EEN PROFESSIONELE AANPAK VAN WANGEDRAG EN AGRESSIE IN DE HULPVERLENING De Werkwijzer is een methodiek ontwikkeld door onze Nederlandse Zusterorganisatie Divosa Sociale diensten krijgen vaak te maken met allerlei vormen van wangedrag. Zeker in het geval van agressie gaat dat ten koste van de veiligheid en het welzijn van hun medewerkers. Maar ook minder extreem wangedrag is een probleem: het zet besluitvorming onder druk en verhindert dat medewerkers hun werk goed doen. Met de groeiende aandacht voor de professionaliteit van de sector, neemt ook de aandacht voor een integere en veilige dienstverlening toe. Als klanten de normen van een sociale dienst overschrijden, staakt de sociale dienst in het uiterste geval de dienstverlening. Divosa is in Nederland wat VVOS in Vlaanderen betekent. De trouwe en aandachtige lezer van OCMW Visies zal zeker de regelmatig terugkerende relatie met Divosa in OCMW Visies zijn opgevallen. De column die in de laatste nummers van OCMW Visies verschenen rond deze problematiek van klantagressie aan de hand van Aad Klaassen is hiervan een sprekend voorbeeld. Meer nog Divosa, Aad Klaassen en nog enkele Nederlandse organisaties hebben zich de voorbije jaren ingezet in de studie van dit belangrijk thema. Het resultaat is de Werkwijzer Integere en Veilige Dienstverlening, in Nederland nu reeds bekend als de Divosa-methode. Deze Werkwijzer geeft zowel professionals als managers en beleidsverantwoordelijken praktische handvatten voor de aanpak van situaties waarin klanten of bezoekers grenzen overschrijden of de orde verstoren. Ook wanneer ze daarbij niet direct agressief zijn. De tips in deze Werkwijzer worden onderbouwd door de ervaringen van de twee succesvolle pilots met de Divosamethode. In die op de beleidsuitgangspunten van Divosa gebaseerde methode is stap voor stap vastgelegd hoe een sociale dienst moet reageren op klanten die druk op de dienstverlening zetten. Daarnaast hebben het Platform Veilig en integer werken en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers (Bvk) hun kennis en praktijkervaring ingebracht. Wat is wangedrag? Wangedrag is een verzamelbegrip voor ordeverstoringen, normoverschrijdend gedrag en agressie. Ordeverstoringen zijn gedragingen of incidenten die de normale voortgang van werkzaamheden en bezigheden belemmeren, bijvoorbeeld lawaai maken op een Werkplein. We spreken van normoverschrijdend gedrag als mensen zich niet aan gedragsregels houden die gebaseerd op morele, juridische of sociale normen. Voorbeelden zijn het ma- 88 ken van seksuele toespelingen of het bekijken van pornosites op computers die bedoeld zijn om naar vacatures te zoeken. Agressie is kwaadaardig gedrag met de bedoeling om onlustgevoelens bij de medewerkers van een sociale dienst te veroorzaken of om doelbewust schade toe te brengen. Het gedrag kan gepaard gaan met geweld of geweldsdreiging. De agressie staat in relatie tot de functie of het functioneren van de sociale dienst. Ook als de medewerker zich niet bedreigd voelt of geraakt wordt door het gedrag van de klant spreken we van agressie. De medewerker hoeft dus geen slachtoffer te zijn. De kwaadaardige bedoeling onderscheidt (frustratie)agressie van de emotie boosheid. Boosheid is op zich een toegestane emotie, waarbij de nadruk ligt op het vragen van aandacht voor het eigen probleem. Wel kan boosheid ook angst oproepen. Grosso modo zijn er vier redenen voor agressiebeleid: integriteit van de dienstverlening, veiligheid en welzijn van de medewerkers, professionaliteit en het tegengaan van normvervaging. Wangedrag belemmert de integriteit van de dienstverlening Wangedrag beïnvloedt de besluitvorming. Soms is dat zelfs de bedoeling: een klant verwerft diensten of dwingt besluiten af met agressie. Daarmee komt de integriteit van de dienstverlening in het geding. Besluitvorming onder druk is niet te vertrouwen. Wangedrag ondermijnt welzijn en veiligheid van medewerkers Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van hun medewerkers. Bovendien heeft iedere werkgever een morele verplichting om medewerkers tegen wangedrag en