Schoolproject repetitie

advertisement
Schoolproject repetitie
Door: Bianca Toonen
Studentnummer: 1518109
Begeleider Archimedes: Jantien Stam
Inhoud:
Contractformulier
Startdocument
Theorieverslag
Repetitie’s klas 1
Nakijkbladen klas 1
Repetitie’s klas 2
Nakijkbladen klas 2
[Geef tekst op]
Bijlage 20 Contractformulier Schoolproject
Gegevens student(en)
Naam:
Studentnummer:
Adres:
Postcode en plaats:
Telefoonnummer:
Email:
Bianca Toonen
1518109
Renswoudsestraatweg 21
6741 ME Lunteren
06 13369943
[email protected] / [email protected]
Gegevens opdrachtgever:
Naam begeleider:
Adres:
Postcode en plaats:
Telefoon:
Email:
Olcay Topal
Kaliumweg 2
3812 PT Amersfoort
033 4602600
[email protected]
Beide partijen zijn overeengekomen:
dat het probleem / de vraag:
De repetitie’s die bij de nieuwe boeken van de onderbouw horen niet aan onze wensen voldoen.
Daarom ga ik (Bianca) nieuwe repetitie’s maken voor de onderbouw kader klassen.
wordt beantwoord door het leveren van het volgende eindproduct:
De repetitie’s bij elk hoofdstuk van de onderbouw kader klassen met normering en nakijkblad.
waaraan de volgende eisen worden gesteld:
De repetitie’s moeten op het blaadje zelf in te vullen zijn door de leerlingen.Ook moeten de
leerlingen tijdens de repetitie kunnen zien hoeveel punten er per som zijn te halen.
Begeleiding van de student vindt op de volgende manier plaats:
Wekelijks contact tijdens een afgesproken tijdstip of via mail.
Plaats en datum van afsluiting:
Amersfoort, februari 2012
In tweevoud opgemaakt te (plaats): ________________________________________________
op (datum): __________________
Naam opdrachtgever:
[Geef tekst op]
Naam student:
Handtekening:
Handtekening:
Bijlage 21 Startdocument Schoolproject
Voor je tot uitvoering van je schoolproject overgaat maak je een plan van aanpak. Hiervoor is dit
startdocument bedoeld. Dit plan van aanpak gebruik je om de gemaakte afspraken (uit het
contractformulier) en je werkwijze verder te concretiseren.
Voordat je het plan gaat schrijven doe je er goed aan literatuur over het onderwerp op te zoeken en
met je opdrachtgever op school te bespreken over de producteisen.
Schoolproject en
cursuscode
Dit plan van aanpak betreft schoolproject 3A, 3B, 3C, 4A, 4B..
(Doorhalen wat niet van toepassing is)
In mijn studieoverzicht op Osiris staat dit schoolproject vermeld met
cursuscode: OAR-H2SCPR3BD-05
Omschrijf kort welke feiten en omstandigheden de aanleiding vormen
voor dit project.
Context
Wat zijn de verdere achtergronden van je opdracht, wat is de
doelgroep, wat is het team waarbinnen je de opdracht gaat
uitvoeren? Wie maken deel uit van de groep collega’s die belang
hebben bij dit project?
Dit jaar zijn wij in de onderbouw overgestapt op een nieuwe versie
van het wiskunde boek getal en ruimte. Hier zitten ook nieuwe
repetities bij. Vorig jaar kregen de basis en de kader leerlingen
invulrepetities. Bij deze nieuwe versie zitten alleen invulrepetities
voor de basis klassen. Voor kader zijn er repetities die op een los
blaadje gemaakt moeten worden. De vakgroep wiskunde wil ook
voor de kader klassen weer invulrepetities.
Waarvoor moet het product een antwoord/oplossing gaan bieden?
Knelpunten
Wat zijn de problemen en vragen precies?
Welke behoeften spelen een rol?
Nu krijgen de kader klassen een repetitie die op een losblaadje
gemaakt moet worden. Wel krijgen ze er een werkblad bij, waar de
meeste tabellen en grafieken al op staan. Het is voor de leerlingen
fijner om alles op 1 blad te kunnen maken. Ook is het voor het
nabespreken makkelijker als ook de vragen op het antwoordenblad
van de leerlingen staan.
Verkenning
[Geef tekst op]
vanuit
de Welke informatie uit de (eigen) schoolpraktijk heb je nodig; Hoe ga je
die verzamelen?
praktijk
Ik ga de repetities die er nog zijn van vorig jaar en die nu bij de
nieuwe boeken zitten gebruiken. Ook zal ik een aantal repetities zelf
gaan geven dit jaar. Ik verwacht dat ook een aantal collega’s dit jaar
al gebruik zullen maken van de repetities die ik ga maken.
Verkenning
Literatuur
vanuit
de Welke literatuur, deskundigheid en andere informatiebronnen over
het onderwerp ga je raadplegen?
Ik wil het boek ‘het samenstellen, afnemen en nakijken van een
proefwerk’ van het APS raadplegen. Daarnaast zal ik collega’s om
feedback vragen.
De studieboeken getal en ruimte 1 VMBO-KGT deel 1 en 2 en getal en
ruimte 2 VMBO-KGT deel 1 en 2 zullen als uitgangspunt dienen. Met
de repetities toetsen we tenslotte of leerlingen de stof uit deze
boeken beheersen.
Leerdoelen
Omschrijf jouw eigen leerdoelen bij de uitvoering van dit
schoolproject, uitgedrukt in indicatoren van de SBL-competenties.
Competentie 3: vakinhoudelijk en didacties
- Ik beoordeel het werk en de werkwijze van leerlingen op
betrouwbare wijze.
- Ik kan leerstof/leeractiviteiten aanpassen aan het niveau van de
leerlingen en aan de mate waarin de doelen zijn bereikt.
- Ik maak actief gebruik van de voorkennis van leerlingen en sluit aan
bij hun belevingswereld.
Competentie 5: samenwerken met collega’s
- Ik vraag hulp van en bied hulp aan collega’s.
- Ik neem (ook) verantwoordelijkheid voor de taak (van anderen).
- Ik denk mee over en werk mee aan vernieuwingen binnen de
school.
- Ik kom afspraken na.
Competentie 7: reflectie
- Ik sta open voor andere visies en ideeën.
[Geef tekst op]
- Ik gebruik collegiale hulp.
Opdrachtspecificaties
Hoe gaat het product eruit zien?
Uit welke onderdelen bestaat het?
Wat zijn de eisen per onderdeel?
Hoe ga je het product in school overdragen?
Het product zal bestaan uit een verslag over de gelezen literatuur.
En repetities bij elk hoofdstuk van de eerste en tweede klas kader.
(Totaal 21 repetities)
Deze moeten op het blad zelf invulbaar zijn en van een goed niveau.
Ook moet er een puntentelling bij staan.
Daarnaast zal ik bij iedere repetitie een nakijkblad maken.
Wanneer ik de repetities af heb zal ik ze ook in het ‘wiskundemapje’
plaatsen, zodat iedere docent ze (op een schoolcomputer) kan
vinden.
Wanneer alle producten af zijn zal ik mijn ervaringen in een
eindverslag zetten.
Planning
Wanneer gebeurt er wat, door wie en waar?
Maak een planning per week.
Ik heb hier en daar al wat informatie verzameld, zoals bijvoorbeeld
een aantal bestaande repetities van de nieuwe versie en die van
voorgaande jaren.
Ik ga in…
Week 2/3: theorie bestuderen en hiervan een verslag maken.
Week 3: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 4 maken.
En deze zelf bij mijn klassen geven.
Week 4: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 5 maken.
En verslag maken over de gegeven repetitie.
Week 5: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 1 en 2 maken.
Week 6: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 3 en 6 maken.
[Geef tekst op]
En collega’s vragen om feedback over de repetities van hfst. 1 t/m 5.
Week 7: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 7 en 8 maken.
Week 8: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 9, 10 en 11 maken.
Week 9: collega’s vragen om feedback over de repetities van hfst. 6
t/m 11.
Week 10: feedback verzamelen en eventueel repetities aanpassen.
Week 11: alle repetities verzamelen als eindproduct en daar een
eindverslag bij schrijven.
Opdrachtgever(s) in school Naam:
Handtekening
akkoord?
Is de opdrachtgever van het schoolproject akkoord met dit
startdocument?
IO akkoord?
Is de IO akkoord?
Handtekening
Bij het plaatsen van Nummer van mijn Schoolproject:
schoolproject
op
de
kennisbank
Archimedes 3390
heeft je schoolproject een
nummer gekregen.
Vermeld
dit
hiernaast.
[Geef tekst op]
nummer
Theorie verslag voor schoolproject repetitie.
Uit het boek ‘het samenstellen, afnemen en nakijken van een proefwerk’ (van het APS) heb ik veel
gehad ter voorbereiding van mijn schoolproject.
Ik ga voor klas 1 en 2 nieuwe repetities maken bij het wiskunde boek van getal en ruimte VMBO-KGT.
De dingen waar ik goed op wil gaan letten zijn als volgt:
De toets.
De eerste opgave van de toets moet eigenlijk voor iedere leerling te doen zijn. Wanneer de eerste
opgave al moeilijk is kan dit demotiverend werken en heb je kans dat de leerling dicht klapt. Zeker
voor leerlingen met faalangst is dit een belangrijk punt.
Het proefwerk mag contexten bevatten. Hierbij kan je kiezen voor een context die leerlingen in het
boek ook al hebben gehad. Maar je kan ook juist een nieuwe context gebruiken, om te kijken of
leerlingen de theorie zodanig beheersen dat ze het geleerde toe kunnen passen in nieuwe situaties.
Het is daarbij wel belangrijk dat je niet teveel nieuwe contexten aanbied.
De formulering van de vragen in de toets moet aansluiten bij die van het boek.
Het is heel belangrijk dat de leerlingen goed weten waar de toets over gaat.
De docent moet alle toetsstof hebben behandeld. Ook moet de docent de leerlingen vertellen over
welke paragraven/opgaven de toets zal gaan.
Er moet een evenwichtige verdeling zijn tussen open en gesloten vragen. (Ongeveer zoals de
opgaven in het boek).
Er moet ook een evenwichtige verdeling zijn tussen elementaire en complexe vragen. Daarbij moeten
sommige vragen door voldoende oefening en voldoende routine uit te werken zijn, ook moeten er
vragen zijn waar iets meer voor nodig is. (Ook dit moet vergelijkbaar zijn met de opgaven in het
boek).
De leerlingen moeten ruim voldoende de tijd hebben om de opgaven uit te werken. Het liefste zou
ook een zwakke leerling nog tijd over moeten hebben om zijn toets nog eens door te nemen
wanneer hij klaar is.
Het uitwerken van de toets zou de docent maximaal 1/3 van de tijd mogen kosten, vergleken met de
tijd die de leerlingen krijgen voor de toets.
Een tweede versie.
Een tip uit het boek: Wanneer je een toets aan het maken ben, maak dan gelijk een tweede versie
voor bijvoorbeeld inhalers/herkansers. Dit kost je op dat moment minder tijd.
Je kan voor een tweede versie bijvoorbeeld: alle getallen veranderen, de opgaven in een andere
volgorde zetten. Houd wel in de gaten dat de toetsen dezelfde doelstellingen hebben en dus niet
teveel van elkaar mogen verschillen. Zeker niet wat betreft het niveau.
[Geef tekst op]
De normering.
Misschien dat de normering nog wel het lastigste deel is bij het maken van een proefwerk.
Heeft een leerling met een voldoende ook een voldoende verdiend?
We zouden graag willen dat iedere leerling met een voldoende, ook over voldoende voorkennis
beschikt om in een aansluitend hoofdstuk ook verder te kunnen. Daartegenover zou een leerling die
alleen zijn gezond verstand en een rekenmachine gebruikt, maar niet heeft geleerd, een
onvoldoende moeten halen.
Maar hoe kan je dit bereiken?
Een aantal eisen aan een goede normering zijn:
Het maximaal aantal te behalen punten per onderdeel is van tevoren vastgesteld en moet bij de
leerlingen bekend zijn tijdens het maken van de toets.
Je geeft een leerling punten voor zijn prestaties i.p.v. punten aftrekken voor fouten. (Deze eis heeft
vooral een waarde op psychologisch gebied.)
Elke deelvraag die een apart leerstofonderdeel toets kan ook apart punten opleveren.
We hechten veel waarde aan kernopgaven, daarom moeten deze ook meer punten opleveren dan
opgaven over bijzaken.
Om nog even terug te komen op de vraag of leerlingen met een voldoende ook een voldoende
verdiend hebben:
Je kan van elk onderdeel vaststellen of leerlingen dat moeten beheersen.
Dan ga je eerst punten toekennen aan de onderdelen die leerlingen moet kunnen maken om een
voldoende te halen. Daarmee stel je ook het aantal punten vast, wat een voldoende oplevert. Daarna
ga je de rest van de punten verdelen over de overige vragen (die niet bij de kernvragen horen).
Daarbij is het wel goed om te kijken of een leerling makkelijk met de overige vragen kan
compenseren. Is dit te makkelijk of juist te moeilijk?
De manier van punten toekennen en het cijfer daaruit te berekenen moet voor elke leerling
controleerbaar zijn.
Wanneer je vast gesteld heb hoeveel punten een voldoende (5,5) opleveren en hoeveel punten een
10 opleveren (het totaal van alle punten), dan heb je twee ijkpunten. Of je deze twee ijkpunten
gebruikt voor het voortzetten van een lineaire grafiek kan je later nog beslissen.
Al met al een hoop eisen. Als docent kan je niet altijd rekening houden met al deze eisen.
De tijd is helaas een sterk beperkende factor. Iemand die elke week een proefwerk moet afnemen en
beoordelen zal niet in staat zijn om alle factoren steeds weer bewust te overwegen.
Voornemens.
Ik ga mijn best doen om per proefwerk aan zoveel mogelijk eisen (uit dit verslag) te voldoen.
[Geef tekst op]
Hierbij kan ik gebruik maken van de al bestaande repetities die meegeleverd worden bij de wiskunde
methode getal en ruimte. Daarnaast wil ik mijn collega’s om feedback vragen op de repetities die ik
maak. Ook wil ik een aantal repetities dit schooljaar nog geven aan de leerlingen die ik les geef.
Hierdoor hoop ik in beeld te krijgen of de repetities die ik maak, ook goed zijn.
[Geef tekst op]
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
hoofdstuk 1 Ruimtefiguren
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Ruimtefiguren
2p
1
Vul achter de voorwerpen de wiskundige naam in.
voorwerp
wiskundige naam
blikje Cola
dobbelsteen
boek
puntmuts
4p
2
hoeveel
platte vlakken
hoeveel
gebogen vlakken
Vul in de tabel hierboven ook de andere kolommen in.
Kubus
2p
3
Hoeveel vlakken heeft een kubus?
…………………………………..
1p
4
Welke vorm hebben die vlakken?
…………………………………..
2p
5
Hoeveel ribben heeft een kubus?
…………………………………..
1p
6
Zet de letters A tot en met H bij de hoekpunten van de kubus.
[Geef tekst op]
[Geef tekst op]
3p
7
Hieronder staat een rooster.
Maak de uitslag van de kubus af.
Vierkant
2p
8
Hier naast zie je het begin van vierkant PQRS.
Maak het vierkant af.
1p
9
Zet ook de letters P en S bij de hoekpunten.
1p
10 Teken de diagonalen.
2p
11 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar?
ja / nee
[Geef tekst op]
Balk
1p
12 Welk vlak is even groot als BCGF?
……………………
2p
13 Teken hiernaast het vlak ABFE op ware grootte.
1p
14 Zet de juiste letters bij de hoekpunten.
1p
15
Welke vorm heeft ABFE?
…………………………………..
1p
16 Teken de diagonalen.
2p
17 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar?
ja / nee
[Geef tekst op]
Cilinder
3p
18 Noem 3 voorwerpen die de vorm
van een cilinder hebben.
1…………………………………..
2…………………………………..
3…………………………………..
1p
19 Teken hiernaast het grondvlak van de cilinder op ware grootte.
3p
20 Teken in het grondvlak een diameter en een straal.
2p
21 Zet de woorden “straal” en “diameter” op de goede plaats erbij.
1p
22 Welke vorm heeft het grondvlak?
…………………………………..
[Geef tekst op]
Piramide
2p
2p
23 Kleur het grondvlak van de piramide.
24 Sommige van de figuren hieronder zijn
een uitslag van de piramide. Welke niet?
…………………………………..
2p
25 Kleur in de goede uitslagen het grondvlak van de piramide.
Einde van de Repetitie, kijk je antwoorden nog eens door.
[Geef tekst op]
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 2 Getallen
Er zijn totaal 40 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Decimale getallen
1p
1
Hoeveel decimalen heeft het getal 5,038?
…………………………………..
1p
2
Hoeveel decimalen heeft 503,8?
…………………………………..
4p
3
Vul < of > in:
0,29
…
0,3
2,83
…
6,13
…
6,3
7,33
…
2,803
37,3
Grote getallen
3p
4
Schrijf met alleen cijfers.
Dertig duizend
………………………………….
122 miljard
………………………………….
1,5 miljoen
………………………………….
Breuken
2p
5
a kleur
1
4
deel rood
figuur a
2p
6
b kleur
4
9
deel blauw.
figuur b
Welk deel van de figuren van opgave 5 is niet gekleurd?
