Met Christus… Paasliturgie 2013 Zingen: Psalm 105:1 en 3 Looft, looft, verheugd, de HEER’ der heren; Aanbidt Zijn naam, en wilt Hem eren; Doet Zijne glorierijke daân Alom de volkeren verstaan, En spreekt, met aandacht en ontzag, Van Zijne wond’ren dag aan dag. 2 Zingen: Psalm 105:1 en 3 Vraagt naar de HEER’ en Zijne sterkte, Naar Hem, Die al uw heil bewerkte; Zoekt dagelijks Zijn aangezicht; Gedenkt aan ‘t geen Hij heeft verricht, Aan Zijn doorluchte wonderdaân; En wilt Zijn straffen gadeslaan. 3 Stem: Ze turen het na – zojuist hebben ze hun hand op zijn kop gelegd. Daar gaat het, een lam. Buiten de legerplaats wordt het gestuurd, de woestijn in, de dood tegemoet. Heel het volk moet belijden: het gaat daar in onze plaats. 4 Stem: Vervolg: Tegelijkertijd staat in het heilige de hogepriester gereed. Eerbied en grote ernst zal zijn hart hebben vervuld. In zijn hand draagt hij de schaal met bloed, op zijn borst draagt hij de namen van de twaalf stammen van Israël. Alleen treedt hij naar binnen om verzoening te doen. Maar, gedragen op de borst van de hogepriester, gaat Israël mee, tot vlak voor het verzoendeksel. 5 Lezen: Hebreeën 9:11 en 12 Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent – die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft hij een eeuwige verlossing verworven. 6 Stem: Als we in het vervolg van deze liturgie de Bijbel lezen, zien wij Christus de weg tot verzoening gaan. Lam en Hogepriester beide. Hij gaat Zijn weg tot het binnenste heiligdom én op Zijn borst draagt Hij de Zijnen. De Zoon heeft hen uit de hand van de Vader aanvaard en gezegd: Ik zal doen wat nodig is om hen te verlossen en hen daarbij te bewaren. 7 Stem: Er is een onverbrekelijke band tussen Christus en allen die de Vader Hem heeft gegeven. In deze onverbrekelijke band, veilig aan Zijn hart, zijn zij één met Hem. Eén met Hem op Zijn kruisweg, in Zijn dood, in Zijn opstanding en in Zijn hemelvaart. Mogen we door genade met Christus, door het geloof, verbonden zijn? 8 Lezen: Romeinen 6:5 en 6a Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding. Immers, we weten dat ons oude bestaan met hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven. 9 Zingen: Gezang 32: 3 en 4 Wat stof tot zielsverblijden, hoe zalig is 't en goed, dat 'k in uw bitter lijden mijn redding vinden moet! O, mocht ik U, mijn Leven, daar 'k bij uw kruishout kniel, mij zelf ten offer geven: wat winste deed mijn ziel! 10 Zingen: 4 U zij de dank mijns harten, U, Jezus, dierb're vriend, voor 't dragen van die smarten, alleen door mij verdiend! Och, blijv', wat troost ik derve, de hoop op U mij bij, opdat, wanneer ik sterve, in U mijn einde zij! 11 Lezen: Johannes 13:1 Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. 12 Gedicht: Daar gaat een Lam en draagt de schuld der wereld met Zich mede. Het boet in eindeloos geduld voor al wat wij misdeden. Daar gaat Het en Het wordt zo moe, stil gaat Het naar de slachtbank toe, ’t vindt nergens meer een weide. Smaad neemt Het op Zich, hoon en spot, wonden en doodsangst zijn Zijn lot en zegt: dit wil Ik lijden. Paul Gerhardt 13 Orgelspel: Canonisch orgelkoraal over LvdK 173 : 4 Dit is uw opgang naar Jeruzalem Waar Gij uw vrede stelt voor onze ogen, Vrede aan allen die uw naam verhogen: Heden hosanna, morgen kruisigt Hem! 14 Lezen: Markus 14:53, 55, 59b-62 Jezus werd meegevoerd naar het huis van de hogepriester om te worden voorgeleid, en alle hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden kwamen daar bijeen. De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden iemand een getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood konden veroordelen, maar dat lukte hun niet; Maar ook op dit punt waren de getuigenverklaringen niet afdoende. 