig
uit dezelfde stad. Politie en justitie hadden alle zaken als incident afgehandeld en inmiddels de
verdachten terug naar Polen gestuurd. Al snel bleek dat alle verdachten bij elkaar hoorden en
groepsgewijs parfumerieën en drogisterijen afstroopten. Vanuit de data kon een patroon worden
afgeleid: om de zoveel dagen kwamen er meldingen, dan even rust en daarna weer meldingen.
Wat online geanalyseerd was moest offline nog wel worden bevestigd. Dat duurde niet lang.
Bij een hotel ontdekte een politieman auto’s van de groep. Ze waren opnieuw in Nederland.
De politie nam de auto’s onder observatie en wat volgde was een dag vol roof en dynamiek.
17
Need for nodes
Wat hierbij opviel was dat de groepen als rode draad steeds de snelweg aanhielden. Na een
diefstal reden ze weer naar de snelweg om vervolgens bij een volgende afslag een nieuw dorp
of stad aan te doen. Na ongeveer zes uur en vierhonderd afgelegde kilometers werden de
groepen aangehouden. Ze hadden inmiddels voor 12.000 euro aan parfums geroofd. In de
auto’s werden internetuitdraaien aangetroffen. In Polen hadden de groepen zich al georiënteerd.
Ze wisten waar bepaalde drogisterijen/ parfumerieën zich bevonden en hadden zich daarbij
geconcentreerd op plaatsen in de nabijheid van een snelweg. Verder hadden ze via een
routeplanner een logische route uitgestippeld zodat ze geen extra kilometers hoefden te maken.
Het verzamelen, analyseren en expliciteren van digitale politie-informatie gecombineerd met
goed recherchewerk had de groep de das om gedaan.
In een andere casus speelde digitale informatie een nog belangrijkere rol. Polaris signaleerde
bendes uit Litouwen die in Nederland massa’s vals geld uitgaven. Met valse briefjes van vijftig
werden goedkope en houdbare spullen als shampoo gekocht. Met het echte wisselgeld en een
kofferbak vol shampoo keerde men huiswaarts. Na overleg met de poli-tie in Litouwen bleek dat
in de stad Kaunas een drukkerij gevestigd zou zijn. Onze informatie over uitgifte zou mogelijk
kunnen leiden tot het ontdekken en ontmantelen van deze drukkerij.
Hierop draaiden de dienders van Polaris een zogenaamd field-office, een gezamenlijke analyse.
Informatie over personen en auto’s die in Nederland betrokken waren bij valse uitgifte werd in
eerste instantie verbonden met informatie over grenspassages in Litouwen. Iedere passage van
een voertuig en een mens bleek namelijk in Litouwen digitaal te worden vastgelegd. Deze eerste
stap wees naar een aantal actieve groepen die bijna continu heen en weer reisden om vals geld
uit te geven. Hierna werden onderzoeksactiviteiten zodanig op elkaar afgestemd dat in
Nederland groepen op heterdaad werden aangehouden en in Litouwen de drukkerij werd
ontmanteld. Verbindingen leggen tussen data en het innemen van controleposities op
knooppunten had geleid tot dit (internationale) succes. De bovenstaande voorbeelden laten zien
dat de netwerksamenleving met haar ontgrenzing, mobiliteit en anonimiteit een fundamenteel
probleem raakt bij de traditionele organisatie van veiligheid. Deze is immers gebaseerd op
begrenzing, variërend van de slotgracht tot de nationale grenzen in combinatie met het
koppelen van (woon)plaats aan identiteit.
Uit initiatieven als het Polaris-project blijkt echter dat door het verzamelen, analyseren en
expliciteren van digitale informatie nog steeds voldoende kansen aanwezig zijn om gevaren tijdig
te onderkennen. Een van de plaatsen waar een dergelijk gevaar op de loer ligt is het internet. In
de volgende paragraaf een (niet alles omvattende) impressie.
3.4 Internet gerelateerde criminaliteit
Een tijdje geleden werd ingebroken bij een locatie van een bijzonder recherche-onderdeel waar
ik werkzaam was. Er werden wat computerschermen, maar ook een aantal pc’s gestolen. Op de
harde schijven stond gevoelige onderzoeksinformatie. Ik kreeg de leiding over het
onderzoeksteam en gaf opdracht om op veilingsites op zoek te gaan naar onze computers.
De daarop volgende 48 uur reageerden we op een aantal advertenties. Binnen no time hadden
we aantal gestolen computers getraceerd, maar helaas niet de onze. Gestolen spullen verkopen
via een digitaal afzetkanaal lijkt logisch.
Ook andere opvallende zaken doen zich voor zoals na de moord op Louis Seveké in Nijmegen.
Seveké was een bekende activist en roemrucht binnen de krakerswereld van Nijmegen. Zonder
aanwijsbare reden werd hij geliquideerd en het omvangrijke team van de politie kon na lang
onderzoek geen aanknopingspunten vinden. De moord leek onoplosbaar en het onderzoek had
18
Need for nodes
miljoenen euro’s gekost. Een recherche-team uit een andere regio stuitte bij een zoeking op een
dagboek. Uit de verhalen die daarin stonden bleek dat de schrijver de moordenaar was van
Seveké. De man werd opgespoord en bekende de moord. De toevallige vondst van het dagboek
was de doorbraak binnen het onderzoek, de gouden tip. Later bleek dat (gedeelten van) het
dagboek al ruim voor de vondst op het internet hadden gestaan.
Of neem de geruchtmakende terreurzaken in Nederland. Jonge jongens die bewust gebruik
maken van het internetcafé om met elkaar in contact te blijven of om daar filmpjes van
onthoofdingen downloaden en het de politie en AIVD daardoor moeilijk maken.
Een ander voorbeeld is Samir A. die in traditioneel gewaad een digitale afscheidsboodschap
nalaat aan het Nederlandse volk, bedoeld om na de zelfmoordaanslag op het internet te
plaatsen. ICT vormt dus steeds meer de basisinfrastructuur voor velerlei soorten activiteiten in de
samenleving, ook voor criminaliteit en criminaliteitsbestrijding. Mensen gebruiken computers als
communicatiemiddel bij het plegen van criminaliteit. De PC is het instrument waarmee bepaalde
vormen van criminaliteit mogelijk worden gemaakt. Volgens Stol21 zijn er drie delicten die per
definitie alleen maar online kunnen worden gepleegd: hacken, het verspreiden van
computervirussen en spammen. Dan is er een grote groep van delicten die offline voorkomen,
maar ook geheel binnen de cyberspace kunnen worden gepleegd. Te denken valt aan
belediging, discriminatie, illegaal kopiëren, diefstal en verspreiding van kinderpornografie. Tot
slot zijn er nog de delicten die deels op Internet worden gepleegd, maar om voltooid te kunnen
worden, moeten zijn verknoopt met handelingen in de echte wereld. Voorbeelden zijn: handel in
illegale goederen (de goederen moeten worden afgeleverd), illegaal gokken en fraude (het geld
moet worden geïncasseerd). Natuurlijk zijn delicten die geheel online kunnen worden gepleegd
vaak ook direct verbonden met activiteiten in de echte wereld.
Uit het vorige hoofdstuk bleek dat het gebruik van het internet en pc’s alleen maar toeneemt in
Nederland. Het lijkt dan ook aannemelijk dat de criminaliteit op het internet navenant toeneemt.
Zo is in het Nationaal Dreigingsbeeld 200422 te lezen dat criminelen meer ICT-toepassingen
zullen gebruiken, mede door toename van kennis van de ICT in de samenleving. Hierbij valt te
denken aan afscherming van activiteiten, onderlinge communicatie en het verkrijgen van
informatie.
Hieronder bespreken we in het kort een aantal criminaliteitsvormen: heling, kinderporno en
terrorisme.
Als eerste de kinderporno. Uit het jaarverslag 2005 van het Meldpunt Bestrijding Kinderporno
Internet blijkt dat het aantal meldingen van internetgebruikers in een jaar tijd (2006) met 30% is
toegenomen. Het Meldpunt ontving in totaal 8.185 meldingen van internetgebruikers. Ter
vergelijking: in 2004 waren dat 6.322 meldingen. Volgens het jaarverslag is deze toename onder
meer te wijten aan de stijging van het aantal spam-mails met kinderporno-inhoud, het nog altijd
stijgende aantal internetgebruikers en de bekendheid van het Meldpunt.23 Voor de
ontwikkeling van het internet was kinderporno duur in aanschaf en lastig te vinden. Door de
anonimiteit van het internet is het minder risicovol geworden voor de internetter. Het internet is
voor de gebruiker in het algemeen een ‘schijnbaar’ veilige en soms goedkope en makkelijke
manier om aan kinderpornografie te komen.