[Geef tekst op]
figuur a:
[Geef tekst op]
….….
figuur b:
….….
3p
7
Schrijf als een decimaal getal.
=
3
10
3p
8
9
=
…….
=
…….
10,75 =
……
+ 78 =
……..
……..
0,08 =
……..
4 53 × 2 12 =
10 Arno heeft € 36.
1
4
deel geeft hij uit aan stripboeken.
Hoeveel geld is dat?
…………………………………..
2
5
deel geeft hij uit aan Cd’s.
Hoeveel geld is dat?
…………………………………..
Hoeveel heeft hij nog over?
…………………………………..
Afronden
3p
=
15 52
Bereken.
3
5
5p
1
8
Schrijf als een breuk.
6,2
2p
……
11 Rond de volgende getallen af op 3 decimalen.
5,472491
…………………………………..
63,67382
…………………………………..
8,459632
…………………………………..
[Geef tekst op]
……..
3p
12 Joris gaat naar de kermis. Hij heeft € 12.
Hij gaat zo vaak mogelijk in de botsautootjes.
Dat kost elke keer € 1,25.
Hoeveel keer kan Joris in de botsautootjes?
…………………………………..
Hoeveel geld houdt hij over?
…………………………………..
Rekenvolgorde
4p
13 Bereken met de rekenmachine.
5,4 x 2,1 + 9,16 =
……..
6,5 x 4,2 - 5,6
=
….….
51,3 : 3
=
….….
=
……..
+ 1,3
3 x (8 – 2) + 5
Verhoudingstabel
4p
14 Bij MEHA en bij de D&V kun je pennen kopen.
Waar zijn de pennen het voordeligst?
Gebruik een verhoudingstabel.
aantal
prijs in €
Je kunt de pennen voordeliger kopen bij ………………….
[Geef tekst op]
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 3 Assenstelsel
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Plattegrond
Hier zie je een stukje van de plattegrond van Arnhem. Mark staat in E5.
2p
1
Hoe heet de straat waarin Mark staat?
……..…………………………………….…
Hij gaat een wandeling maken naar huis:
• Hij gaat rechtsaf de Reigerstraat in
• daarna de eerste weg links
• dan de tweede weg rechts
• daarna tweede links
• dan loopt hij rechtdoor tot hij niet verder rechtdoor kan
• daar gaat hij rechtsaf en is hij op zijn bestemming
3p
2
Kleur de route die hij loopt.
[Geef tekst op]
2p
3
Hoe heet de straat waar hij woont?
……..…………………………………….…
Assenstelsel
3p
4
Schrijf de coördinaten op van de punten:
A ……..…., B ….……… en C …………
3p
5
Teken de punten D(6, 5), E(0, 5)
en F(2, 1).
3p
6
Schrijf de coördinaten op van de punten:
P ……..….……, Q ….…………… en
R ………………
3p
7
Teken de punten S(2,5; 0),
T(4; 5,5) en U(2,5; 3).
4p
8
Verbind S met U en verbind Q met R.
Zet de letter V bij het snijpunt van SU en QR.
Welke coördinaten heeft V?
……..…..………
2p
9
Zet bij som 6 t/m 8 de woorden horizontale as en verticale as op de goede
plaats.
2p
10 Van welk woord is de letter O de afkorting?
..…………………………………….…
[Geef tekst op]
Regen
De grafiek gaat over de gemiddelde
temperatuur in Santiago.
2p
11 Hoe warm is het gemiddeld op 1 maart?
..…………………………………….…
4p
12 Zet hieronder de temperaturen
in de tabel.
GEMIDDELDE TEMPERATUUR IN SANTIAGO
tijd in maanden
temperatuur in graden
2p
1 jan
1 feb
1 maart
1 april
1 mei
1 juni
13 Schat de gemiddelde temperatuur op 15 april.
..…………………………………….…
5p
14 Teken onderaan de temperaturen van de tweede helft van het jaar in het
assenstelsel erbij. Verbind de punten met een vloeiende kromme lijn.
TEMPERATUUR SANTIAGO
tijd in maanden
temperatuur in graden
[Geef tekst op]
1 juli
11
1 aug
11
1 sept
13
1 okt
17
1 nov
19
1 dec
21
Uitbreiding assenstelsel
5p
15
Schrijf de coördinaten op van de punten:
V ……..…., W ….………, X …………,
Y ……..…. en Z ….………,
[Geef tekst op]
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 4 rekenen met negatieve getallen.
Er zijn totaal 36 punten te halen.
Naam: ……………………………
…………
Klas:
Getallenlijn
3p
1
Zet de volgende getallen met een pijltje bij de getallenlijn.
-4,2
3,5
-0,6
4,9
-2,9
Groter dan of kleiner dan
4p
2
Vul > of < in.
a -2 …… -2,5
e -0,2 …… -0,21
b 7 …… -8,1
f -6 …… -60
c 0,2 …… 0,21
g -0,25 ….. 0,2
d -11 …… -12
h
-1 …… 0
Optellen en aftrekken
4p
3
Bereken zonder rekenmachine.
a -5 + 8
[Geef tekst op]
= …….
e
-12 – 12 = ……
b 14 – 16 = ……
f
-18 + 13 = ……
c
-9 – 2 =……
g
-15 + 7 =……
d -1 + 6 = ……
h
- 3 – 5 =……
[Geef tekst op]
4p
4
Bereken zonder rekenmachine.
a 6 – - 8 = ……
e
-14 + -14 = ……
b 6 + -8
= ……
f
-14 – -14 = ……
c -4 – -9 = ……
g
0 – -10 = ……
d -4 + -9 = ……
h
-10 – 0 = ……
Temperatuur
1p
5
Gisteren was het – 2°C. Vandaag is het 5 graden kouder.
Wat is de temperatuur van vandaag?
…………………………………..
Vermenigvuldigen en
delen
4p
6
Bereken zonder rekenmachine.
a -8 × 6 = ……
e -2 × 9 = ……
b 8 × -6 = ……
f -3 × -5 = ……
c -8 × -6 = ……
g
-14 × 0 = ……
d - 7 x -3 =…..
h
5 x -4 =…..
4p
7
Bereken zonder rekenmachine.
[Geef tekst op]
a 150 : -10 = ……
e -10 : 1 = ……
b -6 : -2 = ……
f
12 : -12 = ……
c 30 : -5 = ……
g
-5 : -1 = ……
d - 24 : 4 =…..
h
- 36 : 9 =…..
Diepte van het Ijselmeer
Het diepste punt van het Henschotermeer ligt op – 1,5 meter.
Het IJsselmeer is het grootste meer van Nederland. Het diepste punt
bevindt zich voor de kust van Lelystad en is ongeveer 6,3 keer zo
diep dan het Henschotermeer.
1p
8
Wat is de diepte van het IJselmeer? ……………………………………
Volgorde
6p
9
Bereken. Schrijf ook de tussenstappen op.
a 12 + 4 × -6
(9 + 2) – 11
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
[Geef tekst op]
d
4×
b 16 – 2 × -4
e
-10 : 5 – (2 – 2)
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
c 16 – 20 : 5
f
120 : -10 – (2 + 8)
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
[Geef tekst op]
Rekenmachine
5p
10 Bereken met je rekenmachine.
Rond (als dat nodig is) af op drie decimalen.
[Geef tekst op]
a -25 × 3,4 : (6,25 – 3,6) = …………………
b -6,34 × -250 : 62,4 = …………………
c 12,5 : -2,56 × (4,15 – 2,85) = …………………
d
650 – (3,5 × 4,2 : -12) = …………………
e
55,5 x - 66,8 = ………………
30
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
hoofdstuk 5 lijnen en hoeken.
Er zijn totaal 40 punten te halen.
Naam: ……………………………
…………
Klas:
Loodrecht en evenwijdig
2p
1
Welke lijnen staan loodrecht op lijn a?
…………………………………………
1p
2
Welke lijnen zijn evenwijdig?
…………………………………………
2p
3
Teken door F een lijn a
loodrecht door lijn l.
2p
4
Teken door F een lijn b
evenwijdig aan lijn l.
1p
5
Staan de lijnen a en b
loodrecht op elkaar?
ja / nee
Hoeken
1p
6
streep het foute antwoord door:
Een stompe / scherpe hoek is kleiner dan een rechte hoek.
1p
7
Wat hoort bij hoek G? Kies uit: scherpe hoek, stompe hoek, gestrekte
hoek of rechte hoek.
31
…………………………………………
32
2p
8
Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers van de klok om
1 uur?
…………………………………………
2p
9
Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers
van de klok om 5 uur?
…………………………………………
5p
10 Meet de hoeken A tot en met E. Schrijf het aantal graden in de
hoek.
33
Hoeken tekenen
3p
11 Teken een hoek
3p
12 Teken een hoek R van 126°.
1p
13 Hoeveel graden is hoek S?
Q van 72°.
…………………………………………
2p
14 Verdeel hoek S in twee gelijke hoeken.
Noem ze hoek S 1 en hoek S 2 .
34
Kijklijnen
Op een grasveld zitten 10 ganzen.
Albert en Bram lopen over het pad.
Albert en Bram kunnen niet alle ganzen
zien. Dat komt door de muur.
Daar kunnen ze niet overheen kijken.
De kijklijnen van Albert zijn al getekend.
1p
15 Hoeveel ganzen ziet Albert?
…………………………………………
2p
16 Teken de kijklijnen van Bram
1p
17 Hoeveel ziet Bram er?
…………………………………………
2p
18 Zijn er ganzen die ze allebei niet kunnen zien?
ja / nee
Zo ja, hoeveel?
…………………………………………
35
36
Driehoek tekenen
2p
19 Teken bij punt K een hoek van 64°.
2p
20 Teken bij hoek L een hoek van 51°.
1p
Zorg dat het een driehoek wordt.
21 Zet bij het snijpunt van de twee benen de letter M.
1p
22 Meet hoek M.
Hoek M is ………………
37
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 6 tabel en grafiek.
Er zijn totaal 50 punten te halen.
Naam: ……………………………
…………
Klas:
Regelmaat
6p
1
In de getallenrijen zit regelmaat.
Schrijf van elke rij de volgende drie getallen op.
7
10
13
...
...
...
2
4
8
...
...
...
15
11
7
...
...
...
Grondkabel
Mark legt een elektriciteitskabel in de grond. Zo’n kabel wordt ook
wel een grondkabel genoemd.
GRONDKABEL
lengte in m
1
1 12
2
prijs in euro 2,40 3,60 4,80
1p
2
2 12
3
3 12
…… …… ……
Welke regelmaat zie je in de tabel?
…………………………………………
3p
3
Vul de tabel verder in.
2p
4
Wat kost vijf meter grondkabel?
38
………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………
39
Gelijkmatige toe- en
afname
6p
5
Is er in de tabellen sprake van gelijkmatige toename, gelijkmatige
afname of geen van beiden?
GROEI BOOM
tijd in jaren
hoogte in cm
0
150
1
180
2
210
3
240
4
270
Streep de foute antwoorden door:
gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden
Leg je antwoord uit.
…………………………………………………………………………
INKOMSTEN FLEUR
tijd in uren
0
1
2
3
inkomsten in euro 2,50 5,75 8,00 10,75
Streep de foute antwoorden door:
gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden
Leg je antwoord uit.
…………………………………………………………………………
DALING VLIEGTUIG
tijd in minuten
0
1
2
3
hoogte in m
6000 5350 4700 4050
Streep de foute antwoorden door:
gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden
Leg je antwoord uit.
…………………………………………………………………………
40
Tabel
Naomi koopt laminaat. Het laminaat is per vijf planken verpakt.
LAMINAAT
aantal
planken
prijs in euro
2p
6
5
10
15
20
25
30
56
70
84
Wat kosten vijf planken laminaat?
…………………………………………….
3p
7
Vul de tabel verder in.
1p
8
Leg uit dat er in de tabel sprake is van gelijkmatige toename.
……………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………….
2p
9
Marianne legt laminaat in haar kamer. Zij heeft 47 planken nodig.
Hoeveel planken moet zij kopen?
………………………………………………………………………………………………………
2p
10 Hoeveel moet zij daarvoor betalen?
………………………………………………………………………………………………………
41
Autowasstraat
Soerad werkt bij een autowasstraat.
Hij verdient € 3,50 per uur.
Ook krijgt hij een vast bedrag van € 1,50.
3p
11 Vul hierbij de tabel in.
Tijd in uren
Inkomsten in euro
0
1
2
3p
12 Teken de grafiek die hierbij hoort.
2p
13 Soerad werkt 3 12 uur.
3
4
5
Lees uit de grafiek af hoeveel
hij dan verdient.
…………………………………………
2p
14 Laat met een berekening zien of dit klopt.
……………………………………………………………….
……………………………………………………………….
……………………………………………………………….
42
Kleurpotloden
Sanne bestelt kleurpotloden. Die kosten € 0,08 per stuk.
Er zijn geen bezorgkosten.
3p
15 Vul de tabel verder in.
KLEURPOTLODEN
aantal kleurpotloden
100
200
300
400
500
bedrag in euro
3p
16 Teken de grafiek die hierbij hoort.
2p
17 Sanne bestelt 425 kleurpotloden.
Hoeveel moet zij betalen?
………………………………………………………………
43
Snelheid
2p
18 Migel fietst in 15 minuten naar muziekles. De afstand is 4,5 km.
Wat is de snelheid van Migel in km/uur?
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
19 Shamilla schaatst de 3 km in 6 minuten.
Bereken de snelheid van Shamilla in km/uur.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 7 Symmetrie
Er zijn totaal 35 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Lijnsymmetrie
3p
1
Teken alle symmetrieassen van de figuren hieronder.
2p
2
Teken alle symmetrieassen van het figuur hiernaast.
3p
3
Is dit figuur draaisymmetrisch?
Zo ja, wat is dan de kleinste draaihoek?
ja / nee ....................................................................
Symmetrieassen
2p
4
Teken één
in de figuur erbij.
De nieuwe figuur moet symmetrisch zijn.
1p
5
45
Hoeveel symmetrieassen heeft de nieuwe figuur?
...................................................................................
Symmetrische
driehoeken
3p
6
Teken de punten A(2,3), B(7,1) en C(7,5).
Teken de driehoek ABC.
2p
7
Welke twee hoeken van driehoek ABC zijn even groot?
...................................................................................
2p
8
Wat voor soort driehoek is driehoek ABC?
...................................................................................
2p
9
46
Teken de symmetrieas in driehoek ABC.
Spiegelen
5p
10 Hiernaast zie je de helft van een
symmetrische figuur.
De dikke lijn is de spiegelas.
Teken de symmetrische figuur.
Draaisymmetrie
4p
3p
11 Kleur de letters die draaisymmetrisch zijn in.
12 Hiernaast zie je een draaisymmetrische figuur.
Wat is de kleinste draaihoek?
...........................................................
47
Schuifsymmetrie
3p
13 De tekening hieronder is schuifsymmetrisch.
Maak de tekening twee motieven langer.
48
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 8 woordformules
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Auto’s wassen
Danny werkt in een autowasserij. Hij verdient € 4,50 per uur. Verder krijgt hij een
vaste vergoeding van € 3,50.
2p
1
Hoeveel verdient Danny als hij 3 uur werkt?
…………………………………………
3p
2
Vul de tabel in.
INKOMSTEN DANNY
tijd in uren
inkomsten in €
2p
3
0
1
2
3
4
Is er een gelijkmatige toename in de tabel?
Ja / Nee
Wat weet je nu van de grafiek?
…………………………………………
…………………………………………
3p
4
49
Teken de grafiek van de inkomsten van Danny.
5
6
7
8
Tekenen
Sharon heeft een bijbaantje in een kledingboetiek. Zij berekent haar
inkomsten met de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 3,25 × tijd in uren.
2p
5
Welk getal in de formule is het begingetal?
…………………………………………
2p
6
Welk getal in de formule is de stapgrootte?
…………………………………………
2p
7
Hoeveel verdient Sharon als zij 4 uur werkt?
…………………………………………………………………………………………………………
3p
8
Sharon zegt: ‘Als ik twee keer zo lang werk, verdien ik twee keer zo veel.’
Laat met een berekening zien of Sharon gelijk heeft.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
3p
9
Vul de tabel in.
INKOMSTEN SHARON
tijd in uren
inkomsten in €
0
1
2
3p
10
Teken de grafiek bij de tabel
3p
11
Sharon verdient € 28,50.
Hoeveel uren heeft zij gewerkt?
3
………………………………………………………
………………………………………………………
50
4
5
6
Fotozaak
Jerry werkt in een fotozaak. Hij verdient € 5,50 per uur.
Hij krijgt een vast bedrag van € 1,50.
2p
12
Vul de woordformule van de inkomsten van Jerry verder in.
inkomsten = ..…. + …… × tijd in uren.
Beltegoed
Nana is op vakantie in Frankrijk. Zij belt vaak met haar vrienden in Nederland. Haar
beltegoed
berekent zij met de formule
beltegoed in € = 17,50 – 0,49 × beltijd in minuten.
2p
13
Welk getal in de formule is het begingetal?
…………………………………………
De prijs per belminuut wordt verlaagd met 9 cent. Nana heeft nog maar € 1,75 over
van haar beltegoed. Ze waardeert haar beltegoed op met € 30.
3p
14
Schrijf de nieuwe formule van haar beltegoed op.
