Appendix - Woordenboek Latijn/Nederlands

advertisement
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1173
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1174
Datum: 08-12-08
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1175
1 Overzicht van de historische ontwikkeling van het Latijn
De Latijnse taal (lingua lat| na) is genoemd naar
de Lat| n| , de inwoners van de streek Latium in
Centraal-Italie« , nu Lazio genoemd, waarin de
stad Rome (Ro ma) is gelegen. De vroegste
schriftelijke overblijfselen van de Latijnse taal
dateren uit een tijd na de traditionele stichtingsdatum van Rome (21 april 753 v. Chr.).
De oudste in Rome gevonden tekst dateert uit
het eind van de 6de eeuw v. Chr., een zgn.
cippus, gevonden onder de lapis niger op het
forum romanum. De grote stroom begint
echter pas vanaf de 3de eeuw v. Chr. Literaire
teksten bezitten we vanaf ca. 250 v. Chr. Deze
vroege teksten wijken in taalkundig opzicht
sterk af van wat gewoonlijk het ‘klassiek Latijn’ wordt genoemd, dat wil zeggen het literaire Latijn zoals gebruikt door auteurs als
Gaius Julius Caesar en Marcus Tullius Cicero
(1ste eeuw v. Chr.).
Begonnen als taal van een betrekkelijk
kleine groep mensen is het Latijn in de Oudheid gaandeweg geworden tot de voertaal van
(globaal) heel Zuid- en West-Europa en westelijk Noord-Afrika. Het is de basis geweest
voor de huidige Romaanse talen. Na de periode
van expansie van het Romeinse Rijk en van
stabilisering van de in bezit genomen gebieden ontstond er een toenemende druk van
Germaanse en Slavische volkeren van buiten
het rijk. Kort na 400 n. Chr. gaven de Romeinen
Engeland op. In 410 werd Rome geplunderd
door de Visigoten onder Alarik. In dezelfde tijd
drongen de Vandalen door tot in Spanje en
Afrika. In 476 viel het (West-)Romeinse Rijk.
Dit betekende niet dat de Romeinse beschaving meteen ten einde kwam. De binnengevallen stammen namen van de superieure
Romeinse cultuur over wat ze gebruiken
konden. Een niet onaanzienlijk aantal heidense en christelijke auteurs zette de klassieke
literaire traditie voort en ook in andere opzichten is er sprake van continuering van het
Romeinse cultuurgoed. Het Latijn bleef bovendien in gebruik als taal van de kerk en de
theologie, als taal van de administratieve en
juridische documenten, en als wetenschappelijke voertaal. De ineenstorting van het Ro-
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
meinse Rijk, samengaand met het wegvallen
van de bestuurlijke eenheid en het ineenstorten van het onderwijsstelsel, bracht uiteindelijk een diversificatie en verzelfstandiging
van de verschillende delen van het Rijk met
zich mee. Dat gold ook voor de manier waarop
het Latijn zich ontwikkelde. Het ‘echte’ Latijn
werd een tweede taal, een ‘geleerden’taal. Het
eerste document in de Franse taal dateert van
842 (Eden van Straatsburg).
De vorm van het geschreven Latijn van de
vroege Middeleeuwen week in meer of mindere mate af van het klassieke Latijn. Dit was
afhankelijk van diverse factoren : de mate van
scholing van de auteurs, de invloed van ambtelijk en kerkelijk jargon en de invloed van de
volkstaal. In Frankrijk heeft o.a. Karel de Grote
veel gedaan om het gesproken en geschreven
Latijn weer meer op het klassieke Latijn te
laten lijken. In de scholen, die weer in ere
werden hersteld, werd Latijn in een zo ‘zuiver’
mogelijke vorm onderwezen. Voor de continuering van het Latijn en de overdracht van de
Latijnse literatuur is deze zogenaamde
karolingische renaissance van groot
belang geweest. Door dit soort activiteiten
werd anderzijds het besef van het verschil
tussen volkstaal en Latijn geaccentueerd. Het
Latijn ging fungeren als de tweede taal naast
de volkstaal en werd als zodanig aan de behoefte van de communicatie aangepast, vooral
op het punt van de woordenschat. Deze
‘tweede taal’ fungeerde o.a. als internationale
geleerdentaal, maar ook als taal van het recht
en van de poe« zie. De latere humanisten herontdekten niet alleen de waarde van de klassieke Oudheid in zijn algemeenheid, maar
conformeerden zich ook (opnieuw) aan de
normen van het klassieke Latijn. Deze fase van
het Latijn (humanistenlatijn of neolatijn) kende in Nederland zijn hoogtepunt
in de 16de en 17de eeuw. Maar ook nu nog
wordt het Latijn gebruikt, bijvoorbeeld in
(geleerden)poe« zie en uiteraard in de roomskatholieke kerk.
Pagina: 1175
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1176
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
2 De uitspraak van het Latijn
2.1 De klanken
Hieronder volgen enkele regels voor de uitspraak van de klanken in de klassieke periode
(ten tijde van Caesar en Cicero).
a) klinkers (vocalen) :
In het klassieke Latijn bestond er een
oppositie tussen lange en korte klinkers,
die in het schrift niet tot uitdrukking
komt (zie beneden). Dit onderscheid is
van wezenlijk belang voor het woordaccent (zie ‰ 2.2) en voor de metriek. De
klankwaarde van deze klinkers was on-
geveer als hieronder aangegeven :
a als in Ned. baar
o als in
a als in Ned. bad
o als in
e als in Ned. beer
u als in
e als in Ned. bed
u als in
| als in Ned. bier
i als in Ned. bit
Ned.
Ned.
Ned.
Ned.
boos
bod
boer
hoed
b) tweeklanken (diftongen) :
ae ongeveer als in ma|« s, bijvoorbeeld Caesar. Al
in de tijd van Caesar en Cicero spraken
sommige taalgebruikers een open e uit, als
in Ned. ble' ren.
au als in Ned. koud. Ook hier kwam al ten
tijde van Cicero de uitspraak als lange
open o voor (o ), als in Ned. uitroep o o h,
bijvoorbeeld applaudo (‘ik juich toe’).
oe als in Eng. moist.
ui als in Ned. foei.
eu meestal uitgesproken als in Ned. ui,
maar beter [ew].
Of het Latijn nog een klank /ˇ/ (uitgesproken
als [ u ] in muziek) kende, is niet zeker.
c) medeklinkers (consonanten) :
p
b
t
d
k
g
kw
als in Ned.
als in Ned.
als in Ned.
als in Ned.
als in Ned.
als in Frans
(gespeld qu)
als in Eng.
als in Ital.
gw (gespeld gu)
als in Ital.
peer
beer
teer
deerlijk
keer
garc on
quick,
quando
guardare
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
maar
naar
lief/loef
trillende r
(niet: brouw ‘r’)
f als in Ned. fiets
s als in Ned. sap, stem
j (gespeld i)
als in Ned. jas
w (gespeld v)
als in Eng. William
m
n
l
r
als
als
als
als
in
in
in
in
Ned.
Ned.
Ned.
Ned.
