ILW1 Algemeen Hoorcolleges - American Studies Radboud University

advertisement
ILW1 Algemeen Hoorcolleges
Week 1: Tekstwetenschap De tekst staat centraal.
Figure 1 staalkaart
Hoe je teksten moet bekijken: (als voorbeeld, titeloos gedicht)
1. Classificatie: Wat voor tekst is het?
- gedicht, dus waarschijnlijk literatuur te zien aan vorm.
- Verschenen in: a. 1974 de Gids
b. 1978 Dichtbundel
c. 2000 Verzamelde Gedichten
- Vorm: Stanzas, afgebroken zinnen, poesie
2. Analyse: Hoe zit deze tekst in elkaar?
- Versregelafbreking
- Klankovereenkomst: oe, oei, aa & a
- Verzameling van vreemde uitdrukkingen:
i. “landinwaarts roeien” (= tegen de stroom in)
ii. “groeiend in hun mythologie”
3. Interpretatie: Wat betekent deze tekst?
- Dit is afhankelijk van hoe je kijkt & wat je vraagt. Dit is omdat het ambigu is
(met meerdere betekenissen)
Tekst vs. Auteur
- Hans Faverey
- Kunt info over hem winnen door zijn gedichten en door interviews (expliciete
uitspraken over eigen werk)
- Faverey zegt: gedichten zijn ademhalingsoefeningen
- Faverey praat niet graag over zijn eigen werk dus kijk naar gedichten:
i. Motieven (wat keert terug)
ii. Thema’s
iii. Verwijzingen, dialoog welke periode
iv. Traditie
- Faverey zegt: je moet de lezer aan het werk zetten, ook: deze is niet de auteur,
beide andere interpretatie. Hij schrijft wat hij wil dat wij denken dat hij vindt.
- Faverey zegt: Ik ben als lezer van mijn eigen werk veel hulplozer. (als de lezer)
Tekst Centraal
Grondslagdisciplines 19e eeuw.
-
Filologie: verzamelen, ontcijferen, editeren en annoteren van (oude) teksten.
Hermeneutiek: theorien over interpretatie tekst.
Tekst vs. Lezer
Betekenis komt door samenspel, critici maken poezie vertrouwd met burgers, dus het oeuvre
en de literaire kritiek zijn belangrijk.
Tekst vs. Teksten
- Intertekstualiteit: Tekst is een knooppunt in een netwerk van andere teksten.
- “Groeiend in hun mythologie” referentie naar andere tekst.
i. Griekse mythe over Jason en de Argonauten (roeiers, geen 8 zoals in
het gedicht maar 50) En, 8 op zijn kant is het symbool voor
oneindigheid en cydiciteit, wat hier pessimistisch kan zijn,
uitzichtloosheid betekent.
ii. Allusie op 11e boek Homerus: Odysseus moet als laatste opdracht met
een roeispaan p zijn rug het land in(waarts) lopen tot op het punt waar
hij niet meer herkend wordt als zeeheld, een boer denkt dat hij een hark
op zijn rug heeft.
iii. Kolonialisme verhaal Suriname: Een tentboot vaart op de rivier de
slaven naar de plantages, er zijn 8 “roeinegers”  Tentboot
beschreven door C. Van Schaijk in “De Manja, Familietafereel uit het
Surinaamse volksleven” (1866) Wit vs. Zwart – Gij vs. Zij
Tekst vs. Wereld
- Is het een autonome tekst? (nee) Of is er Referentialiteit? (ja)
- Alle teksten zijn geschreven in een context (v.d. Wereld)
Besluit
-
Geen zekerheden over bedoelingen auteur maar er zijn mogelijkheden.
Geen overkoepelende methode om een tekst te bekijken, moet meerdere
methodes gebruiken.
Week 2: Klassieke Oudheid
Belang antieke literatuur:
1. Er is veel moderne kunst en literatuur die teruggrijpt op de klassieke (Troy film,
Bovenstaand gedicht)
2. In de Oudheid begint de discussie over functie en waarder  Plato & Aristoteles in 4e
eeuw voor Christus.
3. Moderne genres zijn ontleend aan literatuur van de oudheid (zie overzicht reader)
Athene bloeide toen Alexander de Grote in 300 v.Chr. Grienland veroverde; de Griekse
cultuur verspreidde zich hierdoor. De literatuur bleef Hellenistisch (Epos leefde op) totdat de
Romeinen begonnen te veroveren.
Bij overzicht Reader:
- Homerus had veel invloed op het ontstaan van de Tragedie en later het Epos.
- Na het didactische had het wetenschappelijke prosa veel invloed op de filosofie,
de filosofie wint van beide stromingen.
- Euclides legde basis voor wiskunde
-
Onderstreepte namen zijn Romeinen
Epigram = korte puntdicht
Na de klassieke periode neemt het aantal genres toe, met het ontstaan van de
Komedie etc.
Epos wordt de Roman, die altijd over liefde gaat
Schrijvers houden rekening met verwachtingen van lezers dus genres
veranderen met de tijd.