…………………………………………………………………………………………………………
Dierenpension
Jasper brengt zijn kat naar een dierenpension.
De kosten berekent hij met de formule: kosten in € = 5,75 + 6,85 × tijd in dagen.
3p
15
Vul de tabel op het werkblad in.
KOSTEN KAT
tijd in uren
inkomsten in €
3p
16
0
5
7
11
15
Jasper haalt zijn kat na vier weken weer op.
Hoeveel moet hij betalen voor de opvang van zijn kat?
…………………………………………………………………………………………………………
51
Posters
Joyce laat posters maken van foto’s die zij met haar digitale camera gemaakt
heeft.
Joyce berekent het aantal posters met de formule:
aantal posters =
2p
17
bedrag in € − 4,50
5
Vul in de formule voor bedrag 29,50 in.
Bereken het aantal posters.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
18
Joyce betaalt voor de posters € 64,50.
Hoeveel posters heeft zij laten maken?
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
52
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 9 meten
Er zijn totaal 48 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Eenheden
6p
1
Noem steeds twee eenheden die je gebruikt bij het...
Meten van hoogte
……………………………
…………………………….
Meten van inhoud
……………………………
…………………………….
Meten van tijd
……………………………
…………………………….
Eenheid van lengte
6p
3p
2
3
Vul in:
58 hm = ………………. m
3200 mm = ………………. dm
4 km = ………………. dam
80 000 mm = ………………. hm
6,5 m = ………………. cm
4,75 km = ………………… cm
Een voetbalveld bij VV Urk is 120 bij 70 m.
Wat is de omtrek van dit voetbalveld?
Laat ook je berekening zien.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
53
Eenheid van oppervlakte
2p
4
Hoeveel cm2 is de oppervlakte van het figuur hiernaast?
…………………………………………………………
6p
5
Vul in.
3 hm2 = ………………………. m2
52 000 dm2 = ………………… dam2
4 km2 = ………………………. dm2
70 000 mm2 = ………………… cm2
6,5 m2 = ………………………. cm2
450 are = ………………………. m2
Eenheid van inhoud
6p
2p
6
7
Vul in.
5 liter = ………………………. ml
43 000 ml = …………………… liter
7,5 dl = ………………………. cl
60 000 cl = ……………………… liter
2 dm3 = ………………………. cl
15 dl = ……………………………. cm3
In een zeeppompje zit ½ liter vloeibare zeep.
Per keer wordt 2,5 ml zeep gebruikt.
Na hoeveel keer is de zeephouder leeg?
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
54
Eenheid van gewicht
2p
8
Menno weegt 67,5 kg. Hij tilt zijn hond op.
Daarna gaat hij op de weegschaal staan.
Samen wegen ze 76,8 kg.
Hoeveel kg weegt de hond?
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
4p
9
Vul in.
3,2 kg = ………………………. g
650 g = ………………………. kg
8 300 000 mg= …………… kg
800 mg = …………………… g
Eenheid van tijd
2p
10 Denise gaat met de auto op vakantie.
Ze zit 3uur en 40 minuten in de auto.
Hoeveel minuten zijn dat?
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
4p
2p
11 Vul in.
2 jaar = ………………… maanden
4 weken = ………………… dagen
3 eeuwen = ………………… jaar
1 kwartaal = ……………… weken
12 Vul in.
28 maanden = ………………… jaar en ………………… maanden.
79 uur = ………………… dagen en ………………… uur.
55
Eenheid van snelheid
3p
11 Een scooter rijdt 15 m/s.
Hoeveel km/uur is dat?
Gebruik de verhoudingstabel hieronder.
Tijd
Afstand
1 sec
15 m
Dus 15 m/s = ………………… km/uur.
56
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 10 formules
Er zijn totaal 50 punten te halen.
Naam: ………………………….
Ballonvaart
1p
Leroy maakt een ballonvaart.
1
Hoe lang duurt de ballonvaart?
…………………………………………
1p
2
Hoe hoog is de ballon na 14 minuten?
…………………………………………
2p
3
Stijgt of daalt de ballon na 3 minuten?
…………………………………………
2p
4
Welke stukken van de grafiek zijn constant?
…………………………………………
1p
5
Hoe hoog is het hoogste punt van de ballonvaart?
…………………………………………
Fietsen
2p
Veronika en Theo fietsen naar school.
De grafieken gaan over hun snelheid.
Veronika rijdt eerst met een constante snelheid.
Ze is nogal laat, daarom fietst ze het laatste stuk sneller.
6
Welke grafiek hoort bij Veronika?
…………………………………………
2p
7
57
Theo wacht even op een vriend.
Daarna fietsen ze samen naar school.
Hoe kun je aan de grafiek zien, dat Theo
Klas: ………..
op zijn vriend wacht?
…………………………………………………………………………
58
Hondenvoer
Robin heeft een hond. De grafiek gaat over de voorraad hondenvoer.
2p
8
Hoeveel kilogram eet de hond in 10 dagen?
…………………………………………………………………………………………………………
2p
9
Hoeveel kilogram is dat per dag?
…………………………………………………………………………………………………………
2p
10
Hoeveel kilogram heeft Robin na 15 dagen?
…………………………………………………………………………………………………………
2p
11
Wat is de periode van de grafiek?
…………………………………………………………………………………………………………
1p
12
Hoeveel perioden zijn getekend?
…………………………………………………………………………………………………………
2p
13
59
Teken er nog één periode bij.
Rode kaars
De grafiek gaat over het branden van een rode kaars.
3p
14
Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
2p
15
Hoe lang is de rode kaars na 2 uur branden?
………………………………………………………………………
………………………………………………………………………
Gewicht jonge hond
De grafiek hoort bij het gewicht van een jonge hond.
2p
16
Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
………………………………………………………………
………………………………………………………………
2p
17
Wat zal het gewicht zijn van de hond na acht weken?
………………………………………………………………
………………………………………………………………
60
Vliegafstand
De grafiek gaat over de vliegafstand.
2p
18
Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
…………………………………………………………………
…………………………………………………………………
Lengte blauwe kaars
De tabel gaat over het branden van een blauwe kaars.
LENGTE BLAUWE KAARS
tijd in uren
0
5
lengte in cm
32
28
1p
19
10
24
15
20
20
16
Wat is het begingetal?
…………………………………………
2p
20
Bereken de stapgrootte.
…………………………………………………………………………………………………………
2p
21
Schrijf de formule op die bij de tabel hoort.
…………………………………………………………………………………………………………
2p
22
Hoe lang is de blauwe kaars na 28 uur branden?
…………………………………………………………………………………………………………
61
Scooter huren
Maurice huurt een scooter. De huurprijs berekent hij met de formule
huurprijs in € = 15 + 0,25a.
a: de afstand in km
2p
23
Neem a = 50 en bereken de huurprijs.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
24
Maurice heeft 150 km met de scooter gereden.
Wat is de huurprijs?
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
Rekenen met letters
2p
25
Bereken 9a voor a = 6.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
26
Bereken – 6t voor t = 5.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
27
Bereken 15 + 4t voor t = – 2.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
62
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 11 informatieverwerking
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Pictogrammen
2p
1
Geef een ander woord voor pictogram.
………………………………………………………………………
2p
2
Wat betekent het pictogram hiernaast?
………………………………………………………………………
2p
3
Geef een voorbeeld van waar je pictogrammen kunt vinden.
………………………………………………………………………
Braille
2p
4
Jasper is blind. Toch kan hij lezen. Hij voelt de letters met zijn vingers. Het
zijn geen gewone letters zoals wij ze kennen, maar allemaal puntjes. Het is
een code. Hiernaast zie je het alfabet in braille.
Waarom zou deze braillecode ‘het zespunts-systeem’ heten?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
2p
5
Welk woord staat hier?
………………………………………………………………………
2p
6
Schrijf je naam in braille.
………………………………………………………………………
63
Verkeer
Bekijk de kaarten en de routebeschrijving. Ze zijn gemaakt met Google Maps.
1p
7
In welke plaats begint de route?
……………………………………………………
1p
8
Waar eindigt de route?
……………………………………………………
1p
9
Hoeveel kilometer is de route?
……………………………………………………
1p
10
Hoe lang gaat een automobilist
waarschijnlijk over de route doen? ……………………………………………………
2p
11
Hoe vaak moet je linksaf slaan tijdens de reis?
Op welke twee manieren kun je dat zien?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
1p
12
Hoeveel rotondes kom je onderweg tegen?
………………………………………………………………………
64
Kaart en graaf
Op het kaartje van Farao-eiland zijn de belangrijkste wegen aangegeven.
De afstanden zijn in kilometers.
4p
13
Vul de afstandstabel in.
De plaatsen zijn aangegeven met de eerste letter.
Allerlei grafen
In de graaf zie je leerlingen van klas 1Ka.
Een verbinding betekent dat ze dezelfde
hobby hebben.
2p
14
Maartje zingt in een bandje.
Doet Carol dat ook?
ja / nee
2p
15
Zingt Rina in een band?
2p
16
Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf?
ja / nee
………………………………………………………………………
3p
17
Drie vriendinnen zitten op streetdance.
Wie zijn dat?
……………………………………………………………………………………………………………………
2p
18
Heeft Jennifer geen hobby? Leg je antwoord uit.
………………………………………………………………………
65
Op Prinseiland is een graaf getekend van het
wegennet. De afstanden zijn in km.
Een pijl betekent dat je maar in één richting kunt
rijden.
2p
19
Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf?
……………………………………………………………
5p
20
66
Vul de afstandstabel in.
Eindrapport
Klas 1K4 krijgt een eindrapport. Het is voor de leerlingen erg spannend.
De mentor legt met een stroomschema uit hoe de overgang gaat.
Een 5 is één tekortpunt, een 4 is twee tekortpunten.
2p
21
Wat gebeurt er met Maartje volgens het stroomschema?
……………………………………………………………
2p
22
En met Anne?
……………………………………………………………
67
Nakijkbladen proefwerk wiskunde
Bij getal & ruimte 1 VMBO-KGT deel 1 en 2
Proefwerk hoofdstuk 1 ruimtefiguren
pagina 2
Proefwerk hoofdstuk 2 getallen
pagina 8
Proefwerk hoofdstuk 3 plaats bepalen
pagina 11
Proefwerk hoofdstuk 4 rekenen met negatieve getallen
pagina 15
Proefwerk hoofdstuk 5 lijnen en hoeken
pagina 19
Proefwerk hoofdstuk 6 tabel en grafiek
pagina 24
Proefwerk hoofdstuk 7 symmetrie
pagina 29
Proefwerk hoofdstuk 8 woordformules
pagina 33
Proefwerk hoofdstuk 9 meten
pagina 37
Proefwerk hoofdstuk 10 formules
pagina 41
Proefwerk hoofdstuk 11 informatieverwerking
pagina 46
68
Nakijkblad PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 1 meten
K
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Ruimtefiguren
2p
1
Vul achter de voorwerpen de wiskundige naam in.
voorwerp
blikje Cola
dobbelsteen
boek
puntmuts
4p
2
wiskundige naam
Cilinder
Kubus
Balk
kegel
hoeveel
platte vlakken
2
6
6
1
hoeveel
gebogen vlakken
1
0
0
1
Vul in de tabel hierboven ook de andere kolommen in.
Kubus
2p
3
Hoeveel vlakken heeft een kubus?
………………6……………….
1p
4
Welke vorm hebben die vlakken?
…………vierkant…………
2p
5
Hoeveel ribben heeft een kubus?
……………12………………….
1p
6
69
Zet de letters A tot en met H bij de hoekpunten van de kubus.
3p
7
Hieronder staat een rooster.
Maak de uitslag van de kubus af.
Vierkant
2p
8
Hier naast zie je het begin van vierkant PQRS.
Maak het vierkant af.
1p
9
Zet ook de letters P en S bij de hoekpunten.
1p
10 Teken de diagonalen.
2p
11 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar?
ja / nee
70
Balk
1p
12 Welk vlak is even groot als BCGF?
……ADHE………
2p
13 Teken hiernaast het vlak ABFE op ware grootte.
1p
14 Zet de juiste letters bij de hoekpunten.
1p
15
Welke vorm heeft ABFE?
…………Rechthoek…………….
1p
16 Teken de diagonalen.
2p
17 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar?
ja / nee
71
Cilinder
3p
18 Noem 3 voorwerpen die de vorm
van een cilinder hebben.
1………wc-rol………………..
2…………etui………………….
3…………lijmstift……………
1p
19 Teken hiernaast het grondvlak van de cilinder op ware grootte.
3p
20 Teken in het grondvlak een diameter en een straal.
2p
21 Zet de woorden “straal” en “diameter” op de goede plaats erbij.
1p
22 Welke vorm heeft het grondvlak?
……………cirkel……………….
72
Piramide
2p
2p
23 Kleur het grondvlak van de piramide.
24 Sommige van de figuren hieronder zijn
een uitslag van de piramide. Welke niet?
………… d ………………….
2p
73
25
Kleur in de goede uitslagen het grondvlak van de piramide.
Nakijkblad PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K
Hoofdstuk 2 getallen
Er zijn totaal 40 punten te halen.
Decimale getallen
1p
1
Hoeveel decimalen heeft het getal 5,038?
………3……………………..
1p
2
Hoeveel decimalen heeft 503,8?
………1……………………….
4p
3
Vul < of > in:
0,29
<
0,3
2,83
>
2,803
6,13
<
6,3
7,33
<
37,3
Grote getallen
3p
4
Schrijf met alleen cijfers.
Dertig duizend
………30 000……………..
122 miljard
……122 000 000 000…
1,5 miljoen
………1 500 000…………
Breuken
2p
5
a
kleur
1
4
deel rood
figuur a
2p
6
74
b
kleur
4
9
deel blauw.
figuur b
Welk deel van de figuren van opgave 5 is niet gekleurd?
3p
7
figuur a:
…3/4….
Schrijf als een decimaal getal.
=
3
10
3p
8
9
=
…1,25…
15 52
=
…15,4…
=
…6 1/5…
10,75 =
…10 3/4…
0,08 =
…2/25…
Bereken.
3
5
5p
1
8
Schrijf als een breuk.
6,2
2p
…0,3…
figuur b: …5/9….
+ 78 =
1 19/40
4 53 × 2 12 =
10 Arno heeft € 36.
1
4
deel geeft hij uit aan stripboeken.
Hoeveel geld is dat?
……9 euro…………………
2
5
deel geeft hij uit aan Cd’s.
Hoeveel geld is dat?
……14,40 euro……………
Hoeveel heeft hij nog over?
……12,60 euro……………
Afronden
3p
11 Rond de volgende getallen af op 3 decimalen.
75
5,472491
……5,473…………………….
63,67382
……63,674……………………
11 ½
8,459632
3p
……8,460……………………
12 Joris gaat naar de kermis. Hij heeft € 12.
Hij gaat zo vaak mogelijk in de botsautootjes.
Dat kost elke keer € 1,25.
Hoeveel keer kan Joris in de botsautootjes?
………9 keer …………………
Hoeveel geld houdt hij over?
………0,75 euro……………
Rekenvolgorde
4p
13 Bereken met de rekenmachine.
5,4 x 2,1 + 9,16 =
20,5
6,5 x 4,2 - 5,6
=
21,7
51,3 : 3
=
18,4
=
23
+ 1,3
3 x (8 – 2) + 5
Verhoudingstabel
4p
14 Bij MEHA en bij de D&V kun je pennen kopen.
Waar zijn de pennen het voordeligst?
Gebruik een verhoudingstabel.
aantal
prijs in €
12
:12
7,20
1
x 15
0,60
:12
15
9,00
x 15
Je kunt de pennen voordeliger kopen bij ……D&V………
76
Nakijkblad PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K
Hoofdstuk 3 assenstelsel
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Plattegrond
Hier zie je een stukje van de plattegrond van Arnhem. Mark staat in E5.
2p
1
Hoe heet de straat waarin Mark staat?
……..…Beukenlaan………………….…
Hij gaat een wandeling maken naar huis:
• Hij gaat rechtsaf de Reigerstraat in
• daarna de eerste weg links
• dan de tweede weg rechts
• daarna tweede links
• dan loopt hij rechtdoor tot hij niet verder rechtdoor kan
• daar gaat hij rechtsaf en is hij op zijn bestemming
3p
2
Kleur de route die hij loopt.
2p
3
Hoe heet de straat waar hij woont?
……..Grensweg…………………….…
77
Assenstelsel
3p
4
Schrijf de coördinaten op van de punten:
A ( 1 , 3 ), B ( 4 , 2 ) en C ( 3 , 0 ).
3p
5
Teken de punten D(6, 5), E(0, 5)
en F(2, 1).
3p
6
Schrijf de coördinaten op van de punten:
P ( 1,5 ; 3 ) Q ( 0 ; 1,5 ) en
R ( 4,5 ; 1,5 )
3p
7
Teken de punten S(2,5; 0),
T(4; 5,5) en U(2,5; 3).
4p
8
Verbind S met U en verbind Q met R.
Zet de letter V bij het snijpunt van SU en QR.
Welke coördinaten heeft V?
V ( 2,5 ; 1,5 )
2p
9
Zet bij som 6 t/m 8 de woorden horizontale as en verticale as op de goede
plaats.
2p
10 Van welk woord is de letter O de afkorting?
......Oorsprong ....
78
Regen
De grafiek gaat over de gemiddelde
temperatuur in Santiago.
