Aan de leden van Vaste Tweede Kamercommissie voor VWS Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum: kenmerk Onderwerp: Inlichtingen bij: 29 februari 2016 16-020 nvdw-hz inbreng voor algemeen overleg Wlz, 3 maart 2016 N. Vos de Wael; E [email protected] ; M 06 26170180 Geachte leden van de vaste Tweede Kamercommissie voor VWS, Op 3 maart a.s. debatteert u over de Wet langdurende zorg (Wlz). Het Landelijk Platform GGz (LPGGz) geeft u graag de volgende aandachtspunten mee. Toegang ggz tot de Wlz Het Zorginstituut heeft in december 2015 een advies uitgebracht over toegang van ggz-cliënten tot de Wlz. Tot dusver heeft de staatssecretaris Van Rijn nog niet op het advies gereageerd. Om de toegang van ggzcliënten op inhoudelijke criteria te regelen is een wijziging van de Wlz nodig. In overleg tussen VWS en veldpartijen is steeds januari 2017 aangehouden als streefdatum waarop de toegang gerealiseerd zou moeten zijn. Het LPGGz krijgt steeds meer signalen dat dit toch 2018 zal worden. Dit betekent nog langer onzekerheid voor cliënten, met name voor cliënten beschermd wonen die nu onder de Wmo vallen. De continuïteit van zorg voor deze groep cliënten staat al om meerdere redenen onder druk. Hoewel de overheveling van beschermd wonen naar gemeenten in principe budgetneutraal is, vinden er forse bezuinigingen plaats, tot boven de 20 %. Gemeenten geven vaak kortdurende indicaties af voor beschermd wonen. En cliënten zijn soms lijdend voorwerp in discussies tussen centrumgemeente en regiogemeente of hun zorgvraag nu onder beschermd wonen valt of onder reguliere Wmo-ondersteuning. Het LPGGz vindt het van groot belang dat de toegang voor de ggz-doelgroep tot de Wlz met spoed geregeld wordt, zodat er een eind komt aan de discriminerende situatie waarin mensen louter op basis van hun grondslag geweigerd worden. In de tussentijd dient de continuïteit van zorg en ondersteuning voor cliënten, die (waarschijnlijk) tot de Wlz-doelgroep gaan behoren, geborgd te zijn. Ten slotte wil het LPGGz een garantie dat de gemaakte werkafspraken over herallocatie van middelen tussen Wlz, Wmo en Zvw worden nagekomen. Kwaliteitsprogramma voor de ggz-Wlz Voor de sectoren V&V en gehandicaptenzorg bestaan in de Wlz kwaliteitsprogramma’s gericht op inhoudelijke vernieuwing. Voor de GGZ-Wlz is (nog) geen sprake van een dergelijk programma. De behoefte aan een kwaliteitsimpuls voor de langdurende verblijfszorg in de ggz is echter groot. Doelstellingen op het gebied van zo gewoon mogelijk leven, verbinding met de samenleving, meer eigen regie en versterking van de rol van het sociale netwerk zijn nog lang niet gerealiseerd. Het recente kwaliteitsstatuut ggz is gericht op de Zvw-zorg en spitst zich dus toe op behandeling. Een kwaliteitsprogramma voor de Wlz dient zich vooral te richten op kwaliteit van leven. Het LPGGz wil graag dat de staatssecretaris met de sector ggz in overleg gaat over een kwaliteitsprogramma voor de langdurende verblijfszorg ggz, waarbij aansluiting gezocht zal worden op goede voorbeelden die in de praktijk al gerealiseerd worden. Vernieuwingsagenda ‘Waardig leven met zorg’: algemeen Het LPGGz constateert met Ieder(in) dat het algemene ambitieniveau van de vernieuwingsagenda tegenvalt. De agenda dekt niet alle punten die opgenomen waren in de Kamermotie die de basis van de vernieuwingsagenda vormt. Daarnaast is de maatschappelijke context (participatie) niet uitgewerkt. Het LPGGz vraagt zich ook af hoe de vernieuwingsagenda zich verhoudt tot de aangekondigde extra bezuiniging van 500 miljoen euro voor de langdurende zorg. (Zie inbreng Ieder(in) voor het AO Wlz d.d. 1 maart 2016) De vernieuwingsagenda onderscheidt diverse groepen cliënten binnen de Wlz met meer of met minder sturingsmogelijkheden (pagina 2 van de agenda). Het LPGGz is van mening dat vernieuwing en vraagsturing mogelijk en wenselijk zijn voor alle cliënten in de Wlz; dus ook voor cliënten die niet thuis kunnen wonen, weinig keuzemogelijkheden hebben voor een instelling, eventueel vanuit een gedwongen kader zorg ontvangen of anderszins in een positie verkeren waarin ze moeilijk voor zichzelf op kunnen komen. Voor deze cliënten kan meer nadruk gelegd worden op mogelijkheden van naasten/familie, de inzet van cliëntondersteuning of vertrouwenspersonen, en versterking van collectieve medezeggenschap. Het LPGGz ziet in de vernieuwingsagenda graag meer aandacht voor vernieuwing en vraagsturing ten behoeve van mensen die (gedwongen) instellingszorg ontvangen. Vernieuwingsagenda actiepunt 2: aansluiting op Wmo 2015, Jeugdwet en Zvw De vernieuwingsagenda gaat terecht in op het belang van een betere aansluiting tussen toegang Wlz met Wmo 2015, jeugdwet en Zvw. Het LPGGZ vindt echter dat het voornaamste knelpunt nu onderbelicht blijft, namelijk het ontbreken van een sluitende toegang over de grenzen van domeinen heen waardoor cliënten soms heen en weer gepingpongd worden. Specifieke doelgroepen en zorgvormen komen daardoor in de knel. Het LPGGz pleit met name voor een naadloze aansluiting in de toegang tot Wmo en Wlz. Het mag niet gebeuren dat mensen een afwijzing krijgen in het ene domein, zonder de garantie dat hun hulpvraag vanuit het andere domein beantwoord wordt. Oplossingen worden nu vaak nog eenzijdig gezocht in scherpere afbakening tussen domeinen in plaats van meer samenwerking en continuïteit van zorg over grenzen van domeinen heen. Het LPGGz is van mening dat het cliëntperspectief leidend moet zijn bij de aanpak van knelpunten in de aansluiting tussen domeinen. Het platform pleit ervoor om het experimenteerartikel Wlz gericht in te zetten om deze knelpunten op te lossen, ook voor de ggz. Ten slotte ziet het LPGGz graag landelijke afspraken voor een integrale indicatiestelling, met name Wmo en Wlz. Het LPGGz kan zich voorstellen dat er onderzoek plaatsvindt naar mogelijkheden om de sociale context mee te wegen bij toegang tot de Wlz, maar alleen als dit inderdaad leidt tot een versterking van de positie van cliënten en naastbetrokkenen. De naastbetrokkenen worden nu niet genoemd bij dit actiepunt van de vernieuwingsagenda. Versterking van de positie houdt voor ons in: meer regie over de inhoud van zorg en ondersteuning en over de context (thuis of instelling naar keuze) waar deze geleverd worden. Deze 2 voorwaarde is essentieel, want het betrekken van de sociale context bij toegang tot de Wlz zou ook kunnen leiden tot verzwakking van de (rechts)positie van de cliënt en naastbetrokkenen. Het LPGGz vindt versterking van de positie van de cliënt en naastbetrokkenen een absolute voorwaarde voor het eventueel betrekken van de sociale context bij toegang tot de Wlz. Deze voorwaarde zal in overleg met cliënt- en familieorganisaties ook nader geconcretiseerd moeten worden. Vernieuwingsagenda actiepunt 2: cliëntondersteuning Een essentiële voorwaarde voor vraagsturing is de beschikbaarheid van onafhankelijke cliëntondersteuning. In de vernieuwingsagenda staat dat ‘de inzet van cliëntondersteuning bij de overgang van domeinen moet worden geïntensiveerd.’ Het LPGGz wijst in dit verband op een belangrijke lacune in de cliëntondersteuning. ggz-cliënten die in een kliniek verblijven voor behandeling vallen de eerste drie jaar onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor hen is geen onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar. Zij staan wel voor belangrijke keuzes als het gaat om het vervolg na hun klinische opname: Kom ik in aanmerking voor de Wlz? Ga ik weer zelfstandig wonen of is beschermd wonen voor mij een optie? Hoe pak ik mijn leven straks weer op als het gaat om huisvesting, werk of dagbesteding, inkomen, sociale contacten, enzovoort? Het LPGGz wil dat onafhankelijke cliëntondersteuning geregeld wordt voor mensen die op basis van de Zvw langere tijd behandeling ontvangen in een klinische setting. Het platform gaat hierover graag in gesprek met de staatssecretaris. Vernieuwingsagenda actiepunt 5: nieuwe inkoopmodellen en dialooggestuurde zorginkoop Het LPGGz vindt het cliënt- en familieperspectief in de passage over dialooggestuurde zorginkoop onderbelicht. Dit perspectief moet de basis zijn voor de dialoog die aanbieders en verzekeraars over de zorginkoop moeten voeren. Hiervoor is noodzakelijk dat aanbieders en zorgverzekeraars beschikken over objectiveerbare kwaliteitsgegevens vanuit cliënt- en familieperspectief. Juist de langdurende zorg leent zich goed om cliënt- en familievertegenwoordigers een prominente rol te geven bij het opstellen en volgen van verbeteragenda’s. Kwantitatief maar ook kwalitatief onderzoek vanuit cliënt- en familieperspectief kan hiervoor de basis vormen. Een voorbeeld is het onderzoek dat LSR momenteel in een aantal grote ggzinstellingen uitvoert met financiële ondersteuning van zorgverzekeraar CZ. Het LPGGz vindt dat het cliënt- en familieperspectief de basis dient te zijn van de zorginkoop en dat cliënt- en familievertegenwoordigers (met name cliëntenraden en familieraden) ook gefaciliteerd moeten worden om hiervoor de benodigde kwaliteitsgegevens te verzamelen en in te brengen. Het LPGGz is enthousiast over het pleidooi voor meer persoonsvolgende bekostiging en over ideeën voor vouchers waarmee cliënten een bepaald deel van hun indicatie kunnen verzilveren. Wij vinden echter dat dit voortvarender moet en kan worden opgepakt dan in de vernieuwingsagenda gebeurt. Daarnaast is het succes van vouchers afhankelijk van de mate van vrijheid die cliënten krijgen bij de besteding van de vouchers. Zeker in een experiment past het niet om die vrijheid meteen weer in te perken met allerlei formele (kwaliteits)eisen. Wij denken bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om vouchers voor dagbesteding te verzilveren bij cliëntenorganisaties of maatschappelijke organisaties die activiteiten onder begeleiding aanbieden. 3 Het LPGGz pleit ervoor om spoedig te starten met experimenten voor inzet van vouchers en daarbij cliënten een grote vrijheid te geven in besteding van de vouchers. De experimenten zullen deels op de ggz-sector gericht moeten zijn. Vernieuwingsagenda actiepunt 6: kleinschalige woonvoorzieningen Een onderdeel van de vernieuwingsagenda is het verlagen van toetredingsdrempels voor kleinschalige woonvoorzieningen. Het LPGGz ontvangt diverse signalen van kleinschalige woonvoorzieningen voor beschermd wonen die door een combinatie van omstandigheden in nood verkeren: er is nog onzekerheid over toegang tot de Wlz voor de bewoners; er is sprake van een bewonersgroep die nu al deels onder de Wmo en deels onder de Wlz valt (bijvoorbeeld een woonvoorziening voor mensen met autisme, waarvan een deel ook een verstandelijke beperking heeft); gemeenten voeren soms een discriminerend pgb-beleid, waarbij beschermd wonen of ggz-problematiek automatisch als contra-indicatie voor een pgb wordt gezien. Door deze ontwikkelingen zien specifieke woonvoorzieningen, bijvoorbeeld voor mensen met autisme of mensen met psychose-gevoeligheid, zich in hun voortbestaan bedreigd. Het LPGGz pleit voor een gezamenlijke aanpak van VWS , VNG en cliëntorganisaties (Per Saldo, Ieder(in), LPGGz) om knelpunten voor kleinschalige voorzieningen beschermd wonen aan te pakken. Met vriendelijke groet, Marjan ter Avest Directeur Landelijk Platform GGz 4