21 Stol,2004a, 77
22 Nationaal Dreigingsbeeld, zware of georganiseerde criminaliteit, Zoetermeer, juli 2004
19
Need for nodes
Een nog kwalijker vorm is het verschijnsel van digitale ‘kinderlokkers’. Het internet wordt
misbruikt als mogelijkheid contacten te leggen met kinderen, via bijvoorbeeld chatboxen. De
digitale kinderlokker dringt door tot het sociale netwerk van jongeren op het web door zich voor
te doen als een leeftijdsgenoot die contact zoekt. Op zogenoemde profielsites plaatsen ze foto’s
van zichzelf en organiseren ze chatsessies. Dit hoeft niet te leiden tot seksueel misbruik, hoewel
het regelmatig voorkomt dat op deze manier kinderen geworven worden; dit wordt ook wel
hawking genoemd.
Dan heling. Het is inmiddels een publiek geheim dat veel gestolen spullen via het internet
worden verhandeld. Een rapport van het WODC24 laat dit overduidelijk zien. Dit geldt zowel
voor de kleine handelaren als ook voor de reguliere handel en criminele
samenwerkingsverbanden. Als belangrijkste redenen voor het internetgebruik worden de
omvang van de afzetmarkt genoemd en het feit dat het relatief veilig is (risico’s zijn klein) om
spullen via deze weg te verkopen. Het lijkt erop dat kleine handelaren en particuliere aanbieders
van gestolen spullen de meer traditionele circuits zoals advertenties, de kroeg of zwarte markt
inruilen voor websites.
Ook de ideologische criminaliteit als terrorisme maakt gebruik van het internet. Uit een
onderzoek van het Nationaal Centrum Terrorisme Bestrijding blijkt dat het internet door
jihadisten onder andere wordt gebruikt voor het verzamelen en uitwisselen van informatie en
het voeren van propaganda. Er is zoveel informatie beschikbaar over bijvoorbeeld het
vervaardigen van bommen, dat men kan spreken van het bestaan van digitale trainingskampen.25
Het internet blijkt dus een instrument te zijn waarmee criminele structuren kunnen worden
opgebouwd. Anonimiteit, mobiliteit en het vermogen om snel (inter)nationale contacten en
informatie te krijgen lijken relevante crimogene factoren. Binnen de virtuele informatiestromen
vormt het internet een ‘superknooppunt’ waar criminele sporen zichtbaar kunnen worden en de
politie zich nodaal zal moeten oriënteren.
3.5 Samenvatting
In dit hoofdstuk kwamen de tweede en derde deelvraag aan de orde. De tweede deelvraag
bracht de algemene beleidslijn van de overheid over de netwerksamenleving in beeld. Het
Nederlandse en Europese beleid lijken uit te gaan van dezelfde lijn: de netwerksamenleving is
een feit en biedt economisch perspectief. Hoewel de overheid niet sturend maar
voorwaardenscheppend bezig wil zijn, moeten in deze samenlevingsvorm wel normen en
waarden worden gehandhaafd. De derde deelvraag ging daarom meer specifiek in op de reactie
van de politie: de nodale virtuele oriëntatie. Het plan van de nodale oriëntatie beoogt dat de
politie contact houdt met de internationale, anonieme en mobiele burger. Crimineel gedrag
wordt daarbij via controles op doorgaande routes opgemerkt en gestopt. Een van die routes
bestaat uit de digitale verbindingen waar informatie op knooppunten wordt verzameld,
geanalyseerd, geëxpliciteerd en gevolgd. Hierbij zal de politie zich vooral manifesteren op die
plaatsen waar veel te halen valt zoals haar eigen database en open bronnen als het internet. De
uitvoering van een dergelijk plan gaat niet vanzelf. Daarom worden in het volgende hoofdstuk
de voorwaarden besproken die nodig zijn om het plan ook daadwerkelijk te realiseren.
23 Jaarverslag 2005, Stichting Meldpunt ter Bestrijding kinderporno op het Internet
24 Dike van de Mheen en Paul Gruter (red.),2006, 110-118
25 Jihadisten op het internet, NCTb, Den Haag, december 2006
20
Need for nodes
4. Randvoorwaarden bij de virtuele
nodale oriëntatie
4.1 Inleiding
Het uitdenken en opschrijven van een nieuw concept wil nog niet zeggen dat het ook
wordt uitgevoerd. Niets is zo onvoorspelbaar als het menselijke gedrag. Voetbaltrainers
analyseren tegenstanders, bepalen een strategie en maken vervolgens een opstelling.
Maar als de bal eenmaal rolt, de spanning en emotie toenemen en pijn wordt geleden,
lijken de gemaakte afspraken snel vergeten. En waarom zou wat op een voetbalveld
gebeurt ook niet gelden op andere plekken in de samenleving?
Ten Bos en Kaulingfreks nuanceren het idee dat met een concept of een veranderde strategie
alles te bereiken valt:
Hoe meer we plannen, hoe meer we denken succesvol te zijn en hoe meer we verhullen dat we
het niet weten en doen alsof we de wereld onder controle hebben. We maken de wereld
passend aan onze denkgewoontes. De wereld echter ontsnapt keer op keer aan onze planning
en zal dat immer blijven doen. Dit zijn naar onze mening pas echt inzichten die de kunst zou
kunnen bijdragen aan ons begrip van strategie.26
Dit wil niet zeggen dat we alles op zijn beloop moeten gelaten. De mens is immers geschapen
met hersenen die ons in staat stellen om na te denken. Met gezond verstand kunnen zo de
randvoorwaarden worden vervuld die nodig zijn bij de realisatie van de nodale virtuele orientatie.
Het is geen eindige reeks omdat ik ervan overtuigd ben dat met het realiseren van het plan en
het vorderen van de tijd nieuwe, nu nog niet verwachte, voorwaarden een rol zullen spelen.
Dit hoofdstuk bevat een bespreking van de nu voorzienbare randvoorwaarden, en dus een
antwoord op de vierde deelvraag. In eerste instantie gaat het om de methode, de fases en de
organisatie waarmee het plan gerealiseerd zal moeten worden De nodale virtuele oriëntatie is
gebaat bij een goede informatiestrategie en de toepassing van ICT die dit kan ondersteunen: de
tweede en derde randvoorwaarde. Tenslotte zal het plan moeten worden uitgevoerd. Hiervoor
zijn leiders nodig die verder durven kijken dan het belang van hun organisatie en de normaal
gangbare patronen.
4.2 Van visie tot feit?
De nodale politie is geïntroduceerd in het in 2005 gepubliceerde visiedocument Politie
in Ontwikkeling. Het document verwoordt de missie, visie en strategie van de politie en
is bedoeld om te inspireren tot verdere ontwikkeling waarbij uitgangspunten meer
moeten worden uitgewerkt.
Een ding is zeker, veranderingen zullen er komen:
Opnieuw was de Nederlandse politie er aan toe de bakens te verzetten. Omdat we weten dat
Thorbecke gelijk had. Onze zoektocht naar het ‘eigen beginsel van beweging’ is geen
onwrikbare waarheid, maar een proces van permanente interactie tussen de politie en haar
26 Bos, ten en Kaulingfreks, 2005, 87
21
Need for nodes
omgeving. Vandaar ook de naam van deze nota: Politie in ontwikkeling. Het verzetten van de
bakens zal veranderingen met zich brengen. De beste wijze om daarmee om te gaan is die
veranderingen zelf te bewerkstelligen.
PIO beschrijft geen veranderstrategie, maar is een document dat op basis van nut en noodzaak
veranderingen voorstelt. Het echte werk om veranderingen als nodale politie tot stand te
brengen moet dus nog gebeuren. En daar valt wel wat over te zeggen.
Zo is PIO geschreven in een tijd dat het kabinet Balkenende IV had besloten tot de vorming van
een nationale politie. PIO zou daarom als een tegenreactie kunnen worden gezien waarbij de
grootste druk er nu even vanaf is. Natuurlijk is er sprake van één concerngedachte bij de
Nederlandse politie, maar het staat iedere regio in principe vrij om iets met nodale politie te
doen of niet. Ook in een concern gaan veranderingen echter niet vanzelf en is een strategie
nodig die ervoor zorgt dat de manier waarop de verandering wordt ingezet en uitgevoerd past
bij de organisatie, de timing goed is etc. etc.
Caluwé en Vermaak hebben aan de verschillende manieren van denken over veranderingen
kleuren toegekend. Mensen en organisaties kunnen op deze manier, afhankelijk van hun manier
van denken, worden voorzien van een kleur. Uitgangspunt is vervolgens dat de aanpak die moet
leiden tot een verandering dezelfde kleur moet hebben als de kleur van de organisatie
waarbinnen deze verandering moet plaatshebben. Welke kleur heeft de politie dan? Afgaande
op de beschrijvingen ben ik van mening dat de politie het best is te typeren als een blauwe
organisatie:
Bij deze manier van denken wordt verondersteld dat mensen of dingen zullen veranderen als je
van tevoren een duidelijk gespecificeerd resultaat vastlegt, eisen specificeert, alle stappen
minutieus plant en achtereenvolgens uitvoert en bijstuurt in het licht van het te behalen
resultaat.27
Voor de vorming van nodale politie zou dus een blauwe aanpak moeten worden gebruikt die
volgens mij ertoe zou kunnen leiden dat politieregio’s de veranderingen ineens zouden kunnen
doorvoeren. Dit werkt niet zo in de praktijk. Regio’s claimen hun eigen ruimte en op dit moment
zijn dan ook verschillende initiatieven te ontdekken op het gebied van de nodale politie.