2p
11 Hoe warm is het gemiddeld op 1 maart?
..…18 °C………….…
4p
12 Zet hieronder de temperaturen
in de tabel.
GEMIDDELDE TEMPERATUUR IN SANTIAGO
tijd in maanden
temperatuur in graden
2p
1 jan
22
1 feb
22
1 maart
18
1 april
14
1 mei
11
1 juni
10
13 Schat de gemiddelde temperatuur op 15 april.
..…… 12 °C …………………….…
5p
14 Teken onderaan de temperaturen van de tweede helft van het jaar in het
assenstelsel erbij. Verbind de punten met een vloeiende kromme lijn.
TEMPERATUUR SANTIAGO
tijd in maanden
temperatuur in graden
79
1 juli
11
1 aug
11
1 sept
13
1 okt
17
1 nov
19
1 dec
21
Uitbreiding assenstelsel
5p
15
Schrijf de coördinaten op van de punten:
V ( 1 , 1 ) , W ( 0 , 3 ) , X ( -2 , 1 ) ,
Y ( -1 , -1 )
80
en Z ( 1 , -1 )
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 4 rekenen met negatieve getallen.
Er zijn totaal 36 punten te halen.
Getallenlijn
3p
1
Zet de volgende getallen met een pijltje bij de getallenlijn.
-4,2
3,5
-0,6
4,9
-2,9
Groter dan of kleiner dan
4p
2
Vul > of < in.
a
- 2 > - 2,5
e
- 0,2 > - 0,21
b
7 > - 8,1
f
- 6 > - 60
c
0,2 < 0,21
g
- 0,25 <
d
-11 > -12
h
-1 <
0,2
0
Optellen en aftrekken
4p
3
81
Bereken zonder rekenmachine.
a
-5 + 8 = 3
e
-12 – 12 = - 24
b
14 – 16 = - 2
f
-18 + 13 = - 5
c
-9 – 2 = - 11
g
-15 + 7 = - 8
d
-1 + 6 = 5
h
-3–5=-8
K
4p
4
Bereken zonder rekenmachine.
a
6 – - 8 = 14
e
-14 + -14 = - 28
b
6 + -8 = - 2
f
-14 – -14 = 0
c
-4 – -9 = 5
g
0 – -10 = 10
d
-4 + -9 = - 13
h
-10 – 0 = - 10
Temperatuur
1p
5
Gisteren was het – 2°C. Vandaag is het 5 graden kouder.
Wat is de temperatuur van vandaag?
…………-2 – 5 = -7 °C…………………..
Vermenigvuldigen en
delen
4p
4p
6
7
82
Bereken zonder rekenmachine.
a
-8 × 6 = - 48
e
-2 × 9 = - 18
b
8 × -6 = - 48
f
-3 × -5 = 15
c
-8 × -6 = 48
g
-14 × 0 = 0
d
- 7 x -3 = 21
h
5 x -4 = - 20
Bereken zonder rekenmachine.
a
150 : -10 = - 15
e
-10 : 1 = - 10
b
-6 : -2 = 3
f
12 : -12 = - 1
c
30 : -5 = - 6
g
-5 : -1 = 5
d
- 24 : 4 = -6
h
- 36 : 9 = - 4
Diepte van het Ijselmeer
Het diepste punt van het Henschotermeer ligt op – 1,5 meter.
Het IJsselmeer is het grootste meer van Nederland. Het diepste punt
bevindt zich voor de kust van Lelystad en is ongeveer 6,3 keer zo
diep dan het Henschotermeer.
1p
8
Wat is de diepte van het IJselmeer? …… -1,5 x 6,3 = - 9,45 meter …………
Volgorde
6p
9
Bereken. Schrijf ook de tussenstappen op.
a
b
c
83
12 + 4 × -6
d
4 × (9 + 2) – 11
……… 12 + - 24 ……………
……… 4 x 11 – 11 ……………
……… 12 – 24 = -12 ………
……… 44 – 11 = 33 ……………
………………………………
…………………………………
16 – 2 × -4
e
-10 : 5 – (2 – 2)
……… 16 - - 8 …………………
………- 10 : - 0 = 0……………
……… 16 + 8 = 24 ……………
……………………………………
………………………………….
……………………………………
16 – 20 : 5
f
120 : -10 – (2 + 8)
……… 16 – 4 = 12………………
………120 : - 10 – 12……………
……………………………………
………- 12 – 12 = -24 ……………
……………………………………
……………………………………
Rekenmachine
5p
10 Bereken met je rekenmachine.
Rond (als dat nodig is) af op drie decimalen.
84
a
-25 × 3,4 : (6,25 – 3,6) = … - 32,075 ……
b
-6,34 × -250 : 62,4 = …… - 25,401 ……
c
12,5 : -2,56 × (4,15 – 2,85) = … - 6,348 ……
d
650 – (3,5 × 4,2 : -12) = …… 651,225 ……
e
55,5 x - 66,8 = …… - 3.707,4……
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
hoofdstuk 5 lijnen en hoeken.
K
Er zijn totaal 40 punten te halen.
Loodrecht en evenwijdig
2p
1
Welke lijnen staan loodrecht op lijn a?
……… b en c………………
1p
2
Welke lijnen zijn evenwijdig?
………b en c ………………
2p
3
Teken door F een lijn a
loodrecht door lijn l.
2p
4
Teken door F een lijn b
evenwijdig aan lijn l.
1p
5
Staan de lijnen a en b
loodrecht op elkaar?
ja / nee
Hoeken
1p
6
streep het foute antwoord door:
Een stompe / scherpe hoek is kleiner dan een rechte hoek.
1p
7
Wat hoort bij hoek G? Kies uit: scherpe hoek, stompe hoek, gestrekte
hoek of rechte hoek.
………gestrekte hoek ………………
85
2p
8
Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers van de klok om
1 uur?
……… 360° : 12 = 30° ………
2p
9
Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers
van de klok om 5 uur?
……… 30° x 5 = 150° ………
5p
10 Meet de hoeken A tot en met E. Schrijf het aantal graden in de
hoek.
79°
33°
112°
144°
99°
86
Hoeken tekenen
3p
11 Teken een hoek
3p
12 Teken een hoek R van 126°.
1p
13 Hoeveel graden is hoek S?
Q van 72°.
………… 84° ………………………
2p
14 Verdeel hoek S in twee gelijke hoeken.
Noem ze hoek S 1 en hoek S 2 .
87
Kijklijnen
Op een grasveld zitten 10 ganzen.
Albert en Bram lopen over het pad.
Albert en Bram kunnen niet alle ganzen
zien. Dat komt door de muur.
Daar kunnen ze niet overheen kijken.
De kijklijnen van Albert zijn al getekend.
1p
15 Hoeveel ganzen ziet Albert?
……… 4 ganzen ……………………
2p
16 Teken de kijklijnen van Bram
1p
17 Hoeveel ziet Bram er?
……… 8 ganzen …………………
2p
18 Zijn er ganzen die ze allebei niet kunnen zien?
ja / nee
Zo ja, hoeveel?
……… maar 1 gans ……………
88
Driehoek tekenen
2p
19 Teken bij punt K een hoek van 64°.
2p
20 Teken bij hoek L een hoek van 51°.
1p
Zorg dat het een driehoek wordt.
21 Zet bij het snijpunt van de twee benen de letter M.
1p
22 Meet hoek M.
Hoek M is … 65° ……
89
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 6 tabel en grafiek.
Er zijn totaal 50 punten te halen.
Regelmaat
6p
1
In de getallenrijen zit regelmaat.
Schrijf van elke rij de volgende drie getallen op.
7
10
13
16
19
22
2
4
8
16
32
64
15
11
7
3
-1
-5
Grondkabel
Mark legt een elektriciteitskabel in de grond. Zo’n kabel wordt
ook wel een grondkabel genoemd.
GRONDKABEL
lengte in m
1
1 12
2
2 12
3
3 12
prijs in euro 2,40 3,60 4,80 6,00 7,20 8,40
1p
2
Welke regelmaat zie je in de tabel?
…… er komt telkens 1,20 bij ………
3p
3
Vul de tabel verder in.
2p
4
Wat kost vijf meter grondkabel?
……………… 12 euro ………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………
90
6p
Gelijkmatige toe- en
afname
5
Is er in de tabellen sprake van gelijkmatige toename, gelijkmatige
afname of geen van beiden?
GROEI BOOM
tijd in jaren
hoogte in cm
0
1
2
3
4
150
180
210
240
270
Streep de foute antwoorden door:
gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden
Leg je antwoord uit.
……… Er komt telkens 30 cm bij ……………………
INKOMSTEN FLEUR
tijd in uren
0
1
2
3
inkomsten in euro 2,50 5,75 8,00 10,75
Streep de foute antwoorden door:
gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden
Leg je antwoord uit.
…… De inkomsten in euro neemt wel toe, maar niet gelijkmatig ………
DALING VLIEGTUIG
tijd in minuten
hoogte in m
0
1
2
3
6000 5350 4700 4050
Streep de foute antwoorden door:
gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden
Leg je antwoord uit.
………… Er gaat telkens 650m af …………………
91
Tabel
Naomi koopt laminaat. Het laminaat is per vijf planken verpakt.
LAMINAAT
2p
6
aantal
planken
5
10
15
20
25
30
prijs in euro
14
28
42
56
70
84
Wat kosten vijf planken laminaat?
……… 14 euro ………………………….
3p
7
Vul de tabel verder in.
1p
8
Leg uit dat er in de tabel sprake is van gelijkmatige toename.
……… Er komt per elke 5 planken 14 euro bij ………………………………….
……………………………………………………………………………………………………….
2p
9
Marianne legt laminaat in haar kamer. Zij heeft 47 planken nodig.
Hoeveel planken moet zij kopen?
……… Dan moet zij 5o planken kopen ……………………………………………
2p
10
Hoeveel moet zij daarvoor betalen?
……… 10 x 14 = 140 euro …………………………………………………………………
92
Autowasstraat
Soerad werkt bij een autowasstraat.
Hij verdient € 3,50 per uur.
Ook krijgt hij een vast bedrag van € 1,50.
3p
11
Vul hierbij de tabel in.
Tijd in uren
Inkomsten in euro
0
1
2
3
4
1,50 5,00 8,50 12,00 15,50 19,00
3p
12
Teken de grafiek die hierbij hoort.
2p
13
Soerad werkt 3 12 uur.
Lees uit de grafiek af hoeveel
hij dan verdient.
…… bijna 14 euro …………………
2p
14
Laat met een berekening zien of dit klopt.
…… 1,50 + 3,50 x 3,5 = 13,75 euro …………….
……dus dat klopt…………………………………….
……………………………………………………………….
93
5
Kleurpotloden
Sanne bestelt kleurpotloden. Die kosten € 0,08 per stuk.
Er zijn geen bezorgkosten.
3p
15
Vul de tabel verder in.
KLEURPOTLODEN
aantal kleurpotloden
bedrag in euro
100
200
300
400
500
8
16
24
32
40
3p
16
Teken de grafiek die hierbij hoort.
2p
17
Sanne bestelt 425 kleurpotloden.
Hoeveel moet zij betalen?
…… 0,08 x 425 = 34 euro ……………………
Snelheid
2p
18
Migel fietst in 15 minuten naar muziekles. De afstand is 4,5 km.
Wat is de snelheid van Migel in km/uur?
……… 4,5 x 4 = 18 km/uur ( 4 x 15 = 60min. = 1uur) …………………………
………………………………………………………………………………………………………
2p
19
Shamilla schaatst de 3 km in 6 minuten.
Bereken de snelheid van Shamilla in km/uur.
………6 x 10 = 60min. = 1 uur dus: ……………………………………………………
………… 3 x 10 = 30 km/uur ………………………………………………………………
94
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 7 Symmetrie
Er zijn totaal 35 punten te halen.
Lijnsymmetrie
3p
1
Teken alle symmetrieassen van de figuren hieronder.
2p
2
Teken alle symmetrieassen van het figuur hiernaast.
3p
3
Is dit figuur draaisymmetrisch?
Zo ja, wat is dan de kleinste draaihoek?
ja / nee ..........360° : 2 = 180° .............................................
Symmetrieassen
2p
4
Teken één
in de figuur erbij.
De nieuwe figuur moet symmetrisch zijn.
1p
5
Hoeveel symmetrieassen heeft de nieuwe figuur?
................ 2 symmetrieassen .................................................
95
K
Symmetrische
driehoeken
3p
6
Teken de punten A(2,3), B(7,1) en C(7,5).
Teken de driehoek ABC.
2p
7
Welke twee hoeken van driehoek ABC zijn even groot?
......... hoek B en hoek C ........................................................
2p
8
Wat voor soort driehoek is driehoek ABC?
.........een gelijkbenige driehoe ( of symmetrische driehoek).............
2p
9
96
Teken de symmetrieas in driehoek ABC.
Spiegelen
5p
10
Hiernaast zie je de helft van een
symmetrische figuur.
De dikke lijn is de spiegelas.
Teken de symmetrische figuur.
Draaisymmetrie
4p
11
Kleur de letters die draaisymmetrisch zijn in.
3p
12
Hiernaast zie je een draaisymmetrische figuur.
Wat is de kleinste draaihoek?
.... 360° : 6 = 60°..............................
97
Schuifsymmetrie
3p
13
98
De tekening hieronder is schuifsymmetrisch.
Maak de tekening twee motieven langer.
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 8 woordformules
K
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Auto’s wassen
Danny werkt in een autowasserij. Hij verdient € 4,50 per uur. Verder krijgt hij een
vaste vergoeding van € 3,50.
2p
1
Hoeveel verdient Danny als hij 3 uur werkt?
…… 17 euro…………………………
3p
2
Vul de tabel in.
INKOMSTEN DANNY
tijd in uren
inkomsten in €
2p
3
0
3,50
1
8,00
2
3
4
5
6
7
8
12,50 17,00 21,50 26,00 30,50 35,00 39,50
Is er een gelijkmatige toename
in de tabel?
Ja / Nee
Wat weet je nu van de grafiek?
… de grafiek moet een …
… rechte lijn zijn ………….
3p
4
99
Teken de grafiek van de
inkomsten van Danny.
Tekenen
Sharon heeft een bijbaantje in een kledingboetiek. Zij berekent haar
inkomsten met de formule:
inkomsten in € = 2,50 + 3,25 × tijd in uren.
2p
5
Welk getal in de formule is het begingetal?
……… 2,50 ……………………………
2p
6
Welk getal in de formule is de stapgrootte?
……… 3,25 ……………………………
2p
7
Hoeveel verdient Sharon als zij 4 uur werkt?
……… 2,50 + 3,25 x 4 = 15,50 euro ……………………………………………………
3p
8
Sharon zegt: ‘Als ik twee keer zo lang werk, verdien ik twee keer zo veel.’
Laat met een berekening zien of Sharon gelijk heeft.
……… 2,50 + 3,25 x 8 = 28,50 euro, dat is niet het dubbele.………………
………… Sharon heeft geen gelijk …………………………………………………….
3p
9
Vul de tabel in.
INKOMSTEN SHARON
tijd in uren
inkomsten in €
0
1
2,50
5,75
2
3p
10
Teken de grafiek bij de tabel
3p
11
Sharon verdient € 28,50.
Hoeveel uren heeft zij gewerkt?
… 2,50 + 3,25 x 8 = 28,50 euro ….
… dus heeft ze 8 uur gewerkt …
100
3
4
5
6
9,00 12,25 15,50 18,75 22,00
Fotozaak
Jerry werkt in een fotozaak. Hij verdient € 5,50 per uur.
Hij krijgt een vast bedrag van € 1,50.
2p
12
Vul de woordformule van de inkomsten van Jerry verder in.
inkomsten = 1,50 + 5,50 × tijd in uren.
Beltegoed
Nana is op vakantie in Frankrijk. Zij belt vaak met haar vrienden in Nederland.
Haar beltegoed berekent zij met de formule:
beltegoed in € = 17,50 – 0,49 × beltijd in minuten.
2p
13
Welk getal in de formule is het begingetal?
…… 17,50 ……………………………
De prijs per belminuut wordt verlaagd met 9 cent. Nana heeft nog maar € 1,75 over
van haar beltegoed. Ze waardeert haar beltegoed op met € 30.
3p
14
Schrijf de nieuwe formule van haar beltegoed op.
…… beltegoed in € = 31,75 – 0,40 × beltijd in minuten ……
Dierenpension
Jasper brengt zijn kat naar een dierenpension.
De kosten berekent hij met de formule: kosten in € = 5,75 + 6,85 × tijd in dagen.
3p
15
Vul de tabel op het werkblad in.
KOSTEN KAT
tijd in uren
inkomsten in €
3p
16
0
5
7
11
15
5,75 40,00 53,70 81,10 108,50
Jasper haalt zijn kat na vier weken weer op.
Hoeveel moet hij betalen voor de opvang van zijn kat?
4 weken = 7x4 = 28 dagen,
dus moet hij 5,75 + 6,85 x 28 = 197,55 euro betalen.
101
Posters
Joyce laat posters maken van foto’s die zij met haar digitale camera gemaakt
heeft.
Joyce berekent het aantal posters met de formule:
aantal posters =
2p
17
bedrag in € − 4,50
5
Vul in de formule voor bedrag 29,50 in.
Bereken het aantal posters.
