Schoolproject repetitie Door: Bianca Toonen Studentnummer: 1518109 Begeleider Archimedes: Jantien Stam Inhoud: Contractformulier Startdocument Theorieverslag Repetitie’s klas 1 Nakijkbladen klas 1 Repetitie’s klas 2 Nakijkbladen klas 2 [Geef tekst op] Bijlage 20 Contractformulier Schoolproject Gegevens student(en) Naam: Studentnummer: Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer: Email: Bianca Toonen 1518109 Renswoudsestraatweg 21 6741 ME Lunteren 06 13369943 [email protected] / [email protected] Gegevens opdrachtgever: Naam begeleider: Adres: Postcode en plaats: Telefoon: Email: Olcay Topal Kaliumweg 2 3812 PT Amersfoort 033 4602600 [email protected] Beide partijen zijn overeengekomen: dat het probleem / de vraag: De repetitie’s die bij de nieuwe boeken van de onderbouw horen niet aan onze wensen voldoen. Daarom ga ik (Bianca) nieuwe repetitie’s maken voor de onderbouw kader klassen. wordt beantwoord door het leveren van het volgende eindproduct: De repetitie’s bij elk hoofdstuk van de onderbouw kader klassen met normering en nakijkblad. waaraan de volgende eisen worden gesteld: De repetitie’s moeten op het blaadje zelf in te vullen zijn door de leerlingen.Ook moeten de leerlingen tijdens de repetitie kunnen zien hoeveel punten er per som zijn te halen. Begeleiding van de student vindt op de volgende manier plaats: Wekelijks contact tijdens een afgesproken tijdstip of via mail. Plaats en datum van afsluiting: Amersfoort, februari 2012 In tweevoud opgemaakt te (plaats): ________________________________________________ op (datum): __________________ Naam opdrachtgever: [Geef tekst op] Naam student: Handtekening: Handtekening: Bijlage 21 Startdocument Schoolproject Voor je tot uitvoering van je schoolproject overgaat maak je een plan van aanpak. Hiervoor is dit startdocument bedoeld. Dit plan van aanpak gebruik je om de gemaakte afspraken (uit het contractformulier) en je werkwijze verder te concretiseren. Voordat je het plan gaat schrijven doe je er goed aan literatuur over het onderwerp op te zoeken en met je opdrachtgever op school te bespreken over de producteisen. Schoolproject en cursuscode Dit plan van aanpak betreft schoolproject 3A, 3B, 3C, 4A, 4B.. (Doorhalen wat niet van toepassing is) In mijn studieoverzicht op Osiris staat dit schoolproject vermeld met cursuscode: OAR-H2SCPR3BD-05 Omschrijf kort welke feiten en omstandigheden de aanleiding vormen voor dit project. Context Wat zijn de verdere achtergronden van je opdracht, wat is de doelgroep, wat is het team waarbinnen je de opdracht gaat uitvoeren? Wie maken deel uit van de groep collega’s die belang hebben bij dit project? Dit jaar zijn wij in de onderbouw overgestapt op een nieuwe versie van het wiskunde boek getal en ruimte. Hier zitten ook nieuwe repetities bij. Vorig jaar kregen de basis en de kader leerlingen invulrepetities. Bij deze nieuwe versie zitten alleen invulrepetities voor de basis klassen. Voor kader zijn er repetities die op een los blaadje gemaakt moeten worden. De vakgroep wiskunde wil ook voor de kader klassen weer invulrepetities. Waarvoor moet het product een antwoord/oplossing gaan bieden? Knelpunten Wat zijn de problemen en vragen precies? Welke behoeften spelen een rol? Nu krijgen de kader klassen een repetitie die op een losblaadje gemaakt moet worden. Wel krijgen