De blauwe regio’s functioneren dus in een concern dat niet goed in staat is om blauwe
boodschappen uit te zenden. Daarbij komt dat de nodale politie moet worden gevormd in een
tijd waarin zich mogelijk een nationale reorganisatie van de politie aandient. In een constellatie
van introductie, dreigende reorganisatie en autonomie van uitvoerders lijkt nodale politie nog
geen gegeven. Het concern politie kan zich bij de realisatie van de nodale politie goed profileren
door uniforme afspraken te maken over de introductie en verdere uitrol van het concept.
Diezelfde concerngedachte speelt ook bij de volgende randvoorwaarde. Een landelijke
informatiestrategie is namelijk een absolute must voor een effectieve nodale virtuele oriëntatie.
27 Caluwé en Vermaak, 2006,66
22
Need for nodes
4.3 Een landelijke, uniforme informatiestrategie
Informatie is goud waard. Private partijen kopen informatie om een goede
marketingstrategie mogelijk te maken. Albert Heijn geeft korting op artikelen als
klanten bereid zijn om hun koopgedrag digitaal te laten registreren. Google houdt ons
zoekgedrag bij zodat we daarna spam in onze mailbox krijgen die past bij ons
zoekgedrag. Interpolis kan in de bestanden van ‘moeder’ Rabobank naar nieuwe
klanten en mogelijkheden zoeken. En zo worden we tijdens etenstijd benaderd door
een callcenter van Interpolis die een verzekering wil verkopen omdat er net een kindje
in ons gezin is geboren.
Ook de politie functioneert via informatie en zal steeds meer een kennisintensieve organisatie
worden. Zij heeft dan ook als uitgangspunt dat haar optreden informatiegestuurd (IGP) moet
zijn. Niet doelloos rondjes rijden, maar gericht surveilleren op plekken waar overlast of
criminaliteit is te verwachten. Informatie is de brandstof waarop de organisatie draait. In de
ideale situatie is de capaciteit van de politie dan ook altijd gekoppeld aan plaatsen waar
optreden gewenst is: probleem gelieerd aan capaciteit.
Hoewel dit allemaal logisch klinkt, blijkt de praktijk weerbarstig. Informatie komt namelijk niet
altijd terecht op plaatsen of bij mensen waar dat zou moeten. Integendeel. Informatie is
bovendien vaak versnipperd opgeslagen in de databases van 25 politieregio’s. Natuurlijk bestaan
er vormen van criminaliteit die zich vooral lokaal afspelen, maar we hebben gezien in het
tweede hoofdstuk dat burgers en daarmee ook criminelen mobieler lijken te worden.
Dat de praktijk van het delen van criminele informatie weerbarstig is, werd al in 1994 door
Hoogeboom verklaard:
Op vier niveaus kunnen verklaringen worden aangedragen voor de verbrokkelde samenwerking:
op het eerste niveau bestaat een culturele verklaring (autonomie van de rechercheurs; “de
zakboekjescultuur”). Op het tweede niveau bestaat een (inter)organisatorische verklaring
(concurrentie). Het leidt tot strategische ontwijking in verschillende netwerken. Een verklaring
die op een derde niveau aan diepgang wint wanneer we daarin politiek-bestuurlijke belangen
laten meewegen. De strategische ontwijking in de verschillende netwerken heeft deels te maken
met bestuurlijke belangen. Op een vierde niveau, tenslotte, blijkt dat het publieke rechtssysteem
zich qua organisatiestructuur en kennisniveau nog voornamelijk richt op de klassieke
onderwereldrealiteit.28
Deze verklaringen lijken de actietheorie te bevestigen. Volgens deze theorie tracht ieder individu
of groep zijn beslissingsinvloed te behouden of te vergroten. Men kan dit op uiteenlopende
manieren doen: door gedrag onvoorspelbaar te maken, door informatie achter te houden of
informatie te verdraaien.29 Een aantal gebeurtenissen zoals de IRT-affaire en de inval in het
Laakkwartier heeft laten zien dat diep wantrouwen tussen korpsen onderling en andere
(opsporings)diensten deze houding nog kan versterken. Een onderzoek naar een aantal nodale
knooppunten stelt dat vertrouwen juist nu wordt gezien als smeerolie waardoor men elkaar
beter en eerder weet te vinden, hetgeen het samenwerkingsproces kan entameren of
verbeteren. Oog voor elkaars onderlinge afhankelijkheid, positie en belangen en een evenredige
verdeling van kosten bouwt dit vertrouwen op.30
28 Hoogenboom, 1994, 258-259
29 Caluwe en Vermaak, 2006, 44
30 Bekkers, v.d. Sluis en Siep, 2007, 99
23
Need for nodes
Een structuur van 25 regio’s die hetzelfde werk doen lijkt een voedingsbodem voor de
ontwikkeling van de actietheorie. Regio’s rich-ten zich primair op problemen die zich binnen de
eigen regiogrenzen afspelen en hebben minder belang bij onderwerpen met een bovenregionaal
of landelijk karakter. Deze regionale oriëntatie wordt nog versterkt door de prestatiecontracten
die gebaseerd zijn op resultaten die vooral regionaal gehaald moeten worden. Het besef dat
onderwerpen vanuit een gedeeld probleembewustzijn en wederzijdse afhankelijkheid
makkelijker kunnen worden aangepakt moet dus nog groeien. Toch zijn er vorderingen.
Twee jaar geleden verscheen een Nationaal Dreigingsbeeld over de criminaliteit o.a. gebaseerd
op informatie afkomstig uit alle regio’s, en onlangs werd het mogelijk geworden om de 25
basisdatabases van de regio’s centraal te bevragen. Ook het recente document Waakzaam
tussen wijk en wereld beschrijft een strategie die ervoor moet zorgen dat regionale informatie
fluïde samenkomt op centraal niveau. Daar zal de informatie worden voorzien van duiding en
indien nodig van politiecapaciteit.31
Het document introduceert een informatiestrategie voor het concern politie en moet een einde
maken aan regionale autonomie en vrijblijvendheid. In die zin is dit goed nieuws en zeker
ondersteunend voor de nodale virtuele oriëntatie. Deze landelijke voorziening zal wel moeten
worden geborgd met kwaliteit en vakmanschap, gericht op het operationaliseren van informatie.
De huidige werkwijze is vooral gericht op strategische beeldvorming, met als doel politieke en
bestuurlijke verantwoording. Als men echter meer terugkrijgt dan men gaf, ontstaat vanzelf een
enorme bereidheid om informatie te delen.
Toch laat de geschiedenis zien dat dit geen gemakkelijke opgave is. Al snel grijpt de politie naar
het wijzigen van de structuur. Volgens Van Grieken32 moet de politie daarmee ophouden.
Stelselwijzigingen bij de politie zijn niet nodig, maar gemaakte afspraken moeten gewoon
worden nagekomen. Hoe komt het dat vliegtuigen over de hele wereld via dezelfde procedures
en met dezelfde informatie landen op vliegvelden? Een informatiestrategie gaat pas werken als
er sprake is van standaardisering. Algra33 beweert echter dat de politie altijd problemen zal
blijven houden met het delen van informatie. Als het op nationaal niveau is opgelost volgt het
Europese en daarna het mondiale niveau. De Nederlandse politie heeft een groot probleem: ze
heeft niet een maar 25 bazen. Niets kan dus van boven dwingend worden opgelegd. Er bestaat
nog steeds een cultuur waarin korpsen zeer moeizaam onderling informatie uitwisselen.
Een structuurwijziging is nu nog niet aan de orde. Daarom zal ook bij deze randvoorwaarde het
concern politie het werk moeten gaan doen. Afgezien van een landelijke strategie en het
nakomen van afspraken zijn dus ook leiders nodig die bruggen durven te bouwen met nieuwe
middelen.
31 Dienst Nationale Recherche Informatie, 2007.
32 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 2.8.07
33 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 2.8.07
24
Need for nodes
4.4 Leiders die verder kijken dan hun neus lang is
Voor de realisering van de nodale politie zijn leiders nodig die de platgetreden paden
durven te verlaten. Leiders die verder kijken dan het belang van hun organisatie en
verder dan de normaal gangbare patronen. Het concept van de virtuele nodale
oriëntatie gaat immers pas werken als de bereidheid bestaat om informatie te delen.
