VERSLAG - AZ Monica

advertisement
ZHH – P – standaardvoorzorgsmaatregelen
Ziekenhuishygiëne
Procedure: standaardvoorzorgsmaatregelen
Zoektermen
Standaard
In voege van
01/10/2010
01/10/2010
Versie
3
Pg
1/4
voorzorgs
maatregelen,
isolatiebeleid
Status
Defintief
Herziening op
Auteur
Mevr. L. Garitte
Handtekening
Verantw. dep.
Dhr. Y. Giebens
Handtekening
Machtiging
Mevr. G. Peeters
Handtekening
1 Omschrijving
Standaardvoorzorgsmaatregelen vertrekken van het begrip “onbekende drager”. Bij
opname/tijdens verblijf is het niet altijd onmiddellijk mogelijk mensen te herkennen die
een bron van besmetting kunnen zijn; daarom moeten alle patiënten beschouwd worden
als mogelijke besmettingsbron.
Standaardvoorzorgsmaatregelen worden zonder uitzondering steeds gevolgd.
De standaardvoorzorgsmaatregelen moeten ten allen tijde worden toegepast bij alle
patiënten, ongeacht diens infectiestatus.
2 Toepassingsgebied
Alle AZ Monica verpleegeenheden en -diensten.
21/07/2017
Een uitgeprinte procedure is maximum 1 maand geldig
pag. 2/4
3 Algemene voorzorgsmaatregelen
3.1 Handhygiëne
Basisvereisten:
 korte, zuivere nagels;
 afwezigheid van nagellak en kunstnagels;
 geen juwelen t.h.v. handen, polsen en onderarmen;
 dragen van korte mouwen.
5 indicaties voor handontsmetting:
 VOOR patiëntencontact.
 NA patiëntencontact.
 VOOR een zuivere invasieve handeling.


NA een handeling met risico op blootstelling aan lichaamsvochten of
slijmvliezen, die normaal met handschoenen uitgevoerd wordt.


Gebruik handschoenen bij kans op blootstelling aan lichaamsvochten of
slijmvliezen.
Was de handen voor het ontsmetten bij accidentele blootstelling aan
lichaamsvochten of slijmvliezen.
NA contact met de directe patiëntenomgeving (bedsponden, bedlinnen,
nachttafel, beloproepsystemen).
Wanneer de handen macroscopisch of zichtbaar bevuild zijn, evenals bij
sporenvormende kiemen (Clostridium difficile, norovirus) is het noodzakelijk de handen
eerst te wassen, te drogen en vervolgens te ontsmetten met handalcohol.
3.2 Hoesthygiëne
 Hou een papieren zakdoek voor de mond bij hoesten en niezen. Indien geen
zakdoek bij de hand, hoest / nies dan met een afgewend gezicht (bvb. tegen
schouder).
 Gooi de papieren zakdoek na eenmalig gebruik onmiddellijk in de vuilnisbak.
 Was en/of ontsmet de handen nadien.
 Bewaar voldoende afstand (1 à 1,5 meter) met zieke personen.
 Draag een masker indien nodig.
Instrueer eveneens patiënten en bezoekers over het belang van hoesthygiëne.
3.3 Persoonlijke beschermingsmiddelen
 Algemeen
Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen bij kans op contact met bloed of
lichaamsvochten. Tracht bevuiling van kleding en huid te vermijden bij het
verwijderen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Verwijder deze steeds voor
het verlaten van de kamer (uitgezonderd bij beschermende isolatie).

Handschoenen
Draag steeds handschoenen bij potentieel contact met bloed, lichaamsvochten,
slijmvliezen, niet-intacte huid of potentieel besmette intacte huid. Pas de keuze
van de handschoenen aan de aard van het werk aan.
Verwijder handschoenen na contact met de patiënt en zijn omgeving. Draag
nooit dezelfde handschoenen voor de verzorging van twee patiënten. Was
pag. 3/4
handschoenen niet. Verander handschoenen bij de overgang van vuil naar
proper.

Schorten
Draag een schort aangepast aan de aard van het werk, om de huid te
beschermen en bevuiling en besmetting van de kleding te vermijden tijdens
procedures en zorgactiviteiten waarbij contact met bloed, lichaamsvochten,
secreties en excreties verwacht kan worden.

Masker en bril
Gebruik beschermingsmiddelen (masker, bril) om de slijmvliezen van ogen, neus
en mond te beschermen tijdens procedures en zorgactiviteiten waarvan vermoed
kan worden dat ze spatten of nevels van bloed, lichaamsvochten, secreties of
excreties veroorzaken.
Tijdens procedures die aerosol teweegbrengen, bijvoorbeeld endotracheale
aspiratie, draagt men steeds een masker en bril.
3.4 Correcte inzameling, afvoer en behandeling van afval, linnen en
verzorgingsmateriaal
Cfr. procedures
3.5 Kamertoewijzing
Plaats een patiënt die een besmettingsrisico inhoudt voor een andere patiënt bij
voorkeur op een individuele kamer. Besmettingsrisico kan bestaan bij patiënten die de
omgeving contamineren en/of slechte gewoontes aanhouden, incontinente patiënten,
patiënten met wonden met veel vochtverlies, kinderen met vermoeden van een virale
luchtweginfectie of maag- darminfectie.
3.6 Preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen
- Correct gebruik van naaldcontainers.
- Nooit herkappen van naalden.
- Veilige reanimatietechnieken.
- Veilige injectietechnieken (IV-therapie).
 Principes van asepsie:
 dien nooit met dezelfde spuit medicatie toe aan twee
patiënten, ook niet indien de naald vervangen werd;
 dit geldt ook voor infuusvloeistoffen en infuusleidingen of
ander toedieningsmateriaal;
 gebruik zoveel mogelijk unidosis verpakkingen voor
parenterale medicatie;
 gebruik geen medicatie van een unidosisverpakking voor
meer dan één patiënt en bewaar deze medicatie ook niet
om later te gebruiken voor dezelfde patiënt;
 bewaar multidosis flacons niet in de onmiddellijke
omgeving van de patiënt;
 verwijder ze indien steriliteit niet meer gegarandeerd is;
 gebruik een intraveneuze vloeistof niet als
gemeenschappelijke voorraad voor meer dan één patiënt.
pag. 4/4
3.7 Reiniging en ontsmetting van oppervlakken
Volgens procedures
Download