Er is bij de Tragedie geen externe verteller, alleen intern (personages).
Verandering in schema, van oraliteit naar geschreven
Oraliteit:
1. Mondeling voorgedrag, ook toneel
2. Mondeling overgedragen / overgeleverd, stap verder van generatie op generatie
3. Mondeling gecomponeerd terwijl voorgedragen (hoogste vorm van oraliteit)
In de Hellenistische en Romeinde tijd is alles bedoelt om gelezen te worden, daarvoor niet.
Iedere literatuuropvatting is tijdgebonden en cultuurbepaald: Het antwoord op de vraag wat
goede literatuur is vloeit niet voort uit objectiviteit maar uit consensus binnen een cultuur in
een bepaalde periode.
Bronnen voor literatuuropvatting
1. Literaire teksten hebben overeenkomsten en dus consensus: Indeling in Tragedies
bestaan uit monologen, dialogen en koorteksten. Personages zijn hooggeplaatst en
allemaal complex en ze ontwikkelden zich. De verhalen worden steeds opnieuw
gebruikt maat steeds een beetje anders dus mensen toen kenden de berhalen meestal al
2. Poeticale geschriften: Lange invalshoek en zijn gebaseerd op Plato, Aristoteles etc. Je
hebt Poetica’s als:
a. Concreet:
Geschrift over literatuur.
b. Abstract:
Geheel van opvattingen over literatuur.
(Poetica’s waren in didactische context onderwijsmateriaal & Poetica en Terorica
(effectief lezen en schrijven) moeten werking hebben en gaan over het ambacht
‘dichten’.)
Kunst als mimesis = nabootsing
Plato: Kunst als het ideen (echte realiteit) en schaduwwereld (kunst).
Volgens Plate was kunst een nabootsing van een nabootsing.
Staatsman? zei: dichters leiden mensen af van de werkelijkheid omdat ze beelden van beelden
laten ontstaan.
Aristoteles:
-
-
De 1e literatuurwetenschapper: Hij beschrijft op een formalistische manier
algemene kenmerken van teksten (vooral van de didactische tekst).
Zelfde uitgan als Plato  Mimesis = nabootsing, maar nabootsing van de
werkelijkheid, niet van schaduwwereld. Teksten hebben juist een heilzame
werking, niet kwalijk.
Katharsis = zuiveren van psychische constitutie
Analogie tussen echte leven en toneel -> samenhang
Epos = anonieme / algemene verteller
Tragedie (Elektra) = karakters vertellen. Een Tragedie werkt medelijden op maar het effect is
dat je die relateerd aan eigen probleem en dus is het effect dat jij gezuiverd bent.
Theater = Dionysus, 4 dagen per jaar kans om tragedies te zien.
10000 mannen (vrouwen niet toegelaten maar er waarschijnlij wel). Zij kregen een uitkering
om naar het theater te gaan (tribuut). Dit was omdat Athene een democratie was, op de 1e dag
van het tribuutfestival werd belastinggeld (en buit) tentoongesteld en werden burgers geerd /
geprezen. Etc.
- Als vader doodging in oorlog kreeg zoon een uitkering en werd door staat
opgevoed zodat hij op zijn 18e een wapenuitrusting kon krijgen om zijn vader
te gaan wreken.
- Geen pratriotische voorstellingen, vooral figuren die een kleine rol in de
samenleving hadden, vrouwen kregen een stem op het toneel maar werden
gespeeld door mannen. Ook werden in toneelstukken kritische vragen gesteld.
Verschillen tussen hun en ons theater.
- Antieke theater was religieus en maatschappelijk relevant. En het volk kon
maar om 3 avonden in het voorjaar naar 9 tragedies en 1 dag naar komedies.
- Toen was het een sociaal maatschappelijke gebeurtenis, nu is het een
priveaangelegenheid.
Elektra:
Geen zin om over te tikken
Literatuur werd ingezet om burgers kritisch te houden op de democratie in Athene
Week3: Middeleeuwen
- 500 – 1500
- Negatieve lading, met donker geassocieerd.
- Bronnen waren de antieke oudheid en christelijke geloofsleer die in Latijn
waren geschreven (de griekse cultuur kwam veelal via arabische vertalingen in
Europa terecht)
i. Griekse literatuur was een autoriteit, deze had macht en gezag.
ii. De Bijbelse waarheid ging boven de Griekse antieke waarheid.
iii. Geleerden in de middeleeuwen verzoenden deze 2 waarheden.
Literaturen:
-
-
Vroege ME hadden oraliteit, deze ging over in schreijftelijkheid in de 12
eeuw. Verklaring was dat de verstedelijking en de nieuwe wetten die in schrift
werden vastgelegd. De collectie aangelegenheden van performanceart /
voordrachtskunst werden ingeruild
2 literaire systemen, Latijn & Volkstalen.
i. Latijn was het erfgoed vanuit de Oudheid en de taal van het officiele
gezag, de kerk en de universiteiten. Dit betekende dus dat de hele
geleerde wereld Latijn sprak waardoor ze ook een internationaal
publiek konden bereiken. Ook de Bijbel was in het Latijn ( Het Vulgaat,
door de ker goedgekeurde vertaling)
ii. De Volkstaal was van de gewone mensen. Deze kwam ook in opkomst
als literaire taal in de 11e en 12e eeuw. Eerst als ondertiteling bij het
latijn (marges) en later gewone teksten.