Pagina: 1176
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1177
2.2 Het schrift
Het Latijnse alfabet bevatte vanaf ca. het begin
van onze jaartelling de volgende letters :
A
E
I
B
D
G
P
T
CKQ
M
N
F
S
L
R
X
Y
O
V
H
Z
De tekens die in de klassieke periode vooral
op officie« le inscripties maar ook in handschriften werden gebruikt lijken het meest op
onze hoofdletters. Een onderscheid tussen
hoofd- en kleine letters werd niet gemaakt.
Naast dit
schrift werd o.a. voor particuliere correspondentie, maar later ook voor boekproductie een
‘lopend’ (‘cursief’) schrift ontwikkeld. Onze
kleine letters zijn voornamelijk afgeleid van
latere versies van een lopend schrift.
De letters corresponderen ^ zoals in veel talen ^
niet precies met de eerder beschreven klanken
en soms worden combinaties van letters gebruikt. Twee voorbeelden :
1. Lange en korte vocalen worden in het klassieke Latijn weergegeven met hetzelfde teken :
malus = ma lus (‘appelboom’) en malus
(‘slecht’).
2. De I en V worden zowel gebruikt voor de
(lange en korte) vocalen /i/ en /u/ als voor de
semivocalen /j/ en /w/. Aparte tekens voor /j/
en /w/ , nl. j en v, dateren uit de 16de eeuw. In
de meeste moderne teksten wordt de i nog
steeds gebruikt voor de klinker en semivocaal,
maar wordt wel de u van de v onderscheiden.
Dat gebeurt ook in dit woordenboek.
2.3 De klemtoon
Anders dan in het Nederlands en het Frans is
de klemtoon (het woordaccent) in een woord
niet gebonden aan een vaste lettergreep. In het
woord impera¤ tor (‘aanvoerder’) rust de klemtoon op de lettergreep ra . In de bijbehorende
meervoudsvorm imperato¤ res op de lettergreep
to . Aan dit voorbeeld is tevens te zien dat de
plaatsing van de klemtoon niet volkomen vrij
is : het gaat in beide gevallen om de voorlaatste
lettergreep van het woord. Bij meerlettergrepige woorden kan het accent nooit op de
laatste lettergreep vallen. Het accent valt op de
voorlaatste of voorvoorlaatste lettergreep.
2.4 De moderne uitspraak
De moderne uitspraak is een ratjetoe. Afgezien
van de invloed van de moedertaal op de uitspraak van het Latijn in de verschillende landen is er een aantal bewuste tendensen.
genus [ ge' noes ] uitspraak :
[ dzje' noes ] (‘geslacht’), vgl. Italiaans genere.
2. In de Nederlandse standaarduitspraak
wordt de /k/ hard uitgesproken voor a, o en u,
maar als [ s ] voor i, e en ae, bijvoorbeeld :
1. Allereerst is er de Italiaans-katholieke
uitspraak. Het meest opvallend daarin is de
‘zachte’ uitspraak van de /k/ (geschreven -c) als
[ tsj ] en van de /g/ als [ dzj ], bijvoorbeeld :
Cicero [Kiekeroo ] uitspraak : [Sieseroo ], vgl.
Frans Cice¤ ron.
caelum [ kailoem ] uitspraak :
[ tsje' loem ] (‘hemel’), vgl. Italiaans cielo,
Cesare.
De /ae/ wordt meestal als [ ee ] uitgesproken,
bijvoorbeeld caelum [ kailoem ] uitspraak :
[ seelum ].
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1177
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1178
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
3. Natuurlijk wordt soms ook een poging gedaan om de wetenschappelijk gereconstrueerde uitspraak te gebruiken, bijvoorbeeld /ae/
uitgesproken als [ ai ]. Echt systematisch ge-
beurt dat niet. Voor de in de Nederlandse
cultuur opgenomen woorden en namen maakt
dit ook een vreemde indruk.
3 Overzicht van declinaties en conjugaties
3.1 Declinatie van substantieven
Ie declinatie : -a-stammen
sing. nom.
ros
gen.
ros
dat.
ros
acc.
ros
abl.
ros
a
ae
ae
am
a
(‘roos’)
plur.
ros
ros
ros
ros
ros
ae
a rum
| s
a s
| s
IIe declinatie : -o-stammen
sing. nom.
domin us (‘meester’)
plur. domin |
gen.
domin |
domin o rum
dat.
domin o
domin | s
acc.
domin um
domin os
abl.
domin o
domin | s
voc.
domin e
N.B. Alleen bij deze groep van substantieven komt in het enkelvoud een aparte aanspreekvorm (vocativus) voor. Bij eigennamen op -ius is de voc. -| (Hora t| ). Zo ook f| l| (‘zoon’).
sing.
sing.
sing.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
puer
puer
puer
puer
puer
|
o
um
o
(‘jongen’)
plur.
puer
puer
puer
puer
puer
|
o rum
| s
o s
| s
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
ager
agr
agr
agr
agr
|
o
um
o
(‘akker’)
plur.
agr
agr
agr
agr
agr
|
o rum
| s
o s
| s
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
templ
templ
templ
templ
templ
um (‘tempel’)
|
o
um
o
plur.
templ
templ
templ
templ
templ
a
o rum
| s
a
| s
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1178
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
IIIe declinatie : consonantstammen
sing. nom.
dux
gen.
duc
is
dat.
duc
|
acc.
duc
em
abl.
duc
e
sing.
(‘leider’)
plur.
duc
duc
duc
duc
duc
e s
um
ibus
e s
ibus
(‘werk’)
plur.
oper
oper
oper
oper
oper
a
um
ibus
a
ibus
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
opus
oper
oper
opus
oper
-i-stammen
sing. nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
turr
turr
turr
turr
turr
is
is
|
im
|
(‘toren’)
plur.
turr
turr
turr
turr
turr
e s
ium
ibus
| s (e s)
ibus
mar
mar
mar
mar
mar
e
is
|
e
|
(‘zee’)
plur.
mar
mar
mar
mar
mar
ia
ium
ibus
ia
ibus
is
is
|
em
e
(‘burger’)
plur.
c| v
c| v
c| v
c| v
c| v
e s
ium
ibus
e s
ibus
s
is
|
em
e
(‘stad’)
plur.
urb
urb
urb
urb
urb
e s
ium
ibus
e s
ibus
(‘bot’)
plur.
oss
oss
oss
oss
oss
a
ium
ibus
a
ibus
plur.
man
man
man
man
man
us
uum
ibus
us
ibus
sing.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
-gemengde declinatie
sing. nom.
c| v
gen.
c| v
dat.
c| v
acc.
c| v
abl.
c| v
sing.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
urb
urb
urb
urb
urb
sing.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
os
oss
oss
os
oss
IVe declinatie : -u-stammen
sing. nom.
man
gen.
man
dat.
man
acc.
man
abl.
man
is
|
e
is
|
e
us (‘hand’)
us
u|
um
u
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1179
Datum: 08-12-08
1179
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1180
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
sing.
