0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1173 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1174 Datum: 08-12-08 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1175 1 Overzicht van de historische ontwikkeling van het Latijn De Latijnse taal (lingua lat| na) is genoemd naar de Lat| n| , de inwoners van de streek Latium in Centraal-Italie« , nu Lazio genoemd, waarin de stad Rome (Ro ma) is gelegen. De vroegste schriftelijke overblijfselen van de Latijnse taal dateren uit een tijd na de traditionele stichtingsdatum van Rome (21 april 753 v. Chr.). De oudste in Rome gevonden tekst dateert uit het eind van de 6de eeuw v. Chr., een zgn. cippus, gevonden onder de lapis niger op het forum romanum. De grote stroom begint echter pas vanaf de 3de eeuw v. Chr. Literaire teksten bezitten we vanaf ca. 250 v. Chr. Deze vroege teksten wijken in taalkundig opzicht sterk af van wat gewoonlijk het ‘klassiek Latijn’ wordt genoemd, dat wil zeggen het literaire Latijn zoals gebruikt door auteurs als Gaius Julius Caesar en Marcus Tullius Cicero (1ste eeuw v. Chr.). Begonnen als taal van een betrekkelijk kleine groep mensen is het Latijn in de Oudheid gaandeweg geworden tot de voertaal van (globaal) heel Zuid- en West-Europa en westelijk Noord-Afrika. Het is de basis geweest voor de huidige Romaanse talen. Na de periode van expansie van het Romeinse Rijk en van stabilisering van de in bezit genomen gebieden ontstond er een toenemende druk van Germaanse en Slavische volkeren van buiten het rijk. Kort na 400 n. Chr. gaven de Romeinen Engeland op. In 410 werd Rome geplunderd door de Visigoten onder Alarik. In dezelfde tijd drongen de Vandalen door tot in Spanje en Afrika. In 476 viel het (West-)Romeinse Rijk. Dit betekende niet dat de Romeinse beschaving meteen ten einde kwam. De binnengevallen stammen namen van de superieure Romeinse cultuur over wat ze gebruiken konden. Een niet onaanzienlijk aantal heidense en christelijke auteurs zette de klassieke literaire traditie voort en ook in andere opzichten is er sprake van continuering van het Romeinse cultuurgoed. Het Latijn bleef bovendien in gebruik als taal van de kerk en de theologie, als taal van de administratieve en juridische documenten, en als wetenschappelijke voertaal. De ineenstorting van het Ro- {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d meinse Rijk, samengaand met het wegvallen van de bestuurlijke eenheid en het ineenstorten van het onderwijsstelsel, bracht uiteindelijk een diversificatie en verzelfstandiging van de verschillende delen van het Rijk met zich mee. Dat gold ook voor de manier waarop het Latijn zich ontwikkelde. Het ‘echte’ Latijn werd een tweede taal, een ‘geleerden’taal. Het eerste document in de Franse taal dateert van 842 (Eden van Straatsburg). De vorm van het geschreven Latijn van de vroege Middeleeuwen week in meer of mindere mate af van het klassieke Latijn. Dit was afhankelijk van diverse factoren : de mate van scholing van de auteurs, de invloed van ambtelijk en kerkelijk jargon en de invloed van de volkstaal. In Frankrijk heeft o.a. Karel de Grote veel gedaan om het gesproken en geschreven Latijn weer meer op het klassieke Latijn te laten lijken. In de scholen, die weer in ere werden hersteld, werd Latijn in een zo ‘zuiver’ mogelijke vorm onderwezen. Voor de continuering van het Latijn en de overdracht van de Latijnse literatuur is deze zogenaamde karolingische renaissance van groot belang geweest. Door dit soort activiteiten werd anderzijds het besef van het verschil tussen volkstaal en Latijn geaccentueerd. Het Latijn ging fungeren als de tweede taal naast de volkstaal en werd als zodanig aan de behoefte van de communicatie aangepast, vooral op het punt van de woordenschat. Deze ‘tweede taal’ fungeerde o.a. als internationale geleerdentaal, maar ook als taal van het recht en van de poe« zie. De latere humanisten herontdekten niet alleen de waarde van de klassieke Oudheid in zijn algemeenheid, maar conformeerden zich ook (opnieuw) aan de normen van het klassieke Latijn. Deze fase van het Latijn (humanistenlatijn of neolatijn) kende in Nederland zijn hoogtepunt in de 16de en 17de eeuw. Maar ook nu nog wordt het Latijn gebruikt, bijvoorbeeld in (geleerden)poe« zie en uiteraard in de roomskatholieke kerk. Pagina: 1175 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1176 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 2 De uitspraak van het Latijn 2.1 De klanken Hieronder volgen enkele regels voor de uitspraak van de klanken in de klassieke periode (ten tijde van Caesar en Cicero). a) klinkers (vocalen) : In het klassieke Latijn bestond er een oppositie tussen lange en korte klinkers, die in het schrift niet tot uitdrukking komt (zie beneden). Dit onderscheid is van wezenlijk belang voor het woordaccent (zie ‰ 2.2) en voor de metriek. De klankwaarde van deze klinkers was on- geveer als hieronder aangegeven : a als in Ned. baar o als in a als in Ned. bad o als in e als in Ned. beer u als in e als in Ned. bed u als in | als in Ned. bier i als in Ned. bit Ned. Ned. Ned. Ned. boos bod boer hoed b) tweeklanken (diftongen) : ae ongeveer als in ma|« s, bijvoorbeeld Caesar. Al in de tijd van Caesar en Cicero spraken sommige taalgebruikers een open e uit, als in Ned. ble' ren. au als in Ned. koud. Ook hier kwam al ten tijde van Cicero de uitspraak als lange open o voor (o ), als in Ned. uitroep o o h, bijvoorbeeld applaudo (‘ik juich toe’). oe als in Eng. moist. ui als in Ned. foei. eu meestal uitgesproken als in Ned. ui, maar beter [ew]. Of het Latijn nog een klank /ˇ/ (uitgesproken als [ u ] in muziek) kende, is niet zeker. c) medeklinkers (consonanten) : p b t d k g kw als in Ned. als in Ned. als in Ned. als in Ned. als in Ned. als in Frans (gespeld qu) als in Eng. als in Ital. gw (gespeld gu) als in Ital. peer beer teer deerlijk keer garc on quick, quando guardare {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d maar naar lief/loef trillende r (niet: brouw ‘r’) f als in Ned. fiets s als in Ned. sap, stem j (gespeld i) als in Ned. jas w (gespeld v) als in Eng. William m n l r als als als als in in in in Ned. Ned. Ned. Ned. Pagina: 1176 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1177 2.2 Het schrift Het Latijnse alfabet bevatte vanaf ca. het begin van onze jaartelling de volgende letters : A E I B D G P T CKQ M N F S L R X Y O V H Z De tekens die in de klassieke periode vooral op officie« le inscripties maar ook in handschriften werden gebruikt lijken het meest op onze hoofdletters. Een onderscheid tussen hoofd- en kleine letters werd niet gemaakt. Naast dit schrift werd o.a. voor particuliere correspondentie, maar later ook voor boekproductie een ‘lopend’ (‘cursief’) schrift ontwikkeld. Onze kleine letters zijn voornamelijk afgeleid van latere versies van een lopend schrift. De letters corresponderen ^ zoals in veel talen ^ niet precies met de eerder beschreven klanken en soms worden combinaties van letters gebruikt. Twee voorbeelden : 1. Lange en korte vocalen worden in het klassieke Latijn weergegeven met hetzelfde teken : malus = ma lus (‘appelboom’) en malus (‘slecht’). 