15 Lezen: Vervolg: De hogepriester stond op en vroeg Jezus: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch wat deze getuigen zeggen?’ Maar hij bleef zwijgen en antwoordde niet. Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’ Jezus zei: ‘Dat ben ik, en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en hem zien komen op de wolken van de hemel.’ 16 Stem: Aangrijpend – Kajafas, de hogepriester, herkent en erkent dé enige Hogepriester niet. Christus staat voor hem, maar hij valt Hem niet te voet. Christus profeteert hier van de dag dat de rollen zijn omgekeerd: Kajafas voor Christus. Wat een ontmoeting zal dat geweest zijn… 17 Lezen: Markus 15:1 ’s Ochtends in alle vroegte kwamen de hogepriesters, de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin in vergadering bijeen. Na Jezus geboeid te hebben, brachten ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus. 18 Lezen: Lukas 23:13, 14 en 18 Pilatus riep de hogepriesters en de leiders en het volk bij zich en zei tegen hen: ‘U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik hem, toen ik hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u hem beticht schuldig heb bevonden. Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen: ‘Weg met hem! Laat Barabbas vrij!’ 19 Stem: Jezus gebonden, Barabbas vrij. Jezus, de Hogepriester, staande voor de aardse rechter. Daar is Hij, onschuldig, ter dood veroordeeld, opdat wij voor het gericht van God zouden worden vrijgesproken. 20 Gedicht: Ik ben het die moest boeten aan handen en aan voeten gebonden in de hel. Gij hebt voor mij verdragen die banden en die slagen God heeft U in mijn plaats gesteld. Paul Gerhardt 21 Zingen: Gezang 49:2 en 3 Gij, o Jezus, hebt gedragen lasteringen, spot en hoon, zijt gebonden en geslagen, Gij, des Vaders eigen Zoon, om van schuld en eeuwig lijden mij, verloor’ne, te bevrijden, duizend, duizend maal, o Heer’, zij u daarvoor dank en eer! 22 Zingen: Heer’, verzoener van mijn zonden, Heiland, Die mij hebt gezocht, Die mijn boeien hebt ontbonden, en voor God mij vrijgekocht, ik, onrein in schuld verloren, ben opnieuw in U geboren: duizend, duizend maal, o Heer’, zij U daarvoor dank en eer! 23 Stem: Pilatus tuurde Hem na. Zou hij beseft hebben Wie daar ging? Hét Lam, Dat de zonden van de wereld wegdraagt en tegelijk ook de grote Hogepriester? Pilatus zag Hem gaan door de straten van Jeruzalem, dragend Zijn kruis. Zíjn kruis? Zíjn vloek? Door het geloof mogen we weten: Hij droeg daar mijn vloek, mijn kruis. 24 Stem: Vóór Hem schitteren Romeinse soldatenhelmen, achter Hem schreeuwen triomfantelijke vijanden. Daar gaat de Zoon van God, om te sterven, om in pijn Zijn adem prijs te geven. Om het graf te beroven van zijn overwinning, om de prikkel van de dood, de zonde, voor altijd weg te nemen. Pilatus tuurt Hem na. Daar gaat Hij, het Lam van God, de stad uit, verder en verder, tot op Golgotha’s heuvel. Bespot door hen die Hij kwam zegenen. 25 Zingen: Joh. de Heer lied 543:1 en 2 ‘k Heb geloofd en daarom zing ik, daarom zing ik van genâ. Van ontferming en verlossing door het bloed van Golgotha. Daarom zing ik U, Die stervend alles, alles hebt volbracht. Lam Gods Dat de zonde wegdraagt, Lam van God voor ons geslacht. 26 Zingen: ‘k Heb geloofd en daarom hoger, ‘hoger dan Kalvaries top zie ik boven lucht en wolken, Hogepriester, tot U op. Die in ’t ware tabernakel, voor Gods aanschijn ’t allen tijd als haar Hoofd voor Uw gemeente, strijdend bidt en biddend strijdt. 