Beowulf:
-
In 300 was er de orale versie, in 800 al een schriftelijke
Poetica 1:
i. Oraliteit = vertelvermogen, de orale traditie = geheugen.
ii. Verhalen in geheugen waren toen vanzelfsprekend. Ook was het
normaal dat er variatie kwam in de verhalen.
Histoire de Charlemagne et de rolard 1202
- 1202
- door Pieree geschreven
- Proloog = pleidooi voor prosa, oraliteit = leugens zegt hij evenals dicters,
zangers, vertellers, etc.
- Poetica 2
i. Een Auteur heeft autoriteit dus moet hij de waarheid zeggen.
ii. Oraliteit = alles wat wordt verteld, daar hebben zij alleen van horen
zeggen.
De Lekenspiegel
- Jan van Boendale, 1330
- Over “Hoe dichters moeten dichten en wat zij moeten kunnen.” Over literatuur
dus (leerdicht)
- Leken = iedereen die niet genoten heeft van Grieks onderwijs
- De auteur is de leermeester
- Aanleg, inspiratie heb je nodig. Het ambacht kun je leren maar met moutje dan
moet je tekste eigen maken (ware fysieke aangelegenheid)
- Poetica 3:
i. De dichter moet de waarheid spreken, geen verzonnen verhalen. Wel
fictie met een diepere waarheid, dan moet je allegorisch (door het
oppervlakte heen) lezen om deze te ontdekken.
ii. De dichter moet een voorbeeldig leven leiden, een goed mens zijn die
zich aan de wetten van Het boek (?) houdt en aan die van de hoofsheid
en de koning.
iii. De dichter moet ‘grammaticus’ zijn (de taal goed beheerse, zonder
fouten, Volkstaal & Latijn. En het Trivium beheersen (3 basisvakken @
uni)
De Vulgari Eloquentia, Dante Alghieri
- 1304
- Titel = over de vanzelfsprekendheid van de volkstaal. De titel is in het Latijn
maar het is een pleidooi voor de volkstaal. De reden dat het Latijn is is het
publiek waar hij voor schrijft.
- Het onderwerp van een tekst bepaalt het genre en de stijl, Dante is bewust van
dat hij voor publiek schrijft.
- Stijlen
i. Tragedie = Hoge stijl
ii. Komedie = Lage Stijl
iii. Elegie = stijl der ongelukkigen (klaagzang)
Levensloop van Dante:
- Geboren in Florence
-
Schreef Vita Nuova, over dood Beatrice, in nieuwe manier van literatuur
(sonetten)
Hij zat in stadsbestuur en werd door die tekst verbannen uit Florence, daarna
schreef: Vulgari, Inferno, Paradiso en Comedia, overleed in Ravenna.
Commedia (canto’s)
- Heeft een mathematische structuur:
i. Bestaat uit 3 delen
1. Inferno
2. Purgatorio
3. Paradiso
ii. 3x33 canto’s en een proloog
iii. Iedere Canto heeft 3 versregels.
iv. Geschreven in Terza Rima = Terzinenrijm (aba bcb cdc etc.)
v. Het is allemaal 3 omdat:
1. Goddelijke 3 eenheid
2. Christus werd 33 jaar oud (zegt bijbel)
3. 100 (3x 33 + proloog) is het getal van vormaaktheid
(allegorische functie)
- De ‘ik’ in de tekst in Dante zelf en hij vertelt uit memoire, ut herrinnering.
- Symbolisme / Allegorische betekenissen:
i. Zong – God
ii. Woud – Zonde
iii. Heuvel – verhevenheid
iv. Kromme pad – Afleiding
- Genre: Vers Epos
- Tijd: Goede Vrijdag 1300 – paastijd
- Ruimte: Hel, Louteringsberg , en paradijs/hemel
- Personages (de 3 gidsen):
i. Inferno: Vergilius (Grootste dichter ooit volgens Dante)
ii. Purgatorio: Beatrice (geliefde) vanaf canto 30
iii. Paradiso: Bernardus (heilige) vanaf canto 31
- Verhaal: Gaat vanuit woud, wil berg op maar weg wordt versperd door 3
dieren:
i. Lupaard/panter = wellust in kunst
ii. Leeuw = hoogmoed
iii. Wolvin = hebzucht
Hij komt niet voorbij deze dieren dus keert terug naar ravijn waar hij een
schim van een mens ziet. Dit is Vergillius. Hij leidt Dante rond in het inferno
(hel).
- Architectuur van de Hel: Ooit onstaan doordat de engel Lucifer viel en er
kwam een gat in de aarde, daar ontstond de onderwereld.
i. De Voorhel, waar de, waar de ??, onverschilligen, slappelingen zaten
ii. Kringen ongedoopten (Vergilius, Homerus etc. Zij zijn niet gedoopt
omdat het christendom toen nog niet bestond.)
iii. Toch verder door kegelvormige hel, aankomst bij Lucifer. Naar
Louteringsberg door over zijn rug te klimmen.