Binnen en tussen regio’s, maar ook met andere publieke en private partijen. Er zijn
bruggenbouwers nodig die ook met andere patronen en middelen durven te werken.
De nodale virtuele oriëntatie zal gebruik maken van moderne ICT-technologie.
Innovaties zullen elkaar op dit gebied rap opvolgen.
Tijdens een college binnen mijn jaargroep van de SLL werden ICTinnovaties op het terrein van
nodale politie afgedaan als gadgets. Dit liet wat mij betreft zien dat er op dat terrein nog veel
moet gebeuren. Ik heb lang nagedacht over dat college en mijn rol in dit proces. Ik bedacht mij
dat onze generatie de omslag naar het informatietijdperk bewust heeft meegemaakt. Van
typemachine naar PC. Onbekendheid en confrontatie met iets nieuws leiden snel tot een
defensieve houding. Innoverend vermogen vormt geen belangrijke criterium bij de werving en
doorontwikkeling van politiepersoneel. Innoverende mensen zijn vaker onvoorspelbaar en
onrustig dan de gemiddelde mens en hebben de neiging buiten de regels en procedures te
willen kijken. Dit zijn juist aspecten die minder goed passen bij een ambtelijke organisatie die de
orde en rust in de samenleving moet bewaren. Hoe dit kan uitwerken bij het topmanagement
van de politie heeft Schönfeld verwoord in 2002:
“Er is noodzaak tot aanvulling met meer op de rechter hersenhelft georiënteerde mensen.
Die lopen minder in de pas en zullen met hun minder ordelijke, onorthodoxe, onconventionele
manier van doen, af en toe verbijstering wekken binnen het huidige gezelschap managers.
Speelse intuïtieve methodes kunnen managers immers onrustig maken.
Wellicht dat dit soort leiders vooroordelen eerder overboord gooien, gevestigde patronen eerder
vervangen om nieuwe modellen te produceren. Ze zijn onafhankelijker in oordeelsvorming en
non conformistischer in handelen en hanteren cognitieve complexiteit; met andere woorden, zij
kunnen de afzonderlijke bomen nog zien en zich tegelijkertijd het bos voor de geest halen. Er is
kortom een visionair element aan hun gedrag.
De kans dat dergelijke typen de verzameling van huidige korpschefs-managers mogen versterken
is in het huidige coöptatieve systeem maar klein. Immers het systeem is momenteel gericht op
gelijkvormigheid en volledige beheersing van risico’s en vormt daarmee een wasmiddel dat
iedere was verbleekt tot een grijsheid waar iedere poging tot kleur en visie wordt afgestraft.34
Het feit dat het concept van de nodale oriëntatie in PIO staat, is misschien het bewijs dat er
dingen zijn veranderd binnen de RHC. Punch schrijft dan ook in zijn recente onderzoek aan de
Nederlandse politie dat er overduidelijk er nieuw elan en bezieling bij de politieleiding is.
Tegelijkertijd geeft hij aan dat is dat processen van hervorming en innovatie vaak traag blijken te
verlopen en weinig impact hebben op de uitvoeringsorganisatie. De tendens bestaat om terug te
vallen in oude patronen zodra de hervormingspoging is gestaakt, het geld voor innovatie op is of
er een nieuwe chef met andere ideeën aantreedt.35
34 H. Schönfeld, 2002, 2
35 M. Punch, 2006, 34
25
Need for nodes
Leiders kunnen deze tendens tegengaan door in- en extern steun te verwerven voor een
vernieuwing om hierna die visie in een nieuwe structuur en werkwijze om te zetten. Burns
noemt dit transformational leadership. Deze leiderschapsbenadering is in de Nederlandse cultuur
van organisaties in de publieke sector niet vanzelfsprekend36. Het nadeel van deze vorm van
leiderschap is dat het kan doorschieten. In de wandelgangen heet dit zeemeeuwmanagement:
nieuwe bazen komen binnen vliegen, schijten binnen de kortste keren de boel onder en op het
moment dat iedereen erachter komt hoe het werkelijk zit, vliegt deze manager binnen drie jaar
weer verder naar de volgende plek. (Nodale) politie is wat mij betreft gebaat bij leiders die met
beide benen op de grond staan, verstand van het vak hebben, fingerspitzengefühl bezitten voor
de doorvertaling van een vernieuwend concept in de praktijk en in staat zijn de verbinding te
maken met hun omgeving. Leiders die begrijpen dat liefde en passie inspirerende bronnen zijn
voor het leggen van verbinding kunnen bij een dergelijk proces een belangrijke rol spelen.
Schönfeld is bovendien van mening dat er een cultuuromslag nodig is waarbij managers
innovaties durven toe te passen terwijl het plan nog niet volledig is uitgedacht. Nu wil de politie
liever geen risico’s nemen en loopt hierdoor achterstand op. Daarom zou het goed zijn om
korpsen te laten ontstaan van elk zo’n 11.000 man. Dat geeft voldoende volume om innovaties
te ontwikkelen en door te zetten.37
De visie op het gebruik van innovaties en ICT staan voor het concern Nederlandse politie in de
visienota Wenkend Perspectief. Kern van de nota is het voortbouwen op het bestaande en het
gedoseerd omgaan met innovaties. Direct betrokkenen vinden het belangrijk dat er een publiekprivate samenwerking op gang komt. Hierdoor kunnen bestaande innovaties uit de markt
worden ingezet en hoeft de politie deze niet zelf te ontwikkelen. Dit vraagt wel om kennis en
visie bij het topmanagement.
Ik wil niet beweren dat alle korpschefs uitputtende kennis moeten hebben van ICT. Zij moeten
namelijk boeven vangen. Wel moet er een systeem komen waarbij de vraag vanuit het
politieveld (wat heb ik nodig voor het nodaal concept) kan worden gekoppeld aan het aanbod
uit de markt (wat is beschikbaar). Leiders moeten kunnen loslaten en vertrouwen hebben in een
dergelijk systeem van een goede publiek-private samenwerking.
De nabije toekomst zal moeten uitwijzen of het negatieve imago van achterstand en
geldverspilling kan worden omgebogen. Dat dit niet in een keer gerealiseerd is, blijkt uit de
woorden van Schönfeld die beweert met de helft van het huidige VTS-budget van 400 miljoen
hetzelfde te kunnen bereiken. Met die andere helft kunnen dan innovaties op het gebied van
mobiele communicatie worden gefaciliteerd. Op dit terrein bestaat namelijk een grote
achterstand ten opzichte van de private markt.
Toch zal het probleem van innovatie en ICT zich voor een deel vanzelf oplossen. Ik zie dat mijn
kinderen gemakkelijker en soepeler met ICT omgaan. Zij zijn geboren tijdens het informatie­
tijdperk en weten dat communicatie steeds sneller en via verschillende manieren mogelijk is.
Zij gebruiken deze manieren graag en met groot gemak, net zoals de politieleiders van de
toekomst dat ook zullen doen. Toekomstige en huidige leiders zullen dan wel zo moeten werken
dat de maatschappij het gebruik van vernieuwende technologieën en concepten door de politie
accepteert.
36 Punch 2006, 35
37 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 2.8.07
26
Need for nodes
4.5 Evenwicht
Door het toepassen van de nodale virtuele oriëntatie zullen publieke en private digitale
knooppunten met elkaar worden verbonden. Hierdoor ontstaat een enorme hoeveelheid ruwe
informatie die vervolgens gecontroleerd kan worden.
Door deze manier van werken zullen o.a. opsporingsinstanties dichter bij elkaar komen te staan
en intensiever gaan samenwerken. Het toenemende ICT-gebruik maakt het gemakkelijker het
menselijk gedrag te reconstrueren. Bovendien bestaat er vanuit ICT-perspectief geen duidelijke
figuur van de verdenking meer zodra feit (factum) en recht (ius) door elkaar gaan lopen.
Het gevolg is dat het onderscheid tussen burger en verdachte steeds minder scherp wordt.
De beschermende lading van het rechtssubject wordt door de huidige waarheidsvinding verder
uitgehold. Toename van kennis betekent dan ook toename van de macht. Daarmee wordt de
vraag actueel hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze macht niet verkeerd gebruikt wordt.
De privacy van mensen mag niet geschonden worden en informatie die vrijkomt niet misbruikt.
Inzage op de knooppunten waar de informatie samenkomt, zou zomaar interessant kunnen zijn
om het stemgedrag van burgers te voorspellen. Volgens Bekkers is technologie dan ook geen
neutraal en waardevrij instrument en heeft het zijn eigen dimensie.38
Ook in de behandelde scenario’s over de netwerksamenleving kwam het beeld naar voren dat de
ICT-technologie de privacy van burgers vaker zal raken. Wel zouden tegelijkertijd de controle en
daarmee de veiligheid kunnen toenemen. Het is dus de vraag hoeveel privacy burgers willen
inleveren voor een hogere veiligheid. Ik volg het debat al enige tijd en zie voortdurend twee
lijnen. De eerste lijn (van een minderheid) is die waarbij de privacy van mensen voorop staat.