2. De I en V worden zowel gebruikt voor de (lange en korte) vocalen /i/ en /u/ als voor de semivocalen /j/ en /w/. Aparte tekens voor /j/ en /w/ , nl. j en v, dateren uit de 16de eeuw. In de meeste moderne teksten wordt de i nog steeds gebruikt voor de klinker en semivocaal, maar wordt wel de u van de v onderscheiden. Dat gebeurt ook in dit woordenboek. 2.3 De klemtoon Anders dan in het Nederlands en het Frans is de klemtoon (het woordaccent) in een woord niet gebonden aan een vaste lettergreep. In het woord impera¤ tor (‘aanvoerder’) rust de klemtoon op de lettergreep ra . In de bijbehorende meervoudsvorm imperato¤ res op de lettergreep to . Aan dit voorbeeld is tevens te zien dat de plaatsing van de klemtoon niet volkomen vrij is : het gaat in beide gevallen om de voorlaatste lettergreep van het woord. Bij meerlettergrepige woorden kan het accent nooit op de laatste lettergreep vallen. Het accent valt op de voorlaatste of voorvoorlaatste lettergreep. 2.4 De moderne uitspraak De moderne uitspraak is een ratjetoe. Afgezien van de invloed van de moedertaal op de uitspraak van het Latijn in de verschillende landen is er een aantal bewuste tendensen. genus [ ge' noes ] uitspraak : [ dzje' noes ] (‘geslacht’), vgl. Italiaans genere. 2. In de Nederlandse standaarduitspraak wordt de /k/ hard uitgesproken voor a, o en u, maar als [ s ] voor i, e en ae, bijvoorbeeld : 1. Allereerst is er de Italiaans-katholieke uitspraak. Het meest opvallend daarin is de ‘zachte’ uitspraak van de /k/ (geschreven -c) als [ tsj ] en van de /g/ als [ dzj ], bijvoorbeeld : Cicero [Kiekeroo ] uitspraak : [Sieseroo ], vgl. Frans Cice¤ ron. caelum [ kailoem ] uitspraak : [ tsje' loem ] (‘hemel’), vgl. Italiaans cielo, Cesare. De /ae/ wordt meestal als [ ee ] uitgesproken, bijvoorbeeld caelum [ kailoem ] uitspraak : [ seelum ]. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1177 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1178 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 3. Natuurlijk wordt soms ook een poging gedaan om de wetenschappelijk gereconstrueerde uitspraak te gebruiken, bijvoorbeeld /ae/ uitgesproken als [ ai ]. Echt systematisch ge- beurt dat niet. Voor de in de Nederlandse cultuur opgenomen woorden en namen maakt dit ook een vreemde indruk. 3 Overzicht van declinaties en conjugaties 3.1 Declinatie van substantieven Ie declinatie : -a-stammen sing. nom. ros gen. ros dat. ros acc. ros abl. ros a ae ae am a (‘roos’) plur. ros ros ros ros ros ae a rum | s a s | s IIe declinatie : -o-stammen sing. nom. domin us (‘meester’) plur. domin | gen. domin | domin o rum dat. domin o domin | s acc. domin um domin os abl. domin o domin | s voc. domin e N.B. Alleen bij deze groep van substantieven komt in het enkelvoud een aparte aanspreekvorm (vocativus) voor. Bij eigennamen op -ius is de voc. -| (Hora t| ). Zo ook f| l| (‘zoon’). sing. sing. sing. nom. gen. dat. acc. abl. puer puer puer puer puer | o um o (‘jongen’) plur. puer puer puer puer puer | o rum | s o s | s nom. gen. dat. acc. abl. ager agr agr agr agr | o um o (‘akker’) plur. agr agr agr agr agr | o rum | s o s | s nom. gen. dat. acc. abl. templ templ templ templ templ um (‘tempel’) | o um o plur. templ templ templ templ templ a o rum | s a | s {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1178 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 IIIe declinatie : consonantstammen sing. nom. dux gen. duc is dat. duc | acc. duc em abl. duc e sing. (‘leider’) plur. duc duc duc duc duc e s um ibus e s ibus (‘werk’) plur. oper oper oper oper oper a um ibus a ibus nom. gen. dat. acc. abl. opus oper oper opus oper -i-stammen sing. nom. gen. dat. acc. abl. turr turr turr turr turr is is | im | (‘toren’) plur. turr turr turr turr turr e s ium ibus | s (e s) ibus mar mar mar mar mar e is | e | (‘zee’) plur. mar mar mar mar mar ia ium ibus ia ibus is is | em e (‘burger’) plur. c| v c| v c| v c| v c| v e s ium ibus e s ibus s is | em e (‘stad’) plur. urb urb urb urb urb e s ium ibus e s ibus (‘bot’) plur. oss oss oss oss oss a ium ibus a ibus plur. man man man man man us uum ibus us ibus sing. nom. gen. dat. acc. abl. -gemengde declinatie sing. nom. c| v gen. c| v dat. c| v acc. c| v abl. c| v sing. nom. gen. dat. acc. abl. urb urb urb urb urb sing. nom. gen. dat. acc. abl. os oss oss os oss IVe declinatie : -u-stammen sing. nom. man gen. man dat. man acc. man abl. man is | e is | e us (‘hand’) us u| um u {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1179 Datum: 08-12-08 1179 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1180 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 sing. Appendix nom. gen. dat. acc. abl. corn corn corn corn corn Ve declinatie : -e -stammen sing. nom. di gen. di dat. di acc. di abl. di u (‘hoorn’) us u| /u u u plur. corn corn corn corn corn ua uum ibus ua ibus e s e | e | em e plur. di di di di di e s e rum e bus e s e bus (‘dag’) 3.2 Declinatie van adjectieven 3.2.1 Adjectieven van de a- en o-stammen a. adjectieven op ^us, -a, um (bonus ‘goed’) sing. nom. gen. masc. bon-us bon-| fem. bon-a bon-ae n. bon-um bon-| dat. acc. abl. voc. bon-o bon-um bon-o bon-e bon-ae bon-am bon-a bon-o bon-um bon-o plur. masc. fem. n. bon-| bon-ae bon-a bon-o rum bon-a rum bono rum bon-| s bon-| s bon-| s bon-o s bon-a s bon-a bon-| s bon-| s bon-| s b. adjectieven op ^er, -(e)ra, -(e)rum (l| ber ‘vrij’ en pulcher ‘mooi’) sing. sing. nom. gen. masc. l| ber l| ber-| fem. l| ber-a l| ber-ae n. l| ber-um l| ber-| dat. acc. abl. l| ber-o l| ber-um l| ber-o l| ber-ae l| ber-am l| ber-a l| ber-o l| ber-um l| ber-o nom. gen. masc. pulcher pulchr-| fem. n. pulchr-a pulchr-um pulchr-ae pulchr-| dat. acc. abl. pulchr-o pulchr-ae pulchr-o pulchr-um pulchr-am pulchr-um pulchr-o pulchr-a pulchr-o {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d plur. plur. masc. fem. n. l| ber-| l| ber-ae l| ber-a l| ber-o rum l| ber-a rum l| bero rum l| ber-| s l| ber-| s l| ber-| s l| ber-o s l| ber-a s l| ber-a l| ber-| s l| ber-| s l| ber-| s masc. pulchr-| pulchro rum pulchr-| s pulchr-o s pulchr-| s Pagina: 1180 fem. pulchr-ae pulchra rum pulchr-| s pulchr-a s pulchr-| s n. pulchr-a pulchro rum pulchr-| s pulchr-a pulchr-| s Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1181 