agressie van het publiek te beschermen. Wangedrag belemmert professionaliteit Efficiëntie, doelmatigheid en doelgerichtheid zijn belangrijke uitgangspunten voor iedere professionele organisatie. Sociale diensten hebben als doel om met zo min mogelijk publieke middelen de organisatiedoelstellingen (re-integratie en participatie) zo goed mogelijk te realiseren. Alleen een sociale dienst die de eigen dienstverleningsprocessen in de hand heeft, kan die professioneel uitvoeren. Wangedrag, zeker in de vorm van agressie, bemoeilijkt of verhindert die regievoering. Als een klant een gesprek onder druk zet met (impliciete) dreigementen, durft de medewerker daardoor soms niet meer te vragen naar de informatie die nodig is om verantwoorde afwegingen te maken. OCMW visies Wangedrag is ongewenste normvervaging Sociale diensten maken deel uit van een overheid die burgers oproept om normvervaging tegen te gaan. Daarom mag van sociale diensten verwacht worden dat ze een voorbeeld stellen en niet tolereren dat normoverschrijdingen ongestraft blijven of zelfs beloond worden. De evolutie in de aanpak van agressie en wangedrag Het denken over de aanpak van publieksagressie ontwikkelde zich bij sociale diensten grosso modo in drie fasen: • Tot 1986 zien sociale diensten agressie als iets onvermijdelijks. Om stigmatisering van groepen te voorkomen wordt wangedrag voor lief genomen. Als klanten zich misdragen of als medewerkers van een sociale dienst niet bestand zijn tegen agressie, wordt dat de medewerkers aangerekend. Zij voelen zich dan ook niet gesteund door managers en bestuurders. • Vanaf 1987 erkennen sociale diensten medewerkers als slachtoffer. Ze nemen beschermende maatregelen en ontwikkelen instrumenten om het gedrag van klanten te beïnvloeden, zoals het toegangsverbod. Van medewerkers wordt nog steeds verwacht dat ze om kunnen gaan met agressie, dat speelt zelfs een belangrijke rol bij de beoordeling van hun vakvolwassenheid. Ze krijgen er dan ook vaardigheidstrainingen voor. Tegelijkertijd komt er meer nadruk te liggen op klantgerichtheid. • Na 2007 nemen sommige sociale diensten afscheid van het begrip agressieve klant: agressie is onverenigbaar met de rol van de klant. Het inzicht wint terrein dat dienstverlening niet integer kan zijn wanneer een medewerker bang is of wanneer de klant druk op het dienstverleningsproces legt. Onder invloed van de professionalisering wordt duidelijk dat ordebewaring een zaak van het hele team moet zijn. De focus van trainingen verschuift naar het houden van de regie bij agressie en geweld en het werken vanuit de organisatienorm. In deze bewerking van de publicatie ‘Werkwijzer Integere en Veilige Dienstverlening’ van Divosa, februari 2015, gaan we enkel nog verder in op de achtergronden en uitgangspunten van deze Divosa-methodiek. Waarom slagen sociale diensten er niet in om greep te krijgen op het wangedrag van klanten, ondanks alle trainingen en de inzet van de meest bekwame medewerkers? Op basis van observaties en de geschiedenis van de aanpak van wangedrag meent Divosa dat hiervoor de volgende oorzaken zijn aan te wijzen: De opvatting dat de dienstverlener veroordeeld is tot de klant De verantwoordelijkheid van sociale diensten voor klanten is groot, omdat klanten van hun zorg afhankelijk zijn en nergens anders terecht kunnen. Ze kunnen afhankelijke burgers niet zomaar aan hun lot overlaten. Die verantwoordelijkheid wordt door (medewerkers van) sociale diensten goed gevoeld. Sommige klanten maken daar misbruik van: “ik kan doen wat ik wil, jij moet me toch helpen!” Veel medewerkers zien af van maatregelen in de wetenschap dat de onontkoombare relatie met de klant daar slechter van wordt. De miskenning van het fenomeen angst in de relatie met klanten Het werkklimaat bij sociale diensten stimuleerde medewerkers lange tijd om angst voor de klant te ontkennen. Medewerkers die met moeilijke of agressieve cliëntgroepen werken genieten een bijzondere status, vaak met een hogere beloning. In trainingen leren medewerkers dat ze eventuele angst vooral niet aan de klant mogen laten zien. Ze