De opvatting van Ringeling past in die lijn:
Er is veel informatie en gelukkig beschikt politie over maar een klein deel want burger wil
vrijheden hebben. Informatie die ik zelf afsta is mijn eigen keus maar er is ook informatie
waarvan ik niet wil dat het op het internet komt. Ik zou willen dat de politie kleiner wordt en
dichter bij de samenleving komt. En dus moet punten worden gevonden waar ze samenkomen
en de informatie samenkomt. Ze moet in de haarvaten van de samenleving zitten. Ik geloof
absoluut niet in technische oplossingen voor sociale problemen.39
De andere lijn is die waarin mensen minder bezwaar hebben tegen een verdere aantasting van
de privacy omdat ze immers toch niets te verbergen hebben en de veiligheid vergroot kan
worden. Dit past in het plaatje dat mensen steeds minder moeite hebben met het prijsgeven van
persoonlijke informatie via msn, hyves en het internet.
PIO spreekt over een nieuw sociaal contract tussen politie en burger. Hierin zijn burgers bereid
op een hoger schaalniveau een mogelijke aantasting van hun persoonlijke levenssfeer te
aanvaarden. Deze aantasting ontstaat doordat vooral technologie wordt ingezet om de
verschillende stromen in netwerksamenleving te ontanonimiseren. Burgers ruilen hun privacy in
voor het verkrijgen van meer veiligheid.
In alle nodale projecten speelt de privacy een rol. Volgens een rapport hierover stelt de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijkerwijs normatieve grenzen. Er is echter
ook ruimte, zeker als we mensen ervan kunnen overtuigen dat er tussen eventuele schending
van hun persoonlijke levenssfeer en het gericht kunnen opsporen van crimineel gedrag een
causale relatie bestaat, die bovendien proportioneel is. Het College Bescherming
Persoonsgegevens zou hierin moeten worden betrokken.40
38 Bekkers, Siep en 2006, 41
39 Uitspraak tijdens brainstormsessie op 2.8.07
40 Bekkers,vd Sluis en Siep, 2007, 47
27
Need for nodes
Door het vergaande gebruik van technologie kan ook de situatie ontstaan dat de politie zelf in
onbalans komt. De grondlegger van de wijkpolitie, Eric Nordholt, werd kort geleden
geïnterviewd over de nodale oriëntatie. Hierbij vroeg hij zich af of de nodale politie niet te ver
van de samenleving af zou komen te staan:
Het huidige denken in termen van controle wordt sterk door de techniek gemotiveerd. In het
verhaal van de politie schuilt ook een merkwaardige adoratie voor techniek. Het gaat uit van een
ongebreideld vertrouwen in het oplossingsvermogen van technische middelen. Ik denk niet dat
het zo werkt. Het politiewerk zal er altijd moeten zijn en blijven. Anders komen we in een
wereld terecht die de Belgische filosoof Lieven de Cauter eerder een capsulaire samenleving
noemde. Hierin sluit de politie zich op in een capsule en rijdt ze van capsule naar capsule.
De Nederlandse politie zou juist er alles aan moeten doen dit scenario tegen te gaan.41
Het nodale concept is dus geen wondermiddel, maar een aanvulling en ondersteuning van het
normale politiewerk.
4.6 Samenvatting
Dit hoofdstuk had als doel om de randvoorwaarden van de virtuele nodale oriëntatie te
beschrijven. De eerste randvoorwaarde heeft te maken met het feit dat de verandering van het
politiewerk nog in de praktijk gestalte zal moeten krijgen. Hierbij zal een passende strategie
moeten worden toegepast. Dit is geen gemakkelijke opgave omdat er wel sprake is van een
concern politie, maar de afzonderlijke onderdelen veel vrijheid genieten. Daar komt bij dat
binnenkort de discussie over de vorming van de nationale politie zal oplaaien. Dit zal veel
energie en tijd gaan vergen. De tweede randvoorwaarde bestaat uit een goed functionerende
informatiestrategie. Regio’s werken samen vanuit een gedeeld probleembewustzijn en
wederzijdse afhankelijkheid. Dit is nodig omdat de netwerksamenleving veroorzaakt dat
informatie over criminaliteit versnipperd is over het land. Dit moet met behulp van moderne
ICT-technologie worden opgelost. Hiervoor zijn politiemensen nodig die innovaties kunnen
accepteren en toepassen, de derde belangrijke randvoorwaarde.
Het plan van de nodale virtuele politie zal leiden tot een opeenhoping van informatie. Dit kan
aantasting van privacy en andere vormen van (macht)misbruik tot gevolg hebben. Daarom zal de
nodale politie moeten voldoen aan de eisen en voorwaarden die de samenleving daaraan
verbindt.
Het is de vraag of al deze randvoorwaarden helemaal kunnen worden vervuld. Sommige zaken
zoals informatiestrategie en ICT zijn lastige onderwerpen die al langer stof doen opwaaien en
het imago van de politie geen goed hebben gedaan. Veel zal afhangen van de vraag of de
politieregio’s op deze belangrijke onderwerpen als een concern opereren. Daarbij zal het
topmanagement verbinding moeten maken met haar omgeving, met innovaties en uiteindelijk
ook met zichzelf. Een diender die naar zichzelf durft te kijken en zijn naaste liefheeft als zichzelf
kan een organisatie verder brengen. In het volgende hoofdstuk volgt een beschrijving van het
ideaalbeeld van de nodale virtuele politie.
41 Gonzo, 2007
28
Need for nodes
5. Nodale virtuele oriëntatie:
schets van een ideaalbeeld
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komen de laatste twee deelvragen aan de orde. Het antwoord op
vraag vijf schetst een ideaalbeeld van de virtuele nodale politie. Door rekening te
houden met de randvoorwaarden is geprobeerd zoveel mogelijk een reëel beeld te
tonen. Niemand kan echter de toekomst voorspellen, ook niet die van organisaties.
Toch loont het de moeite vooruit te kijken en een beetje te dromen. Dromen die de
contouren laten zien van een politie die haar taak en positie in de netwerksamenleving
kan waarmaken. Een politie die gebruik maakt van externe toepassingen, die bijna
één-op-één in de politie te hanteren zijn. Belangrijk daarbij is om zich te realiseren dat
technologie geen doel op zich vormt, maar alleen een faciliterende functie heeft.
Zoals we zagen in het vorige hoofdstuk is er meer nodig dan enkel implementatie van
techniek. Een politie die de virtuele nodale oriëntatie weet te combineren met het
‘gewone’ politiewerk staat in contact met de samenleving. Het ideaalbeeld maakt in
grote lijnen duidelijk welke stappen moeten worden gezet om daar te komen.
Hierover gaat de laatste en zesde deelvraag.
5.2 Het ideaalbeeld
In 2020 bestaat de Nederlandse politie uit één concern. De vorming hiervan is het gevolg van
een reorganisatie in 2010 en van de effecten van de netwerksamenleving. De cultuur van
versnippering en moeizame communicatie is voorbij omdat de ICT een verbindende schakel is
geworden tussen de netwerken. Regiogrenzen doen er niet meer toe. Ook zijn dienders beter in
staat om samen te werken, ze zijn daar immers op geselecteerd en getraind. Zij geloven in
samenwerking; digitale schaduwboekhoudingen die in 2012 nog zorgden voor een nationale
crisis zijn verleden tijd.
In 2020 zal de rol van de ICT zo zijn toegenomen dat politiemensen meer tijd hebben voor hun
core-business: mensen helpen en boeven vangen. Aangiften en meldingen worden gedaan op
het virtuele politieburo. Burgers kunnen via de webcam contact maken met een diender en op
deze manier vlot worden geholpen. Politiemensen zijn op straat voorzien van mobiele
communicatiemiddelen die hen bijna real time kunnen attenderen op situaties waar hun
optreden is gewenst. Spraak kan worden omgezet in tekst (nadat het eerst eventueel is vertaald)
en wordt opgeslagen in databases. Dit schept verschillende mogelijkheden, zoals de
automatische en (bijna) directe verwerking van tapverslagen, het opnemen van verhoren en het
inspreken van processen verbaal.
Binnen het concern politie is een relatief kleine eenheid bezig met de ICT en worden beslissingen
genomen door mensen met kennis van zaken. Back to the basics dus. Bestaande mogelijkheden
en innovaties worden overgenomen uit de markt. De politie maakt immers ook zelf geen auto’s,
maar overlegt met de fabriek over specifieke aanpassingen. In 2020 kunnen alle technologische
toepassingen met elkaar worden verbonden.
Deze technologie zorgt in 2020 voor een enorme verlichting van de administratieve last en
bovendien voor een grote versnelling in de beschikbaarheid van informatie. Hierdoor zijn er veel
29
Need for nodes
dienders in de wijken bezig met het werk waarvoor ze eigenlijk bij de politie waren gegaan.