…… (29,50 – 4,50) : 5 = 5 posters ………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
18
Joyce betaalt voor de posters € 64,50.
Hoeveel posters heeft zij laten maken?
……(64,50 – 4,50) : 5 = 12 posters ………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
102
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 9 meten
Er zijn totaal 48 punten te halen.
Eenheden
6p
1
Noem steeds twee eenheden die je gebruikt bij het...
Meten van hoogte
… Centimeters ……
… Meters …………….
Meten van inhoud
Kubieke centimeter
… Liter …………………
Meten van tijd
…… Minuten…………
…… Dagen …………….
Eenheid van lengte
6p
3p
2
3
Vul in:
58 hm = … 5 800…. m
3200 mm = …… 32 …. dm
4 km = ……400…. dam
80 000 mm = ……0,8……. hm
6,5 m = ……650…. cm
4,75 km = …475 000…… cm
Een voetbalveld bij VV Urk is 120 bij 70 m.
Wat is de omtrek van dit voetbalveld?
Laat ook je berekening zien.
……… 120 + 70 + 120 + 70 = 380 meter……………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………
103
Eenheid van oppervlakte
2p
4
Hoeveel cm2 is de oppervlakte van het figuur hiernaast?
……… 16,5 cm2 ………………………
6p
5
Vul in.
3 hm2 = … 30 000……. m2
52 000 dm2 = …… 5,2 ……… dam2
4 km2 = … 400 000 000…. dm2
70 000 mm2 = …… 700 ……… cm2
6,5 m2 = … 65 000 ……. cm2
450 are = ……… 45 000 ………. m2
Eenheid van inhoud
6p
2p
6
7
Vul in.
5 liter = …… 5 000 ……. ml
43 000 ml = …… 43 ……… liter
7,5 dl = …… 75 …………. cl
60 000 cl = …… 600 …… liter
2 dm3 = …… 200 ………. cl
15 dl = ………… 1 500 ………. cm3
In een zeeppompje zit ½ liter vloeibare zeep.
Per keer wordt 2,5 ml zeep gebruikt.
Na hoeveel keer is de zeephouder leeg?
……… 0,5 l = 500 ml ……………………………………………………………………………
……… 500 : 2,5 = 200 dus na 200 keer ………………………………………………
104
Eenheid van gewicht
2p
Menno weegt 67,5 kg. Hij tilt zijn hond op.
Daarna gaat hij op de weegschaal staan.
Samen wegen ze 76,8 kg.
8
Hoeveel kg weegt de hond?
… 76,8 – 67,5 = 9,3 kg …………………………………….
………………………………………………………………………
4p
9
Vul in.
3,2 kg = … 3 200 ………. g
650 g = …… 0,65 …………. kg
8 300 000 mg= … 8,3 … kg
800 mg = …… 0,8 ………… g
Eenheid van tijd
2p
10
Denise gaat met de auto op vakantie.
Ze zit 3uur en 40 minuten in de auto.
Hoeveel minuten zijn dat?
……… 3 x 60 = 180 ……………………………………
……… 180 + 40 = 220 min. …………………………
4p
2p
11
12
Vul in.
2 jaar = … 24 ……… maanden
4 weken = …… 28 ……… dagen
3 eeuwen = … 300 ……… jaar
1 kwartaal = … 13 ……… weken
Vul in.
28 maanden = …… 2 ……… jaar en …… 4 ……… maanden.
79 uur = ……… 3 …… dagen en …… 7 ……… uur.
105
Eenheid van snelheid
3p
11
Een scooter rijdt 15 m/s.
Hoeveel km/uur is dat?
Gebruik de verhoudingstabel hieronder.
Tijd
Afstand
1 sec
15 m
Dus 15 m/s = …… 54 …… km/uur.
106
x 60
x 60
1 min
900 m
1 uur
54 000 m
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 10 formules
Er zijn totaal 50 punten te halen.
Ballonvaart
1p
Leroy maakt een ballonvaart.
1
Hoe lang duurt de ballonvaart?
…… 32 minuten…………………
1p
2
Hoe hoog is de ballon na 14 minuten?
…… 400 meter …………………
2p
3
Stijgt of daalt de ballon na 3 minuten?
…… stijgt …………………………
2p
1p
4
Welke stukken van de grafiek zijn constant?
5
…… 2, 5 en 7 …………………
Hoe hoog is het hoogste punt van de ballonvaart?
…… 500 meter………………
Fietsen
2p
Veronika en Theo fietsen naar school.
De grafieken gaan over hun snelheid.
Veronika rijdt eerst met een constante snelheid.
Ze is nogal laat, daarom fietst ze het laatste stuk sneller.
6
Welke grafiek hoort bij Veronika?
…… grafiek A …………………………
2p
7
107
Theo wacht even op een vriend.
Daarna fietsen ze samen naar school.
Hoe kun je aan de grafiek zien, dat Theo
op zijn vriend wacht?
…… zijn snelheid is even 0 ………
K
Hondenvoer
Robin heeft een hond. De grafiek gaat over de voorraad hondenvoer.
2p
8
Hoeveel kilogram eet de hond in 10 dagen?
……… 5 kg ……………………………………………………………………………………
2p
9
Hoeveel kilogram is dat per dag?
……… 0,5 kg …………………………………………………………………………………
2p
10
Hoeveel kilogram heeft Robin na 15 dagen?
……… 3,5 kg……………………………………………………………………………………
2p
11
Wat is de periode van de grafiek?
……… 10 dagen ………………………………………………………………………………
1p
12
Hoeveel perioden zijn getekend?
……… 3 …………………………………………………………………………………………
2p
13
108
Teken er nog één periode bij.
Rode kaars
De grafiek gaat over het branden van een rode kaars.
3p
14
Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
…… lengte in cm = 15 – 3 x tijd in uren ………
………………………………………………………………………
2p
15
Hoe lang is de rode kaars na 2 uur branden?
…… 15 – 3 x 2 = 9 cm………………………………………
………………………………………………………………………
Gewicht jonge hond
De grafiek hoort bij het gewicht van een jonge hond.
2p
16
Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
gewicht in kg = 0,5 + 0,5 x tijd in weken
………………………………………………………………
2p
17
Wat zal het gewicht zijn van de hond na acht weken?
…… 0,5 + 0,5 x 8 = 4,5 kg ………………………
………………………………………………………………
Vliegafstand
109
De grafiek gaat over de vliegafstand.
2p
18
Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
…… afstand in km = 4 x tijd in min. …………
…………………………………………………………………
Lengte blauwe kaars
De tabel gaat over het branden van een blauwe kaars.
LENGTE BLAUWE KAARS
tijd in uren
0
5
lengte in cm
32
28
1p
19
10
24
15
20
20
16
Wat is het begingetal?
…… 32 ………………………
2p
20
Bereken de stapgrootte.
…… (28-32) : 5 = - 0,8 …………………………………………………………………
2p
21
Schrijf de formule op die bij de tabel hoort.
…… lengte in cm= 32 – 0,8 x tijd in uren ……………………………………
2p
22
Hoe lang is de blauwe kaars na 28 uur branden?
………32 – 0,8 x 28 = 9,6 cm …………………………………………………………
110
Scooter huren
Maurice huurt een scooter. De huurprijs berekent hij met de formule
huurprijs in € = 15 + 0,25a.
a: de afstand in km
2p
23
Neem a = 50 en bereken de huurprijs.
…… 15 + 0,25 x 50 =27,50 euro …………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
24
Maurice heeft 150 km met de scooter gereden.
Wat is de huurprijs?
…… 15 + 0,25 x 150 =52,50 euro ………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
Rekenen met letters
2p
25
Bereken 9a voor a = 6.
…… 9 x 6 = 54 …………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
26
Bereken – 6t voor t = 5.
…… - 6 x 5 = - 30 ………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
2p
27
Bereken 15 + 4t voor t = – 2.
…… 15 + 4 x - 2 =…………………………………………………………………………………
………15 + - 8 = 7……………………………………………………………………………………
111
PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 11 informatieverwerking
K
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Pictogrammen
2p
1
Geef een ander woord voor pictogram.
…… beeldtaal ……………………………………………
2p
2
Wat betekent het pictogram hiernaast?
…… Giftig …………………………………………………
2p
3
Geef een voorbeeld van waar je pictogrammen kunt vinden.
…… chemische schoonmaakartikelen met giftige stoffen…
Braille
2p
4
Jasper is blind. Toch kan hij lezen. Hij voelt de letters met zijn vingers.
Het zijn geen gewone letters zoals wij ze kennen, maar allemaal puntjes.
Het is een code. Hiernaast zie je het alfabet in braille.
Waarom zou deze braillecode ‘het zespunts-systeem’ heten?
… Omdat het op basis van 6 punten is. ………………………………………………
… Elke letter bestaat uit een andere code met die 6 punten ……………
2p
5
Welk woord staat hier?
…… welkom ………………………………………………
2p
6
Schrijf je naam in braille.
…… eigen antwoord ………………………………
Verkeer
Bekijk de kaarten en de routebeschrijving. Ze zijn gemaakt met Google Maps.
112
1p
7
In welke plaats begint de route?
…… Velp ………………………………
1p
8
Waar eindigt de route?
…… Putten……………………………
1p
9
Hoeveel kilometer is de route?
…… 47,8 km ……………………………
1p
10
Hoe lang gaat een automobilist
waarschijnlijk over de route doen?
2p
11
…… circa 59 min.……………………
Hoe vaak moet je linksaf slaan tijdens de reis?
Op welke twee manieren kun je dat zien?
…… 4 keer; in de tekst en op de kaart…………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
1p
12
Hoeveel rotondes kom je onderweg tegen?
…… 4 rotondes ………………………………………
Kaart en graaf
Op het kaartje van Farao-eiland zijn de belangrijkste wegen aangegeven.
De afstanden zijn in kilometers.
4p
13
Vul de afstandstabel in.
De plaatsen zijn aangegeven met de eerste letter.
N
113
N
x
O
60
H
Z
59 112
W
65
x 49 102 107
O 60
58
H 59 49 x 53
47
Z 112 102 53 x
x
W 65 107 58 47
Allerlei grafen
In de graaf zie je leerlingen van klas 1Ka.
Een verbinding betekent dat ze dezelfde
hobby hebben.
2p
14
Maartje zingt in een bandje.
Doet Carol dat ook?
ja / nee
2p
15
Zingt Rina in een band?
2p
16
Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf?
ja / nee
……… 6 verbindingen ……………………………………
3p
17
Drie vriendinnen zitten op streetdance.
Wie zijn dat?
……… Carol, Anniek en Rina …………………………
2p
18
Heeft Jennifer geen hobby? Leg je antwoord uit.
……… In ieder geval geen hobby die een ander ook heeft…………………
Op Prinseiland is een graaf getekend van het
wegennet. De afstanden zijn in km.
Een pijl betekent dat je maar in één richting kunt
rijden.
2p
19
Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf?
……… 7 verbindingen ………………………………
5p
20
114
Vul de afstandstabel in.
naar
A B C D E
A X 3 5 2 8
F
4
B
C
D
E
F
van
115
3
6
2
8
4
X 3 5 8 7
3 X 8 5 9
5 3 X 6 2
11 9 6 X 4
7 5 2 4 X
Eindrapport
Klas 1K4 krijgt een eindrapport. Het is voor de leerlingen erg spannend.
De mentor legt met een stroomschema uit hoe de overgang gaat.
Een 5 is één tekortpunt, een 4 is twee tekortpunten.
2p
21
Wat gebeurt er met Maartje volgens het stroomschema?
……… over naar klas 2K …………………………
2p
22
En met Anne?
……… in bespreking voor 2B / 2K …………
116
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 1 Vlakke figuren.
Er zijn totaal 40 punten te halen.
Naam: ……………………………
Ruit
2p
1
Zet gelijke tekens in zijden die even lang zijn.
2p
2
Teken de symmetrieassen met blauw.
3p
3
Zet gelijke tekens in de hoeken
die even groot zijn.
Vlakke figuren
3p
4
Schrijf onder de vlakke figuren de naam.
3p
5
Zet gelijke tekens in hoeken die even groot zijn.
117
Klas: …………
Driehoeken
2p
6
Bereken ∠B in ∆ABC.
…………………………………………………
…………………………………………………
2p
7
ΔABC is een rechthoekige driehoek.
∠A = 30°
Bereken ∠B .
…………………………………………………
…………………………………………………
3p
8
Bereken de hoeken C 1 , C 2 , en D 1 .
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
Driehoeken tekenen
3p
9
118
Teken ∆KLM met KL = 4 cm, ∠K = 40° en ∠L = 60°.
3p
10
Teken ∆ABC met AB = 5 cm, BC = 6 cm en AC = 4 cm.
3p
11
Teken ∆PQR met PQ = 7 cm, ∠Q = 45° en QR = 4 cm.
119
Vierhoeken
3p
12
Onderzoek de vlieger op eigenschappen uit de tabel onderaan de
bladzijde.
Zet + of −.
3p
13
Onderzoek de ruit op eigenschappen uit de tabel.
Zet + of −.
vlieger
alle zijden even lang
vier hoeken samen 360°
vouwsymmetrisch
draaisymmetrisch
diagonalen even lang
twee of meer zijden even lang
diagonalen loodrecht op elkaar.
120
ruit
Hoeken berekenen in
een vierhoek
3p
14
In het parallellogram PQRS is ∠P = 74°.
Bereken de andere hoeken van het parallellogram.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
15
Van de vlieger KLMN is ∠L = 92° en ∠M 124°.
Bereken de andere hoeken van de vlieger.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
121
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 2 oppervlakte.
Er zijn totaal 45 punten te halen
Naam: ……………………………
Klas: …………
Tegels leggen
3p
1
Jacqueline heeft een nieuwe kamer.
Wat is de oppervlakte in m2 van
haar kamer?
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
2p
2
Jacqueline legt tegels op de vloer.
In 1 pak tegels zit 2,5 m2.
Hoeveel pakken moet Jacqueline kopen?
………………………………………………………
………………………………………………………
2p
3
Hoeveel kosten die tegels in totaal?
………………………………………………………
………………………………………………………
3p
4
Om de vloer komt een nieuwe plint.
Hoeveel meter plint moet Jacqueline kopen?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
122
Omrekenen
6p
5
Vul in.
3,5 km2 = ………………… m2
5,8 m2
6 hm2
1050 cm2 = ………………… dm2
= ………………… km2
650 dm2= ………………… m2
425 mm2
= ………………… dm2
= ………………… cm2
Driehoeken
2p
6
Bereken de oppervlakte van ∆ABC.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
7
Bereken de oppervlakte van ∆DEF.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
3p
8
Bereken de oppervlakte van ∆PQR.
…………………………………………………
…………………………………………………
123
…………………………………………………
Stomphoekige ∆
2p
9
Bereken de oppervlakte van ∆KLM.
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Parallellogram
3p
10
Bereken de oppervlakte van
het parallellogram hiernaast.
…………………………………………………
………………………………………………….
………………………………………………….
Cirkel
Op het strand heeft iemand een cirkel in het zand getekend.
De straal is 3 dm en de diameter is 6 dm.
3p
11
Bereken de omtrek van deze cirkel.
Rond af op 2 decimalen.
…………………………………………………………………………………….
3p
12
124
Bereken de oppervlakte van deze cirkel.
Rond af op 2 decimalen.
………………………………………………………………………………………
125
Glazen bak
De bak is gemaakt van glas. Aan de bovenkant is de bak open.
3p
13
Hoeveel cm2 glas is er voor de bak gebruikt?
……………………………………………
……………………………………………
……………………………………………
……………………………………………
1p
14
Is dat meer of minder dan 1 m2?
……………………….………………………………….
Blik appelmoes
Het blik appelmoes heeft een diameter van 5 cm.
De hoogte van het blik is 15 cm.
1p
15
Welke vorm heeft het blik appelmoes?
……………………………………………
2p
16
Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de
bovenkant?
……………………………………………………………
……………………………………………………………
2p
17
Bereken de oppervlakte van de wikkel.
……………………………………………………………
……………………………………………………………
2p
18
Bereken de oppervlakte van het hele blik.
………………………………………………………………………………………..…
126
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 3 kwadraten, wortels en formules.
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Naam: ……………………………
Klas: …………
Formules met deelstreep
Een verpakkingsbedrijf berekent de prijs voor een doos met een formule.
oppervlakte bodem + 2
prijs in € =
3
oppervlakte bodem in dm2
2p
1
Bereken de prijs voor een doos met een bodemoppervlakte van 18 dm2
oppervlakte
15
16
17
18
19
20
25
prijs in €
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
3p
2
Vul de tabel in.
2p
3
Marieke wil een heel klein doosje met een bodem van 0,5 dm2.
Bereken de prijs van de doosjes met de formule.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
1p
4
Waarom zou de formule niet gelden voor hele kleine doosjes?
……………………………………………………………………………………………………
127
30
……………………………………………………………………………………………………
Kwadraten
2p
5
Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op.
( 5 + 2)2 – 5
32 + 2
2p
6
7 x 8 +22 x 11
2x5
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Bereken. Rond zo nodig af op één decimaal.
( 186 : 7 )2
2 + 17
56 + 5612 : 12
23
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Formules met kwadraten
Mieke rijdt op een motor. In de stad rijdt ze niet harder dan 52 km per uur.
Op de snelweg rijdt ze natuurlijk sneller. Op de invoegstrook trekt ze snel op.
Daarna rijdt ze de snelweg op.