3.2.2 Adjectieven van de IIIe declinatie a. adjectieven met een abl. sing. op -| (a cer ‘scherp’, gravis ‘zwaar’, atro x ‘gruwelijk’) sing. nom. gen. dat. acc. abl. masc. fem. n. a cer a cr-is a cr-e a cr-is a cr-| a cr-em a cr-e a cr-| masc./fem. n grav-is grav-e grav-is grav-| grav-em grav-e grav-i plur. nom. gen. dat. acc. abl. masc. fem. n. a cr-e s a cr-ia a cr-ium a cr-ibus a cr-e s a cr-ia a cr-ibus masc./fem. n. grav-e s grav-ia grav-ium grav-ibus grav-e s grav-ia grav-ibus masc./fem. n. atro x atro c-is atro c-| atro c-em atro x atro c-| masc./fem. n. atro c-e s atro c-ia atro c-ium atroc-ibus atro c-e s atro c-ia atroc-ibus b. adjectieven met een abl. sing. op ^e (comparatieven, bv. altior ‘hoger’ ; verder d| ves ‘rijk’, pauper ‘arm’, vetus ‘oud’) masc./ n. masc./ n. fem. fem. sing. nom. altior altius vetus plur. nom. gen. altio r-is veter-is gen. dat. altio r-| veter-| dat. acc. altio r-em altius veter-em vetus acc. abl. altio r-e veter-e abl. masc./ n. fem. altio r-e s altio r-a altio r-um altio r-ibus altio r-e s altio r-a altio r-ibus masc./ n. fem. veter-e s veter-a veter-um veter-ibus veter-e s veter-a veter-ibus 3.3 Declinatie van pronomina Pronomina personalia - Persoonlijke voornaamwoorden nom. gen. dat. acc. abl. 1e persoon ego ‘ik’ me| mihi me me 2e persoon tu ‘jij, u’ tu| tibi te te 3e persoon is ‘hij’ eius e| eum eo ea ‘zij’ eius e| eam ea id ‘het’ eius e| id eo nom. gen. dat. acc. abl. no s ‘wij’ nostrum, nostr| no b| s no s no b| s vo s ‘jullie, u’ vestrum, vestr| vo b| s vo s vo b| s e| , | ‘zij’ eo rum e| s, i| s, | s eo s e| s, i| s, | s eae ‘zij’ ea rum e| s, i| s, | s ea s e| s, i| s, | s ea ‘zij’ eo rum e| s, i| s, | s ea e| s, i| s, | s {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1181 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1182 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix Pronomen reflexivum - Wederkerend voornaamwoord gen. dat. acc. abl. su| sibi se , se se se , se se laudo eum, eam, eo s, ea s ‘ik prijs hem, haar, hen’ laudat se ‘hij prijst zich, zij prijst zich’ laudant se ‘zij prijzen zich’ Pronomina possessiva - Bezittelijke voornaamwoorden masc. meus tuus noster vester suus fem. mea tua nostra vestra sua n meum tuum nostrum vestrum suum ‘mijn’ ‘jouw, uw’ ‘onze, ons’ ‘jullie, uw’ ‘zijn (eigen), haar (eigen), hun (eigen)’ Pronomina demonstrativa - Aanwijzende voornaamwoorden hic, iste, ille, haec, ista, illa, hoc istud illud ‘deze, dit (hier bij mij)’ ‘die, dat (daar bij jou)’ ‘die, dat (daar bij hem, ginds)’ nom. gen. dat. acc. abl. singularis masc. hic huius huic hunc ho c fem. haec huius huic hanc ha c n hoc huius huic hoc ho c masc. ille ill| us ill| illum illo fem. illa ill| us ill| illam illa n illud ill| us ill| illud illo nom. gen. dat. acc. abl. pluralis masc. h| ho rum h| s ho s h| s fem. hae ha rum h| s ha s h| s n haec ho rum h| s haec h| s masc. ill| illo rum ill| s illo s ill| s fem. illae illa rum ill| s illa s ill| s n illa illo rum ill| s illa ill| s Iste wordt verbogen zoals ille. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1182 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Pronomina determinativa - Bepalende voornaamwoorden De bepalende voornaamwoorden zijn : is, ea, id ‘deze (die), dit (dat), degene (datgene)’ (zie boven) ipse, ipsa, ipsum ‘zelf’ | dem, eadem, idem ‘dezelfde, hetzelfde’ Declinatie van ipse nom. gen. dat. acc. abl. singularis masc. ipse ips| us ips| ipsum ipso fem. ipsa ips| us ips| ipsam ipsa n ipsum ips| us ips| ipsum ipso pluralis masc. ips| ipso rum ips| s ipso s ips| s fem. ipsae ipsa rum ips| s ipsa s ips| s n ipsa ipso rum ips| s ipsa ips| s fem. eadem eiusdem e| dem eandem ea dem n idem eiusdem e| dem idem eo dem pluralis masc. e| dem eo rundem e| s(i| s, | s)dem eosdem e| s(i| s, | s)dem fem. eaedem ea rundem e| s(i| s, | s)dem ea sdem e| s(i| s, | s)dem n eadem eo rundem e| s(i| s, | s)dem eadem e| s(i| s, | s)dem pluralis masc. qu| quo rum quibus quo s quibus fem. quae qua rum quibus qua s quibus n quae quo rum quibus quae quibus pluralis masc. qu| quo rum quibus quo s quibus fem. quae qua rum quibus qua s quibus n quae quo rum quibus quae quibus Declinatie van idem nom. gen. dat. acc. abl. singularis masc. | dem eiusdem e| dem eundem eo dem Pronomen relativum - Betrekkelijk voornaamwoord nom. gen. dat. acc. abl. singularis masc. qu| cuius cui quem quo fem. quae cuius cui quam qua n quod cuius cui quod quo Pronomen interrogativum - Vragend voornaamwoord nom. gen. dat. acc. abl. singularis masc. quis cuius cui quem quo fem. quae cuius cui quam qua n quid cuius cui quid quo {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1183 Datum: 08-12-08 1183 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1184 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 3.4 Conjugatie van de regelmatige werkwoorden 3.4.1 Eerste conjugatie I. Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik prijs moge (laat) prijs(t) (te) prijzen prijzend ik prijzen laudo laudem lauda re lauda ns lauda s laude s lauda -antis laudat laudet lauda mus laude mus lauda tis laude tis lauda te laudant laudent ........................................................................................................................ Imperfectum ik prees ik zou prijzen lauda bam lauda rem lauda ba s lauda re s lauda bat lauda ret lauda ba mus lauda re mus lauda ba tis lauda re tis lauda bant lauda rent ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Futurum ik zal te zullen zullende (simplex) prijzen prijzen prijzen lauda bo lauda turus lauda -a, -um turus lauda bis lauda bit esse -a, -um lauda bimus lauda bitis lauda bunt ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1184 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1185 ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Praesens ik word geprezen moge ik spoor(t) aan* geprezen (te) geprezen worden worden laudor lauder lauda r| lauda ris laude ris horta re lauda tur laude tur lauda mur laude mur lauda min| laude min| horta min| laudantur laudentur ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Imperfectum ik werd geprezen ik zou geprezen worden lauda bar lauda rer lauda ba ris lauda re ris lauda ba tur lauda re tur lauda ba mur lauda re mur lauda ba min| lauda re min| lauda bantur lauda rentur ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Futurum ik zal (simplex) geprezen worden (te) zullen geprezen worden lauda bor lauda tum | r| lauda beris lauda bitur lauda bimur lauda bimin| lauda buntur ........................................................................................................................ * N.B. de zogenaamde passieve imperativus komt vrijwel alleen bij de deponentia voor. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1185 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1186 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix II. Voltooide tijden ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Infinitivus ........................................................................................................................ Perfectum ik heb geprezen moge (laat) ik geprezen (te) ik prees geprezen hebben hebben lauda v| lauda verim lauda visse lauda vist| lauda ver| s lauda vit lauda verit lauda vimus lauda ver| mus lauda vistis lauda ver| tis lauda ve runt lauda verint ........................................................................................................................ Plq.pf. ik had geprezen ik zou geprezen hebben lauda veram lauda vissem lauda vera s lauda visse s lauda verat lauda visset lauda vera mus lauda visse mus lauda vera tis lauda visse tis lauda verant lauda vissent ........................................................................................................................ Futurum ik zal geprezen exactum hebben lauda vero lauda veris lauda verit lauda verimus lauda veritis lauda verint ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Perfectum ik ben geprezen moge (laat) ik ik werd geprezen geprezen zijn lauda tus sum lauda tus sim -a, -um es -a, -um s| s est sit lauda t| sumus lauda t| s| mus -ae, -a estis -ae, -a s| tis sunt sint {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d geprezen (te) zijn lauda tus -a, -um esse Pagina: 1186 geprezen (zijnde) lauda tus -a, -um Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1187 ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Plq.pf. ik was geprezen ik zou geprezen zijn lauda tus eram lauda tus essem -a, -um era s -a, -um esse s erat esset lauda t| era mus lauda t| esse mus -ae, -a era tis -ae, -a esse tis erant essent ........................................................................................................................ Futurum ik zal geprezen exactum zijn lauda tus ero -a, -um eris erit lauda t| erimus -ae, -a eritis erunt ........................................................................................................................ 3.4.2 Tweede conjugatie Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik verwoest moge (laat) verwoest (te) verik verwoesten verwoesten woestend de leo de leam de le re de le ns de le s de lea s de le -entis de let de leat de le mus de lea mus de le tis de lea tis de le te de lent de leant ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1187 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1188 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ ik zou verwoesten de le bam de le rem de le ba s de le re s de le bat de le ret de le ba mus de le re mus de le ba tis de le re tis de le bant de le rent ........................................................................................................................ Imperfectum ik verwoestte Futurum ik zal (te) zullen zullende (simplex) verwoesten verwoesten verwoesten de le bo de le turus de le turus de le bis -a, -um -a, -um esse de le bit de le bimus de le bitis de le bunt ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Praesens ik word verwoest heb(t) moge verwoest (te) ik verwoest medelijden* worden worden de leor de lear de le r| de le ris de lea ris misere re de le tur de lea tur de le mur de lea mur de le min| de lea min| misere min| de lentur de leantur ........................................................................................................................ * N.B. zie noot ‰3.4.1. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1188 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1189 ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ ik werd ik zou verwoest verwoest worden de le bar de le rer de le ba ris de le re ris de le ba tur de le re tur de le ba mur de le re mur de le ba min| de le re min| de le bantur de le rentur ........................................................................................................................ Imperfectum Futurum ik zal ver(te) zullen (simplex) woest worden verwoest worden de le bor de le tum | r| de le beris de le bitur de le bimur de le bimin| de le buntur ........................................................................................................................ 3.4.3 Derde conjugatie Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik overwin moge (laat) ik overwin(t) (te) overoverwinnen overwinnen winnend vinco vincam vincere vince ns vincis vinca s vince -entis vincit vincat vincimus vinca mus vincitis vinca tis vincite vincunt vincant ........................................................................................................................ Imperfectum ik overwon ik zou overwinnen vince bam vincerem vince ba s vincere s vince bat vinceret vince ba mus vincere mus vince ba tis vincere tis vince bant vincerent ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1189 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1190 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Futurum ik zal overte zullen zullende (simplex) winnen overwinnen overwinnen vincam victurus victurus vince s -a, -um -a, -um vincet esse vince mus vince tis vincent ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Praesens ik word overwonnen moge ik vertrek(t)* overwonnen overwonnen (te) worden worden vincor vincar vinc| vinceris vinca ris profic| scere vincitur vinca tur vincimur vinca mur vincimin| vinca min| profic| scimin| vincuntur vincantur ........................................................................................................................ Imperfectum ik werd ik zou overoverwonnen wonnen worden vince bar vincerer vince ba ris vincere ris vince ba tur vincere tur vince ba mur vincere mur vince ba min| vincere min| vince bantur vincerentur ........................................................................................................................ Futurum ik zal overwon(te) zullen over(simplex) nen worden wonnen worden vincar victum | r| vince ris vince tur vince mur vince min| vincentur ........................................................................................................................ * N.B. zie noot ‰3.4.1. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1190 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1191 3.4.4 Vierde conjugatie Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik hoor moge (laat) hoor(t) (te) horen horend ik horen audio audiam aud| re audie ns aud| s audia s aud| -entis audit audiat aud| mus audia mus aud| tis audia tis aud| te audiunt audiant ........................................................................................................................ Imperfectum ik hoorde ik zou horen audie bam aud| rem audie ba s aud| re s audie bat aud| ret audie ba mus aud| re mus audie ba tis aud| re tis audie bant aud| rent ........................................................................................................................ Futurum ik zal horen (te) zullen zullende (simplex) horen horen audiam aud| turus aud| turus audie s -a, -um -a, -um audiet esse audie mus audie tis audient ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Praesens ik word gehoord moge verdeel(t)* gehoord (te) ik gehoord worden worden audior audiar aud| r| aud| ris audia ris part| re aud| tur audia tur aud| mur audia mur aud| min| audia min| part| min| audiuntur audiantur ........................................................................................................................ * N.B. zie noot ‰3.4.1. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1191 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1192 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus ........................................................................................................................ Imperfec- ik werd ik zou gehoord tum gehoord worden audie bar aud| rer audie ba ris aud| re ris audie ba tur aud| re tur audie ba mur aud| re mur audie ba min| aud| re min| audie bantur aud| rentur ........................................................................................................................ Futurum ik zal gehoord (simplex) worden audiar audie ris audie tur audie mur audie min| audientur ........................................................................................................................ 3.4.5 De capio capio groep Een aantal werkwoorden gedraagt zich gedeeltelijk als werkwoorden van de audio groep, maar in een klein aantal vormen als de vinco groep. In de lemmata in het woordenboek blijkt dat uit de vorm van de infinitivus (capere). ........................................................................................................................ 3.4.6 De onregelmatige werkwoorden I. sum, esse, fu| , part. fut. futu rus ‘zijn’ ........................................................................................................................ Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik ben moge (laat) wees(t) (te) zijn ik zijn sum sim esse es s| s es est sit sumus s| mus estis s| tis este sunt sint ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1192 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1193 ........................................................................................................................ Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Imperfectum ik was eram ik zou zijn essem (of forem) era s esse s erat esset era mus esse mus era tis esse tis erant essent ........................................................................................................................ Futurum ik zal zijn wees(t) (te) zullen zullende (simplex) zijn zijn ero futurus futurus eris esto -a, -um -a, -um erit esto esse of fore erimus eritis esto te erunt sunto ........................................................................................................................ II. fero , ferre, tu l| , la tum ‘dragen’, ‘brengen’ Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik breng moge (laat) ik brengen feram fera s ferat etc. breng(t) (te) brengen brengend fero ferre fere ns fers fer -entis fert ferimus fertis ferte ferunt ........................................................................................................................ Imperfectum ik bracht ik zou brengen fere bam ferrem fere ba s ferre s etc. etc. ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1193 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1194 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix ........................................................................................................................ Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Futurum ik zal brengen (simplex) feram fere s etc. (dat) ik zal brengen la turus -a, -um sim etc. (te) zullen brengen la turus -a, -um esse zullende brengen la turus -a, -um ferto ferto ferto te ferunto ........................................................................................................................ Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus ........................................................................................................................ Praesens ik word gebracht moge (laat) ik gebracht worden ferar fera ris etc. gebracht (te) worden feror ferr| ferris fertur ferimur ferimin| feruntur ........................................................................................................................ Imperfectum ik werd ik zou gebracht gebracht worden fere bar ferrer fere ba ris ferre ris etc. etc. ........................................................................................................................ Futurum ik zal gebracht (te) zullen (simplex) worden gebracht worden ferar la tum | r| fere ris etc. ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1194 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1195 IIIa. volo , velle, volu| ‘willen’ Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ik wil moge (laat) (te) willen willend ik willen volo velim velle vole ns, v| s vel| s entis vult velit volumus vel| mus vultis vel| tis volunt velint ........................................................................................................................ Imperfectum ik wilde ik zou willen vole bam vellem vole ba s velle s etc. etc. ........................................................................................................................ Futurum ik zal willen (simplex) volam vole s etc. ........................................................................................................................ IIIb. no lo , no lle, no lu| ‘niet willen’ Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens no lo no lim no lle no le ns, no n v| s no l| s no l| entis no n vult no lit no lumus no l| mus no n vultis no l| tis no l| te no lunt no lint ........................................................................................................................ Imperfectum no le bam no llem no le ba s no lle s etc. etc. ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1195 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1196 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix IIIc. ma lo , ma lle, ma lu| ‘liever willen’ Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium ........................................................................................................................ Praesens ma lo ma lim ma lle ma le ns, entis ma v| s ma l| s ma vult ma lit ma lumus ma l| mus ma vultis ma l| tis ma lunt ma lint ........................................................................................................................ Imperfectum ma le bam ma llem ma le ba s ma lle s etc. etc. ........................................................................................................................ IV. eo, | re, i| , itum ‘gaan’ IVa. Onvoltooide tijden ........................................................................................................................ Activum/ Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium passivum ........................................................................................................................ ie ns, eo eam | re/| r| | s ea s | euntis it/| tur eat/ea tur | mus ea mus | tis ea tis | te eunt eant ........................................................................................................................ Praesens Imperfectum | bam | rem | ba s | re s etc./| ba tur etc./| re tur ........................................................................................................................ Futurum | bo (simplex) | bis etc./| bitur iturus -a, -um sim | to | to iturus -a, -um cssc iturus -a, -um | to te eunto ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1196 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1197 IVb. Voltooide tijden ........................................................................................................................ Indicativus Coniunctivus Infinitivus ........................................................................................................................ Perfectum i| ierim iisse(| sse)/itum esse | st| ier| s iit/itum est etc./itum sit iimus | stis ie runt ........................................................................................................................ Plq.pf. ieram | ssem iera s | sse s etc./itum erat etc./itum esset ........................................................................................................................ Futurum iero exactum ieris etc./itum erit ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1197 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1198 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 4 Telwoorden ........................................................................................................................ hoofdtelwoorden rangtelwoorden distributiva adverbia numeralia singul| , ae, a telkens/ieder een b| n| tern| (tr| n| ) quatern| qu| n| se n| septe n| octo n| nove n| de n| semel eenmaal bis ter quater qu| nquie (n)s sexie (n)s septie (n)s octie (n)s novie (n)s decie (n)s 1 i unus, a, um een 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ii iii iv v vi vii viii ix x duo, duae, duo tre s, tria quattuor qu| nque sex septem octo novem decem pr| mus, a, um eerste secundus of alter tertius qua rtus qu| ntus sextus septimus octa vus no nus decimus 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 xi xii xiii xiv xv xvi xvii xviii xix xx undecim duodecim tre decim quattuordecim qu| ndecim se decim septendecim duode v| gint| unde v| gint| v| gint| undecimus duodecimus tertius decimus qua rtus decimus qu| ntus decimus sextus decimus septimus decimus duode v| ce simus unde v| ce simus v| ce simus unde n| duode n| tern| de n| quatern| de n| qu| n| de n| se n| de n| septe n| de n| duode v| ce n| unde v| ce n| v| ce n| undecie (n)s duodecie s ter decie s quater decie s quinquie s decie s sexie s decie s septie s decie s duode vicie s unde vicie s v| cie s 21 xxi unus et v| ce simus of v| ce simus pr| mus alter et v| ce simus of v| ce simus alter duode tr| ce simus unde tr| ce simus singul| et v| ce n| of v| ce n| singul| b| n| et v| ce n| of v| ce n| b| n| duode tr| ce n| unde tr| ce n| semel et v| cie s of v| cie s semel bis et v| cie s of v| cie s bis duode tr| cie s unde tr| cie s tr| ce simus quadra ge simus qu| nqua ge simus sexa ge simus septua ge simus octo ge simus no na ge simus tr| ce n| quadra ge n| qu| nqua ge n| sexa ge n| septua ge n| octo ge n| no na ge n| tr| cie s quadra gie s qu| nqua gie s sexa gie s septua gie s octo gie s no na gie s 28 29 unus et v| gint| of v| gint| unus xxii duo et v| gint| of v| gint| duo xxviii duode tr| ginta xxix unde tr| ginta 30 40 50 60 70 80 90 xxx xl l lx lxx lxxx xc 22 tr| ginta quadra ginta qu| nqua ginta sexa ginta septua ginta octo ginta no na ginta 100 c centum cente simus cente n| centie s 101 ci centum (et) unus cente simus pr| mus cente n| singul| centie s semel 200 cc ducent| , ae, a ducente simus duce n| ducentie s 300 ccc trecent| , ae, a trecente simus trece n| trecentie s 400 cd quadringent| , ae, a quadringente simus quadringe n| quadringentie s ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1198 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1199 ........................................................................................................................ 500 600 700 800 900 d dc dcc dccc dcccc 1000 m 2000 mm of i· i· x 1000000 & 2 hoofdtelwoorden rangtelwoorden distributiva adverbia numeralia qu| ngent| , ae, a sescent| , ae, a septingent| , ae, a octingent| , ae, a no ngent| , ae, a qu| ngente simus sescente simus septingente simus octingente simus no ngente simus qu| nge n| sesce n| septinge n| octinge n| no nge n| qu| ngentie s sescentie s septingentie s octingentie s no ngentie s m| lle duo m| lia m| lle simus bis m| lle simus singula m| lia b| na m| lia m| llie s bis m| llie s decie s cente na m| lia decie s centie s m| lle simus decie s cente na m| lia decie s centie s m| llie s ........................................................................................................................ Van de hoofdtelwoorden worden u nus, duo, tre s, ducent| tot no ngent| en m| lia verbogen. nom. gen. dat. acc. abl. masc. fem. unus una un| us un| us un| un| unum unam uno una n unum un| us un| unum uno masc. fem. duo duae duo rum dua rum duo bus dua bus duo,duo s dua s duo bus dua bus n duo duo rum duo bus duo duo bus masc. tre s trium tribus tre s tribus fem. tre s trium tribus tre s tribus n tria trium tribus tria tribus m| lia m| lium m| libus m| lia m| libus ........................................................................................................................ {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1199 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1200 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 5 Maten, gewichten en munten Hieronder volgt een overzicht van de meest voorkomende Latijnse termen. De corres- ponderende Nederlandse eenheden zijn benaderingen van de Romeinse eenheden. 