ze er een werkblad bij, waar de meeste tabellen en grafieken al op staan. Het is voor de leerlingen fijner om alles op 1 blad te kunnen maken. Ook is het voor het nabespreken makkelijker als ook de vragen op het antwoordenblad van de leerlingen staan. Verkenning [Geef tekst op] vanuit de Welke informatie uit de (eigen) schoolpraktijk heb je nodig; Hoe ga je die verzamelen? praktijk Ik ga de repetities die er nog zijn van vorig jaar en die nu bij de nieuwe boeken zitten gebruiken. Ook zal ik een aantal repetities zelf gaan geven dit jaar. Ik verwacht dat ook een aantal collega’s dit jaar al gebruik zullen maken van de repetities die ik ga maken. Verkenning Literatuur vanuit de Welke literatuur, deskundigheid en andere informatiebronnen over het onderwerp ga je raadplegen? Ik wil het boek ‘het samenstellen, afnemen en nakijken van een proefwerk’ van het APS raadplegen. Daarnaast zal ik collega’s om feedback vragen. De studieboeken getal en ruimte 1 VMBO-KGT deel 1 en 2 en getal en ruimte 2 VMBO-KGT deel 1 en 2 zullen als uitgangspunt dienen. Met de repetities toetsen we tenslotte of leerlingen de stof uit deze boeken beheersen. Leerdoelen Omschrijf jouw eigen leerdoelen bij de uitvoering van dit schoolproject, uitgedrukt in indicatoren van de SBL-competenties. Competentie 3: vakinhoudelijk en didacties - Ik beoordeel het werk en de werkwijze van leerlingen op betrouwbare wijze. - Ik kan leerstof/leeractiviteiten aanpassen aan het niveau van de leerlingen en aan de mate waarin de doelen zijn bereikt. - Ik maak actief gebruik van de voorkennis van leerlingen en sluit aan bij hun belevingswereld. Competentie 5: samenwerken met collega’s - Ik vraag hulp van en bied hulp aan collega’s. - Ik neem (ook) verantwoordelijkheid voor de taak (van anderen). - Ik denk mee over en werk mee aan vernieuwingen binnen de school. - Ik kom afspraken na. Competentie 7: reflectie - Ik sta open voor andere visies en ideeën. [Geef tekst op] - Ik gebruik collegiale hulp. Opdrachtspecificaties Hoe gaat het product eruit zien? Uit welke onderdelen bestaat het? Wat zijn de eisen per onderdeel? Hoe ga je het product in school overdragen? Het product zal bestaan uit een verslag over de gelezen literatuur. En repetities bij elk hoofdstuk van de eerste en tweede klas kader. (Totaal 21 repetities) Deze moeten op het blad zelf invulbaar zijn en van een goed niveau. Ook moet er een puntentelling bij staan. Daarnaast zal ik bij iedere repetitie een nakijkblad maken. Wanneer ik de repetities af heb zal ik ze ook in het ‘wiskundemapje’ plaatsen, zodat iedere docent ze (op een schoolcomputer) kan vinden. Wanneer alle producten af zijn zal ik mijn ervaringen in een eindverslag zetten. Planning Wanneer gebeurt er wat, door wie en waar? Maak een planning per week. Ik heb hier en daar al wat informatie verzameld, zoals bijvoorbeeld een aantal bestaande repetities van de nieuwe versie en die van voorgaande jaren. Ik ga in… Week 2/3: theorie bestuderen en hiervan een verslag maken. Week 3: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 4 maken. En deze zelf bij mijn klassen geven. Week 4: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 5 maken. En verslag maken over de gegeven repetitie. Week 5: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 1 en 2 maken. Week 6: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 