Tegelijkertijd zijn er dienders actief in de virtuele wereld. Zij geven vorm aan de nodale virtuele
politie. De politie kan zelf knooppunten construeren omdat het aantal sensoren dat wordt
gebruikt in 2020 enorm is toegenomen. Data uit fysieke surveillance (wijkagenten, noodhulp),
camerasurveillance, geluid en beeld, informanten, undercover operaties, observatieteams,
telefoon- en internettaps, open en gesloten bronnen worden bij elkaar gebracht. Deze data
worden bijna direct geautomatiseerd verwerkt. Afwijkingen worden geselecteerd en het wordt
duidelijk ‘wie wie is’ en ‘wie wie kent’. Binnen de opsporing is sprake van een integrale
samenwerking.
Burgers accepteren deze werkwijze omdat het delen, koppelen en volgen van informatie in
principe anoniem gebeurt. Hun privacy is dus gewaarborgd. Ook heeft het systeem bijval van
burgers omdat het een enorme bijdrage levert aan de veiligheid. In 2013 is deze bijval al
verzilverd in wetgeving. Criminelen hebben het lastiger gekregen omdat de politie hen beter
kan volgen en op basis van voorspellingen voortijdig kan stoppen. De volgende afbeelding
maakt dat duidelijk:
Deze paragraaf beschreef een ideaalbeeld. Een beeld dat er in de praktijk in 2020 zeker anders
zal uitzien omdat de omstandigheden veranderen, mensen anders willen of omdat aan bepaalde
randvoorwaarden niet kan worden voldaan. Toch loont het de moeite om een ideaal na te
streven. Het uiteindelijke doel is dat de politie de samenleving blijft dienen door mensen te
helpen en boeven te vangen op een manier die past bij de samenleving van dat moment. De
volgende paragraaf laat zien welke stappen daartoe in ieder geval genomen moeten worden.
30
Need for nodes
5.3 Hoe nu verder?
Deze paragraaf beschrijft de actiepunten die moeten leiden tot het ideaalbeeld. Het is
natuurlijk geen eindige opsomming. Het zijn de stappen die op basis van het inzicht van
nu en naar mijn persoonlijke mening voorzienbaar en nodig zijn.
• Uitbouw van het concern politie waarbinnen afspraken op het gebied van werving, training,
nodale politie, informatiehuishouding en ICT nagekomen worden;
• Operationalisering van het concept van de nodale politie op basis van een strategie die past
bij de organisatie;
• Maatschappelijk verankeren van de nodale politie door debat, proefprocessen en wetgeving;
• Acceptatie van de visie dat het beter is toepassingen en innovaties over te nemen dan zelf te
ontwikkelen.
• Werving en selectie van dienders en leiders die in staat zijn de verbinding te maken met hun
omgeving en met innovaties;
• Toepassing van concepten die computers in een netwerk met elkaar verbinden zodat een
totaalbeeld ontstaat. Beslissingen op gebied van ICT worden genomen door mensen met
kennis van zaken.
• Starten van een proef waar op het gebied van zware, georganiseerde criminaliteit een
dergelijk totaalbeeld ontstaat. Verschillende opsporingsdiensten werken hierbij integraal
samen.
Of deze stappen gezet zullen worden, hangt mede af van de vraag in hoeverre het topkader
van de politie haar huidige organisatie en werkwijze wil aanpassen de netwerksamenleving. De
toekomst zal uitwijzen of de visie die in PIO staat beschreven kan rekenen op voldoende steun.
5.4 Samenvatting
In dit hoofdstuk kwamen deelvraag vijf en zes aan de orde. In het ideaalbeeld dient de politie
de samenleving met inzet van de juiste mensen en van moderne technologie. Om dit doel te
bereiken moeten de stappen genomen worden die het antwoord vormen op de laatste
deelvraag. De overtuiging en bereidheid van de politietop om de netwerksamenleving op
waarde te schatten zijn van beslissende betekenis voor het slagen van het plan.
31
Need for nodes
6. Samenvatting en conclusies
6.1 Inleiding
Onze samenleving is steeds mobieler, internationaler en anoniemer geworden.
De vorming van een Europa waarbinnen vrij verkeer van mensen en goederen mogelijk
is en het internet dat de hele wereld bereikbaar heeft gemaakt zijn belangrijke drivers.
Burgers zijn hierdoor minder bereikbaar geworden voor de politie. Deze richt zich
immers vooral op de fysieke plaatsen waar mensen wonen en werken. In alle
toekomstscenario’s lijkt de netwerksamenleving zich alleen maar door te ontwikkelen.
Om aansluiting te vinden bij deze ontwikkeling heeft de politie een plan ontwikkeld. Kern van
dit plan is het inrichten van controles op knooppunten waar burgers zich manifesteren.
Snelwegen, havens en virtuele netwerken zijn voorbeelden van dit soort plaatsen. Controles
moeten leiden tot identificatie van criminaliteit. Dit plan is de nodale oriëntatie genoemd, een
term die verwijst naar het Engelse woord voor knopen: nodes. De oriëntering op virtuele
netwerken heb ik daarbij gedefinieerd als het controleren op digitale knooppunten en
expliciteren van informatie gericht op het identificeren en neutraliseren van criminaliteit. Binnen
de virtuele netwerken liggen voor de politie grote kansen omdat via de koppeling van data
crimineel gedrag transparant gemaakt kan worden. Via moderne technologie is deze informatie
bijna real time beschikbaar. In deze scriptie heb ik onderzocht wat de bijdrage zou kunnen zijn
van de virtuele nodale oriëntatie voor de toekomst van de Nederlandse politie. Aan de hand van
een aantal deelvragen heb ik geprobeerd hierop een antwoord te vinden. In de volgende
paragrafen zullen de deelvragen achtereenvolgens aan de orde komen.
6.2 Wat zijn de kenmerken van de huidige netwerksamen­
leving en wat zijn de mogelijke ontwikkelingslijnen?
Het meest kenmerkende van de netwerksamenleving is dat de belangrijkste grondstoffen kennis
en informatie zijn geworden. Technologie heeft daarbij een stuwende werking zodat informatie
en kennis steeds gemakkelijker beschikbaar komen. Als gevolg hiervan zijn grenzen weggevallen
en is de mobiliteit van burgers toegenomen. Achter de pc kunnen anoniem sociale contacten
worden opgebouwd waarbij afstand en tijd geen rol meer spelen. Het verbindende element
tussen de netwerken in de samenleving, de ICT, heeft ook het organisatorische kader van de
samenleving veranderd.
Een laatste kenmerkend gevolg van de netwerksamenleving is het ontstaan van een virtuele
wereld. Deze vervangt de fysieke wereld niet, ze lopen vaak in elkaar over. We zien hier
ontwikkelingen als second life waar iemand met een zelf gekozen en anonieme identiteit een
tweede leven kan opbouwen. Het bezit van een pc, toegang tot het internet en beheersing van
de techniek zijn onmisbaar voor deelname aan de netwerksamenleving.
De trend in Nederland laat zien dat over niet al te lange tijd iedereen in Nederland kan en zal
participeren in de netwerksamenleving. Daarbij wordt steeds meer tijd doorgebracht achter de
pc en op het internet. Toekomstscenario’s van de netwerksamenleving presenteren een beeld
van technologische innovaties die de transparantie van gedrag laten toenemen. Op een simpele
manier kunnen data bij elkaar worden gebracht en geanalyseerd. Hierdoor nemen de
mogelijkheden van controle , sturing en opsporing toe. Schaduwkant van deze ontwikkeling is
32
Need for nodes
het feit dat de privacy van burgers eerder in het gedrang kan komen. Vast lijkt te staan dat de
digitale, anonieme, internationale en mobiele netwerksamenleving zich zal doorontwikkelen,
waarbij overheden zich zullen moeten aanpassen om de aansluiting niet te missen.
Conclusie 1:
Door het gebruik van ICT is de invloed van informatie in de samenleving enorm
toegenomen. Het is een verbindende schakel geworden tussen de netwerken die deze
samenleving kenmerken. Door technologische innovaties groeien de mogelijkheden voor
het benutten van informatie, mogelijk ten koste van de bescherming van de privacy.
6.3 Hoe reageert de overheid op de netwerksamenleving?
Nederland en Europa lijken de netwerksamenleving met haar technologische ontwikkeling vooral
te willen ondersteunen en te stimuleren. De ICT-sector blijkt namelijk een belangrijke rol te
spelen bij de economische ontwikkeling.
Deze ondersteuning bestaat uit het scheppen van gunstige randvoorwaarden zodat de
ontwikkeling van de netwerksamenleving doorgang kan vinden.
Deze regulerende overheid zorgt ervoor dat kwetsbare personen en processen worden
beschermd. Hierbij valt te denken aan bescherming van de privacy en het instellen van
handhavinginstanties. Naast ruimte voor zelfregulering, is er plaats voor organisaties die normen
en waarden binnen de netwerksamenleving handhaven.