Appendix
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
corn
corn
corn
corn
corn
Ve declinatie : -e -stammen
sing. nom.
di
gen.
di
dat.
di
acc.
di
abl.
di
u
(‘hoorn’)
us
u| /u
u
u
plur.
corn
corn
corn
corn
corn
ua
uum
ibus
ua
ibus
e s
e |
e |
em
e
plur.
di
di
di
di
di
e s
e rum
e bus
e s
e bus
(‘dag’)
3.2 Declinatie van adjectieven
3.2.1 Adjectieven van de a- en o-stammen
a. adjectieven op ^us, -a, um (bonus ‘goed’)
sing.
nom.
gen.
masc.
bon-us
bon-|
fem.
bon-a
bon-ae
n.
bon-um
bon-|
dat.
acc.
abl.
voc.
bon-o
bon-um
bon-o
bon-e
bon-ae
bon-am
bon-a
bon-o
bon-um
bon-o
plur.
masc.
fem.
n.
bon-|
bon-ae
bon-a
bon-o rum bon-a rum bono rum
bon-| s
bon-| s
bon-| s
bon-o s
bon-a s
bon-a
bon-| s
bon-| s
bon-| s
b. adjectieven op ^er, -(e)ra, -(e)rum (l| ber ‘vrij’ en pulcher ‘mooi’)
sing.
sing.
nom.
gen.
masc.
l| ber
l| ber-|
fem.
l| ber-a
l| ber-ae
n.
l| ber-um
l| ber-|
dat.
acc.
abl.
l| ber-o
l| ber-um
l| ber-o
l| ber-ae
l| ber-am
l| ber-a
l| ber-o
l| ber-um
l| ber-o
nom.
gen.
masc.
pulcher
pulchr-|
fem.
n.
pulchr-a pulchr-um
pulchr-ae pulchr-|
dat.
acc.
abl.
pulchr-o pulchr-ae pulchr-o
pulchr-um pulchr-am pulchr-um
pulchr-o pulchr-a pulchr-o
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
plur.
plur.
masc.
fem.
n.
l| ber-|
l| ber-ae l| ber-a
l| ber-o rum l| ber-a rum l| bero rum
l| ber-| s
l| ber-| s
l| ber-| s
l| ber-o s l| ber-a s
l| ber-a
l| ber-| s
l| ber-| s
l| ber-| s
masc.
pulchr-|
pulchro rum
pulchr-| s
pulchr-o s
pulchr-| s
Pagina: 1180
fem.
pulchr-ae
pulchra rum
pulchr-| s
pulchr-a s
pulchr-| s
n.
pulchr-a
pulchro rum
pulchr-| s
pulchr-a
pulchr-| s
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1181
3.2.2 Adjectieven van de IIIe declinatie
a. adjectieven met een abl. sing. op -| (a cer ‘scherp’, gravis ‘zwaar’, atro x ‘gruwelijk’)
sing. nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
masc. fem. n.
a cer
a cr-is a cr-e
a cr-is
a cr-|
a cr-em
a cr-e
a cr-|
masc./fem. n
grav-is
grav-e
grav-is
grav-|
grav-em
grav-e
grav-i
plur. nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
masc. fem. n.
a cr-e s
a cr-ia
a cr-ium
a cr-ibus
a cr-e s
a cr-ia
a cr-ibus
masc./fem. n.
grav-e s
grav-ia
grav-ium
grav-ibus
grav-e s
grav-ia
grav-ibus
masc./fem. n.
atro x
atro c-is
atro c-|
atro c-em
atro x
atro c-|
masc./fem. n.
atro c-e s
atro c-ia
atro c-ium
atroc-ibus
atro c-e s
atro c-ia
atroc-ibus
b. adjectieven met een abl. sing. op ^e (comparatieven, bv. altior ‘hoger’ ; verder d| ves ‘rijk’, pauper ‘arm’,
vetus ‘oud’)
masc./
n.
masc./
n.
fem.
fem.
sing. nom. altior
altius
vetus
plur. nom.
gen.
altio r-is
veter-is
gen.
dat.
altio r-|
veter-|
dat.
acc. altio r-em altius veter-em vetus
acc.
abl.
altio r-e
veter-e
abl.
masc./ n.
fem.
altio r-e s altio r-a
altio r-um
altio r-ibus
altio r-e s altio r-a
altio r-ibus
masc./ n.
fem.
veter-e s veter-a
veter-um
veter-ibus
veter-e s veter-a
veter-ibus
3.3 Declinatie van pronomina
Pronomina personalia - Persoonlijke voornaamwoorden
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
1e persoon
ego ‘ik’
me|
mihi
me
me
2e persoon
tu ‘jij, u’
tu|
tibi
te
te
3e persoon
is ‘hij’
eius
e|
eum
eo
ea ‘zij’
eius
e|
eam
ea
id ‘het’
eius
e|
id
eo
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
no s ‘wij’
nostrum, nostr|
no b| s
no s
no b| s
vo s ‘jullie, u’
vestrum, vestr|
vo b| s
vo s
vo b| s
e| , | ‘zij’
eo rum
e| s, i| s, | s
eo s
e| s, i| s, | s
eae ‘zij’
ea rum
e| s, i| s, | s
ea s
e| s, i| s, | s
ea ‘zij’
eo rum
e| s, i| s, | s
ea
e| s, i| s, | s
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1181
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1182
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
Pronomen reflexivum - Wederkerend voornaamwoord
gen.
dat.
acc.
abl.
su|
sibi
se , se se
se , se se
laudo eum, eam, eo s, ea s ‘ik prijs hem, haar, hen’
laudat se
‘hij prijst zich, zij prijst zich’
laudant se
‘zij prijzen zich’
Pronomina possessiva - Bezittelijke voornaamwoorden
masc.
meus
tuus
noster
vester
suus
fem.
mea
tua
nostra
vestra
sua
n
meum
tuum
nostrum
vestrum
suum
‘mijn’
‘jouw, uw’
‘onze, ons’
‘jullie, uw’
‘zijn (eigen), haar (eigen), hun (eigen)’
Pronomina demonstrativa - Aanwijzende voornaamwoorden
hic,
iste,
ille,
haec,
ista,
illa,
hoc
istud
illud
‘deze, dit (hier bij mij)’
‘die, dat (daar bij jou)’
‘die, dat (daar bij hem, ginds)’
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
singularis
masc.
hic
huius
huic
hunc
ho c
fem.
haec
huius
huic
hanc
ha c
n
hoc
huius
huic
hoc
ho c
masc.
ille
ill| us
ill|
illum
illo
fem.
illa
ill| us
ill|
illam
illa
n
illud
ill| us
ill|
illud
illo
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
pluralis
masc.
h|
ho rum
h| s
ho s
h| s
fem.
hae
ha rum
h| s
ha s
h| s
n
haec
ho rum
h| s
haec
h| s
masc.
ill|
illo rum
ill| s
illo s
ill| s
fem.
illae
illa rum
ill| s
illa s
ill| s
n
illa
illo rum
ill| s
illa
ill| s
Iste wordt verbogen zoals ille.