5.1 Maten Lengtematen Inhoudsmaten De basiseenheid is de voet (pe s) = 30 cm. Een voet werd weer onderverdeeld in 16 ‘vingers’ (digit| ). 1 digitus (duim) = 18.5 mm 1 pe s (voet) = 30 cm 1 cubitus (el) = 1.5 pede s = 45 cm 1 gradus (stap) = 2.5 pede s = 75 cm 1 passus (pas of vadem)= 2 gradus = 1.5 m m| lle passus of passuum (Rom. mijl) = 1.5 km - voor vloeistoffen 1 culleus = 20 amphorae 1 amphora = 8 congi| 1 congius = 6 sexta ri| 1 hem| na = 520 l = 26 l = 3.25 l = 0.27 l - voor vaste stoffen 1 modius (schepel) 1 se mimodius (halve schepel) = = 8.75 l 4.37 l (ook vloeibaar) = 0.55 l 1 sexta rius Oppervlaktematen 1 pe s quadra tus 1 iugerum (morgen) = 0.09 m2 = 1/4 ha 5.2 Gewichten 1 l| bra = as 1 uncia (Rom. pond) = 327 g (ons) = 27.3 g 5.3 Munten 1 aureus 1 de na rius 1 se sterius = 25 de na ri| = 4 se sterti| = 2.5 asses (vanaf 130 v. Chr. : 4 asses) {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d De waarde van de Romeinse munten is moeilijk te bepalen doordat er in de loop van de tijd veel wijzigingen optraden. Voor de tijd van Caesar zou het bestaansminimum moeten worden gesteld op 400 a' 500 sestertie« n per jaar. Pagina: 1200 Datum: 08-07-09 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1201 6 De Romeinse kalender In de Romeinse tijdrekening gold aanvankelijk de maan als vast orie« ntatiepunt. Julius Caesar nam het zonnejaar als uitgangspunt en stelde een jaar op 365 dagen met zo nu en dan een schrikkeldag. Dit is in feite de basis voor onze tijdrekening. Het jaar werd benoemd naar de consuls van het jaar : P. Sulpicio C. Aurelio consulibus ‘tijdens het consulaat van P. Sulpicius en C. Aurelius’. De namen van de maanden waren de volgende : (me nsis) Ia nua rius, Februa rius, Ma rtius (oorspronkelijk de eerste maand van het jaar), Apr| lis, Ma ius, Iunius, Iulius (oorspronkelijk Qu| nt| lis), Augustus (oorspronkelijk Sext| lis), September, Octo ber, November, December. De dagen van de week heetten : Lunae (die s), Ma rtis, Mercuri| , Iovis, Veneris, Sa turn| , So lis. {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d De datum werd berekend met behulp van drie vaste dagen : Kalendae (Kal.) 1e dag van de maand No nae (No n.) 5e dag van de maand (7e in maart, mei, juli en oktober) I·dus (I·d.) 13e dag van de maand (15e in maart, mei, juli en oktober) De andere dagen werden benoemd door vast te stellen hoeveel dagen ze voorafgaan aan de vaste orie« ntatiepunten : Kalend| s I·a nua ri| s 1 januari 31 december pr| die Kalenda s I·a nua ria s ante diem tertium I·dus Ma rtia s 13 maart (N.B. de Romeinen rekenden ‘inclusief’) Een dag werd onderverdeeld in 12 ho rae (‘uren’), waarvan de lengte afhing van de lengte van de dag tussen zonsopkomst en zonsondergang. Zie het volgende schema. Pagina: 1201 Datum: 09-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1202 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Appendix 7 De acht windstreken* * De afbeelding is met dank aan de uitgever ontleend aan ‘Vitruvius Handboek bouwkunde vertaald door Ton Peters’, Amsterdam, Athenaeum ^ Polak & Van Gennep 1997, p.52 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1202 Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1203 396 Romeinen veroveren de Etruskische stad Veii ca. 386 Gallie« rs plunderen Rome 451/450 Wet van de Twaalf Tafelen 753 Romulus sticht Rome, begin koningstijd (legende) 616 ^ 509 Rome geregeerd door Etruskische koningen 509 Stichting van de res publica met twee consuls 494 Instelling van het volkstribunaat ca. 800 Nederzettingen op de Palatijn ca. 600 Aanleg van het Forum Romanum 510 Tempel van Juppiter op het Forum (legende) 399 Dood van Socrates in Athene ca. 380 Plato sticht de Academie in Athene 480 De Grieken verslaan de Perzen bij Salamis 447 Begin van de bouw van het Parthenon in Athene 431^ 404 Peloponnesische oorlog tussen Sparta en Athene 814/3 Stichting van Carthago (legende) 750 ^ 550 Griekse kolonies gevestigd in Zuid-Italie« en Sicilie« ca. 600 Massilia gesticht als Griekse kolonie (Marseille) Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. Voor Christus .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. 8 Beknopt overzicht van de Romeinse geschiedenis Appendix Datum: 08-12-08 1203 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d 281 ^ 275 Invasie en nederlaag van Pyrrhus, koning van Epirus 264 ^ 241 Eerste Punische oorlog : Rome verovert Sicilia ca. 345 ^ 290 Samnitische en Latijnse oorlogen : Rome expandeert naar het zuiden en het oosten 281 Via Appia doorgetrokken naar Tarente ca. 375 Aanleg van de Servische muur om Rome 312 Aanleg van de Via Appia en de Aqua Appia door Appius Claudius Pagina: 1204 Datum: 08-12-08 Plautus (ca. 250 ^ 184) komedies 240 Eerste toneelproductie in Rome door Livius Andronicus ca. 300 Epicurus ontwikkelt zijn filosofie (Athene) ca. 300 Zeno ontwikkelt de sto|« cijnse filosofie (Athene) 290 Stichting van de bibliotheek in Alexandrie« (Egypte) 237 ^ 218 Carthago verovert Spanje 333 ^ 323 Alexander de Grote verovert het Perzische rijk (incl. Egypte) Na de dood van Alexander de Grote valt zijn rijk uiteen in een aantal koninkrijken o.a. onder de Ptolemaee« n (Egypte) en Seleuciden (Syrie« ), begin van de Hellenistische periode Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. 