Sociale agogiek Hoofdstuk 2: Overleg Het gemeenschappelijke doel van de overlegeconomie is consensus op het spanningsveld tussen Vrijheid en Georganiseerde solidariteit. Ze streeft volgende begrippen na: Vrijheid o Privé eigendomsrecht en vrijheid van handel Samenwerking tussen werkevers en werknemers o Wil tot consensus ipv klassenstrijd of meerderheid Vrije (en erkende) sociale beroepsverenigingen Autonomie van bedrijfsleven (subsidiaire staat) o Geen staatseconomie (socialisme, fascisme) o Maar wat met het sociale? Neo-corporatisme o Staat organiseert en steunt belangengroepen o Consensusmodel Fordistisch overleg o Vb Regelmatige en onderhandelde loonsverhogingen Binnen macro-economische grenzen o Cfr vooruitzichten van Planbureau In een parlementaire democratie o In tegenstelling tot fascisme of communisme Dit overleg wordt gevoerd door de groep van 10, dit zijn de sociale gesprekspartners Deze zijn alle 10 gelijkwaardig Zijn autonoom inzake cao o Sectoraal o Per onderneming o Nationaal interprofessioneel akkoord Overlegeconomie: tweeledig overleg De Belgische sociale overlegeconomie vindt plaats op nationaal, sectorieel, ondernemingsniveau en regionaal niveau. Het overleg is paritair: tussen afgevaardigden van werknemers- en werkgeversorganisaties en soms drieledig (met regering en/of parlement). Nationaal niveau Centrale Raad voor het bedrijfsleven (CRB) Deze raad betrekt de regering en het parlement in het overleg door adviezen te geven of voorstellen te doen die nuttig zouden kunnen zijn voor de algemene economie. Dit kan gebeuren op aanvraag van de regering/parlement of op eigen initiatief. Ze werd opgericht door de wet van 20 september 1948. De raad bestaat uit 50 leden. Nationale Arbeidsraad (NAR) De wet van 29 mei 1952 zorgde voor de oprichting van de Nationale Arbeidsraad. Deze Raad betrekt in dit geval de regering of het parlement bij de betrekkingen i.v.m. nationale sociale aangelegenheden. Dit kan net zoals bij de CRB gebeuren op aanvraag van de regering/parlement of op eigen initiatief. Deze raad is de belangrijkste adviseur inzake sociaal recht. De Raad kent 24 leden. Via de wet van 5 december 1968 mag de raad ook CAO's (collectieve arbeidsovereenkomsten) afsluiten. Sectorieel niveau Paritaire comités Op het sectorieel niveau vinden we de paritaire comités terug. Deze werden officieel met de wet van 9 juni 1945. Zoals de naam 'sectorieel' reeds verklapt, hebben zij inspraak over bedrijfssectoren en kunnen er via de paritaire comités CAO's afgesloten worden die bindend zijn voor alle bedrijven van een sector. Een CAO is wel maar bindend wanneer via Koninklijk Besluit vastgelegd en verklaard. Paritaire comités proberen ook eventuele (belangrijke) meningsverschillen of twistpunten tussen werknemers en werkgevers te herstellen. Ze werken ook samen met bovenvermelde raden (CRB en NAR) inzake advies of aangelegenheden die tot hun domein behoren. Aangezien het sociaal overleg in deze paritaire comités zeer belangrijk is, waakt de Dienst Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Arbeid via gespecialiseerde ambtenaren hierover. Bijzondere raadgevende commissies Er zijn sinds 1986 ook Bijzondere Raadgevende Commissies die economisch advies geven per bedrijfssector (zoals bv. chemie, bouw...) . Zij functioneren onder de hoede van de CRB. Niveau van de ondernemingen Ondernemingsraden Op het niveau van de ondernemingen staan de ondernemingsraden in voor het sociaal en economisch overleg, met de nadruk op een informatieve en adviserende taak. Deze Raden werden wettelijk vastgelegd vanaf 20 september 1948. Wanneer een onderneming tenminste 100 werknemers telt is zo'n raad verplicht. Ondernemingsraden hebben ook sommige bevoegdheden zoals bv. het bepalen van de jaarlijkse vakantie. Comités voor Preventie en Bescherming van het werk Deze comités zijn verplicht in ondernemingen die gemiddeld met 50 (of meer) werknemers werken. Zoals de naam van comités al laat uitschijnen staan zij in voor de controle op een veilige werkomgeving om zoveel mogelijk arbeidsongevallen en beroepsziekten te vermijden. De syndicale afvaardiging Op het vlak van overleg is de syndicale afvaardiging een buitenbeentje. De vakbondsafgevaardigden waken over de belangen van hun werknemers en indien er een aanvraag is gedaan door een vakorganisatie bij het ondernemingshoofd zullen zij dus in actie schieten. Hier is er dus in eerste instantie niet echt sprake van overleg, maar eerder van het ingrijpen van de vakbondsafgevaardigden. Op regionaal niveau Hiervoor zijn volgende overleginstanties aanwezig: Vlaams Economisch en Sociaal overlegcomité (VESOC) Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) Voor Wallonië is dit Conseil Economique et Social Régional Wallon (CESRW) Ontstaan van de overlegeconomie Overlegeconomie ontstond ’50-’70 mede door inzet van Achiel va Acker (spa) Werd voorafgegaan door het sociaal pact van ‘44 o De werkgevers verbonden zich ertoe de vakbonden als volwaardige gelijke partners te erkennen en te streven naar de verbetering van de levensstandaard van de bevolking dankzij loonsverhogingen en het opzetten van een stelsel van sociale bescherming. De vakbonden, van hun kant, verbonden zich ertoe het gezag van de werkgevers in de ondernemingen te aanvaarden en loyaal mee te werken aan het opvoeren van de productie. Vanaf 1975tot vandaag kent ze echter een moeizaam overleg o Door internationale concurrentie, globalisering o Desindustrialisering o Individualisering o Geen nieuwe sociale voordelen We moeten kritisch zijn over de toekomst, hoe lang kan het rijnlandmodel bijven bestaan? Meer en meer blijkt dat onze sociale markteconomie onder druk komt te staan doordat de afstand tussen links en rechts toeneemt.