leren de lichamelijke reacties van angst met ademhalingsoefeningen onder controle te houden en frustratiegedrag te beantwoorden met begrip. Geveinsd begrip desnoods, als de eigenlijke reactie eerder neigt naar verontwaardiging, boosheid of onbegrip. Onzekerheid over de eigen professionele ruimte Persoonlijk herken ik spontaan een gelijkaardige evolutie in Vlaanderen al kan ik me daarbij niet uitspreken of de genoemde data ook keerpunten in Vlaanderen zijn geweest. Alleszins is het onze ervaring binnen OCMW Genk dat vormen van wangedrag bij het cliënteel zich regelmatig manifesteren en dat ook wij als organisatie dit wangedrag aan de kaak stellen. Deze nieuwe totaalaanpak via de Divosa-methodiek hebben we via de column van Aad Klaassen in OCMW Visies mee willen volgen. Trouwens zowel VVOS Vlaanderen als de uitgeverij Vanden Broele hebben Aad Klaassen en zijn bedrijfje naar Vlaanderen gehaald voor diverse vormingen terzake die succesvol zijn gebleken en nog altijd gevraagd worden. De ommekeer die het Divosa-onderzoek bewerkstelligd door niet de hulpverlener de schuld in de schoenen te schuiven maar wel een totaalbeeld te geven waarin alle partijen hun rol spelen, is bijzonder treffend. Aldus kadert deze aanpak heel duidelijk in het nieuwe denken over de organisatie(cultuur) van de hulpverlening. Onzekerheid over de eigen speelruimte (wat mag ik doen om een klant tot de orde te roepen?) en verwachtingen van de werkgever (moet ik nu klantgericht zijn of grenzen stellen?) maken het voor medewerkers ook moeilijk om effectief op te treden tegen wangedrag. Als medewerkers bang zijn voor een klant, hun angst niet mogen tonen, niet precies weten wat ze mogen doen om de orde te herstellen en weten dat ze tot die klant veroordeeld zijn, kan dat leiden tot vermijdingsgedrag of handelingsverlegenheid. Vermijdingsgedrag Wie bang is voor confrontaties kan vermijdingsgedrag gaan vertonen. Bij sociale diensten gaan medewerkers dan bijvoorbeeld onderzoeken uitstellen of niet of halfbakken uitvoeren. Ook nemen ze genoegen met doorzichtige smoezen en staan ze oogluikend toe dat klanten trajecten of werk weigeren. Dat vermijdingsgedrag altijd al een belangrijke rol speelt in de cultuur van sociale diensten is niet vreemd: medewerkers kunnen zich niet onttrekken aan contacten met agressieve 89 klanten, worden beoordeeld op hun vermogen om met agressie om te gaan en leren dat ze hun angst niet aan de klant mogen laten zien. Vermijdingsgedrag is onontkoombaar als medewerkers ondanks hun angst het gesprek met een klant aan moeten gaan. Handelingsverlegenheid Handelingsverlegenheid is blokkeren of verzuimen om op te treden in situaties die daar wel om vragen. Een medewerker weet zich geen raad met de situatie. Hierbij kan bijvoorbeeld angst om iemand in het openbaar aan te spreken een rol spelen. Maar ook onzekerheid over de eigen speelruimte en over de verwachtingen van de werkgever kunnen handelingsverlegenheid veroorzaken. Handelingsverlegenheid uit zich bijvoorbeeld in vragen van medewerkers of een bepaalde overtreding in de huisregels kan worden opgenomen, ook al wordt die al door bestaande wetgeving verboden. Kennelijk voelen ze zich pas gelegitimeerd om iemand op wangedrag aan te spreken als het zwart op wit staat. Waarom medewerkers blokkeren in situaties waarop ze achteraf met boosheid of verontwaardiging reageren is niet makkelijk te zeggen. Toch zijn er wel twee aanwijzingen: • De aandacht voor agressie ontstond in de tijd dat klantgerichtheid steeds populairder werd bij bestuurders, managers en leidinggevenden. Ze hielden hun medewerkers voor dat ze een goede relatie met klanten moesten nastreven. Tegelijkertijd moesten medewerkers klanten steeds meer stimuleren om dingen te doen die ze helemaal niet wilden. Leidinggevenden reageerden bovendien wisselend wanneer klanten een klacht indienden. Het ene moment hoorden medewerkers dat ze agressie niet mogen tolereren, het volgende moment dat ze de klant niet mogen irriteren of boos maken. Het is niet vreemd dat dit alles verwarring oplevert. • Medewerkers hebben geleerd met