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1182
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Pronomina determinativa - Bepalende voornaamwoorden
De bepalende voornaamwoorden zijn :
is, ea, id
‘deze (die), dit (dat), degene (datgene)’
(zie boven)
ipse, ipsa, ipsum
‘zelf’
| dem, eadem, idem
‘dezelfde, hetzelfde’
Declinatie van ipse
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
singularis
masc.
ipse
ips| us
ips|
ipsum
ipso
fem.
ipsa
ips| us
ips|
ipsam
ipsa
n
ipsum
ips| us
ips|
ipsum
ipso
pluralis
masc.
ips|
ipso rum
ips| s
ipso s
ips| s
fem.
ipsae
ipsa rum
ips| s
ipsa s
ips| s
n
ipsa
ipso rum
ips| s
ipsa
ips| s
fem.
eadem
eiusdem
e| dem
eandem
ea dem
n
idem
eiusdem
e| dem
idem
eo dem
pluralis
masc.
e| dem
eo rundem
e| s(i| s, | s)dem
eosdem
e| s(i| s, | s)dem
fem.
eaedem
ea rundem
e| s(i| s, | s)dem
ea sdem
e| s(i| s, | s)dem
n
eadem
eo rundem
e| s(i| s, | s)dem
eadem
e| s(i| s, | s)dem
pluralis
masc.
qu|
quo rum
quibus
quo s
quibus
fem.
quae
qua rum
quibus
qua s
quibus
n
quae
quo rum
quibus
quae
quibus
pluralis
masc.
qu|
quo rum
quibus
quo s
quibus
fem.
quae
qua rum
quibus
qua s
quibus
n
quae
quo rum
quibus
quae
quibus
Declinatie van idem
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
singularis
masc.
| dem
eiusdem
e| dem
eundem
eo dem
Pronomen relativum - Betrekkelijk voornaamwoord
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
singularis
masc.
qu|
cuius
cui
quem
quo
fem.
quae
cuius
cui
quam
qua
n
quod
cuius
cui
quod
quo
Pronomen interrogativum - Vragend voornaamwoord
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
singularis
masc.
quis
cuius
cui
quem
quo
fem.
quae
cuius
cui
quam
qua
n
quid
cuius
cui
quid
quo
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1183
Datum: 08-12-08
1183
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1184
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
3.4 Conjugatie van de regelmatige werkwoorden
3.4.1 Eerste conjugatie
I. Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik prijs
moge (laat)
prijs(t)
(te) prijzen
prijzend
ik prijzen
laudo
laudem
lauda re
lauda ns
lauda s
laude s
lauda
-antis
laudat
laudet
lauda mus
laude mus
lauda tis
laude tis
lauda te
laudant
laudent
........................................................................................................................
Imperfectum
ik prees
ik zou prijzen
lauda bam
lauda rem
lauda ba s
lauda re s
lauda bat
lauda ret
lauda ba mus
lauda re mus
lauda ba tis
lauda re tis
lauda bant
lauda rent
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Futurum ik zal
te zullen
zullende
(simplex) prijzen
prijzen
prijzen
lauda bo
lauda turus
lauda -a, -um
turus
lauda bis
lauda bit
esse
-a, -um
lauda bimus
lauda bitis
lauda bunt
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1184
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1185
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Praesens
ik word
geprezen
moge ik
spoor(t) aan*
geprezen (te)
geprezen
worden
worden
laudor
lauder
lauda r|
lauda ris
laude ris
horta re
lauda tur
laude tur
lauda mur
laude mur
lauda min|
laude min|
horta min|
laudantur
laudentur
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Imperfectum
ik werd
geprezen
ik zou geprezen
worden
lauda bar
lauda rer
lauda ba ris
lauda re ris
lauda ba tur
lauda re tur
lauda ba mur
lauda re mur
lauda ba min|
lauda re min|
lauda bantur
lauda rentur
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Futurum ik zal
(simplex) geprezen
worden
(te) zullen
geprezen
worden
lauda bor
lauda tum | r|
lauda beris
lauda bitur
lauda bimur
lauda bimin|
lauda buntur
........................................................................................................................
* N.B. de zogenaamde passieve imperativus komt vrijwel alleen bij de deponentia voor.
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1185
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1186
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
II. Voltooide tijden
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
........................................................................................................................
Perfectum
ik heb geprezen moge (laat) ik
geprezen (te)
ik prees
geprezen
hebben
hebben
lauda v|
lauda verim
lauda visse
lauda vist|
lauda ver| s
lauda vit
lauda verit
lauda vimus
lauda ver| mus
lauda vistis
lauda ver| tis
lauda ve runt
lauda verint
........................................................................................................................
Plq.pf.
ik had geprezen ik zou geprezen
hebben
lauda veram
lauda vissem
lauda vera s
lauda visse s
lauda verat
lauda visset
lauda vera mus lauda visse mus
lauda vera tis
lauda visse tis
lauda verant
lauda vissent
........................................................................................................................
Futurum ik zal geprezen
exactum hebben
lauda vero
lauda veris
lauda verit
lauda verimus
lauda veritis
lauda verint
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Perfectum
ik ben geprezen moge (laat) ik
ik werd geprezen geprezen zijn
lauda tus sum
lauda tus sim
-a, -um es
-a, -um s| s
est
sit
lauda t| sumus lauda t| s| mus
-ae, -a estis
-ae, -a s| tis
sunt
sint
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
geprezen (te)
zijn
lauda tus
-a, -um
esse
Pagina: 1186
geprezen
(zijnde)
lauda tus
-a, -um
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1187
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Plq.pf.
ik was geprezen
ik zou geprezen
zijn
lauda tus
eram
lauda tus essem
-a, -um
era s
-a, -um esse s
erat
esset
lauda t|
era mus
lauda t| esse mus
-ae, -a
era tis
-ae, -a esse tis
erant
essent
........................................................................................................................
Futurum ik zal geprezen
exactum zijn
lauda tus ero
-a, -um eris
erit
lauda t| erimus
-ae, -a eritis
erunt
........................................................................................................................
3.4.2 Tweede conjugatie
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik verwoest
moge (laat)
verwoest
(te)
verik verwoesten
verwoesten
woestend
de leo
de leam
de le re
de le ns
de le s
de lea s
de le
-entis
de let
de leat
de le mus
de lea mus
de le tis
de lea tis
de le te
de lent
de leant
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1187
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1188
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
ik zou verwoesten
de le bam
de le rem
de le ba s
de le re s
de le bat
de le ret
de le ba mus
de le re mus
de le ba tis
de le re tis
de le bant
de le rent
........................................................................................................................
Imperfectum
ik verwoestte
Futurum ik zal
(te) zullen
zullende
(simplex) verwoesten
verwoesten
verwoesten
de le bo
de le turus
de le turus
de le bis
-a, -um
-a, -um
esse
de le bit
de le bimus
de le bitis
de le bunt
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Praesens
ik word
verwoest
heb(t)
moge
verwoest (te)
ik verwoest
medelijden*
worden
worden
de leor
de lear
de le r|
de le ris
de lea ris
misere re
de le tur
de lea tur
de le mur
de lea mur
de le min|
de lea min|
misere min|
de lentur
de leantur
........................................................................................................................
* N.B. zie noot ‰3.4.1.
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1188
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1189
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
ik werd
ik zou verwoest
verwoest
worden
de le bar
de le rer
de le ba ris
de le re ris
de le ba tur
de le re tur
de le ba mur
de le re mur
de le ba min|
de le re min|
de le bantur
de le rentur
........................................................................................................................
Imperfectum
Futurum ik zal ver(te) zullen
(simplex) woest worden
verwoest worden
de le bor
de le tum | r|
de le beris
de le bitur
de le bimur
de le bimin|
de le buntur
........................................................................................................................
3.4.3 Derde conjugatie
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik overwin
moge (laat) ik overwin(t)
(te)
overoverwinnen
overwinnen
winnend
vinco
vincam
vincere
vince ns
vincis
vinca s
vince
-entis
vincit
vincat
vincimus
vinca mus
vincitis
vinca tis
vincite
vincunt
vincant
........................................................................................................................