- Louteringsberg: daar zitten zij die in genade van God gestorven zijn maar hun
schuld nog niet hebben ingelost, ze zitten hun straf uit en gaan dan naar het
-
-
Paradiso. Einde levels berg kom je bij rivier de Lethe (de rievier der
vergetelheid) Dan naar
Het paradiso: Dit is in de bovenwereld. Dan kom je in de hemelroos bij God.
Alles zit in Ringen (in Paradiso ideologie = marialogie)
35 jaar, dan ben je op het midden van je leven stond in de bijbel.
Doelen:
i. Wedijveren met klassiekers, commedia loopt goed af
ii. Verspreiden theologische wetenschap en wetenschappelijke kennis.
iii. Verspreiden staatkundige denkbeelden. (Vereert de macht van de paus,
niet alleen het kerkelijke.)
Canto 5: Inferno -> Paolo & Fransesca, 2e kring van wellustigen, zitten in
eeuwige storm, hier zitten antieke maar ook tijdgenoten, Helena, Cleopatra,
Paris, Dido, Semiramis, Tristan (voert ges[prek met Paolo en Francesca, zij
waren verliefd en niet aan elkaar uitgehuwelijkt maar zij aan Paolo’s broer, die
2 pleegden overspel]
Week 4: Renaissance
- In Italie 14e eeuw, in Nederland pas in de 16e eeuw.
- Periode van de middeleeuwen verglijdt soepel in de renaissance.
- Definitie: Wedergeboorte van de klassieke Oudheid. Dit is niet nieuw want de
Klassieke Oudheid werd ook in de middeleeuwen gebruikt als bron.
Nieuw in de Renaissance:
1) Uitbreiding van het corpus (verzamelijk) klassieke teksten door mensen die onderzoek
doen -> meer teksten worden ontdekt.
2) Meer aandacht voor oorspronkelijke taal en vorm van de teksten in plaats van de
Latijnse vertaling -> filologie, naar de tekst toegan.
3) Toenemend gebruik van de volkstaal -> leidt to nieuwe vertalingen van de Bijbel en is
de start van het ABN.
4) Het ‘menselijke’ wordt benadrukt in de kunst, in het denken over de maatschappij
heeft niet alleen God maar ook de mens invloed.
5) Dialoog met literaire voorgangers -> de discussie komt op, daarom Renaissance =
verbonden met het begrip intertekstualiteit.
Intertekstualiteit:
- Allusies, beinvloeding, verwijzingen, associatie etc met andere teksten
- Voorbeeld dialoog, tekst van Joost van den Vondel, is een handleiding voor de
beginnende dichter. Handleiding zegt: Je moet behendig stelen, geen
klakkeloze imitatie maken. “rapen” noemt hij het. Je raapt je materiaal voor
een nieuw kunstwerk bij elkaar.
- Originaliteit zit in het intelligent en creatief gebruik maken van je bronnen
- “wel ghecookte rapen is goe pottage” -> Goed gekookte rapen maakt goede
soep.
Francesco Petrarca (1304-1374)
- Stroming Petrarcisme: had veel invloed op West-Europese literatuur ->
liefdeslyriek.
- Heeft dus zelf (petrarca) gefungeerd als imiteerbaar object
- Petrarca = 1e wegbereider van iets wat al veel leek op de Renaissance
-
i. Petrarca was de 1e in Europa die zich bewust en systematisch met
bestudering van teksten uit de Klassieke Oudheid bezighield.
ii. Homo Uliteratus: leren, studeren en schrijven (ontspanning en
genieten). Petrarca was de grootste geleerde van zijn tijd, net als Dante
en Boccaccio
iii. Petrarca was stellig overtuigs dat de mens centraal staat.
Petrarca schreef alles in Latijn, dat beschouwde hij als de belangrijkste taal.
Maar zijn hobby was gedichten schrijven in de volkstaal.