27 Lezen: Johannes 19:17 en 18 Hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota. Daar kruisigden ze hem, met twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden. 28 Orgelspel: Koraalbewerking over LvdK 192 O kostbaar kruis, o wonder Gods, Waaraan de Prins der glorie stierf; Ik wil om U zijn zonder trots, Ik acht verlies wat ik verwierf. 29 Lezen: Hebreeën 13:11 en 12 Het bloed dat bestemd is voor het reinigingsoffer wordt door de hogepriester het heiligdom binnengedragen, de kadavers van de offerdieren worden buiten het kamp verbrand. Daarom heeft ook Jezus, om met zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de stadspoort geleden. 30 Lezen: Mattheüs 27:45 en 46 Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat wil zeggen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ 31 Orgelspel: Koraalvariatie over LvdK 178 Jezus, om uw lijden groot, Om uw leven en uw dood Die volbrengen ‘t recht van God, Kyrie eleison 32 Gedicht: Daar zijn geen woorden die vertolken, dierbare Heiland, smetloos Lam, toen ik U zag, enkel zonde, Goddelijk toornen op U kwam. Daar zijn geen woorden die vertolken, toen Gij op Golgotha, hing aan ’t vloekhout, enkel wonde, enkel wonder van gena! 33 Gedicht: Vervolg: Daar zijn geen woorden die vertolken, toen in Uw reine ziel, torsend ’s werelds schuld en zonde, brandend, ’s Vaders toornen viel. Daar zijn geen woorden die vertolken, als een dodelijk zieke ziel, voelt, hoe ’t gif uit hare wonde trekt in Jezus’ Middelaars ziel. 34 Gedicht: Vervolg: Als ik ’t met woorden wil vertolken, huilt mijn ziel, ontroerd; gena Drager van mijn dood en zonden ‘k kan slechts stamelen van gena. Dichter onbekend 35 Zingen: Gezang 189:1-4 1 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, hangt ten spot van snode smaders. Zoon des Vaders, waar is toch uw almacht thans, waar uw goddelijke glans? 36 Zingen: 2 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen. Van de vloek maakt Hij mij vrij, en zijn sterven zaligt mij. 37 Zingen: 3 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis. Zou ik dan in droeve dagen troost'loos klagen? Als ik naar zijn kruis mij richt, valt mijn eigen last mij licht. 38 Zingen: 4 Mijn Verlosser hangt aan 't kruis! 'k heb mij, Heer, voor dood en leven U gegeven. Laat mij dan in vreugd en pijn met U in gemeenschap zijn. 39 Lezen: Johannes 19:28-30 Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest. 40 Lezen: 2 Korinthe 5:14b en 15 Wat ons drijft is de liefde van Christus, omdat we ervan overtuigd zijn dat één mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, en dat hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt. 41 Lezen: Mattheüs 28:1, 2, 5 en 6a Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. 42 Lezen: Vervolg: De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. 43 Zingen: Gezang 182: 1, 5 en 6 1 Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. 44 Zingen: 5 Koning tot een spot getekend met een riet en doornenkroon, bij de moordenaars gerekend overstelpt met smaad en hoon, opdat naar uw welbehagen wij de kroon der ere dragen. Duizend, duizenmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. 45 Zingen: 6 Dank zij U, o Heer des levens, die de dood zijt doorgegaan, die Uzelf ons hebt gegeven ons in alles bijgestaan, dank voor wat Gij hebt geleden, in uw kruis is onze vrede. Voor uw angst en diepe pijn wil ik eeuwig dankbaar zijn. 46 Lezen: Efeze 2:1-6 U was dood door de misstappen en zonden waarmee u de weg ging van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn. Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen 47 Lezen: Vervolg: en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander. Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. 48 Lezen: Vervolg: Ook u bent nu door zijn genade gered. Hij heeft ons samen met hem uit de dood opgewekt en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus. 49 Stem: Als we deze woorden tot ons door laten dringen, wie voelt zich dan niet overweldigd door de grootheid en de intensiteit van Gods liefde en genade? Met Christus opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet. Onze zaligheid ligt zo vast in Hem. De gelovigen zijn nog op aarde, maar met Christus ook al in de hemel, zó vast ligt het! Allen die hun zaligheid buiten zichzelf leerden zoeken in Christus, komen thuis. 50 Zingen: Psalm 21:3 en 4 Gij, Die hem gunstig hebt gered, Zijt hem met volle stromen Van zegen voorgekomen; Ook hebt Gij hem op ‘t hoofd gezet, Hem, die op U betrouwt, Een kroon van ‘t fijnste goud. 51 Zingen: Hij heeft, o God, van U begeerd Het onvergank’lijk leven; Gij hebt het hem gegeven. Zo zijn de dagen hem vermeêrd; Zo leeft de Vorst altoos; Zo leeft hij eindeloos. 52 Stem: De catechismus belijdt over de vergeving van de zonden dat God, om de genoegdoening van Christus’ wil, al mijn zonden, óók mijn zondige aard, waarmee ik mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken. Maar dat Hij mij uit genade de gerechtigheid van Christus wil schenken. Vergeving is dus niet alleen dat onze schuld is betaald, wij worden óók bekleed met de gerechtigheid van Christus. 53 Stem: De Heere ziet ons voor nu en altijd aan als hadden we nooit zonden gekend noch gedaan. Vanuit God gezien is onze oude mens gekruisigd met Christus en zijn we in Hem een nieuwe schepping. Zo is het, maar tegelijkertijd zijn de gelovigen veel op hun knieën te vinden, worstelend met hun oude mens, met schuld en zonden. Er is verdriet: Heere, in mij is nog maar zo’n klein begin van deze nieuwe gehoorzaamheid. 54 Gedicht: Verlost te zijn van al mijn zonden van al mijn dwarsheid tegen God, al heb ik veel gena gevonden toch blijft de strijd mijn daag’lijks lot. Verlost te zijn van al mijn zonden, een nieuwe schepping, écht te zijn. Mijn oude ik geheel verslonden, in al mijn doen en denken rein… 55 Gedicht: Vervolg: Verlost te zijn, niet meer te leven, in onvolmaakte dienst aan God. Verlost te zijn van zondig streven, van schijngeluk en schijngenot. Toch wéét ik dat de dag zal komen, dat deze bede wordt verhoord. Dit weten vult mijn toekomstdromen, die enkel rusten op Gods Woord. 56 Gedicht: Vervolg: Ik breng dit alles bij mijn Herder. Hij kent mijn onvolkomenheid. Door Zijn genade kan ik verder, eens komt een einde aan de strijd! Joke van Sliedrecht 57 Stem: Laten we te midden van dit strijdperk leven bij de rijke woorden uit de brief aan Efeze, waar Paulus bidt: 58 Lezen: Efeze 1:17-20 Moge de God van onze Heer Jezus Christus, de vader van alle luister, u een geest van inzicht schenken in wat geopenbaard is, opdat u hem zult kennen. Moge uw hart verlicht worden, zodat u zult zien waarop u hopen mag nu hij u geroepen heeft, hoe rijk de luister is die de heiligen zullen ontvangen, 59 Lezen: Vervolg: en hoe overweldigend groot de krachtige werking van Gods macht is voor ons die geloven. Die macht was ook werkzaam in Christus toen God hem opwekte uit de dood en hem in de hemelsferen een plaats gaf aan zijn rechterhand. 