3 en 6 maken. [Geef tekst op] En collega’s vragen om feedback over de repetities van hfst. 1 t/m 5. Week 7: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 7 en 8 maken. Week 8: repetitie voor klas 1 en 2 over hfst. 9, 10 en 11 maken. Week 9: collega’s vragen om feedback over de repetities van hfst. 6 t/m 11. Week 10: feedback verzamelen en eventueel repetities aanpassen. Week 11: alle repetities verzamelen als eindproduct en daar een eindverslag bij schrijven. Opdrachtgever(s) in school Naam: Handtekening akkoord? Is de opdrachtgever van het schoolproject akkoord met dit startdocument? IO akkoord? Is de IO akkoord? Handtekening Bij het plaatsen van Nummer van mijn Schoolproject: schoolproject op de kennisbank Archimedes 3390 heeft je schoolproject een nummer gekregen. Vermeld dit hiernaast. [Geef tekst op] nummer Theorie verslag voor schoolproject repetitie. Uit het boek ‘het samenstellen, afnemen en nakijken van een proefwerk’ (van het APS) heb ik veel gehad ter voorbereiding van mijn schoolproject. Ik ga voor klas 1 en 2 nieuwe repetities maken bij het wiskunde boek van getal en ruimte VMBO-KGT. De dingen waar ik goed op wil gaan letten zijn als volgt: De toets. De eerste opgave van de toets moet eigenlijk voor iedere leerling te doen zijn. Wanneer de eerste opgave al moeilijk is kan dit demotiverend werken en heb je kans dat de leerling dicht klapt. Zeker voor leerlingen met faalangst is dit een belangrijk punt. Het proefwerk mag contexten bevatten. Hierbij kan je kiezen voor een context die leerlingen in het boek ook al hebben gehad. Maar je kan ook juist een nieuwe context gebruiken, om te kijken of leerlingen de theorie zodanig beheersen dat ze het geleerde toe kunnen passen in nieuwe situaties. Het is daarbij wel belangrijk dat je niet teveel nieuwe contexten aanbied. De formulering van de vragen in de toets moet aansluiten bij die van het boek. Het is heel belangrijk dat de leerlingen goed weten waar de toets over gaat. De docent moet alle toetsstof hebben behandeld. Ook moet de docent de leerlingen vertellen over welke paragraven/opgaven de toets zal gaan. Er moet een evenwichtige verdeling zijn tussen open en gesloten vragen. (Ongeveer zoals de opgaven in het boek). Er moet ook een evenwichtige verdeling zijn tussen elementaire en complexe vragen. Daarbij moeten sommige vragen door voldoende oefening en voldoende routine uit te werken zijn, ook moeten er vragen zijn waar iets meer voor nodig is. (Ook dit moet vergelijkbaar zijn met de opgaven in het boek). De leerlingen moeten ruim voldoende de tijd hebben om de opgaven uit te werken. Het liefste zou ook een zwakke leerling nog tijd over moeten hebben om zijn toets nog eens door te nemen wanneer hij klaar is. Het uitwerken van de toets zou de docent maximaal 1/3 van de tijd mogen kosten, vergleken met de tijd die de leerlingen krijgen voor de toets. Een tweede versie. Een tip uit het boek: Wanneer je een toets aan het maken ben, maak dan gelijk een tweede versie voor bijvoorbeeld inhalers/herkansers. Dit kost je op dat moment minder tijd. Je kan voor een tweede versie bijvoorbeeld: alle getallen veranderen, de opgaven in een andere volgorde zetten. Houd wel in de gaten dat de toetsen dezelfde doelstellingen hebben en dus niet teveel van elkaar mogen verschillen. Zeker niet