De formule die hoort bij het optrekken is:
Snelheid = 52 + 2 x ( t )2
Snelheid in kilometer per uur. Tijd t in seconden.
128
Mieke rijdt op de invoegstrook.
2p
7
Wat is haar snelheid na 1 seconde?
……………………………………………………………………………………………………
2p
8
Wat is haar snelheid na 3 seconden?
……………………………………………………………………………………………………
129
2p
9
Klopt de formule nog voor 20 seconden? Leg ook uit waarom.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
Parabolen
Ruud doet aan speerwerpen. Bij zijn worp hoort de formule:
hoogte = - ( t )2 + 8 ( t )
Hoogte in meters, tijd in seconden.
2p
10
Hoe hoog is de speer na 2 seconden?
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
2p
11
Hoe hoog is de speer na 6 seconden?
…………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………
3p
12
Vul de tabel in:
WORP RUUD
tijd in seconden
hoogte in m
0
1
3p
13
Teken de grafiek.
1p
14
Wat is het hoogste punt van
de speerworp?
2
3
4
5
6
……………………………………………
……………………………………………
1p
15
Na hoeveel seconden komt de
speer weer op de grond?
……………………………………………
……………………………………………
Wortels
2p
16
130
Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op.
7
8
100 − 20 − 4
2p
17
25 + 13× 4
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Bereken. Rond zo nodig af op twee decimalen.
(13 + 145) × 50
444 + 14× 4 : 3
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Formules met wortels
Voor de kust van Bali kun je op de golven surfen.
Bij de hoogte van de golven hoort de formule:
golfhoogte = 2 × windkracht .
golfhoogte in meter
let op: golfhoogte in meters afronden op 2 decimalen!
2p
18
Hoe hoog is een golf bij windkracht 4?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
19
Hoe hoog is een golf bij windkracht 6?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
131
3p
20
Vul de tabel in:
GOLFHOOGTE
windkracht
0
golfhoogte
1
2
3
4
5
3p
21
Teken de grafiek
1p
22
Als het erg hard waait kun je beter niet surfen.
Dat is als de golven hoger dan 5,5 meter zijn.
Welke windkracht hoort daarbij?
6
7
8
9
10
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
132
11
12
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
K
Hoofdstuk 4 procenten.
Er zijn totaal 36 punten te halen
Naam: ……………………………
Procenten en breuken
1p
1
Welk deel van de figuur is donker?
……………………………….
2p
2
Hoeveel procent is dat?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
Dus het antwoord is: …………………………………
4p
3
Omcirkel wat meer is:
a 5% of
b
4
5
1
5
of 45%
c 12% of
d
4p
4
3
4
1
12
of 70%
Vul in < of > of =.
a 75% . . . . . 0,57
b 0,2 . . . . . 20%
133
Klas: …………
c 0,34 . . . . . 34,5%
d 50% . . . . . 0,05
134
Percentage berekenen
In leerjaar 2 van het ALUMINIUMCOLLEGE zitten 217 leerlingen.
Daarvan komen er zes met de trein naar school.
2p
5
Hoeveel procent is dat?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal leerlingen
Dus het antwoord is: …………………………………
In de tabel hieronder zie je de voorraad chips in de kantine van het
ALUMINIUMCOLLEGE.
smaak
aantal
1p
6
naturel
25
paprika
44
Hamkaas
sour
cream
curry
3
12
5
Hoeveel zakken chips zijn er op voorraad?
…………………………………………………………
2p
7
Hoeveel procent van de voorraad is naturel?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
Dus het antwoord is: …………………………………
2p
8
Hoeveel procent van de voorraad chips heeft een currysmaak?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
Dus het antwoord is: …………………………………
2p
9
Welke smaak is 41,1% van de voorraad?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
135
light
18
Dus het antwoord is: …………………………………
136
Rekenen met procenten
2p
10
Jelle krijgt per maand € 150 zakgeld. Daarvan besteedt hij 68% aan het
aanschaffen van kleding.
Hoeveel euro is dat per maand?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal in €
Dus het antwoord is: …………………………………
1p
11
Een bioscoopkaartje bij de RODE BIOSCOOP kost €12,50.
Op donderdag krijg je 40% korting.
Hoeveel euro korting krijg je?
……………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………….
1p
12
Jelle gaat met zijn vriendin op donderdag naar de bioscoop.
Hoeveel euro moet hij betalen voor de twee kaartjes?
……………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………….
Afname en toename in
procenten
1p
13
Een paar schaatsen kost € 67.
In de uitverkoop staan ze in de etalage voor € 50.
Hoeveel euro minder betaal je in de uitverkoop voor de schaatsen?
……………………………………………………………………………………….
1p
14
Hoeveel procent is de korting op de schaatsen in opgave 13?
……………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………….
137
……………………………………………………………………………………….
artikel
5p
oude prijs
broodje
gezond
€ 1,50
broodje
kroket
€ 1,50
broodje ei
€ 1,80
15
nieuwe prijs
toename of
toename of
afname in €
afname in %
€ 1,75
Vul de tabel in. Rond prijzen af op 5 eurocent.
Cirkeldiagram
Het cirkeldiagram hiernaast gaat over
leerlingen die ‘s morgens te laat komen op
het KANAALCOLLEGE.
De conciërge vraagt aan de leerlingen
waarom ze te laat zijn.
1p
16
Hoeveel leerlingen komen te laat?
……………………………….
2p
17
Bereken bij hoeveel leerlingen de bus
te laat is.
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal leerlingen
Dus het antwoord is: …………………………………
2p
18
Bereken hoeveel leerlingen geen reden hebben
om te laat te komen.
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal leerlingen
138
– 25%
– € 0,40
Dus het antwoord is: …………………………………
139
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 5 ruimtelijk kijken en tekenen.
K
Er zijn totaal 42 punten te halen.
Naam: ……………………………
…………
Diepte zien
3p
1
Welke ribben zijn gestippeld?
…………………………………………
2p
2
Kleur het rechterzijvlak.
3p
3
Welke vlak is het achtervlak?
…………………………………………
3p
4
Van welke vlakken is ribbe AD een zijde
…………………………………………
Kubus en balk tekenen
140
Klas:
5p
5
141
Teken een kubus PQRS TUVW met ribben van 4 cm.
6p
6
Teken balk ABCD EFGH.
AB = 5 cm, AE = 3 cm, BC = 8 cm.
Prisma
3p
7
Welke twee ruimtefiguren zijn prima’s?
…………………………………………
2p
8
142
Kleur van de prisma’s het grondvlak.
Evenwijdige, snijdende
en kruisende lijnen
3p
9
Zeg van de volgende ribben of ze elkaar snijden,
evenwijdig zijn of dat ze elkaar kruisen.
AB en HG
…………………………………………
AB en FG
…………………………………………
AB en BC
…………………………………………
Tekenen in perspectief
2p
10 Teken de rechterkant van de weg vanuit A.
Zorg dat het een perspectieftekening wordt.
143
Aanzichten
2p
11 Hoeveel blokjes zijn er gebruikt voor dit bouwwerk?
…………………………………………
1
1
1
1
1
3
3
2
2
4
1
2
2
4
1
2
4p
12 Teken het vooraanzicht van het bouwwerk.
4p
13 Teken het rechterzijaanzicht.
144
145
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 6 Stelling van Pythagoras.
K
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Naam: ………………………….
Klas: ………..
Kwadraten en wortels
6p
6p
1
2
Bereken de kwadraten van de volgende getallen.
16
…………
8
…………
4,5
…………
14
…………
11
…………
8,2
…………
Bereken en rond af op twee decimalen.
85
= …………
2000 = …………
5
=…………
Pythagoras
3p
3
Bereken van elke zijde het kwadraat.
……………………………………
……………………………………
……………………………………
2p
146
4
Is de driehoek rechthoekig?
Laat dit met een berekening zien.
Ja / nee, want …………………………………………………………………………
Berekeningen met
Pythagoras
3p
5
Vul het schema in en bereken de lengte van KL.
3p
6
Bereken de lengte van AB.
Rond af op één decimaal.
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
3p
7
Bereken de lengte van QR.
Rond af op één decimaal.
……………………………………
……………………………………
……………………………………
147
……………………………………
148
4p
8
Bereken de lengte van FG.
Rond af op één decimaal.
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
4p
9
Bereken de lengte van DE.
Rond af op één decimaal.
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
Theorie vraag
2p
10 Wat is de stelling van Pythagoras?
a.
b.
c.
149
√korte zijde + √andere korte zijde = lange zijde
korte zijde² + andere korte zijde² = lange zijde²
√lange zijde + korte zijde² = andere korte zijde²
Toepassingen
Martin zet een ladder tegen de muur van zijn huis.
4p
11 Hoe ver staat de onderkant van de ladder van de muur af?
Rond af op 2 decimalen.
……………………………………
……………………………………
……………………………………
……………………………………
5p
12 Bereken de hoogte van het huis.
Rond af op 2 decimalen.
………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………
150
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 7 Vergelijkingen oplossen.
K
Er zijn totaal 36 punten te halen.
Naam: ……………………………
Klas: …………
Bijbaantje
1
Femke en Nick hebben een bijbaantje.
Hun verdiensten in euro's bereken je met formules.
Femke: verdiensten = 4,50 + 2,50 × aantal uren
Nick:
verdiensten = 3,00 + 2,75 × aantal uren
Vul de tabellen in.
Femke
3p
aantal uren
0
1
2
3
4
5
0
1
2
3
4
5
verdiensten
Nick
3p
aantal uren
verdiensten
4p
2
Teken op de volgende bladzijde de grafieken van Femke en Nick.
2p
3
Na hoeveel uren verdienen Femke en Nick evenveel?
………………………………………………………………………………………
1p
4
Wie verdient het meest na 4 uur werken?
………………………………………………………………………………………
1p
5
Wie verdient het meest na 8 uur werken?
………………………………………………………………………………………
151
Hondenvoer
Poef is een herdershond.
Per dag eet hij 0,6 kg
hondenbrokken.
In een zak hondenbrokken
zit 24 kg.
Na een aantal dagen is er nog 10,2 kg over.
Hierbij hoort de vergelijking:
24 − 0,6 × aantal dagen = 10,2
3p
6
Los de vergelijking op.
………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………
1p
7
Na hoeveel dagen is er nog 10,2 kg over?
…………………………………………………………………………………………….
2p
3p
8
9
Na een aantal dagen is het voer op.
Welke vergelijking hoort hierbij?
……………………………………….
Los de vergelijking op. Na hoeveel dagen is het voer op?
………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………
152
Oplossen met de
balansmethode
2p
10 Bij de balans hoort de vergelijking :
4b + 1 = b + 10
Je haalt aan beide kanten 1 boek weg.
Welk bordje hoort nu bij de balans? Kleur het goede bordje in.
Kies uit:
2p
11 Los de vergelijking op.
……………………………………………….………………………………….
…………………………………..…………………………………………….…
………………………………..…………………………………………….……
1p
12 Hoeveel weegt één boek?
…………………………………………….…
4p
13 Los op met de balansmethode.
3t + 8 = 26
……………………………………………….………………………………….
…………………………………..…………………………………………….…
………………………………..…………………………………………….……
4p
14 Los op met de balansmethode.
-5a – 12 = 33
……………………………………………….………………………………….
…………………………………..…………………………………………….…
………………………………..…………………………………………….……
153
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 8 Vergroten en verkleinen.
K
Er zijn totaal 30 punten te halen.
Naam: ……………………………
Klas: …………
Vergrotingsfactor
Marleen kopieert een foto.
Zij stelt het kopieerapparaat in op 120%.
2p
1
Welke vergrotingsfactor hoort daarbij?
………………………………………………………
2p
2
Wordt de foto nu groter of kleiner?
………………………………………………………
2p
3
De foto is 15 bij 20 cm.
Wat zijn de maten van de kopie?
……………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………….
Hiernaast zie je 2 vierkanten.
Vierkant B is een vergroting van
vierkant A.
2p
4
Bereken de vergrotingsfactor.
………………………………………………………
………………………………………………………
154
Gelijkvormige driehoeken
∆ ……………
2p
5
Vul in: ∆ ABC
4p
6
Teken een vergroting van ∆KLM.
Gebruik vergrotingsfactor 1,5.
Noem de nieuwe driehoek ∆DEF
4p
7
Teken een verkleining van ∆KLM.
Gebruik vergrotingsfactor 0,5.
Noem de nieuwe driehoek ∆STU
155
Schaal
De Eiffeltoren is 324 meter hoog.
Er is een model gemaakt op schaal 1 : 3000.
2p
8
Hoeveel cm is 324 meter?
………………………………………………………
3p
9
Hoe hoog is het model van de Eiffeltoren?
………………………………………………………
3p
10
Dit model van VW T1 busje is op schaal 1 : 18 gemaakt.
Dit model is 23 cm lang.
Hoe lang is een VW T1 in werkelijkheid?
………………………………………………………
Vergroting
4p
11
156
Teken een vergroting van de ster.
Gebruik vergrotingsfactor 2.
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 9 Stastiek.
45 punten te halen
Naam: ……………………………
Klas: …………
Turftabel
Bakker Bruin turft de broden die hij verkoopt.
Verkoop brood Bakker Bruin
witbrood
volkoren brood
bruin brood
tijgerbrood
stokbrood
//// //// //// //// ///
…..
//// //// //// //// //// //// //
…..
//// //// //// //
17
//// //// //// ////
…..
//// //// //
…..
totaal
1p
1
Hoeveel volkoren broden heeft de bakker verkocht?
…………………………………………………
3p
2
Vul de tabel verder in.
1p
3
Hoeveel broden heeft de bakker in
totaal verkocht?
…………………………………………………
157
…..
Beelddiagram
Kapster Liana heeft een week lang haar klanten geteld.
Aantal klanten Liana’s kapsalon
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
2p
4
Hoeveel klanten zijn op maandag geweest?
…………………………………………………
2p
5
Hoeveel klanten zijn op dinsdag geweest?
…………………………………………………
1p
6
Op welke dag zijn de meeste klanten in Liana’s kapsalon geweest?
…………………………………………………
2p
7
Hoeveel klanten zijn deze week in de kapsalon geweest?
…………………………………………………
158
Staafdiagram
Aan alle tweedeklassers is een vraag gesteld. Welke sport doe je het liefst?
De leerlingen mogen maar één sport kiezen.
FAVORIETE SPORT
sport
voetbal
aantal leerlingen
60
basketbal
24
tennis
18
volleybal
26
3p
8
Teken het staafdiagram bij de tabel.
2p
9
Hoeveel leerlingen hebben meegedaan aan het onderzoek?
atletiek
5
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
159
geen
51
Lijndiagram
Dorien meet de temperatuur op 21 mei.
3p
10
Teken het lijndiagram
van de temperatuur.
2p
11
Tussen welke tijdstippen is de temperatuur boven de 20 °C?
……………………………………………………………………………………………………
2p
12
160
Op 21 mei was het bijna onbewolkt. Toch is het nog even bewolkt geweest.
Op welk tijdstip was dat ongeveer?
……………………………………………………………………………………………………
Steel-bladdiagram
Meneer van Gent maakt van de proefwerkcijfers een steel-bladdiagram.
2p
13
Hoeveel proefwerkcijfers staan in het
steelblad-diagram?
………………………………………
2p
14
Welk cijfer is het hoogste cijfer?
………………………………………
1p
15
Hoeveel leerlingen hebben een cijfer lager dan 6?
………………………………………
2p
16
Welk cijfer komt het meest voor?
………………………………………
Centrummaten
LEEFFTIJDEN CLUBLEDEN
Jan is 19 en zit op aikibudo, een vechtsport.
Hij schrijft de leeftijden van de rest van zijn
clubgenoten op.
1p
17
Hoeveel clubleden zijn er totaal?
19
22
20
24
20
28
21
20
25
30
22
27
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
18
Bereken de gemiddelde leeftijd.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
19
Welke leeftijd is de modus?
……………………………………………………………………………………………………
2p
20
161
Welke leeftijd is de mediaan?
18
20
19
19
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
162
Cirkeldiagram
Op een internationale school zitten leerlingen uit allerlei landen.
KLAS 2A
land
aantal
leerlingen
Engeland
Duitsland
Verenigde
Staten
China
Canada
4
8
5
3
5
percentage
hoek
1p
21
Hoeveel leerlingen zitten in klas 2A?
Schrijf je antwoord in de tabel.
2p
22
Bereken van elk land de percentages.
Zet de percentages in de tabel.
2p
23
Bereken van elk percentage de hoek.
Schrijf het erbij in de tabel.
2p
24
Teken het cirkeldiagram.
KLAS 2A
163
totaal
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 10 Inhoud en doorsneden.
40 punten te halen.
Naam: ……………………………
Klas: …………
Blokken berekenen
2p
1
Hoeveel blokjes heb je nodig voor
het bouwwerk hiernaast?
…………………………………………………
Inhoudseenheden
8p
2
Vul in.
8,2 m3
= ………………… dm3
2 m3
= ………………. dm3
6,5 dm3 = ………………… cm3
600 liter = ……………….. m3
800 cm3 = ……………… liter
6 liter
13 dl
3,5 liter = ……………….. cl
= ………………… liter
= ……………….. cc
Inhoud balk en kubus
3p
3
Bereken de inhoud van de balk.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
3p
4
164
Een kubus heeft ribben van 8 cm.