60 Stem: Om deze opstandingskracht mogen wij smeken. Dat zij meer en meer in ons gevonden zal worden. Zodat in ons het nieuwe leven zichtbaar wordt. Zodat de zonde in ons niet meer zal regeren om daaraan te gehoorzamen, maar dat we onze leden stellen tot wapens van de gerechtigheid, voor God. 61 Zingen: Joh. de Heer lied 132:3 en 5 Heil’ge Geest wil niet voorbij gaan, Gij geeft blinden d’ ogen weer. Wil, o wil nu bij mij stilstaan, werk in mij met kracht o Heer’. Ook in mij, ook in mij, werk ook door Uw kracht in mij. 62 Zingen: Liefde Gods, zo rein, zo krachtig, bloed van Jezus rijk en vrij. Gods genade sterk en machtig, o verheerlijk U in mij. Ook in mij, ook in mij, o verheerlijk U in mij. 63 Lezen: Efeze 1:20-23 Die macht was ook werkzaam in Christus toen God hem opwekte uit de dood en hem in de hemelsferen een plaats gaf aan zijn rechterhand, hoog boven alle hemelse vorsten en heersers, alle machten en krachten en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomstige. 64 Lezen: vervolg Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld, voor de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult. 65 Stem: Alle machten, ook die van de zonde en de verleiding, zijn aan Hem onderworpen! Wat is dat een machtige troost. Deze Heere zei: Ik geef hun het eeuwige leven, zij zullen niet verloren gaan! Niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Allen die tot Hem de toevlucht nemen, zal Hij geenszins uitwerpen. Zijn beloften zijn in Hem ja en zijn in Hem amen, zeer vaste en zekere grond waarin we het anker van onze ziel veilig kunnen uitwerpen. 66 Zingen: Gezang 215: 1, 2 en 3 1 Christus, onze Heer, verrees, halleluja! Heil'ge dag na angst en vrees, halleluja! Die verhoogd werd aan het kruis, halleluja, bracht ons in Gods vrijheid thuis, halleluja! 67 Zingen: 2 Prijst nu Christus in ons lied, halleluja, die in heerlijkheid gebiedt, halleluja, die aanvaardde kruis en graf, halleluja, dat Hij zondaars 't leven gaf, halleluja! 68 Zingen: Gezang 215: 1, 2 en 3 3 Maar zijn lijden en zijn strijd, halleluja, heeft verzoening ons bereid, halleluja! Nu is Hij der heem'len Heer, halleluja! Eng'len juub'len Hem ter eer, halleluja! 69 Lezen: 1 Petrus 1:3-5 Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt. 70 Lezen: Vervolg: U ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker geopenbaard zal worden. 71 Stem: Die God is ons een God van volkomen zaligheid! 72 Zingen: U zij de glorie U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Uit een blinkend stromen daald' een engel af, heeft de steen genomen van 't verwonnen graf. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. 73 Zingen: Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer! Hij brengt al de zijnen in zijn armen weer. Weest dan volk des Heren, blijd'en welgezind en zegt telkenkere: "Christus overwint!" U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. 74 Pauze en Orgelspel door Dhr. H. de Muinck 75 Zingen: U zij de glorie Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft, die mij heeft genezen, die mij vrede geeft. In Zijn Godd'lijk Wezen is mijn glorie groot, niets heb ik te vrezen in leven en dood. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. 76 Liturgie: Afbeeldingen: Jacolien Cazant, Kamerik Anja Beekman-Wijngaards De foto’s zijn beschikbaar gesteld door Anja Beekman-Wijngaards. Van haar natuurfoto’s verkoopt ze fotokaarten ten bate van het verenigingsgebouw ‘De Hoeksteen’ bij de hervormde kerk van Emst (0571-292074). © Hervormde Vrouwenbond www.hervormdevrouwenbond.nl