wat betreft het niveau. [Geef tekst op] De normering. Misschien dat de normering nog wel het lastigste deel is bij het maken van een proefwerk. Heeft een leerling met een voldoende ook een voldoende verdiend? We zouden graag willen dat iedere leerling met een voldoende, ook over voldoende voorkennis beschikt om in een aansluitend hoofdstuk ook verder te kunnen. Daartegenover zou een leerling die alleen zijn gezond verstand en een rekenmachine gebruikt, maar niet heeft geleerd, een onvoldoende moeten halen. Maar hoe kan je dit bereiken? Een aantal eisen aan een goede normering zijn: Het maximaal aantal te behalen punten per onderdeel is van tevoren vastgesteld en moet bij de leerlingen bekend zijn tijdens het maken van de toets. Je geeft een leerling punten voor zijn prestaties i.p.v. punten aftrekken voor fouten. (Deze eis heeft vooral een waarde op psychologisch gebied.) Elke deelvraag die een apart leerstofonderdeel toets kan ook apart punten opleveren. We hechten veel waarde aan kernopgaven, daarom moeten deze ook meer punten opleveren dan opgaven over bijzaken. Om nog even terug te komen op de vraag of leerlingen met een voldoende ook een voldoende verdiend hebben: Je kan van elk onderdeel vaststellen of leerlingen dat moeten beheersen. Dan ga je eerst punten toekennen aan de onderdelen die leerlingen moet kunnen maken om een voldoende te halen. Daarmee stel je ook het aantal punten vast, wat een voldoende oplevert. Daarna ga je de rest van de punten verdelen over de overige vragen (die niet bij de kernvragen horen). Daarbij is het wel goed om te kijken of een leerling makkelijk met de overige vragen kan compenseren. Is dit te makkelijk of juist te moeilijk? De manier van punten toekennen en het cijfer daaruit te berekenen moet voor elke leerling controleerbaar zijn. Wanneer je vast gesteld heb hoeveel punten een voldoende (5,5) opleveren en hoeveel punten een 10 opleveren (het totaal van alle punten), dan heb je twee ijkpunten. Of je deze twee ijkpunten gebruikt voor het voortzetten van een lineaire grafiek kan je later nog beslissen. Al met al een hoop eisen. Als docent kan je niet altijd rekening houden met al deze eisen. De tijd is helaas een sterk beperkende factor. Iemand die elke week een proefwerk moet afnemen en beoordelen zal niet in staat zijn om alle factoren steeds weer bewust te overwegen. Voornemens. Ik ga mijn best doen om per proefwerk aan zoveel mogelijk eisen (uit dit verslag) te voldoen. [Geef tekst op] Hierbij kan ik gebruik maken van de al bestaande repetities die meegeleverd worden bij de wiskunde methode getal en ruimte. Daarnaast wil ik mijn collega’s om feedback vragen op de repetities die ik maak. Ook wil ik een aantal repetities dit schooljaar nog geven aan de leerlingen die ik les geef. Hierdoor hoop ik in beeld te krijgen of de repetities die ik maak, ook goed zijn. [Geef tekst op] PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K hoofdstuk 1 Ruimtefiguren Er zijn totaal 45 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Ruimtefiguren 2p 1 Vul achter de voorwerpen de wiskundige naam in. voorwerp wiskundige naam blikje Cola dobbelsteen boek puntmuts 4p 2 hoeveel platte vlakken hoeveel gebogen vlakken Vul in de tabel hierboven ook de andere kolommen in. Kubus 2p 3 Hoeveel vlakken heeft een kubus? ………………………………….. 