Canzoniere = liedboek van Petrarca
- Deze naam heeft P. er niet aan gegeven, het boek staat ook bekend als
verspreide rijmen “Rime Sparse”
- Gaat over Laura, waar P. mee getrouwd was, dus het is eigenlijk een boek over
liefdes psycholoie
- Het heeft 2 delen met 366 gedichten
i. 1-263 = In vita madonna Laura
ii. 264-366 = In morta madonna Laura
Laura overleed in 1337 aan de pest. (volgens P)
- Het bestaat uit:
i. 317 sonnetten (toen bijzonder, niet vaak voorkomend)
ii. 29 canzonen
iii. 9 sestinen
iv. 7 balladen
v. 4 madrigalen
Karakterisering poezie Petrarca:
- Typerend = antithese (tegenstelling) -> op alle niveaus
- Lyrisch & melancholiek
- Antithesis:
i. In het overkoepelende thema, 2 polen: bezingen van de aardse
schoonheid vs. het besef van het hiernamaals -> Aardse schoonheid van
Laura is vergankelijk -> ontstaan innerlijk conflict
ii. Ik-figuur voelt tegenstrijdige gevoelend ten opzichte van de geliefde;
2e in onbereikbaar -> literair cliché. Tegenstellingen:
1. aardse vs. hemelse liefde
2. aantrekking vs. afstoting
3. echte vrow vs. ideaalbeeld
iii. Tegenstellingen in stijl: bitterzoet -> oxymoron; zoete pijn ->
oxymoron
- Inhoud Petrarcus teksten werkt door in andere teksten van andere schrijvers:
i. Huid als sneeuw
ii. Gouden haar
iii. Stralende ogen
iv. Tanden als parels
v. Lippen als rozen
vi. Handen van glazende ivoor
vii. Stem als hemelse muziek
Petrarca en muziek
1) Canzoniere bevat zelf tekste -> canzone, ballade, madrigaa; die bedoelt waren om
gwezongen te worden.
2) Eerste compositie op tekst was tijdens P.’s leven
3) Canzoniere was zeer populair bij 16e-17e eeuwse madrigaalcomponisten
(=meerstemmig voor zan over liefde)
a. Claudio Monte Verdi over het 1e sonnet in bundel. Over terugblik in
liefdesgeschiedenis. Kunt aan muziek ‘horen’ wat er in de tekst gebeurt.
b. Swelint maakte muziek op het 248e sonnet
c. Extra: Anti-petrarcisme kwam in de 17e eeuw op: uiterlijk van de vrouw werd
andersom beschreven, als lelijk en vies.
Week 5: Verlichting
- Ook: enlightenment en aufklarung
- Het antwoord van Kant
- Definitie: Bevrijden van de mens uit de onmondigheid (obscurentisme of
onvermogen). Ze moeten hun verstand gebruiken zonder de leiding van
anderen. Het is geen probleem als je zonder veel verstand geboren bent, maar
wel als je te weinig moed hebt om het te gebruiken. “durf te weten”
- Metafoor woord: ME zijn duister, licht gaat op na periode van duisternis.
- Verzet tegen:
i. Bijgeloof
ii. Vooroordelen
iii. Privileges van de kerk en de koning -> Tegenbeweging en het begin
van de elitedenkers en filosofen die nieuwe idealen en principes
aanhangen.
Kenmerken:
1) Wetenschap: natuurwetenschap bloeit, rationalisme. Met ratio naar natuur kijken en
empirisch kijken. Vooruitgangsdenken / optimisme lijden tot betere wereld.
2) Verzet tegen de absolute macht van de koning en veelal de Franse (zonnekoning) ->
liberalisme en democratie
3) Ontdekkingsreizen -> contact met andere culturen en landen, ontstaat
cultuurrelativisme waardoor mensen kritisch naar hun eigen cultuur kijken.
Negatief aspect is -> kolonialisme
4) Groeiende kritiek op de kerk: vrijheid van geloof; atheisme is te ver, maar deisme
ontstaat -> God schiep de wereld maar heeft daarna zijn handen er helemaal vanaf
getrokken.
Context: Veel godsdienstoorlogen en een reformatie van de machtsstrijd tussen de
koning / adel / kerk
5) Het volk was in armoede en dus gingen de intellectuelen vragen stellen (waar de
Franse Revolutie uit voortkomt)
eg: Voltaire zei: Ik ben het in alles met U oneens, maar ik zal ervoor blijven strijden
om het te mogen blijven zeggen.
6) Meest kenmerkend: Individu & rationeel verstand.
Literaire cultuur:
- Nieuw medium: tijdschrijft, het nieuwe podium voor discussie. En cafes en
salons waren plekken waar intellectuelen bij elkaar kwamen
- Auteur als individu: In de literaire markt konden schrijvers hun kost verdienen
(door auteursrecht)
-
Censuur (zelfcensuur ook)
Nieuwe Genres:
- Saire: Kritisch en bij Voltaire humoristisch met een serieuze ondertoon
- Briefroman: dialogisch (tekent rationele discussie)
- Avonturenroman (ook reisverslag): Over ontdekkingsreizen.
Encyclopedie
- Gepubliceerd tussen 1751-1772 door franse filosofen
- Bestaat uit 35 delen
- Plan was om een serie boeken te schrijven met daarin een balans opgemaakt
van alle kennis toen voorhande.
i. Begon met vertalen Encyclopedia uit Engels
ii. Huurden specialisten in
iii. 60,000 artikelen waarvan 6000 door diderot
- Overheid en kerk hadden veel kritiek, werd anti-bijbel genoemd en het was dus
niet objectief maar leverde kritiek op de autoriteit. Kerk was geen bron van
kennis hier
- Les philosophes -> Montesquieu, Voltaire, d’Holbach etc. droegen bij aan de
maak
Meerdere Verlichtingen
Spinoza was de grondlegger van (de echte) de radicale verlichting. (Ook Boyle en Diderot
behoorden hiertoe)
Radicale verlichting
Pleit voor:
1) Gelijkheid
2) Rationalisme
3) Tolerantie
4) Scheiding van kerk en staat
Gematigde Verlichting:
- Locke Voltaire & Montesquieu
- Pleit voor:
i. Verzoenen rede en geloof
ii. Vasthouden aan maatschappelijke status quo
- J. Israel hield ook een pleidooi voor de herwaardering van de radicale
verlichting en de vrijheid van meningsuiting. (Actueel, wat is belangrijker,
vrijheid van meningsuiting of religie?)