Imperfectum
ik overwon
ik zou
overwinnen
vince bam
vincerem
vince ba s
vincere s
vince bat
vinceret
vince ba mus
vincere mus
vince ba tis
vincere tis
vince bant
vincerent
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1189
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1190
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Futurum ik zal overte zullen
zullende
(simplex) winnen
overwinnen
overwinnen
vincam
victurus
victurus
vince s
-a, -um
-a, -um
vincet
esse
vince mus
vince tis
vincent
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Praesens
ik word
overwonnen
moge ik
vertrek(t)*
overwonnen
overwonnen
(te) worden
worden
vincor
vincar
vinc|
vinceris
vinca ris
profic| scere
vincitur
vinca tur
vincimur
vinca mur
vincimin|
vinca min|
profic| scimin|
vincuntur
vincantur
........................................................................................................................
Imperfectum
ik werd
ik zou overoverwonnen
wonnen worden
vince bar
vincerer
vince ba ris
vincere ris
vince ba tur
vincere tur
vince ba mur
vincere mur
vince ba min|
vincere min|
vince bantur
vincerentur
........................................................................................................................
Futurum ik zal overwon(te) zullen over(simplex) nen worden
wonnen worden
vincar
victum | r|
vince ris
vince tur
vince mur
vince min|
vincentur
........................................................................................................................
* N.B. zie noot ‰3.4.1.
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1190
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1191
3.4.4 Vierde conjugatie
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik hoor
moge (laat)
hoor(t)
(te) horen
horend
ik horen
audio
audiam
aud| re
audie ns
aud| s
audia s
aud|
-entis
audit
audiat
aud| mus
audia mus
aud| tis
audia tis
aud| te
audiunt
audiant
........................................................................................................................
Imperfectum
ik hoorde
ik zou horen
audie bam
aud| rem
audie ba s
aud| re s
audie bat
aud| ret
audie ba mus
aud| re mus
audie ba tis
aud| re tis
audie bant
aud| rent
........................................................................................................................
Futurum ik zal horen
(te) zullen
zullende
(simplex)
horen
horen
audiam
aud| turus
aud| turus
audie s
-a, -um
-a, -um
audiet
esse
audie mus
audie tis
audient
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Praesens
ik word
gehoord
moge
verdeel(t)*
gehoord (te)
ik gehoord
worden
worden
audior
audiar
aud| r|
aud| ris
audia ris
part| re
aud| tur
audia tur
aud| mur
audia mur
aud| min|
audia min|
part| min|
audiuntur
audiantur
........................................................................................................................
* N.B. zie noot ‰3.4.1.
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1191
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1192
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
........................................................................................................................
Imperfec- ik werd
ik zou gehoord
tum
gehoord
worden
audie bar
aud| rer
audie ba ris
aud| re ris
audie ba tur
aud| re tur
audie ba mur
aud| re mur
audie ba min|
aud| re min|
audie bantur
aud| rentur
........................................................................................................................
Futurum ik zal gehoord
(simplex) worden
audiar
audie ris
audie tur
audie mur
audie min|
audientur
........................................................................................................................
3.4.5 De capio
capio groep
Een aantal werkwoorden gedraagt zich gedeeltelijk als werkwoorden van de audio groep, maar in een
klein aantal vormen als de vinco groep. In de lemmata in het woordenboek blijkt dat uit de vorm van
de infinitivus (capere).
........................................................................................................................
3.4.6 De onregelmatige werkwoorden
I. sum, esse, fu| , part. fut. futu rus ‘zijn’
........................................................................................................................
Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik ben
moge (laat)
wees(t)
(te) zijn
ik zijn
sum
sim
esse
es
s| s
es
est
sit
sumus
s| mus
estis
s| tis
este
sunt
sint
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1192
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1193
........................................................................................................................
Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Imperfectum
ik was
eram
ik zou zijn
essem (of
forem)
era s
esse s
erat
esset
era mus
esse mus
era tis
esse tis
erant
essent
........................................................................................................................
Futurum ik zal zijn
wees(t)
(te) zullen
zullende
(simplex)
zijn
zijn
ero
futurus
futurus
eris
esto
-a, -um
-a, -um
erit
esto
esse of fore
erimus
eritis
esto te
erunt
sunto
........................................................................................................................
II. fero , ferre, tu l| , la tum ‘dragen’, ‘brengen’
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik breng
moge (laat)
ik brengen
feram
fera s
ferat
etc.
breng(t)
(te) brengen
brengend
fero
ferre
fere ns
fers
fer
-entis
fert
ferimus
fertis
ferte
ferunt
........................................................................................................................
Imperfectum
ik bracht
ik zou brengen
fere bam
ferrem
fere ba s
ferre s
etc.
etc.
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1193
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1194
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
........................................................................................................................
Activum Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Futurum ik zal brengen
(simplex)
feram
fere s
etc.
(dat) ik zal
brengen
la turus
-a, -um
sim
etc.
(te) zullen
brengen
la turus
-a, -um
esse
zullende
brengen
la turus
-a, -um
ferto
ferto
ferto te
ferunto
........................................................................................................................
Passivum Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
........................................................................................................................
Praesens
ik word
gebracht
moge (laat) ik
gebracht
worden
ferar
fera ris
etc.
gebracht
(te) worden
feror
ferr|
ferris
fertur
ferimur
ferimin|
feruntur
........................................................................................................................
Imperfectum
ik werd
ik zou gebracht
gebracht
worden
fere bar
ferrer
fere ba ris
ferre ris
etc.
etc.
........................................................................................................................
Futurum ik zal gebracht
(te) zullen
(simplex) worden
gebracht worden
ferar
la tum | r|
fere ris
etc.
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1194
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1195
IIIa. volo , velle, volu| ‘willen’
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ik wil
moge (laat)
(te) willen
willend
ik willen
volo
velim
velle
vole ns,
v| s
vel| s
entis
vult
velit
volumus
vel| mus
vultis
vel| tis
volunt
velint
........................................................................................................................
Imperfectum
ik wilde
ik zou willen
vole bam
vellem
vole ba s
velle s
etc.
etc.
........................................................................................................................
Futurum ik zal willen
(simplex) volam
vole s
etc.
........................................................................................................................
IIIb. no lo , no lle, no lu| ‘niet willen’
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
no lo
no lim
no lle
no le ns,
no n v| s
no l| s
no l|
entis
no n vult
no lit
no lumus
no l| mus
no n vultis
no l| tis
no l| te
no lunt
no lint
........................................................................................................................
Imperfectum
no le bam
no llem
no le ba s
no lle s
etc.
etc.
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1195
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1196
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
IIIc. ma lo , ma lle, ma lu| ‘liever willen’
Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
Participium
........................................................................................................................
Praesens
ma lo
ma lim
ma lle
ma le ns, entis
ma v| s
ma l| s
ma vult
ma lit
ma lumus
ma l| mus
ma vultis
ma l| tis
ma lunt
ma lint
........................................................................................................................
Imperfectum
ma le bam
ma llem
ma le ba s
ma lle s
etc.
etc.
........................................................................................................................
IV. eo, | re, i| , itum ‘gaan’
IVa. Onvoltooide tijden
........................................................................................................................