begrip op frustraties van klanten te reageren. Wanneer het wangedrag van de klant die empathie belemmert worden ze bang, boos of verontwaardigd, maar ze moeten die emoties onderdrukken. Dat gaat ten koste van hun authenticiteit, die een basisvoorwaarde is voor open en eerlijke communicatie. Als medewerkers leren dat hun eigen reacties niet deugen en niet professioneel zijn, dan is hun onzekerheid verklaarbaar. De cultuur van veel sociale diensten blijkt dus vermijdingsgedrag en handelingsverlegenheid in de hand te werken. Het gegeven dat de dienstverlener veroordeeld is tot de klant, de manier van omgaan met het fenomeen angst en onzekerheid over de eigen professionele ruimte spelen daarbij een grote rol. Het wegnemen van de oorzaken van vermijdingsgedrag en handelingsverlegenheid zijn kritische succesfactoren voor een effectieve aanpak van wangedrag. De divosa-methode hanteert vijf uitgangspunten voor een effectief beleid. Ze vormen de basis voor praktische richtlijnen voor medewerkers, aanpassing (professionalisering) van de organisatiecultuur en de keuze van de juiste instrumenten voor de aanpak van wangedrag. 90 Dienstverlening zonder (intentie tot) druk Gedrag dat bedoeld is om druk op het dienstverleningsproces uit te oefenen is onacceptabel, of het nu gaat om bedreiging, omkoping of chantage. Dienstverlening mag niet onder druk plaatsvinden. Ook niet wanneer een medewerker die druk niet direct ervaart. Druk kan de dienstverlening ook indirect schaden door vermijdingsgedrag bij medewerkers te veroorzaken. Als wangedrag van de klant een medewerker verhindert de dienstverlening op een verantwoorde manier te bieden, moet de medewerker dienstverlening opschorten. Veiligheid en welzijn van medewerkers staan voorop Medewerkers hebben recht op veiligheid. Werkgevers hebben de verplichting om de veiligheid en het welzijn van hun werknemers te bevorderen. Een professionele organisatie formuleert daarom een aanpak voor voorzienbare problemen. Een organisatie met veel publiekscontacten houdt rekening met wangedrag en (frustratie)agressie en beschermt medewerkers daartegen. Als wangedrag een bedreiging oplevert voor de veiligheid of het welzijn van medewerkers, dan is dat reden om dienstverlening op te schorten tot het wangedrag stopt. Een klant moet de medewerker in staat stellen om zijn werk te doen De aanpak van wangedrag moet vooral gericht zijn op verandering van het gedrag van de klant. Van medewerkers van een sociale dienst mag je niet verwachten dat ze tegen wangedrag kunnen of er begrip voor hebben. Van klanten mag je juist wel verwachten dat ze medewerkers van de sociale dienst fatsoenlijk behandelen en hen geen angst inboezemen. Klanten moeten zich zo gedragen dat medewerkers van een sociale dienst hun werk kunnen doen en de regie houden. Doet een klant dat niet, dan heeft overdracht aan een andere collega geen zin. Het is de klant die faalt, niet de medewerker. De klant verliest dan (tijdelijk) met recht op dienstverlening. De organisatienorm is professionele norm Medewerkers van een sociale dienst zijn als professionals gebonden aan de wetten, regels en de opvattingen van hun werkgever, ook wanneer die verschillen van hun privéopvattingen. Gedrag is wangedrag als iemand de organisatienorm overschrijdt. Ook als een medewerker niet geraakt of gekwetst wordt door het wangedrag, moet de klant of bezoeker daarop wordt aangesproken. Door iedereen aan dezelfde norm te binden, biedt een sociale dienst duidelijkheid voor de eigen medewerkers én klanten. En de sociale dienst doorbreekt daarmee ook de cultuur waarin medewerkers zich kunnen onderscheiden door tegen agressie of wangedrag te kunnen. De organisatienorm laat wel enige ruimte voor individuele verschillen. De ene medewerker vindt het niet erg om aangeraakt te worden op arm, hand of schouder terwijl de andere daar niets van moet hebben. Maar individuele normen mogen nooit in strijd zijn met de organisatienormen. Omgangsvormen, huisregels en de organisatienorm Ook omgangsvormen vallen onder de organisatienorm. Een deel van de omgangsregels is vastgelegd