Montesquieu:
- Franse jurist in de verlichting
- Hij bedacht trias politica -> geschriften staatsrecht
- Schreef Lettees Persones -> de perzische brieven
i. Opvallend: gepubliceerd in Amsterdam omdat ze in andere landen niet
geprint konden worden (mocht niet gezegd worden, in Frankrijk
censuur)
ii. Anonieme publicatie: Monieur de M. omdat Montesquieu een heel
publiek figuur was.
iii. Inhoud: kritiek is vermomd als de verbazing over de franse cultuur in
de mond van 2 Perzische reizigers gelegd (quasi naieve blik op
frankrijk)
Dit is documentfictie: zogenaamd authentieke brieven (161) met 25
personages.
Brief 24: Kritiek op de koning en de paus, hij (de paus) keurt de
absolute macht die de koning heeft af. Noemt de 2 tovenaars die ook
geld toveren (geld werd bijgedrukt) en titels uitdelen voor geld.
Vloeken als een Christen doen ze met hun woorden erdoorheen 
“Mufli” en “hun koran”
iv. M. geeft in de brieven ook een compliment aan het franse volk: Hun
omgang met vrouwen (maar dit is vanuit een islamitisch standpunt.)
Neo-Classicisme:
Harmonie, zuiverheid, klassieke literatuur (gebruik kunst oudheid evenaren), met kunstregels.
“Edle Einfalt und stille Grosse”: de moderniteit begint zich te onttrekken aan de NC
kunstregels. Dit borrelt op door de trammalant in de politiek
Romantiek (afzetten tegen het neo-classisisme)
- oppositie to neo-classisisme (de periode voorafgaand aan de romantiek)
- Disharmonie, orientatie op het oneindige, niet rationeel en geen kunstregels.
- “The spontanious overflow of powerful feelings” (Wadsworth) ->
Je moet overweldigen, niet zo rationeel zijn als de klassieken waren en dan dit
vastleggen in poezie.
Kunstregels Neo-Classicisme:
- Voorschriften waren heel strict
- Scheiding der kunsten wordt doorbroken, in boek van lessing vastgelegd.
Beeldende kunst onderscheid zich van poezie.
Vermening zou zijn schildereijen over poezie of andersom. Dit mag niet
volgens het NC (keurt het af) In de Romantiek mag dit wel.
- The Mirror and the Lamp by Abrams. Toont de orde in de natuur door
beeldspraak.
kunst = spiegel en de kunst is een lamp die de werkelijkheid belicht.
(verbeelding geeft gestalte aan de werkelijkheid)
Dit zette NC en romantiek tegenover elkaar.
Verlichting transformeert in Romantiek
Zelfde idealen komen terug.
1) Wetenschap: rqtionalisme & empirisme, vooruitgansdenken -> zelfde, maar sommige
vlakken komen onder druk te staan doordat de werkelijkheid chaotisch is.
2) Democratie (1848) en Liberalisme (1830) politieke verklaring van verlichtingsidealen
3) Orientalisme en exotisme: Westers superioriteitsgevoel (ook met ontdekkingsreizen te
maken) Jappanners waren bijvoorbeeld vies.
4) Kritiek op de Kerk en ook bijbelkritiek. Streven naar vrijheid van geloof en vrijheid
van meningsuiting.
5) Strijd verlictingsdenken is het nationalisme, denk cosmopolitanisme en alles wordt
provincialer.
Biedermeiercultuur: bezingen familiegeluk en het huiselijke.
Romantiek, 1 stroming of meerdere?
- Er is geen eenheid tussen de romantieken die in de verschillende landen
plaatsvinden zegt controversiele Lovejoy
- Wellek ziet wel eenheid -> gemeenschappelijke kenmerken:
i. Idealistisch (zweverig, hogere werkelijkheid)
ii. Realistisch -> politiek betrokken & kunst vanuit een ivoren toren en
individualistisch
iii. Satirisch en/of melancholisch (nevelige begrippen)
- Romantiek in muziek, schilderkunst, literatuur, filosofie, theologie, politiek,
dus elke kunstvorm (en andere stromingen)
- Nederland: gemitigeerd (gematigde vorm) wij hadden een minder rationele
romantiek
- Wellek’s poezie opvatting: achter deze werkelijkheid gaat met verbeelding een
andere werkelijkheid schuil.
Scheiding idealen en werkelijkheid gevoegd door humor, politiek engagement,
waanzin, zelfmoord
De mens in de natuur -> exploratie van ruimte en grensverschrijding van de
tijd.