Activum/ Indicativus
Coniunctivus
Imperativus
Infinitivus
Participium
passivum
........................................................................................................................
ie ns,
eo
eam
| re/| r|
| s
ea s
|
euntis
it/| tur
eat/ea tur
| mus
ea mus
| tis
ea tis
| te
eunt
eant
........................................................................................................................
Praesens
Imperfectum
| bam
| rem
| ba s
| re s
etc./| ba tur
etc./| re tur
........................................................................................................................
Futurum | bo
(simplex) | bis
etc./| bitur
iturus
-a, -um
sim
| to
| to
iturus
-a, -um
cssc
iturus
-a, -um
| to te
eunto
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1196
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1197
IVb. Voltooide tijden
........................................................................................................................
Indicativus
Coniunctivus
Infinitivus
........................................................................................................................
Perfectum i|
ierim
iisse(| sse)/itum esse
| st|
ier| s
iit/itum est
etc./itum sit
iimus
| stis
ie runt
........................................................................................................................
Plq.pf.
ieram
| ssem
iera s
| sse s
etc./itum erat etc./itum esset
........................................................................................................................
Futurum iero
exactum ieris
etc./itum erit
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1197
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1198
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
4 Telwoorden
........................................................................................................................
hoofdtelwoorden
rangtelwoorden
distributiva
adverbia
numeralia
singul| , ae, a
telkens/ieder een
b| n|
tern| (tr| n| )
quatern|
qu| n|
se n|
septe n|
octo n|
nove n|
de n|
semel eenmaal
bis
ter
quater
qu| nquie (n)s
sexie (n)s
septie (n)s
octie (n)s
novie (n)s
decie (n)s
1
i
unus, a, um een
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ii
iii
iv
v
vi
vii
viii
ix
x
duo, duae, duo
tre s, tria
quattuor
qu| nque
sex
septem
octo
novem
decem
pr| mus, a, um
eerste
secundus of alter
tertius
qua rtus
qu| ntus
sextus
septimus
octa vus
no nus
decimus
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
xi
xii
xiii
xiv
xv
xvi
xvii
xviii
xix
xx
undecim
duodecim
tre decim
quattuordecim
qu| ndecim
se decim
septendecim
duode v| gint|
unde v| gint|
v| gint|
undecimus
duodecimus
tertius decimus
qua rtus decimus
qu| ntus decimus
sextus decimus
septimus decimus
duode v| ce simus
unde v| ce simus
v| ce simus
unde n|
duode n|
tern| de n|
quatern| de n|
qu| n| de n|
se n| de n|
septe n| de n|
duode v| ce n|
unde v| ce n|
v| ce n|
undecie (n)s
duodecie s
ter decie s
quater decie s
quinquie s decie s
sexie s decie s
septie s decie s
duode vicie s
unde vicie s
v| cie s
21
xxi
unus et v| ce simus
of v| ce simus pr| mus
alter et v| ce simus
of v| ce simus alter
duode tr| ce simus
unde tr| ce simus
singul| et v| ce n|
of v| ce n| singul|
b| n| et v| ce n|
of v| ce n| b| n|
duode tr| ce n|
unde tr| ce n|
semel et v| cie s
of v| cie s semel
bis et v| cie s
of v| cie s bis
duode tr| cie s
unde tr| cie s
tr| ce simus
quadra ge simus
qu| nqua ge simus
sexa ge simus
septua ge simus
octo ge simus
no na ge simus
tr| ce n|
quadra ge n|
qu| nqua ge n|
sexa ge n|
septua ge n|
octo ge n|
no na ge n|
tr| cie s
quadra gie s
qu| nqua gie s
sexa gie s
septua gie s
octo gie s
no na gie s
28
29
unus et v| gint|
of v| gint| unus
xxii
duo et v| gint|
of v| gint| duo
xxviii duode tr| ginta
xxix unde tr| ginta
30
40
50
60
70
80
90
xxx
xl
l
lx
lxx
lxxx
xc
22
tr| ginta
quadra ginta
qu| nqua ginta
sexa ginta
septua ginta
octo ginta
no na ginta
100 c
centum
cente simus
cente n|
centie s
101 ci
centum (et) unus
cente simus pr| mus cente n| singul|
centie s semel
200 cc
ducent| , ae, a
ducente simus
duce n|
ducentie s
300 ccc
trecent| , ae, a
trecente simus
trece n|
trecentie s
400 cd
quadringent| , ae, a quadringente simus quadringe n|
quadringentie s
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1198
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1199
........................................................................................................................
500
600
700
800
900
d
dc
dcc
dccc
dcccc
1000 m
2000 mm
of i· i·
x
1000000 &
2
hoofdtelwoorden
rangtelwoorden
distributiva
adverbia
numeralia
qu| ngent| , ae, a
sescent| , ae, a
septingent| , ae, a
octingent| , ae, a
no ngent| , ae, a
qu| ngente simus
sescente simus
septingente simus
octingente simus
no ngente simus
qu| nge n|
sesce n|
septinge n|
octinge n|
no nge n|
qu| ngentie s
sescentie s
septingentie s
octingentie s
no ngentie s
m| lle
duo m| lia
m| lle simus
bis m| lle simus
singula m| lia
b| na m| lia
m| llie s
bis m| llie s
decie s cente na
m| lia
decie s centie s
m| lle simus
decie s cente na
m| lia
decie s centie s
m| llie s
........................................................................................................................
Van de hoofdtelwoorden worden u nus, duo, tre s,
ducent| tot no ngent| en m| lia verbogen.
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
masc. fem.
unus una
un| us un| us
un| un|
unum unam
uno una
n
unum
un| us
un|
unum
uno
masc. fem.
duo
duae
duo rum dua rum
duo bus dua bus
duo,duo s dua s
duo bus dua bus
n
duo
duo rum
duo bus
duo
duo bus
masc.
tre s
trium
tribus
tre s
tribus
fem.
tre s
trium
tribus
tre s
tribus
n
tria
trium
tribus
tria
tribus
m| lia
m| lium
m| libus
m| lia
m| libus
........................................................................................................................
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1199
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1200
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
5 Maten, gewichten en munten
Hieronder volgt een overzicht van de meest
voorkomende Latijnse termen. De corres-
ponderende Nederlandse eenheden zijn
benaderingen van de Romeinse eenheden.
5.1 Maten
Lengtematen
Inhoudsmaten
De basiseenheid is de voet (pe s) = 30 cm. Een
voet werd weer onderverdeeld in 16 ‘vingers’
(digit| ).
1 digitus (duim)
= 18.5 mm
1 pe s (voet)
= 30 cm
1 cubitus (el)
= 1.5 pede s = 45 cm
1 gradus (stap)
= 2.5 pede s = 75 cm
1 passus (pas of vadem)= 2 gradus = 1.5 m
m| lle passus of passuum (Rom.
mijl)
= 1.5 km
- voor vloeistoffen
1 culleus
= 20 amphorae
1 amphora
= 8 congi|
1 congius
= 6 sexta ri|
1 hem| na
= 520 l
= 26 l
= 3.25 l
= 0.27 l
- voor vaste stoffen
1 modius
(schepel)
1 se mimodius
(halve schepel)
=
=
8.75 l
4.37 l
(ook vloeibaar) =
0.55 l
1 sexta rius
Oppervlaktematen
1 pe s quadra tus
1 iugerum (morgen)
= 0.09 m2
= 1/4 ha
5.2 Gewichten
1 l| bra = as
1 uncia
(Rom. pond) = 327 g
(ons)
= 27.3 g
5.3 Munten
1 aureus
1 de na rius
1 se sterius
= 25 de na ri|
= 4 se sterti|
= 2.5 asses
(vanaf 130 v.