Conclusie 2:
De overheid ziet in de netwerksamenleving vooral mogelijkheden tot economische
ontwikkeling waarbij handhavinginstanties negatieve uitwassen moeten bestrijden.
6.4 Waaruit bestaat de virtuele nodale oriëntatie ?
De politie kan alleen mensen helpen en boeven vangen als zij midden in de samenleving staat.
Daarom zijn er wijkteams en rijden en lopen er dienders op straat. Door het gebruik van ICT
neemt het belang van informatie steeds meer toe. Kenmerkend daarbij is het ontstaan van een
virtuele samenleving waarin steeds meer mensen langere tijd verblijven. De politie wil bij deze
ontwikkelingen aansluiting vinden en heeft het plan van de virtuele nodale oriëntatie
geschreven. Dit plan bevat een aanvulling op het politiewerk in de fysieke wereld.
Nodale virtuele oriëntatie laat zich definiëren als het op digitale knooppunten controleren en
expliciteren van informatie gericht op het identificeren en neutraliseren van criminaliteit. Het
begrip digitaal knooppunt mag in deze definitie breed worden opgevat. Het gaat hier om ieder
bestand, database en website waar informatie bij elkaar wordt gebracht. Sprekend voorbeeld is
het internet waar criminaliteit grote hoeveelheden sporen achterlaat. Kern van de werkwijze van
de nodale virtuele informatie bestaat er uit om geïsoleerde informatie van duiding te voorzien
door van losse puzzelstukjes een geheel te maken. Dit kan door het koppelen van de verschil­
lende knooppunten. Opsporingsinstanties zullen hierdoor intensiever gaan samenwerken en
betere resultaten boeken. De nodale virtuele oriëntatie kan een stimulerende factor worden voor
de samenwerking tussen regio’s onderling, andere opsporingsinstanties en private partijen.
33
Need for nodes
Conclusie 3:
Door het gebruiken van moderne ICT zijn burgers in de netwerksamenleving anoniemer
en mobieler geworden. Hierdoor dreigt de politie uit positie te raken. De politie wil nu
juist diezelfde ICT gebruiken om het gedrag van burgers weer transparant te maken en
haar positie te stabiliseren.
6.5 Aan welke randvoorwaarden moet voor de realisatie van
de virtuele nodale oriëntatie worden voldaan?
Hoewel er binnen de Nederlandse politie sprake is van één concerngedachte hebben de regio’s
een zelfstandige positie. Voor het vervullen van de randvoorwaarden voor de virtuele nodale
politie is echter een concern nodig waar landelijke en uniforme afspraken worden gemaakt.
Beleidsmakers zullen daarom nauwkeurig moeten balanceren bij het bepalen van de strategie
voor de invoer van het nieuwe concept en het nakomen van gemaakte afspraken. Over het
gebruik van ICT en technische innovaties die informatie toegankelijker maken, moeten
zorgvuldige afspraken gemaakt worden. Regio’s zullen moeten samenwerken op basis van een
gedeeld probleembewustzijn en wederzijdse afhankelijkheid. De cultuur van concurrentie en het
beschermen van de eigen informatiepositie is voorbij.
Hiervoor zijn leiders nodig die over hun eigen belang en dat van hun eigen organisatie heen
durven te kijken. Deze leiders zijn in staat om niet alleen verbinding te maken met hun
omgeving, maar ook met innovaties. Sommigen hebben daarbij zoveel kennis dat zij in staat zijn
om de goede keuzes te maken.
Aan de nieuwe werkwijze zitten schaduwkanten. Zo kan de privacy van burgers makkelijker
worden aangetast en bestaat het risico dat de politie haar legitimiteit verliest door misbruik van
informatie. Daarom is het nodig dat de nodale politie een maatschappelijke verankering krijgt.
Politiek en maatschappelijk debat, wetgeving en proefprocessen lijken te kunnen zorgen voor
deze verankering.
Conclusie 4:
Het concept van de virtuele nodale oriëntatie heeft baat bij landelijke afspraken over ICT
en informatie, verbindend leiderschap en maatschappelijke verankering. Het concern
politie zou hier een belangrijke rol in moeten spelen omdat het concept anders beperkt
blijft tot regionale experimenten.
6.6 Hoe ziet het ideaalbeeld van de virtuele nodale virtuele
politie er uit?
Door technologische ontwikkelingen zal de administratieve last van de politie in de toekomst
afnemen. De politie krijgt dan ook meer tijd om op straat te zijn, midden in de wijken, in contact
met de mensen om hen heen. Waakzaam en dienstbaar.
Spraak kan worden omgezet in tekst waardoor het opmaken van rap-portages beperkt blijft tot
het inspreken van informatie in een mobiele toepassing. Dit instrument maakt de dienders ook
alert op situaties waar zijn optreden is gewenst. Ze kunnen direct alle relevante informatie over
die situatie oproepen en gebruiken.
Het aantal sensoren in de samenleving die informatie bevatten is zo toegenomen dat de
identiteit, de contacten en het crimineel gedrag bijna geautomatiseerd kunnen worden
vastgesteld. De politie gebruikt namelijk de nieuwste technische snufjes. Uiteraard ontwikkelt de
politie deze noviteiten niet zelf, maar koopt ze van gespecialiseerde bedrijven. De schoenmaker
34
Need for nodes
houdt zich bij zijn leest. De ervaring, het fingerspitzengefühl en het professionele optreden van
dienders zal door de koppeling met technologie steeds meer effect hebben. Er ontstaat
draagvlak in de maatschappij omdat de veiligheid in de samenleving toeneemt. Dat op het debat
wetgeving volgde en rechters in Nederland de werkwijze goedkeurden, droeg ook zeker bij aan
acceptatie door de bevolking.
Conclusie 5:
De verbinding tussen technologie en politiewerk zorgt voor betere resultaten. Zo zijn
dienders tot tevredenheid van burgers vaker op straat te zien. De opsporing krijgt een
enorme push doordat rechercheurs worden geholpen door technologie die crimineel
gedrag transparant maakt.
6.7 Welke stappen moeten worden gezet om dit te bereiken?
Het opschrijven van het concept van de nodale politie in het jongste visiedocument van de
Nederlandse politie was een eerste stap. Het leg-de de bodem voor een ontwikkeling die nog op
gang moet komen. Wat moet volgen, is een strategie die zorgt voor de daadwerkelijk invoer van
de virtuele nodale politie. Daarvoor moeten afspraken worden gemaakt op het gebied van
informatie, ICT en leiderschap. De politie moet de juiste technologie aanschaffen en bewijzen
dat het ook echt werkt. Hierbij speelt de concernvorming van de politie en de interne cultuur
een belangrijke rol.
Conclusie 6:
De stappen die nodig zijn voor de invoer van de nodale politie worden alleen gezet als
de politietop overtuigd is van het nut en de noodzaak van de veranderingen waar de
netwerksamenleving om vraagt.
6.8 Slotconclusie
De nodale virtuele oriëntatie zal een belangrijk effect hebben op de toekomst van de
Nederlandse politie.
Dit is de slotconclusie van deze scriptie gebaseerd op de antwoorden op de deelvragen en de
conclusies die daaruit volgden. Ik wil hier graag nog een aantal overwegingen, overtuigingen en
nuanceringen aan toevoegen.
Binnen de netwerksamenleving verliest de politie contact met de anonieme, mobiele en
internationale burger. Het toepassen van moderne technologie herstelt dit contact. Zo zorgt
technologie voor vermindering van het papierwerk waardoor de politie vaker op straat is. Ook
zorgt ICT voor communicatie tussen de politie en de burger. Een essentieel onderdeel van het
politiewerk.
De nodale virtuele oriëntatie kan crimineel gedrag transparant maken waarna dit kan worden
tegengehouden of opgespoord. Hierdoor nemen de resultaten op het gebied van veiligheid toe
en zijn burgers tevreden. Belangrijke voorwaarde is dat er zoveel mogelijk informatie is om mee
te werken. Met de huidige technologie is de hoeveelheid data geen issue meer. Publieke en
private partijen zullen echter zoveel mogelijk informatie moeten delen en met elkaar moeten
samenwerken. De geschiedenis van de politie is wat dat betreft niet hoopgevend. Het lijkt erop
35
Need for nodes
dat het vooral de menselijke factor is die ervoor zorgt dat het delen van informatie moeizaam
verloopt. Ik ben er echter van overtuigd dat ICT ervoor gaat zorgen dat de menselijke factor
steeds minder belangrijk wordt. In de netwerksamenleving vormt immers de ICT de verbindende
schakel tussen netwerken. Organisaties zullen op een andere manier zijn ingericht. Informatie
kent steeds meer haar eigen dynamiek, legt verbindingen en maakt een hiërarchische structuur
minder noodzakelijk. De ICT schakelt en niet de mens.