1204 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 149 ^ 146 Derde Punische oorlog : Carthago verwoest, Africa wordt Romeinse provincie 146 Mummius plundert Corinthe, Griekenland wordt Romeinse provincie (Achaea) 133 Tiberius Gracchus stelt voor om land in staatseigendom te verdelen, hij wordt vermoord (129) 123 ^ 122 Hervormingsplannen van Gaius Gracchus, hij wordt gedood 111 ^ 105 Oorlog tegen de Numidische koning Jugurtha, beslist door Marius 102 ^ 101 Marius verslaat de Teutonen en de Kimbren 91 ^ 89 Bondgenotenoorlog, verlening van het burgerrecht aan de Italische bondgenoten 83 ^ 79 Burgeroorlog (Sulla tegen Marius), Sulla wordt dictator 218 ^ 201 Tweede Punische oorlog : Hannibal verslagen door Scipio Africanus, Rome verovert groot deel van Spanje 202 ^ 191 Rome verovert Gallia cisalpina (de Povlakte) 200 ^ 150 Rome verovert Griekenland en Macedonie« 146 Eerste marmeren tempel in Rome (Juppiter Stator) Lucilius (ca. 180 ^ 103) satiren Terentius (ca. 190 ^ 159) komedies Cato (234 ^ 149) proza (o.a. De agri cultura) Ennius (ca. 239 ^ 169) tragedies, epos (Annales) 112 Mithridates wordt koning van Pontus Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. Appendix {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1205 Datum: 08-12-08 1205 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1206 31 Octavianus verslaat Antonius (en Cleopatra) bij Actium (in Griekenland) 27 De senaat verleent Octavianus de titels Augustus en Princeps 46 Kalenderhervorming door Caesar 44 Caesar wordt dictator voor het leven, vermoord op 15 (de Idus van) maart 43 Tweede triumviraat (Antonius, Octavianus, Lepidus), Cicero vermoord 49 ^ 46 Burgeroorlog tussen Pompeius en Caesar, Caesar verslaat Pompeius bij Pharsalus 64 ^ 63 Pompeius onderwerpt Syria en Judaea 63 ^ 62 Samenzwering van Catilina ontdekt en onderdrukt door Cicero 60 Eerste triumviraat (Pompeius, Crassus, Caesar) 58 ^ 51 Caesar verovert Gallia transalpina 73 ^ 71 Slavenopstand geleid door Spartacus Datum: 08-12-08 9 Bouw van de Ara pacis Augustae 27 Bouw van het Pantheon door Agrippa Vergilius (70 ^ 19) gedichten (o.a. epos Aeneis) Horatius (65 ^ 8) gedichten (o. a. oden) Livius (ca. 59 v. ^ 17 n. Chr.) geschiedschrijving (Ab urbe condita) Sallustius (86 ^ 34) geschiedschrijving Vitruvius (ca. 84 ^ 14) handboek over architectuur Nepos (ca. 100 ^ 27) biografiee« n Cicero (106 ^ 43) redevoeringen, filosofische en retorische geschriften Varro (116 ^ 27) encyclopedist Lucretius (ca. 97 ^ 55) leerdicht (De rerum natura) Catullus (ca. 80 ^ 50) liefdesgedichten en epigrammen Caesar (100 ^ 44) verslagen van zijn oorlogen 37 Inval van de Parthen in Syria Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. 1206 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1207 Datum: 08-12-08 64 Brand van Rome, vervolging van christenen in Rome 69 ^ 79 Vespasianus 54 ^ 68 Nero 37 ^ 41 Caligula 41 ^ 54 Claudius 42 Mauretania ingelijfd 43 Verovering (deel van) Britannia 9 Romeinen o.l.v. Varus vernietigd in het Teutoburgerwoud, de Rijn wordt de grens van het Romeinse Rijk 14 Dood van Augustus 14 ^ 37 keizer Tiberius 64 Bouw van Nero’s Domus aurea Seneca sto|« cijns filosoof (ca. 4 ^ 65) brieven, tragedies, filosofische geschriften Lucanus (39 ^ 65) epos (Pharsalia) Phaedrus ( ? ^ ca. 50) fabels ca. 30 Kruisiging van Jezus Christus Na Christus .................................................................................................................................................................................................. Tibullus (ca. 50 ^ 19) liefdeselegiee« n Propertius (ca 50 ^ ca. 2) liefdeselegiee« n 12 ^ 9 De Romeinen Ovidius (43 v. ^ 17 n. Chr.) geveroveren Germania tot aan de Elbe dichten (Metamorphoses) .................................................................................................................................................................................................. Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. Appendix 1207 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1208 180 ^ 192 Commodus 193 ^ 211 Septimius Severus 138 ^ 161 Antoninus Pius 161 ^ 180 Marcus Aurelius 105 ^ 106 Dacia (Roemenie« ) wordt Romeinse provincie 113 ^ 117 Oorlog tegen de Parthen 117 ^ 138 Hadrianus 96 ^ 98 Nerva 98 ^ 117 Trajanus 81 ^ 96 Domitianus 79 Uitbarsting van de Vesuvius, Pompeji en Herculaneum bedolven 79 ^ 81 Titus 70 Plundering van Jeruzalem 122 Bouw van ‘Hadrian’s Wall’ 112 Oprichting van de Zuil van Trajanus 80 Bouw van het Colosseum en de Boog van Titus Tertullianus (ca. 160 ^ 230) christelijke theologische geschriften Apuleius (ca. 125 ^ ?) roman (Metamorphoses) Juvenalis (67 ^ ca. 140) satiren Suetonius (ca. 70 ^ ?) biografiee« n Plinius Minor (ca. 61 ^ 113) brieven Martialis (ca. 40 ^ 104) epigrammen Petronius ( ?) roman (Satyricon) Tacitus (ca. 55 ^ ?) geschiedschrijving (o.a. Annales) Plinius Maior (ca. 23 ^ 79) encyclopedist 166 Gezantschap van Marcus Aurelius naar China Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. 1208 Appendix Datum: 08-12-08 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1209 330 Constantinopel wordt de tweede hoofdstad 361-363 Julianus ‘de Afvallige’, laatste heidense keizer 303 ^ 305 Grote christenvervolgingen 306 ^ 337 Constantijn de Grote 313 Edict van Milaan (christendom getolereerd naast andere culten) 230 De Perzen vallen Mesopotamia binnen 235 ^ 270 Invallen van barbaren en talrijke staatsgrepen 250 Christenvervolgingen onder keizer Decius 254 De Marcomanni vallen Ravenna aan 256 Invallen van de Franken bij de Rijn Herstel van het centrale gezag onder Aurelianus (270 ^ 275) en Diocletianus (284 ^ 305) ca. 300 Mediolanum (Milaan) wordt keizerlijke residentie 212 ^ 217 Caracalla 212 Burgerrecht voor alle vrije inwoners van het Romeinse Rijk 329 Bouw van de eerste St.-Pieter voltooid 271 Aureliaanse muur om Rome gebouwd 216 Bouw van de Thermen van Caracalla Ausonius (ca. 310 ^ 394) gedichten (Mosella) Lactantius (ca. 250 ^ ca. 325) christelijke theologische geschriften 375 De Hunnen verslaan de Goten bij de Dnjepr (Rusland), de Goten trekken westwaarts Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. Appendix Datum: 08-12-08 1209 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 {3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d Pagina: 1210 Datum: 08-12-08 455 De Vandalen plunderen Rome 476 De laatste Romeinse keizer (Romulus Augustulus) afgezet door Odoaker 429 ^ 430 De Vandalen veroveren Noord-Afrika 402 Ravenna wordt de keizerlijke residentie 406 De Franken en andere stammen vallen Gall|« e« binnen 410 De Visigoten onder Alarik I plunderen Rome, Britannia wordt opgegeven 395 Splitsing van het Romeinse Rijk in een westelijk en een oostelijk deel 379 ^ 395 Theodosius I de Grote 380 Het christendom wordt staatsgodsdienst 424 Bouw van het Mausoleum van Galla Placidia in Ravenna Sidonius Apollinaris (ca. 430 ^ 486) gedichten, brieven Hieronymus (ca. 345 ^ 420) christelijke theologische geschriften, bijbelvertaling (Vulgata) Augustinus (354 ^ 430) christelijke theologische geschriften, autobiografie (Confessiones) Symmachus (ca. 345 ^ 402) brieven Claudianus ( ? ^ 404) gedichten Ammianus Marcellinus (ca. 330 ^ ca. 393) geschiedschrijving Staatkundige Bouwwerken Literatuur en Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen wijsbegeerte ten Rome/het Romeinse Rijk .................................................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................................................. 1210 Appendix 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53