Chr. : 4 asses)
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
De waarde van de Romeinse munten is moeilijk te bepalen doordat er in de loop van de tijd
veel wijzigingen optraden. Voor de tijd van
Caesar zou het bestaansminimum moeten
worden gesteld op 400 a' 500 sestertie« n per jaar.
Pagina: 1200
Datum: 08-07-09
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1201
6 De Romeinse kalender
In de Romeinse tijdrekening gold aanvankelijk
de maan als vast orie« ntatiepunt.
Julius Caesar nam het zonnejaar als uitgangspunt en stelde een jaar op 365 dagen met zo nu
en dan een schrikkeldag. Dit is in feite de basis
voor onze tijdrekening.
Het jaar werd benoemd naar de consuls van
het jaar : P. Sulpicio C. Aurelio consulibus ‘tijdens
het consulaat van P. Sulpicius en C. Aurelius’.
De namen van de maanden waren de volgende : (me nsis) Ia nua rius, Februa rius,
Ma rtius (oorspronkelijk de eerste maand van
het jaar), Apr| lis, Ma ius, Iunius, Iulius
(oorspronkelijk Qu| nt| lis), Augustus (oorspronkelijk Sext| lis), September, Octo ber,
November, December.
De dagen van de week heetten : Lunae (die s),
Ma rtis, Mercuri| , Iovis, Veneris, Sa turn| , So lis.
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
De datum werd berekend met behulp van drie
vaste dagen :
Kalendae (Kal.)
1e dag van de maand
No nae (No n.)
5e dag van de maand
(7e in maart, mei, juli en oktober)
I·dus (I·d.)
13e dag van de maand
(15e in maart, mei, juli en oktober)
De andere dagen werden benoemd door vast te
stellen hoeveel dagen ze voorafgaan aan de
vaste orie« ntatiepunten :
Kalend| s I·a nua ri| s
1 januari
31 december
pr| die Kalenda s I·a nua ria s
ante diem tertium I·dus Ma rtia s
13 maart
(N.B. de Romeinen
rekenden ‘inclusief’)
Een dag werd onderverdeeld in 12 ho rae
(‘uren’), waarvan de lengte afhing van de
lengte van de dag tussen zonsopkomst en
zonsondergang. Zie het volgende schema.
Pagina: 1201
Datum: 09-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
1202
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Appendix
7 De acht windstreken*
* De afbeelding is met dank aan de uitgever ontleend aan ‘Vitruvius Handboek bouwkunde vertaald
door Ton Peters’, Amsterdam, Athenaeum ^ Polak & Van Gennep 1997, p.52
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1202
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1203
396 Romeinen veroveren de Etruskische stad
Veii
ca. 386 Gallie« rs plunderen Rome
451/450 Wet van de Twaalf Tafelen
753 Romulus sticht Rome, begin koningstijd
(legende)
616 ^ 509 Rome geregeerd door Etruskische
koningen
509 Stichting van de res publica met twee
consuls
494 Instelling van het volkstribunaat
ca. 800 Nederzettingen op de Palatijn
ca. 600 Aanleg van het Forum
Romanum
510 Tempel van Juppiter op het
Forum (legende)
399 Dood van Socrates
in Athene
ca. 380 Plato sticht de Academie in
Athene
480 De Grieken verslaan de Perzen
bij Salamis
447 Begin van de bouw van het
Parthenon in Athene
431^ 404 Peloponnesische oorlog
tussen Sparta en Athene
814/3 Stichting van Carthago (legende)
750 ^ 550 Griekse kolonies gevestigd in Zuid-Italie« en Sicilie«
ca. 600 Massilia gesticht als
Griekse kolonie (Marseille)
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
Voor Christus
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
8 Beknopt overzicht van de Romeinse geschiedenis
Appendix
Datum: 08-12-08
1203
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
281 ^ 275 Invasie en nederlaag van Pyrrhus,
koning van Epirus
264 ^ 241 Eerste Punische oorlog : Rome
verovert Sicilia
ca. 345 ^ 290 Samnitische en Latijnse oorlogen :
Rome expandeert naar het zuiden en het oosten
281 Via Appia doorgetrokken naar
Tarente
ca. 375 Aanleg van de Servische
muur om Rome
312 Aanleg van de Via Appia en de
Aqua Appia door Appius Claudius
Pagina: 1204
Datum: 08-12-08
Plautus (ca. 250 ^ 184) komedies
240 Eerste toneelproductie in
Rome door Livius Andronicus
ca. 300 Epicurus ontwikkelt zijn
filosofie (Athene)
ca. 300 Zeno ontwikkelt de sto|« cijnse filosofie (Athene)
290 Stichting van de bibliotheek
in Alexandrie« (Egypte)
237 ^ 218 Carthago verovert
Spanje
333 ^ 323 Alexander de Grote
verovert het Perzische rijk (incl.
Egypte)
Na de dood van Alexander de
Grote valt zijn rijk uiteen in een
aantal koninkrijken o.a. onder de
Ptolemaee« n (Egypte) en
Seleuciden (Syrie« ), begin van de
Hellenistische periode
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
1204
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
149 ^ 146 Derde Punische oorlog : Carthago
verwoest, Africa wordt Romeinse provincie
146 Mummius plundert Corinthe, Griekenland
wordt Romeinse provincie (Achaea)
133 Tiberius Gracchus stelt voor om land in
staatseigendom te verdelen, hij wordt
vermoord (129)
123 ^ 122 Hervormingsplannen van Gaius
Gracchus, hij wordt gedood
111 ^ 105 Oorlog tegen de Numidische koning
Jugurtha, beslist door Marius
102 ^ 101 Marius verslaat de Teutonen en de
Kimbren
91 ^ 89 Bondgenotenoorlog, verlening van het
burgerrecht aan de Italische bondgenoten
83 ^ 79 Burgeroorlog (Sulla tegen Marius), Sulla
wordt dictator
218 ^ 201 Tweede Punische oorlog :
Hannibal verslagen door Scipio Africanus,
Rome verovert groot deel van Spanje
202 ^ 191 Rome verovert Gallia cisalpina (de
Povlakte)
200 ^ 150 Rome verovert Griekenland en
Macedonie«
146 Eerste marmeren tempel in
Rome (Juppiter Stator)
Lucilius (ca. 180 ^ 103) satiren
Terentius (ca. 190 ^ 159) komedies
Cato (234 ^ 149) proza
(o.a. De agri cultura)
Ennius (ca. 239 ^ 169)
tragedies, epos (Annales)
112 Mithridates wordt koning
van Pontus
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
Appendix
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1205
Datum: 08-12-08
1205
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1206
31 Octavianus verslaat Antonius (en Cleopatra)
bij Actium (in Griekenland)
27 De senaat verleent Octavianus de titels
Augustus en Princeps
46 Kalenderhervorming door Caesar
44 Caesar wordt dictator voor het leven, vermoord op 15 (de Idus van) maart
43 Tweede triumviraat (Antonius, Octavianus,
Lepidus), Cicero vermoord
49 ^ 46 Burgeroorlog tussen Pompeius en
Caesar, Caesar verslaat Pompeius bij Pharsalus
64 ^ 63 Pompeius onderwerpt Syria en Judaea
63 ^ 62 Samenzwering van Catilina ontdekt en
onderdrukt door Cicero
60 Eerste triumviraat (Pompeius, Crassus,
Caesar)
58 ^ 51 Caesar verovert Gallia transalpina
73 ^ 71 Slavenopstand geleid door Spartacus
Datum: 08-12-08
9 Bouw van de Ara pacis Augustae
27 Bouw van het Pantheon door
Agrippa
Vergilius (70 ^ 19) gedichten (o.a.