Ook de nieuwe onderlinge samenwerking draagt ertoe bij dat de virtuele nodale oriëntatie een
enorm effect kan hebben op de toekomst van de politie. Dat is niet alleen het gevolg van
herstructurering van de regio’s. Ik ben er ook van overtuigd dat de komende jaren in- en externe
verbanden gelegd zullen worden op het gebied van opsporing. Het einde van de differentiatie
en versnippering op dit terrein is in zicht. Het fysiek samenbrengen van mensen is een grote en
bedreigende stap. Het is gemakkelijker om via de technologie informatie anoniem te combineren
en patroonafwijkingen te signaleren. Ik voorzie dat de nodale virtuele oriëntatie op het terrein
van criminaliteitbestrijding een enorme en niet bedreigende stap voorwaarts zal betekenen in de
onderlinge samenwerking. De politie zal in de toekomst alleen maar meer resultaat boeken.
Het ontwerpen, experimenteren en uitrollen van nieuwe ICT-technologie is een belangrijke
voorwaarde. En daar lijkt de politietop moeite mee te hebben. Innovaties komen vooral intern
tot stand, waarbij de verhouding tussen ontwerper en gebruiker lange tijd zoek leek. Het gevolg
was een ontwikkelingsachterstand en een financieel debacle.
Binnen private ondernemingen wordt op dit moment gewerkt met een systeem van open
innovatie en open source waarbij gebruikers, ontwerpers, private en publieke partijen in een
virtuele wereld met elkaar in contact zijn. Wensen en mogelijkheden komen op eenvoudige
wijze bij elkaar en innovaties worden tegen kostprijs ontwikkeld. Niet alleen bij innovaties, maar
ook bij andere aspecten van nodale politie, zoals het delen van informatie zou dit systeem
moeten werken.
Tenslotte de mens. Ik wilde hier zeker niet betogen dat hij er niet meer toe zou doen in de
moderne netwerksamenleving. Integendeel. Mensen hebben hersenen gekregen waarmee ze
kunnen denken, voelen en doen. Dit zal een computer nooit bereiken. En daarmee is de mens
ook de bepalende factor om dingen te doen of te laten. Diender Roel met zijn notitieboekje
deed mooie dingen, maar liet vooral na.
Leiders zijn soms net als Roel, maar moeten anders, want er is Need for nodes!
36
Need for nodes
Literatuurlijst
Bekkers, v.d. Sluis en Siep
2006 De Nodale oriëntatie van de Nederlandse politie, december 2006
Bekkers en Thaelen
2002 E-government op een kruispunt van wegen, 8.12.2002
Bos, René ten en Kaulingfreks, Ruud
2005 Stra. Uitgeverij Thema.
Brink, Gabriel van den
2006 Van waarheid naar veiligheid. Twee lessen voor een door angst bevangen burgerij.
Uitgeverij SUN, Amsterdam
Bullinga, Marcel
2006 Slimme wetshandhaving in 2020 in Futurecheck, Kennisbrief 2006
Centraal Bureau voor de Statistiek
2006 De digitale economie van 2006
Dienst Nationale Recherche Informatie
2007 Waakzaam tussen wijk en wereld. Nationaal Intelligence Model.
Versie voor consultatieronde, Zoetermeer, juni 2007
Futurecheck, kennisbrief 2006 (nr.3).
Frissen, P.H.A.
2002aDe rol van de overheid in de informatiesamenleving, Lezing in de Balie te Amsterdam,
7 april 2002
Frissen, P.H.A.
2002 De Staat, Uitgeverij De Balie, Amsterdam.
Gonzo (circus)
2006 Een cultuur van controle, nr. 76, Leuven
Hart, Prof. P.
2002 Opzet lezing Politie en politiek, School voor politie-leiderschap, 26 september 2002.
Hoogenboom, A.B.
1994 Het politiecomplex, Uitgeverij Gouda Quint Jaarverslag 2005,
Stichting Meldpunt ter Bestrijding Kinderporno op het Internet
Jonas, Jeff en Harper, Jim
2006 Effective Counterterrorism and the Limited Role of Predictive Data Mining.
In: Policy Analysis, no. 584, December, pagina 1-12
37
Need for nodes
Kielman, mr. H.H. en Koelewijn, W.I.
2005 Minder registers, meer gegevens. Over gegevensverwerking betreffende zware
criminaliteit. In: Mens en maatschappij, AA 54 (2005), pagina 451 - 457
Koops, Bert-Jaap en Poels, Rachel
2005 Veiligheid en privacy in 2030, twee toekomstscenario’s
Maas-de Waal, Cora
2005 Veiligheid, politie en justitie, hoofdstuk 10
Mededeling Europese Commissie, 52004DC0757, 19.11.2004
Mertens, F.J.H.
2006 Leiderschap en nodale oriëntatie, lezing gegeven op 10 november 2006
Mheen, Dike van de en Gruter, Paul (red.)
2006 Helingpraktijken onder de loep. Impressies van helingcircuits in Nederland.
Uitgegeven door het IVO in opdracht van het WODC
Mulgan
2002 De rol van de overheid in de informatiesamenleving, lezing De Balie, op 7 april 2002
Nationaal Dreigingsbeeld, zware of georganiseerde criminaliteit Zoetermeer, juli 2004
Nota 25880, wetgeving voor de elektronische snelweg. Den Haag 12.2.1998
Projectgroep Forensische Opsporing, Raad van Hoofdcommissarissen
2004 Spelverdeler in de opsporing. Een visie op forensische opsporing.
Drukkerij van Gerwen, ’s Hertogenbosch
Projectgroep visie op de politiefunctie, Raad van Hoofdcommissarissen
2005 Wenkend perspectief. Strategische visie op politieel informatiemanagement & technologie
2006-2010. Drukkerij van Gerwen, ’s Hertogenbosch
Projectgroep visie op de politiefunctie, Raad van Hoofdcommissarissen
2005 Politie in ontwikkeling. Visie op de politiefunctie. Drukkerij van Gerwen, ’s Hertogenbosch
Punch, Maurice
2006 Van alles mag naar zero tolerance, juni 2006
Schönfeld, Hans
2002 Op zoek naar wasmiddel dat minder verbleekt, Amsterdam december 2002
Sietsma, Ruben
2007 Gegevensverwerking in het kader van de opsporing. Toepassing van datamining ten
behoeve van de opsporingstaak: afweging tussen het opsporingsbelang en het recht op
privacy. Proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden
38
Need for nodes
Stol, W.Ph.
2004 Trends in Cybercrime. In Justitiële Verkenningen, jaargang 30, nr. 8, pagina 76 – 94
Sun-tzu
1994 De kunst van het oorlogvoeren. Uitgeverij Kosmos, Utrecht
Tilt, centrum voor Recht, Technologie en Samenleving, meerdere schrijvers.
2005 Veiligheid en privacy in 2030: twee toekomstscenario’s
Verschuur, Cees , Richard Vriesde, Frans Kolkman en Eric Loermans.
2001 Digitaal Blauw. Rapport van de Beleidsgroep Digitaal Rechercheren,
aangeboden aan de Raad van Hoofdcommissarissen
Wiebrens, C.
2004 Gebiedsgebonden politiezorg. Kennen en gekend worden.
In Justitiële Verkenningen jaargang 30, nr. 5, pagina 79 - 92
39
Need for nodes
Brainstormsessie op 2 augustus 2007 te Amsterdam.
Deelnemers:
Hans Schönfeld (Hoofd Bedrijfsinformatie en Operatie, Regiopolitie
Amsterdam-Amstelland)
Arthur Ringeling (Professor Bestuurskunde Erasmus Universiteit)
Rendert Algra (Voormalig Tweede kamerlid CDA, woordvoerder politie)
Hans van Grieken (Business Innovation Officer Capgemini),
Joop van Werkhoven (directeur Brinks)
Hans Kraan (KPN Telecom)
Chiel Reijmer (Beleidsmedewerker Nationale Recherche)
Auke Huistra (Principal Consultant Public Security)
Jan Boersma (Dienst Nationale Recherche)
Opzet:
Voorafgaand aan de discussie hadden de deelnemers de inleiding van deze scriptie gelezen.
Om de discussie vorm en inhoud te geven werd er gesproken aan de hand van drie korte vragen:
1.
2.
3.
Hoe ziet de samenleving er over 10 jaar uit?
Hoe zou een professionele organisatie als de politie zich hierin moeten
ontwikkelen en wat zullen de knelpunten zijn?
Wat moet er nog gebeuren om goed aan te kunnen sluiten?
De bovenstaande vragen vormden de basis van de discussie. In de werkvorm werden de vragen
één voor één behandeld en uitgediept. Hierbij werd ieders inbreng gevraagd, waarna een
gezamenlijke discussie volgde om zodoende te komen tot mogelijk interessante nieuwe
gezichtspunten.
De uitkomsten van de discussie treft u aan in deze scriptie.
40
Download