1p 4 Welke vorm hebben die vlakken? ………………………………….. 2p 5 Hoeveel ribben heeft een kubus? ………………………………….. 1p 6 Zet de letters A tot en met H bij de hoekpunten van de kubus. [Geef tekst op] [Geef tekst op] 3p 7 Hieronder staat een rooster. Maak de uitslag van de kubus af. Vierkant 2p 8 Hier naast zie je het begin van vierkant PQRS. Maak het vierkant af. 1p 9 Zet ook de letters P en S bij de hoekpunten. 1p 10 Teken de diagonalen. 2p 11 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar? ja / nee [Geef tekst op] Balk 1p 12 Welk vlak is even groot als BCGF? …………………… 2p 13 Teken hiernaast het vlak ABFE op ware grootte. 1p 14 Zet de juiste letters bij de hoekpunten. 1p 15 Welke vorm heeft ABFE? ………………………………….. 1p 16 Teken de diagonalen. 2p 17 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar? ja / nee [Geef tekst op] Cilinder 3p 18 Noem 3 voorwerpen die de vorm van een cilinder hebben. 1………………………………….. 2………………………………….. 3………………………………….. 1p 19 Teken hiernaast het grondvlak van de cilinder op ware grootte. 3p 20 Teken in het grondvlak een diameter en een straal. 2p 21 Zet de woorden “straal” en “diameter” op de goede plaats erbij. 1p 22 Welke vorm heeft het grondvlak? ………………………………….. [Geef tekst op] Piramide 2p 2p 23 Kleur het grondvlak van de piramide. 24 Sommige van de figuren hieronder zijn een uitslag van de piramide. Welke niet? ………………………………….. 2p 25 Kleur in de goede uitslagen het grondvlak van de piramide. Einde van de Repetitie, kijk je antwoorden nog eens door. [Geef tekst op] PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 2 Getallen Er zijn totaal 40 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Decimale getallen 1p 1 Hoeveel decimalen heeft het getal 5,038? ………………………………….. 1p 2 Hoeveel decimalen heeft 503,8? ………………………………….. 4p 3 Vul < of > in: 0,29 … 0,3 2,83 … 6,13 … 6,3 7,33 … 2,803 37,3 Grote getallen 3p 4 Schrijf met alleen cijfers. Dertig duizend …………………………………. 122 miljard …………………………………. 1,5 miljoen …………………………………. Breuken 2p 5 a kleur 1 4 deel rood figuur a 2p 6 b kleur 4 9 deel blauw. figuur b Welk deel van de figuren van opgave 5 is niet gekleurd? [Geef tekst op] figuur a: [Geef tekst op] ….…. figuur b: ….…. 3p 7 Schrijf als een decimaal getal. = 3 10 3p 8 9 = ……. = ……. 10,75 = …… + 78 = …….. …….. 0,08 = …….. 4 53 × 2 12 = 10 Arno heeft € 36. 1 4 deel geeft hij uit aan stripboeken. Hoeveel geld is dat? ………………………………….. 2 5 deel geeft hij uit aan Cd’s. Hoeveel geld is dat? ………………………………….. Hoeveel heeft hij nog over? ………………………………….. Afronden 3p = 15 52 Bereken. 3 5 5p 1 8 Schrijf als een breuk. 6,2 2p …… 11 Rond de volgende getallen af op 3 decimalen. 5,472491 ………………………………….. 63,67382 ………………………………….. 8,459632 ………………………………….. [Geef tekst op] …….. 3p 12 Joris gaat naar de kermis. Hij heeft € 12. Hij gaat zo vaak mogelijk in de botsautootjes. Dat kost elke keer € 1,25. Hoeveel keer kan Joris in de botsautootjes? ………………………………….. Hoeveel geld houdt hij over? ………………………………….. Rekenvolgorde 4p 13 Bereken met de rekenmachine. 5,4 x 2,1 + 9,16 = …….. 6,5 x 4,2 - 5,6 = ….…. 51,3 : 3 = ….…. = …….. + 1,3 3 x (8 – 2) + 5 Verhoudingstabel 4p 14 Bij MEHA en bij de D&V kun je pennen kopen. Waar zijn de pennen het voordeligst? Gebruik een verhoudingstabel. aantal prijs in € Je kunt de pennen voordeliger kopen bij …………………. [Geef tekst op] PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 3 Assenstelsel Er zijn totaal 45 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Plattegrond Hier zie je een stukje van de plattegrond van Arnhem. Mark staat in E5. 