Bereken de inhoud van de kubus.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
Inhoud zwembad
Een zwembad heeft de vorm van een balk.
De lengte is 6 m, de breedte is 3,5 m en
het zwembad is 1,2 m diep.
2p
5
Hoeveel m3 is de inhoud van het zwembad?
………………………………………………………
………………………………………………………
2p
6
Hoeveel liter is dat?
………………………………………………………
………………………………………………………
Inhoud cilinder
Het blikje soep is 10,6 cm hoog.
De diameter is 6 cm.
3p
7
Bereken de inhoud van het blikje.
Rond af op een hele cm3.
………………………………………………………
………………………………………………………
2p
8
Hoeveel liter is de inhoud van het blikje?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
9
Hoeveel liter soep kan je daarvan koken?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
165
Inhoud prisma
4p
10
Hoeveel m3 is de ruimte in de tent?
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Inhoud kegel
Hiernaast zie je een kegel.
De diameter is 6 cm en de hoogte is 8 cm.
3p
11
Bereken de oppervlakte van het grondvlak.
Geef je antwoord in cm2. Rond af op 2 decimalen.
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
3p
12
Bereken de inhoud van de kegel
Rond af op hele cm3.
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
166
Doorsneden
3p
13
Een rookworst wordt op verschillende plaatsen doorgesneden.
Bekijk de doorsneden.
Zet het juiste nummer achter de hoofdletters.
167
A =
……
C =
……
B =
……
D =
……
E
=
……
Nakijkbladen proefwerk wiskunde
Bij getal & ruimte 2 VMBO-KGT deel 1 en 2
Proefwerk hoofdstuk 1 vlakke figuren
pagina 2
Proefwerk hoofdstuk 2 oppervlakte
pagina 7
Proefwerk hoofdstuk 3 kwadraten, wortels en formules
pagina 11
Proefwerk hoofdstuk 4 procenten
pagina 16
Proefwerk hoofdstuk 5 ruimtelijk kijken en tekenen
pagina 20
Proefwerk hoofdstuk 6 stelling van Pythagoras
pagina 24
Proefwerk hoofdstuk 7 vergelijkingen oplossen
pagina 28
Proefwerk hoofdstuk 8 vergroten en verkleinen
pagina 31
Proefwerk hoofdstuk 9 statistiek
pagina 34
Proefwerk hoofdstuk 10 inhoud en doorsneden
pagina 40
168
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 1 Vlakke figuren.
Er zijn totaal 40 punten te halen
Ruit
2p
1
Zet gelijke tekens in zijden die even
lang zijn.
2p
2
Teken de symmetrieassen met blauw.
3p
3
Zet gelijke tekens in de hoeken
die even groot zijn.
Vlakke figuren
3p
4
Schrijf onder de vlakke figuren de naam.
3p
5
Zet gelijke tekens in hoeken die even groot zijn.
169
K
Driehoeken
2p
6
Bereken ∠B in ∆ABC.
…… 180° - 52 – 50 = 78°…………….
…………………………………………………
2p
7
ΔABC is een rechthoekige driehoek.
∠A = 30°
Bereken ∠B .
…… 180° - 90 – 30 = 60°…………….
…………………………………………………
3p
8
Bereken de hoeken C 1 , C 2 , en D 1 .
…∠D 1 = ∠D 2 = 90° …………………∠C 1 = 180 – 90 – 30 = 60°……………
…∠C 2 = 90 – 60 = 30°…………………………………………………………………
Driehoeken tekenen
3p
9
170
Teken ∆KLM met KL = 4 cm, ∠K = 40° en ∠L = 60°.
3p
10
Teken ∆ABC met AB = 5 cm, BC = 6 cm en AC = 4 cm.
3p
11
Teken ∆PQR met PQ = 7 cm, ∠Q = 45° en QR = 4 cm.
171
Vierhoeken
3p
12
Onderzoek de vlieger op eigenschappen uit de tabel onderaan de
bladzijde.
Zet + of −.
3p
13
Onderzoek de ruit op eigenschappen uit de tabel.
Zet + of −.
vlieger
172
ruit
alle zijden even lang
-
+
vier hoeken samen 360°
+
+
vouwsymmetrisch
+
+
draaisymmetrisch
-
+
diagonalen even lang
-
-
twee of meer zijden even lang
+
+
diagonalen loodrecht op elkaar.
+
+
Hoeken berekenen in
een vierhoek
3p
14
In het parallellogram PQRS is ∠P = 74°.
Bereken de andere hoeken van het parallellogram.
…… ∠R = ∠P = 74° ∠S = ∠Q = (360° - 74 -74) : 2 = 106 ° ………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
15
Van de vlieger KLMN is ∠L = 92° en ∠M 124°.
Bereken de andere hoeken van de vlieger.
…… ∠N = ∠L = 92°
∠K = 360° - 124 – 92 – 92 = 52° ……………………
……………………………………………………………………………………………………
173
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 2 oppervlakte.
Er zijn totaal 45 punten te halen
Tegels leggen
3p
1
Jacqueline heeft een nieuwe kamer.
Wat is de oppervlakte in m2 van
haar kamer?
…… 4 x 6 + 2 x 2 = ……………………
…… 24 + 4 = 28 m2…………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
2p
2
Jacqueline legt tegels op de vloer.
In 1 pak tegels zit 2,5 m2.
Hoeveel pakken moet Jacqueline kopen?
……… 28 : 2,5 = 11,2…………………………
……… dus 12 pakken ………………………
2p
3
Hoeveel kosten die tegels in totaal?
……… 12 x 39,95 = 479,40 euro ………
………………………………………………………
3p
4
Om de vloer komt een nieuwe plint.
Hoeveel meter plint moet Jacqueline kopen?
……… 4 + 6 + 6 + 2 + 2 + 4 = 24 m …………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
174
K
Omrekenen
6p
5
Vul in.
3,5 km2 = 3 500 000 m2
5,8 m2
=
580 dm2
=
0,06
km2
1050 cm2
=
10,5 dm2
650 dm2 =
6,5
m2
425 mm2
=
4,25 cm2
6 hm2
Driehoeken
2p
6
Bereken de oppervlakte van ∆ABC.
……… ½ x 5 x 2 = 5 cm2 ………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
7
Bereken de oppervlakte van ∆DEF.
………½ x 3 x 2 = 3 cm2 …………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
3p
8
Bereken de oppervlakte van ∆PQR.
………PQ = 44 + 27 = 71 mm ………
………½ x 71 x 39 = 138,5 mm2 …….
…………………………………………………
175
Stomphoekige ∆
2p
9
Bereken de oppervlakte van ∆KLM.
…… ½ x 3 x 3 = 4,5 cm2 ………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Parallellogram
3p
10
Bereken de oppervlakte van
het parallellogram hiernaast.
… 3,5 x 4 = 14 cm2 ……………………….
…………………………………………………
…………………………………………………
Cirkel
Op het strand heeft iemand een cirkel in het zand getekend.
De straal is 3 dm en de diameter is 6 dm.
3p
11
Bereken de omtrek van deze cirkel.
Rond af op 2 decimalen.
……… 6 x π = 18,85 dm ……………………………………………………
3p
12
Bereken de oppervlakte van deze cirkel.
Rond af op 2 decimalen.
……… 3 x 3 x π = 28,27 dm2 ……………………………………………
176
Glazen bak
De bak is gemaakt van glas. Aan de bovenkant is de bak open.
3p
13
Hoeveel cm2 glas is er voor de bak gebruikt?
…… 2 x 20 x 20 = 800 ………
… 3 x 100 x 20 = 6 000 + ……
……………………… 6 800 cm2 ……
1p
14
Is dat meer of minder dan 1 m2?
… minder, namelijk 0, 68 m2 ………………….
Blik appelmoes
Het blik appelmoes heeft een diameter van 5 cm.
De hoogte van het blik is 15 cm.
1p
15
Welke vorm heeft het blik appelmoes?
…… Cilinder ………………………………………
2p
16
Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de bovenkant?
…… 2,5 x 2,5 x π = 19,63 cm2 ………………
……………………………………………………………
2p
17
Bereken de oppervlakte van de wikkel.
…… 5 x π = 15,71 cm……………………………
…… 15 x 15,71 = 235,65 cm2 …………………
2p
18
Bereken de oppervlakte van het hele blik.
…… 235,65 + 19,63 = 255,28 cm2 ………………………………………….
177
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 3 kwadraten, wortels en formules.
K
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Formules met deelstreep
Een verpakkingsbedrijf berekent de prijs voor een doos met een formule.
oppervlakte bodem + 2
prijs in € =
3
oppervlakte bodem in dm2
2p
1
Bereken de prijs voor een doos met een bodemoppervlakte van 18 dm2
…… (18 + 2) : 3 = 6,67 euro …………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
3p
2
Vul de tabel in.
oppervlakte
prijs in €
2p
3
15
5,67
16
6
17
6,33
18
6,67
19
7
20
7,33
25
9
Marieke wil een heel klein doosje met een bodem van 0,5 dm2.
Bereken de prijs van het doosje met de formule.
…… (0,5 + 2) : 3 = 0,83 euro …………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
1p
4
Waarom zou de formule niet gelden voor hele kleine doosjes?
…… Voor die lage prijzen kunnen ze niet worden gemaakt.…………
……………………………………………………………………………………………………
178
30
10,67
Kwadraten
2p
Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op.
5
( 5 + 2)2 – 5
32 + 2
7 x 8 +22 x 11
2x5
…… 72 – 5 …=………49 – 5 ……
9+2
… 56 + 4 x 11 …… = 56 + 44 ………
11
…… 44 …=……… 4 ……
10
……… 100 ……… = 10 ………………
11
2p
10
10
Bereken. Rond zo nodig af op één decimaal.
6
( 186 : 7 )2
2 + 17
56 + 5612 : 12
23
…… 706,04 : 19 = 37,2 ………………
…… 26 282,75 : 23 = 1 142,7 …………
…………………………………………………
…………………………………………………
Formules met kwadraten
Mieke rijdt op een motor. In de stad rijdt ze niet harder dan 52 km per uur.
Op de snelweg rijdt ze natuurlijk sneller. Op de invoegstrook trekt ze snel op.
Daarna rijdt ze de snelweg op.
De formule die hoort bij het optrekken is:
Snelheid = 52 + 2 x ( t )2
Snelheid in kilometer per uur. Tijd t in seconden.
2p
7
Mieke rijdt op de invoegstrook.
Wat is haar snelheid na 1 seconde?
………52 + 2 x ( 1 )2 = 54 km/uur ……………………………………………………
2p
8
Wat is haar snelheid na 3 seconden?
………52 + 2 x ( 3 )2 = 72 km/uur ………………………………………………………
179
2p
9
Klopt de formule nog voor 20 seconden? Leg ook uit waarom.
………52 + 2 x ( 20 )2 = 854 km/uur
dat klopt niet! …………………………
Deze formule is alleen voor het optrekken, ze zal bij de 120 km/uur niet nog verder optrekken.
Parabolen
Ruud doet aan speerwerpen. Bij zijn worp hoort de formule:
hoogte = - ( t )2 + 8 ( t )
Hoogte in meters, tijd in seconden.
2p
10
Hoe hoog is de speer na 2 seconden?
…… - ( 2 )2 + 8 ( 2 ) = -4 + 16 = 12 ………………………………
…………………………………………………………………………………
2p
11
Hoe hoog is de speer na 6 seconden?
…… - ( 6 )2 + 8 ( 6 ) = 12 …………………………………….………
…………………………………………………………………………………
3p
12
Vul de tabel in:
WORP RUUD
tijd in seconden
hoogte in m
0
0
3p
13
Teken de grafiek.
1p
14
Wat is het hoogste punt van
de speerworp?
1
7
……… 16 meter ……………………
……………………………………………
1p
15
Na hoeveel seconden komt de
speer weer op de grond?
……… na 8 sec. ……………………
……………………………………………
180
2
12
3
15
4
16
5
15
6
12
7
7
8
0
Wortels
2p
16
Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op.
100 − 20 − 4
2p
17
25 + 13× 4
…… 10 - √16 = …………………………
…… 5 +13 x 2 = …………………………
…… 10 – 4 = 6 …………………………
…… 5 + 26 = 31 …………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Bereken. Rond zo nodig af op twee decimalen.
(13 + 145) × 50
444 + 14× 4 : 3
…… 158 x √50 = 1 117,23 ……………
……… √500 : 3 = 7,45 …………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Formules met wortels
Voor de kust van Bali kun je op de golven surfen.
Bij de hoogte van de golven hoort de formule:
golfhoogte = 2 × windkracht .
golfhoogte in meter
let op: golfhoogte in meters afronden op 2 decimalen!
2p
18
Hoe hoog is een golf bij windkracht 4?
…… 2 x √4 = 2 x 2 = 4 …………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
2p
19
Hoe hoog is een golf bij windkracht 6?
………2 x √6 = 2 x 2,449 = 4,90 ……………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
181
3p
20
Vul de tabel in:
GOLFHOOGTE
windkracht
0
0
golfhoogte
1
2
2
3
4
2,83 3,46 4
5
6
7
8
9
4,47 4,90 5,29 5,66 6
3p
21
Teken de grafiek
1p
22
Als het erg hard waait kun je beter niet surfen.
Dat is als de golven hoger dan 5,5 meter zijn.
Welke windkracht hoort daarbij?
10 11 12
6,32 6,63 6,93
……… windkracht 7,6 (zie grafiek) ………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
182
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 4 procenten.
Er zijn totaal 36 punten te halen
Procenten en breuken
1p
1
Welk deel van de figuur is donker?
…… 3/8 ………………….
2p
2
Hoeveel procent is dat?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
100
12,5
37,5
8
1
3
Aantal
Dus het antwoord is: ……… 37,5 % …………
4p
3
Omcirkel wat meer is:
a 5% of
b
4
5
1
5
of 45%
c 12% of
d
4p
4
3
4
1
12
of 70%
Vul in < of > of =.
a 75% . > . 0,57
b 0,2 . = . 20%
c 0,34 . < . 34,5%
d 50% . >. 0,05
183
K
Percentage berekenen
In leerjaar 2 van het ALUMINIUMCOLLEGE zitten 217 leerlingen.
Daarvan komen er zes met de trein naar school.
2p
5
Hoeveel procent is dat?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal leerlingen
100
217
0,46
1
2,8
6
Dus het antwoord is: …… 2,8 % ……………………
In de tabel hieronder zie je de voorraad chips in de kantine van het
ALUMINIUMCOLLEGE.
smaak
aantal
1p
6
naturel
25
paprika
44
Hamkaas
3
sour
cream
12
curry
5
Hoeveel zakken chips zijn er op voorraad?
…… 25 + 44 + 3 + 12 + 5 + 18 = 107 ………
2p
7
Hoeveel procent van de voorraad is naturel?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
100
107
0,93
1
23,4
25
Dus het antwoord is: …… 23,4 %………
2p
8
Hoeveel procent van de voorraad chips heeft een currysmaak?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
100
107
0,93
1
4,7
5
Dus het antwoord is: …… 4,7 % ……………
2p
9
Welke smaak is 41,1% van de voorraad?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal
100
107
1
1,07
41,1
43,977
Dus het antwoord is: … Paprika…………
184
light
18
Rekenen met procenten
2p
10
Jelle krijgt per maand € 150 zakgeld. Daarvan besteedt hij 68% aan het
aanschaffen van kleding.
Hoeveel euro is dat per maand?
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal in €
100
150
1
1,50
68
102
Dus het antwoord is: …… 102 euro……………………
1p
11
Een bioscoopkaartje bij de RODE BIOSCOOP kost €12,50.
Op donderdag krijg je 40% korting.
Hoeveel euro korting krijg je?
……… 12,50 x 0,40 = 5 euro korting ……………………………….
……………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………….
1p
12
Jelle gaat met zijn vriendin op donderdag naar de bioscoop.
Hoeveel euro moet hij betalen voor de twee kaartjes?
………… 12,50 – 5 = 7,50 per kaartje ………………………………….
………… 7,50 x 2 = 15 euro totaal …………………………………….
Afname en toename in
procenten
1p
13
Een paar schaatsen kost € 67.
In de uitverkoop staan ze in de etalage voor € 50.
Hoeveel euro minder betaal je in de uitverkoop voor de schaatsen?
……… 67 – 50 = 17 euro minder ……………………………………….
1p
14
Hoeveel procent is de korting op de schaatsen in opgave 13?
……… (100 : 67) x 17 = 25,4 % ………………………………………….
……………………………………………………………………………………….
185
186
5p
15
Vul de tabel in. Rond prijzen af op 5 eurocent.
artikel
oude prijs
broodje
gezond
broodje
kroket
broodje ei
nieuwe
prijs
€ 1,50
€ 1,75
toename of
afname in
€
+ 0,25
€ 1,50
€ 1,15
- 0,35
– 25%
€ 1,80
€ 1,40
– € 0,40
- 22,2%
Cirkeldiagram
Het cirkeldiagram hiernaast gaat over
leerlingen die ‘s morgens te laat komen op
het KANAALCOLLEGE.
De conciërge vraagt aan de leerlingen
waarom ze te laat zijn.
1p
16
Hoeveel leerlingen komen te laat?
…… 20 leerlingen ……………….
2p
17
Bereken bij hoeveel leerlingen de bus
te laat is.