- Buitenlande Romantiek:
i. En: Wordsworth, Byron, Shelley, Keats (poetry) Scott (prose)
ii. Du: Athenium, Schlegel, Hoffman
iii. Fa: Hugo, Dumas, Sue
Le mal dus siecle -> onbehagen, verlangen naar ‘Entrgrenzung’
Literaire genres
- Poezie: Lyriek, verhalende dichtkunst, huiselijke poezie
- Proza: de roman -> historische naar realistische
- Toneel: NC tragedie maakt plaats voor historisch drama (met politieke lading)
en burgerlijk toneelspel (realistische personage, dialogen, spel)
Romantisch Literaire Thema’s
- Idealistische romantiek -> werkelijkheid zoals deze zou moeten zijn.
Hildebrand = idealistisch -> naarmate je volwassener wordt raak je iets kwijt
(magie)
i. Verbeelding stad, natuur, kind, verleden, natuurlijk, geloof, schaamte
ii. Humaniteit en natuurlijke ethiek
iii. Humor en satire
- Zwarte romantiek -> verbeelding
i. Thema’s: kloof waar het misgaat, belangstelling voor dood, perversie
en krankzinnigheid.
ii. Mario Praz The Romantic Agony onderscheidt:
1. Beauty vs. Horrid
2. le bonheur vs. crime
3. seksuele perversie, erotiek en dood
4. La belle dame sans mercie
5. fascinatie voor onderdag, verval, gevoel een eindtijd te beleven.
Week 6: Realisme
- Is meer dan een stroming die literatuur beinvloedde omdat hij nooit weg is
gegaan (films) -> dus andere orde van grootte dan de andere stromingen.
-
George Gissing (19e eeuwse auteur) schreef ‘New Grub Street’ over een straat
waar alle kranten gevestigd zijn. Het verhaal gaat over van de pen levende
journalisten / literisten. Via de personages zijn de verschillende stromingen
verantwoord
i. Harrold Biffer verantwoord de realistische poetica en de charme
(ignobly decent in quote) van het alledaagse leven komt hier naar
buiten. Hij schrijft over Mr Bailey (the) Grocer
Absoluut Realisme
- gewone mens als onderwerp
- objectieve registratie van de werkelijkheid
- Het moet een ‘slice of life’ zijn, het resultaat moet unutterable tedious ->
horribly dull zijn (saaiheid = goed)
- Kern realisme (referentialiteit)
de relatie tussen het kunstwerk en de buitentekstuele werkelijkheid
- 3 premissen:
i. Er bestaat een objectief vast te stellen werkelijkheid (dat is waar je als
schrijver vanuit gaat), problematizeer dit niet.
ii. Taal is een geschikt middel (transparant medium) om deze
werkelijkheid te beschrijven.
iii. Literatuur is een geschikt medium om via taal die werkelijkheid aan de
lezer over te brengen.
niet eg: opdracht beschrijf tafel, dan krijg je verschillende verhalen.
Literatuur als wetenschap:
BLABLA geen zin in
Hendrik Ibsen & Het Poppenhuis
Schokkend toneelstuk, realistisch en ging over getrouwde vrouw met kinderen die man en
kinderen verlaat en zelfstandig gaat leven (feministe) -> Brengt sociaal probleem onder de
aandacht: ‘opgesloten’ vrouwen.
Modernisme (1900-1940)
- ontstaan vanuit kritiek op het realisme (Realisten ware een elite kwestie en
stroming werd nooit groot)
- Term is achteraf bedacht in 1960 door engelstalige critci, in het frans is er geen
term voor.
- Vraagtekens bij: premisses van het realisme
i. Causaliteit wordt afgeschaft, dus veel onsamenhangender, romantische
teksten zijn irritant. Contant herrinnert dat je aan het lezen bent, je gaat
niet op in het boek.
- Degenen die wij nu modernisten noemen maakten toen niet deel uit van een
stroming.
- Epistomologische twijfel aan werkelijkheid (bestaat de werkelijkheid wel?)
- Context van twijfel: na de 2e wereldoorlog & nietsche en Freud
i. Kerntheoretische twijfel -> kennis = selectief & gemedieerd
ii. Linguistische twijfel -> aan taal als (on)geschikt medium
iii. Ethische twijfel -> -> aan normen & waarden, verzet tegen
burgerlijkheid
iv. Onthechting: losmaken van familie, op zoek naar ‘zelf’
v. Bewustzijn: personages denken na & discussieren
vi. Observatie: subjectieve werkelijkheid belangrijk & eigen innerlijk
observeren.
Narratologie:
Vertelwetenschap, instrument om teksten te beschrijven in de krant? : relaties tussen
personages onderlin en vertellen en aspect van tijd & ruimte
Focalisatie:
1) omniscient narrator -> alwetende verteller.
2) Door de ogen van een personage
3) Niet personage maar ook niet verteller, zinnen die lijken op de gedachte van een
personage die dus helemaal van de schrijver zijn.