in lokale verordeningen en landelijke wetgeving. Verder kennen we in het sociaal verkeer omgangsregels die we samenvatten onder de term fatsoen of die volgen uit de context: in een wachtruimte met stoelen ga je niet op de grond liggen. Huisregels vormen het sluitstuk van de organisatienorm: het zijn specifieke omgangsregels voor een bepaalde organisatie, situatie (zoals huisbezoek) of locatie, vooral over zaken die voor veel bezoekers onduidelijk blijken te zijn. Het spreekt vanzelf dat verboden zaken als wapens, discriminatie of agressie niet toegestaan zijn. Dergelijke zaken opnemen in huisregels is overbodig, niet effectief en draagt bij aan een negatief beeld van de organisatie. Daarentegen mag de volgende regel op geen enkel huisregelbord ontbreken: Volg aanwijzingen van onze medewerkers op. Deze regel voorziet in alle lacunes en geeft de medewerkers de regie. Als sociale diensten individuele medewerkers verantwoordelijk maken voor de aanpak van agressie werken ze handelingsverlegenheid in de hand. Er is niets mis mee als medewerkers bang zijn of andere redenen hebben om klanten of bezoekers niet aan te spreken. Ordehandhaving is een collectieve taak. Alle medewerkers zijn er samen verantwoordelijk voor. Als een collega de regie over de situatie kwijt is, is de organisatie de regie kwijt. De collectieve verantwoordelijkheid voor ordehandhaving geeft medewerkers bemoeirecht en bemoeiplicht. Bemoeirecht geeft collega’s het recht om in te grijpen bij een ordeverstoring waarbij de verantwoordelijke collega de regie kwijt is, ook als die collega niet aangeeft hulp nodig te hebben. Bemoeiplicht ontstaat wanneer een collega afziet van dat bemoeirecht en moet zorgen dat iemand anders ingrijpt. Bemoeirecht en bemoeiplicht zorgen ervoor dat de individuele medewerker geen antwoord hoeft te hebben op elke vorm van grensoverschrijdend gedrag en dat collega’s elkaar moeten helpen als de organisatienorm overschreden wordt. Dat bevordert teamgeest en teamverantwoordelijkheid. Staf Mariën Secretaris OCMW Genk SECRETARIS OCMW BRUGGE NIEUWE VOORZITTER EUROPEES SOCIAAL NETWERK Christian Fillet, secretaris van het OCMW Brugge, is de nieuwe voorzitter van het Europees Sociaal Netwerk. Hij werd unaniem verkozen door al de leden van de raad van bestuur. Het Europees Sociaal Netwerk (ESN) is een onafhankelijk netwerk voor lokale openbare sociale diensten in Europa. ESN wil sociale diensten ondersteunen bij de ontwikkeling en optimalisatie van de eigen sociale dienstverlening en zorg op lokaal niveau. Als ESN-voorzitter volgt Fillet na 15 jaar de huidige Zweedse voorzitter op, Lars-Göran Jansson. Het ESN brengt mensen samen die een openbare sociale dienst leiden of ondersteunen. Ze kunnen onderling kennis en ervaringen uitwisselen en worden hierbij ook in contact gebracht met andere overheden en met onderzoeksorganisaties. Het ESN werkt met meer dan 100 ledenorganisaties over meer dan 30 Europese landen. Via congressen, thematische werkgroepen, online discussiegroepen, e.d. worden informatie, kennis en ervaringen gedeeld. Daarnaast geeft het ESN ook advies, onder andere aan de Europese Commissie. Op 1 juli neemt Christian Fillet zijn opdracht op als nieuwe ESN-voorzitter. “Het samenbrengen en de uitwisseling van de verschillende partners die betrokken zijn bij de werking van ESN waarborgt een belangrijke meerwaarde voor de uitbouw en voortdurende bijsturing van de eigen sociale dienstverlening. Ervaringen uit ander landen kunnen bijdragen tot nieuwe inzichten. Er wordt via het netwerk ook heel veel relevantie informatie snel verspreid. Tenslotte kunnen gezamenlijke knelpunten en noden gebundeld worden om een krachtig signaal te geven naar (Europese) overheden”, vertelt Fillet. Christian Fillet zetelde al 10 jaar in de raad van bestuur van ESN, eerst 6 jaar als penningmeester en 4 jaar als ondervoorzitter. Hij vertegenwoordigt er de Vlaamse Vereniging van OCMW-secretarissen. Begin juli zal Christian Fillet het 23e Europees Congres te Lissabon voorzitten. Het congres heeft als thema ‘Connect’ en verwacht ruim 400 deelnemers. 91