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal leerlingen
100
20
1
0,2
40
8
Dus het antwoord is: …… 8 leerlingen ……………
2p
18
Bereken hoeveel leerlingen geen reden hebben
om te laat te komen.
Gebruik een verhoudingstabel.
Procent
Aantal leerlingen
100
20
1
0,2
15
3
Dus het antwoord is: …… 3 leerlingen ……………
187
toename of
afname in
%
+ 16,7%
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1
Hoofdstuk 5 ruimtelijk kijken en tekenen.
Er zijn totaal 42 punten te halen.
Diepte zien
3p
1
Welke ribben zijn gestippeld?
…… AD, DH, en CD ………
2p
2
Kleur het rechterzijvlak.
3p
3
Welke vlak is het achtervlak?
……… DCGH …………………
3p
4
Van welke vlakken is ribbe AD een zijde
…… ADEH en ABCD ……
Kubus en balk tekenen
5p
5
188
Teken een kubus PQRS TUVW met ribben van 4 cm.
K
6
Teken balk ABCD EFGH.
AB = 5 cm, AE = 3 cm, BC = 8 cm.
6p
Prisma
3p
7
Welke twee ruimtefiguren zijn prima’s?
………… 1 en 4 …………………
2p
8
189
Kleur van de prisma’s het grondvlak.
Evenwijdige, snijdende
en kruisende lijnen
3p
9
Zeg van de volgende ribben of ze elkaar snijden,
evenwijdig zijn of dat ze elkaar kruisen.
AB en HG
… evenwijdig …………
AB en FG
… kruisen ………………
AB en BC
… snijden ………………
Tekenen in perspectief
2p
10 Teken de rechterkant van de weg vanuit A.
Zorg dat het een perspectieftekening wordt.
190
Aanzichten
2p
11 Hoeveel blokjes zijn er gebruikt voor dit bouwwerk?
……… 31 ……………………………
1
1
1
1
1
3
3
2
2
4
1
2
2
4
1
2
4p
12 Teken het vooraanzicht van het bouwwerk.
4p
13 Teken het rechterzijaanzicht.
191
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 6 Stelling van Pythagoras.
K
Er zijn totaal 45 punten te halen.
Kwadraten en wortels
6p
6p
1
2
Bereken de kwadraten van de volgende getallen.
16
… 256 …
8
… 64 …
4,5
… 20,25 …
14
… 196 …
11
… 212 …
8,2
… 67,24 …
Bereken en rond af op twee decimalen.
85
= … 9,22 …
2000 = … 44,72 …
5
= … 2,24 …
Pythagoras
3p
3
Bereken van elke zijde het kwadraat.
10cm
…… 62 = 36 ……………
…… 82 = 64 ……………
…… 102 = 100 …………
2p
4
Is de driehoek rechthoekig?
Laat dit met een berekening zien.
Ja / nee, want …… 36 + 64 = 100 ……………………………………
192
Berekeningen met
Pythagoras
3p
5
Vul het schema in en bereken de lengte van KL.
3p
6
Bereken de lengte van AB.
Rond af op één decimaal.
AC = 18
korte zijde
AB = ?
324
117 +
langste zijde
CB = 21
441
korte zijde
…… AB =√117 = 10,8 …
3p
7
Bereken de lengte van QR.
Rond af op één decimaal.
PQ = 9,5
korte zijde
PR = 7
90,25
49 +
langste zijde
QR = ?
139,25
korte zijde
…… QR =√139,25 = 11,8 …
193
4p
8
Bereken de lengte van FG.
Rond af op één decimaal.
korte zijde GE = 12
korte zijde FG = ?
144
112 +
langste zijde FE = 16
256
…… FG =√112 = 10,6 …
4p
9
Bereken de lengte van DE.
Rond af op één decimaal.
korte zijde
FG = 10,6 112
korte zijde
DE = ?
32 +
langste zijde
DF = 12
144
…… QR =√32 = 5,7…
Theorie vraag
2p
10 Wat is de stelling van Pythagoras?
a.
b.
c.
194
√korte zijde + √andere korte zijde = lange zijde
korte zijde² + andere korte zijde² = lange zijde²
√lange zijde + korte zijde² = andere korte zijde²
Toepassingen
Martin zet een ladder tegen de muur van zijn huis.
4p
11 Hoe ver staat de onderkant van de ladder van de muur af?
Rond af op 2 decimalen.
?
korte zijde
3,4
langste zijde 3,5
korte zijde
0,69
11,56 +
12,25
…… √0,69 = 0,83 meter …
5p
12 Bereken de hoogte van het huis.
Rond af op 2 decimalen.
?
korte zijde
4
langste zijde 4,5
korte zijde
4,25
16 +
20,25
…… √4,25 = 2,06 meter ……
… 2,06 + 5,2 = 7,26 meter …
195
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 7 Vergelijkingen oplossen.
K
Er zijn totaal 36 punten te halen.
Bijbaantje
1
Femke en Nick hebben een bijbaantje.
Hun verdiensten in euro's bereken je met formules.
Femke: verdiensten = 4,50 + 2,50 × aantal uren
Nick:
verdiensten = 3,00 + 2,75 × aantal uren
Vul de tabellen in.
Femke
3p
aantal uren
0
1
2
3
4
5
verdiensten
4,50
7
9,50
12
14,50
17
aantal uren
0
1
2
3
4
5
verdiensten
3
5,75
8,50
11,25
14
16,75
Nick
3p
4p
2
Teken op de volgende bladzijde de grafieken van Femke en Nick.
2p
3
Na hoeveel uren verdienen Femke en Nick evenveel?
…… na 6 uur (verdienen ze beiden 19,50 euro) ………………………
1p
4
Wie verdient het meest na 4 uur werken?
…… Femke ……………………………………………………………………
1p
5
Wie verdient het meest na 8 uur werken?
…… Nick ………………………………………………………………………
196
Hondenvoer
Poef is een herdershond.
Per dag eet hij 0,6 kg
hondenbrokken.
In een zak hondenbrokken zit 24 kg.
Na een aantal dagen is er nog 10,2 kg over.
Hierbij hoort de vergelijking:
24 − 0,6 × aantal dagen = 10,2
3p
6
Los de vergelijking op.
…… 24 x 0,6 x (20) = 12 ……………………………………………
…… 24 x 0,6 x (23) = 10,2 …………………………………………
1p
7
Na hoeveel dagen is er nog 10,2 kg over? …… na 23 dagen …
2p
8
Na een aantal dagen is het voer op.
Welke vergelijking hoort hierbij?
9
Los de vergelijking op. Na hoeveel dagen is het voer op?
3p
… 24 x 0,6 x aantal dagen = 0 …
…… 24 x 0,6 x (30) = 6 ………………… 24 x 0,6 x (40) = 0 …………
…… dus na 40 dagen is het voer op.………………………………….
197
Oplossen met de
balansmethode
2p
10 Bij de balans hoort de vergelijking :
4b + 1 = b + 10
Je haalt aan beide kanten 1 boek weg.
Welk bordje hoort nu bij de balans? Kleur het goede bordje in.
Kies uit:
2p
11 Los de vergelijking op.
…… 4b + 1 = b + 10 …………… (- 1b) ………………………
…… 3b + 1 = 10 ………………… (- 1) …………………………
…… 3b = 9 dus b = 9 : 3 = 3 …………………………………
1p
12 Hoeveel weegt één boek?
……… 1 boek weegt dan 3 kg ………………….…
4p
13 Los op met de balansmethode.
3t + 8 = 26
(-8)
…… 3t = 18 ……………( :3 ) ……………………………
…… t = 6 …………………………………………………
………………………………..……………………………
4p
14 Los op met de balansmethode.
-5a – 12 = 33
(+12)
…… -5a = 45 ……………( : -5 ) …………………………
…… a = - 9 …………………………….…………………
198
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
Hoofdstuk 8 Vergroten en verkleinen.
Er zijn totaal 30 punten te halen.
Vergrotingsfactor
Marleen kopieert een foto.
Zij stelt het kopieerapparaat in op 120%.
2p
1
Welke vergrotingsfactor hoort daarbij?
…… vergrotingsfactor 1,2 ……………
2p
2
Wordt de foto nu groter of kleiner?
…… groter …………………………………….
2p
3
De foto is 15 bij 20 cm.
Wat zijn de maten van de kopie?
…… 1,2 x 15 = 18 cm en 1,2 x 20 = 24 cm ……………….
…… dus 18 cm bij 24 cm ………………………………………….
Hiernaast zie je 2 vierkanten.
Vierkant B is een vergroting van
vierkant A.
2p
4
Bereken de vergrotingsfactor.
…… 5 : 2 = 2,5 …………………………………
………………………………………………………
199
K
Gelijkvormige driehoeken
∆ …QRP…
2p
5
Vul in: ∆ ABC
4p
6
Teken een vergroting van ∆KLM.
Gebruik vergrotingsfactor 1,5.
Noem de nieuwe driehoek ∆DEF
4p
7
Teken een verkleining van ∆KLM.
Gebruik vergrotingsfactor 0,5.
Noem de nieuwe driehoek ∆STU
200
Schaal
De Eiffeltoren is 324 meter hoog.
Er is een model gemaakt op schaal 1 : 3000.
2p
8
Hoeveel cm is 324 meter?
…… 32 400 cm……………………………
3p
9
Hoe hoog is het model van de Eiffeltoren?
…… 32 400 : 3 000 = 10,8 cm ……
3p
10
Dit model van VW T1 busje is op schaal 1 : 18 gemaakt.
Dit model is 23 cm lang.
Hoe lang is een VW T1 in werkelijkheid?
… 23 x 18 = 414 cm, dus 4,14 m …
Vergroting
4p
11
201
Teken een vergroting van de ster.
Gebruik vergrotingsfactor 2.
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 9 Stastiek.
45 punten te halen
Turftabel
Bakker Bruin turft de broden die hij verkoopt.
Verkoop brood Bakker Bruin
witbrood
volkoren brood
bruin brood
tijgerbrood
stokbrood
//// //// //// //// ///
23
//// //// //// //// //// //// //
32
//// //// //// //
17
//// //// //// ////
19
//// //// //
12
totaal
1p
1
Hoeveel volkoren broden heeft de bakker verkocht?
……… 32 volkoren broden ……………………
3p
2
Vul de tabel verder in.
1p
3
Hoeveel broden heeft de bakker in
totaal verkocht?
……… 103 ……………………………………
202
103
Beelddiagram
Kapster Liana heeft een week lang haar klanten geteld.
Aantal klanten Liana’s kapsalon
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
2p
4
Hoeveel klanten zijn op maandag geweest?
……… 70 klanten ………………………
2p
5
Hoeveel klanten zijn op dinsdag geweest?
……… 45 klanten ………………………
1p
6
Op welke dag zijn de meeste klanten in Liana’s kapsalon geweest?
……… zaterdag ………………………
2p
7
Hoeveel klanten zijn deze week in de kapsalon geweest?
……… 455 klanten ………………………
203
Staafdiagram
Aan alle tweedeklassers is een vraag gesteld. Welke sport doe je het liefst?
De leerlingen mogen maar één sport kiezen.
FAVORIETE SPORT
sport
voetbal
aantal leerlingen
60
basketbal
24
tennis
18
volleybal
26
3p
8
Teken het staafdiagram bij de tabel.
2p
9
Hoeveel leerlingen hebben meegedaan aan het onderzoek?
atletiek
5
………… 60 + 24 + 18 + 26 + 5 + 51 = 184 leerlingen ………………………
……………………………………………………………………………………………………
204
geen
51
Lijndiagram
Dorien meet de temperatuur op
21 mei.
tijd
temperatuur
8.00 uur
9.00 uur
10.00 uur
11.00 uur
12.00 uur
13.00 uur
14.00 uur
15.00 uur
16.00 uur
17.00 uur
13,5 ° C
14,5 ° C
15,6 ° C
17,1 ° C
15,5 ° C
19,6 ° C
21,2 ° C
20,2 ° C
19,8 ° C
19,2 ° C
3p
10
Teken het lijndiagram
van de temperatuur.
2p
11
Tussen welke tijdstippen is de temperatuur boven de 20 °C?
……… tussen 13.10u en 15.20u ……………………………………………………
2p
12
Op 21 mei was het bijna onbewolkt. Toch is het nog even bewolkt geweest.
Op welk tijdstip was dat ongeveer?
……… tussen 11.10u en 12.00u ………………………………………………………………………
205
Steel-bladdiagram
Meneer van Gent maakt van de proefwerkcijfers een steel-bladdiagram.
2p
13
Hoeveel proefwerkcijfers staan in het
steelblad-diagram?
… 20 cijfers ………………………
2p
14
Welk cijfer is het hoogste cijfer?
… een 9,5 …………………………
1p
15
Hoeveel leerlingen hebben een cijfer lager dan 6?
… 4 leerlingen ……………………
2p
16
Welk cijfer komt het meest voor?
… een 7,2 …………………………
Centrummaten
Jan is 19 en zit op aikibudo, een vechtsport.
Hij schrijft de leeftijden van de rest van zijn clubgenoten op.
LEEFFTIJDEN CLUBLEDEN
19
22
20
24
1p
17
20
28
21
20
25
30
22
27
18
20
19
19
Hoeveel clubleden zijn er totaal?
……… totaal zijn er 16 clubleden …………………………………………………
2p
18
Bereken de gemiddelde leeftijd.
… (19+20+25+18+22+28+30+20+20+21+22+19+24+20+27+19) : 16 = 22,125…
De gemiddelde leeftijd is dus 22 jaar.
2p
19
Welke leeftijd is de modus?
…… de leeftijd 20 komt wel 4x voor …………………………………………
2p
20
Welke leeftijd is de mediaan? 18 19 19 19 20 20 20 20 21 22 22 24 25 27 28 30
…… de mediaan is 20,5 ………………………………………………………………
206
Cirkeldiagram
Op een internationale school zitten leerlingen uit allerlei landen.
KLAS 2A
land
aantal
leerlingen
percentage
hoek
Engeland
Duitsland
Verenigde
Staten
China
Canada
totaal
4
8
5
3
5
25
16
57,6
32
115,2
20
72
12
43,2
20
72
100
360
1p
21
Hoeveel leerlingen zitten in klas 2A?
Schrijf je antwoord in de tabel.
2p
22
Bereken van elk land de percentages.
Zet de percentages in de tabel.
2p
23
Bereken van elk percentage de hoek.
Schrijf het erbij in de tabel.
2p
24
Teken het cirkeldiagram.
KLAS 2A
207
PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2
K
Hoofdstuk 10 Inhoud en doorsneden.
40 punten te halen.
Blokken berekenen
2p
1
Hoeveel blokjes heb je nodig voor
het bouwwerk hiernaast?
…… 13 blokjes……………………
Inhoudseenheden
8p
2 Vul in.
8,2 m3
= … 8 200 … dm3
2 m3
= … 2 000 … dm3
6,5 dm3 = … 6 500 … cm3
600 liter = … 0,6 …… m3
800 cm3 = … 0,8 …… liter
6 liter
13 dl
= … 1,3 …… liter
= … 6 000 … cc
3,5 liter = … 350 …… cl
Inhoud balk en kubus
3p
3
Bereken de inhoud van de balk.
……… 10 x 3 x 6 = 1 800 cm3…………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
3p
4
Een kubus heeft ribben van 8 cm.
Bereken de inhoud van de kubus.
……… 8 x 8 x 8 = 512 cm3…………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
208
Inhoud zwembad
Een zwembad heeft de vorm van een balk.
De lengte is 6 m, de breedte is 3,5 m en
het zwembad is 1,2 m diep.
2p
5
Hoeveel m3 is de inhoud van het zwembad?
…… 6 x 3,5 x 1,2 = 25,2 m3……………………
………………………………………………………
2p
6
Hoeveel liter is dat?
…… 25,2 m3 = 25 200 l………………………
………………………………………………………
Inhoud cilinder
Het blikje soep is 10,6 cm hoog.
De diameter is 6 cm.
3p
7
Bereken de inhoud van het blikje.
Rond af op een hele cm3.
……… 32 x π x 10,6 = ………………………
……… 9 x π x 10,6 = 300 cm3 ……………
2p
8
Hoeveel liter is de inhoud van het blikje?
……… 300 cm3 = 0,3 l …………………………………………………………………..
……………………………………………………………………………………………………
2p
9
Hoeveel liter soep kan je daarvan koken?
……… 0,3 x 8 = 2,4 l …………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………
209
Inhoud prisma
4p
3
10 Hoeveel m is de ruimte in de tent?
…… ½ x 3,6 x 2,2 x 1,8 = ……………
…… 3,96 x 1,8 = 7,128 m3 ……………
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
Inhoud kegel
Hiernaast zie je een kegel.
De diameter is 6 cm en de hoogte is 8 cm.
3p
11 Bereken de oppervlakte van het grondvlak.
Geef je antwoord in cm2. Rond af op 2 decimalen.
…… 32 x π = 9 π = 28,27 cm2 ……
…………………………………………………
…………………………………………………
…………………………………………………
3p
12 Bereken de inhoud van de kegel
Rond af op hele cm3.
…… 1/3 x 28,27 x 8 = 75 cm3 …………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
210
Doorsneden
3p
13 Een rookworst wordt op verschillende plaatsen doorgesneden.
Bekijk de doorsneden.
Zet het juiste nummer achter de hoofdletters.
211
A =
…1…
C
=
…2…
B =
…3…
D
=
…5…
E
=
…4…
Download