EG: Flaubert’s boek over een vrouw met een minnaar vond men immoreel, gedrag van
vreemdgaan werd aangemoedigd zeiden ze in court, maar eind gaat ze dood, dus is dat
wel zo?
Virginia Woolf:
- feministe
- to the lighthouse 3 delen:
i. The window
ii. Time passes
iii. The lighthouse
- Ramsay + 8 kinderen zijn op vakantie op de schotse hebriden (schotse
eilandengroep). James, het kleine broertje, wil naar de vuurtoren en het zoontje
van de vuurtorenman is ziek. Vader verbiedt het tripje
-> slice of life, 1 middagje & 1 avond
- Ander deel: kort, tijdens de oorlog, paar pagina’s beslaat het. Mrs Ramsay & 2
kinderen dood, vader keert na 10 jaar terug. Trip naar vuurtoren vind eindelijk
plaats, 1e deel halve boek en 3e deel halve boek.
- Situatie: kous passen zoontje, wie is focalisator? -> paar minuten stream of
consiousness
Kenmerken Modernisme
1) Geen traditioneel plot, maar schijnbaar triviale gebeurtenissen
2) Geen objectieve info van alwetende verteller maar subjectieve ervaringen en
hypothetische uitspraken
3) Gefragmenteerd werkelijkheidsbeleving
4) Innovatieve verteltechnieken, vrije inderecte rede
-> die verteller / gedachten en stream of consiousness.
Week 7: Postmodernisme
- An exasperated term: raises anger or impatience (negatief geleaden term voor
sommigen)
- “From the modernism you choose you get the postmodernism you deserve”
- Postmodernisme gekoppeld aan representatie
-> kenmerkend voor postmoderne tijd is de medialisering: krant, tv, radio in
huiskamer.
-> Het beeld op de tv lijkt echt, maar is bewerkt en er zitten tussen live en tv
allerlei schakels, deze onzichtbaarheid van schakels geeft representatie hiervan
onafhankelijkheid.
-> culturele representatie van ieders cultuur door de amusementsindustie
Postmoderniteit
geeft de economische en sociaal culturele organisatie van moderne maatschapijen aan in de 2e
helft van de 20e eeuw.
Gekenmerkt door:
1. toegenomen mobilieit
2. overheersende rol info-systemen
3. vergaande geven van infoproductie en goederenproductie
Postmodernisme
Artistieke (bijvoorbeeld literaire) expressie van de situatie in de postmoderniteit
 nadeel van zowel sociologische als culturele voorstelling is dat je de term niet meer
kunt gebruiken zonder uit te leggen welke situatie je bedoelt
Jean-Francois Lyotard:
Schreef La Condition Postmoderne (1979)
- Hij had het over het einde van de grote verhalen, en hij haalt het woord
postmodern los uit zijn context en gebruikt het om de hedendaagse
samenleving te beschrijven.
- Grote verhalen zijn: de verhalen die gebruikt worden om wetenschap, kunst en
politiek te legitimeren zoals voor de moderniteit de mythische verhalen die
waren -> ze geven normen en waarden.
- Hij had het over het failliet gaan van het Verlichtingsproject: Het
verlichtingsdenken legitimeerde niet langer de wetenschap, hij ontmaskerd
verlichtingsidealen.
R.Jakobson
The evolution of poetic form is not the disappearanve of certain elements and the coming of
new elements. It’s the shift in mutual (wederzijdse) relationship among the diverse
components (onderdelen) of the whole poetic system -> the dominant shifts
Brian McHale:
- Modernisme had epistemologische twijfel = twijfel aan de kennisleer en de
beperkingen van menselijke kennes onderzocht door epistemologie.
- Postmodernisme heeft ontologische twijfel: twijfel aan (de leer van) het ‘zijn’.
In welke wereld bevind het subject zich?
- Postmodernisme onderzoekt de status van grenzen tussen werelden, tussen
werelden en representatie.
Representatie = het 1 stelt plaatsvervangend iets anders voor.
Thema’s en Procedes (werwijzes) van het postmodernisme
1) Intertekstualiteit
2) Vermening van hoge en lage cultuur en vermening van genres en stijlen
3) Het fantastische: Het creeren van mogelijke werelden (Deleuze’s
4) Problematiseren van de relatie tussen werkelijkheid en fictie
5) Ambigue houding ten opzichte van taal, letterlijk en figuurlijk
6) Herschrijving, alternatieve visies op de grote verhalen van onze cultuur
Jorge Luis Borges
- aartsvader van het postmodenisme
- Hij zei: talen zijn vormen van denken EN van culturele organisatie
- Hij schreef:
i. ‘de ronde ruines’ -> ontologische verwarring -> wat is droom en wat is
werkelijkheid
ii. Hij schreef ‘El Aleph’ ook over ontologische verwarring: Wat is ruimte
en wat is tijd?
iii. Wie is Borges? “Ik weet niet wie van ons beide deze bladzijde schrijft”
iv. Wat is betekenis?
John Barth
-
The literature of exhaustion: alles is al gezegd
The Literature of Replenishm,ent: anything goes (to fill, make complete again
or to inspire)
Download