epos Aeneis)
Horatius (65 ^ 8) gedichten (o. a.
oden)
Livius (ca. 59 v. ^ 17 n. Chr.) geschiedschrijving (Ab urbe condita)
Sallustius (86 ^ 34) geschiedschrijving
Vitruvius (ca. 84 ^ 14) handboek
over architectuur
Nepos (ca. 100 ^ 27) biografiee« n
Cicero (106 ^ 43) redevoeringen,
filosofische en retorische geschriften
Varro (116 ^ 27) encyclopedist
Lucretius (ca. 97 ^ 55) leerdicht
(De rerum natura)
Catullus (ca. 80 ^ 50) liefdesgedichten en epigrammen
Caesar (100 ^ 44) verslagen van
zijn oorlogen
37 Inval van de Parthen in Syria
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
1206
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1207
Datum: 08-12-08
64 Brand van Rome, vervolging van
christenen in Rome
69 ^ 79 Vespasianus
54 ^ 68 Nero
37 ^ 41 Caligula
41 ^ 54 Claudius
42 Mauretania ingelijfd
43 Verovering (deel van) Britannia
9 Romeinen o.l.v. Varus vernietigd in het
Teutoburgerwoud, de Rijn wordt de grens van
het Romeinse Rijk
14 Dood van Augustus
14 ^ 37 keizer Tiberius
64 Bouw van Nero’s Domus aurea
Seneca sto|« cijns filosoof (ca. 4 ^ 65)
brieven, tragedies, filosofische
geschriften
Lucanus (39 ^ 65) epos (Pharsalia)
Phaedrus ( ? ^ ca. 50) fabels
ca. 30 Kruisiging van Jezus
Christus
Na Christus
..................................................................................................................................................................................................
Tibullus (ca. 50 ^ 19) liefdeselegiee« n
Propertius (ca 50 ^ ca. 2) liefdeselegiee« n
12 ^ 9 De Romeinen
Ovidius (43 v. ^ 17 n. Chr.) geveroveren Germania tot aan de Elbe
dichten (Metamorphoses)
..................................................................................................................................................................................................
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
Appendix
1207
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1208
180 ^ 192 Commodus
193 ^ 211 Septimius Severus
138 ^ 161 Antoninus Pius
161 ^ 180 Marcus Aurelius
105 ^ 106 Dacia (Roemenie« ) wordt
Romeinse provincie
113 ^ 117 Oorlog tegen de Parthen
117 ^ 138 Hadrianus
96 ^ 98 Nerva
98 ^ 117 Trajanus
81 ^ 96 Domitianus
79 Uitbarsting van de Vesuvius, Pompeji en
Herculaneum bedolven
79 ^ 81 Titus
70 Plundering van Jeruzalem
122 Bouw van ‘Hadrian’s Wall’
112 Oprichting van de Zuil van
Trajanus
80 Bouw van het
Colosseum en de Boog van Titus
Tertullianus (ca. 160 ^ 230)
christelijke theologische
geschriften
Apuleius (ca. 125 ^ ?)
roman (Metamorphoses)
Juvenalis (67 ^ ca. 140)
satiren
Suetonius (ca. 70 ^ ?) biografiee« n
Plinius Minor (ca. 61 ^ 113)
brieven
Martialis (ca. 40 ^ 104) epigrammen
Petronius ( ?) roman (Satyricon)
Tacitus (ca. 55 ^ ?) geschiedschrijving (o.a. Annales)
Plinius Maior (ca. 23 ^ 79) encyclopedist
166 Gezantschap van Marcus
Aurelius naar China
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
1208
Appendix
Datum: 08-12-08
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1209
330 Constantinopel wordt de tweede
hoofdstad
361-363 Julianus ‘de Afvallige’, laatste heidense
keizer
303 ^ 305 Grote christenvervolgingen
306 ^ 337 Constantijn de Grote
313 Edict van Milaan (christendom
getolereerd naast andere culten)
230 De Perzen vallen Mesopotamia binnen
235 ^ 270 Invallen van barbaren en talrijke
staatsgrepen
250 Christenvervolgingen onder keizer Decius
254 De Marcomanni vallen Ravenna aan
256 Invallen van de Franken bij de Rijn
Herstel van het centrale gezag onder Aurelianus (270 ^ 275) en Diocletianus (284 ^ 305)
ca. 300 Mediolanum (Milaan) wordt
keizerlijke residentie
212 ^ 217 Caracalla
212 Burgerrecht voor alle vrije inwoners van
het Romeinse Rijk
329 Bouw van de eerste St.-Pieter
voltooid
271 Aureliaanse muur om Rome
gebouwd
216 Bouw van de Thermen van
Caracalla
Ausonius (ca. 310 ^ 394) gedichten
(Mosella)
Lactantius (ca. 250 ^ ca. 325)
christelijke theologische
geschriften
375 De Hunnen verslaan de Goten
bij de Dnjepr (Rusland), de Goten
trekken westwaarts
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
Appendix
Datum: 08-12-08
1209
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
{3b2}Aup/La_Ned_2008_2009/02-Appendix.3d
Pagina: 1210
Datum: 08-12-08
455 De Vandalen plunderen Rome
476 De laatste Romeinse keizer (Romulus
Augustulus) afgezet door Odoaker
429 ^ 430 De Vandalen veroveren Noord-Afrika
402 Ravenna wordt de keizerlijke residentie
406 De Franken en andere stammen vallen
Gall|« e« binnen
410 De Visigoten onder Alarik I plunderen
Rome, Britannia wordt opgegeven
395 Splitsing van het Romeinse Rijk in een
westelijk en een oostelijk deel
379 ^ 395 Theodosius I de Grote
380 Het christendom wordt staatsgodsdienst
424 Bouw van het Mausoleum
van Galla Placidia in Ravenna
Sidonius Apollinaris (ca. 430 ^
486) gedichten, brieven
Hieronymus (ca. 345 ^ 420)
christelijke theologische geschriften, bijbelvertaling (Vulgata)
Augustinus (354 ^ 430) christelijke theologische geschriften,
autobiografie (Confessiones)
Symmachus (ca. 345 ^ 402)
brieven
Claudianus ( ? ^ 404) gedichten
Ammianus Marcellinus (ca. 330 ^
ca. 393) geschiedschrijving
Staatkundige
Bouwwerken
Literatuur en
Enkele ontwikkelingen buiontwikkelingen
wijsbegeerte
ten Rome/het Romeinse Rijk
..................................................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................................................
1210
Appendix
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
Download