2p 1 Hoe heet de straat waarin Mark staat? ……..…………………………………….… Hij gaat een wandeling maken naar huis: • Hij gaat rechtsaf de Reigerstraat in • daarna de eerste weg links • dan de tweede weg rechts • daarna tweede links • dan loopt hij rechtdoor tot hij niet verder rechtdoor kan • daar gaat hij rechtsaf en is hij op zijn bestemming 3p 2 Kleur de route die hij loopt. [Geef tekst op] 2p 3 Hoe heet de straat waar hij woont? ……..…………………………………….… Assenstelsel 3p 4 Schrijf de coördinaten op van de punten: A ……..…., B ….……… en C ………… 3p 5 Teken de punten D(6, 5), E(0, 5) en F(2, 1). 3p 6 Schrijf de coördinaten op van de punten: P ……..….……, Q ….…………… en R ……………… 3p 7 Teken de punten S(2,5; 0), T(4; 5,5) en U(2,5; 3). 4p 8 Verbind S met U en verbind Q met R. Zet de letter V bij het snijpunt van SU en QR. Welke coördinaten heeft V? ……..…..……… 2p 9 Zet bij som 6 t/m 8 de woorden horizontale as en verticale as op de goede plaats. 2p 10 Van welk woord is de letter O de afkorting? ..…………………………………….… [Geef tekst op] Regen De grafiek gaat over de gemiddelde temperatuur in Santiago. 2p 11 Hoe warm is het gemiddeld op 1 maart? ..…………………………………….… 4p 12 Zet hieronder de temperaturen in de tabel. GEMIDDELDE TEMPERATUUR IN SANTIAGO tijd in maanden temperatuur in graden 2p 1 jan 1 feb 1 maart 1 april 1 mei 1 juni 13 Schat de gemiddelde temperatuur op 15 april. ..…………………………………….… 5p 14 Teken onderaan de temperaturen van de tweede helft van het jaar in het assenstelsel erbij. Verbind de punten met een vloeiende kromme lijn. TEMPERATUUR SANTIAGO tijd in maanden temperatuur in graden [Geef tekst op] 1 juli 11 1 aug 11 1 sept 13 1 okt 17 1 nov 19 1 dec 21 Uitbreiding assenstelsel 5p 15 Schrijf de coördinaten op van de punten: V ……..…., W ….………, X …………, Y ……..…. en Z ….………, [Geef tekst op] PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 4 rekenen met negatieve getallen. Er zijn totaal 36 punten te halen. Naam: …………………………… ………… Klas: Getallenlijn 3p 1 Zet de volgende getallen met een pijltje bij de getallenlijn. -4,2 3,5 -0,6 4,9 -2,9 Groter dan of kleiner dan 4p 2 Vul > of < in. a -2 …… -2,5 e -0,2 …… -0,21 b 7 …… -8,1 f -6 …… -60 c 0,2 …… 0,21 g -0,25 ….. 0,2 d -11 …… -12 h -1 …… 0 Optellen en aftrekken 4p 3 Bereken zonder rekenmachine. a -5 + 8 [Geef tekst op] = ……. e -12 – 12 = …… b 14 – 16 = …… f -18 + 13 = …… c -9 – 2 =…… g -15 + 7 =…… d -1 + 6 = …… h - 3 – 5 =…… [Geef tekst op] 4p 4 Bereken zonder rekenmachine. a 6 – - 8 = …… e -14 + -14 = …… b 6 + -8 = …… f -14 – -14 = …… c -4 – -9 = …… g 0 – -10 = …… d -4 + -9 = …… h -10 – 0 = …… Temperatuur 1p 5 Gisteren was het – 2°C. Vandaag is het 5 graden kouder. Wat is de temperatuur van vandaag? ………………………………….. Vermenigvuldigen en delen 4p 6 Bereken zonder rekenmachine. a -8 × 6 = …… e -2 × 9 = …… b 8 × -6 = …… f -3 × -5 = …… c -8 × -6 = …… g -14 × 0 = …… d - 7 x -3 =….. h 5 x -4 =….. 4p 7 Bereken zonder rekenmachine. [Geef tekst op] a 150 : -10 = …… e -10 : 1 = …… b -6 : -2 = …… f 12 : -12 = …… c 30 : -5 = …… g -5 : -1 = …… d - 24 : 4 =….. h - 36 : 9 =….. Diepte van het Ijselmeer Het diepste punt van het Henschotermeer ligt op – 1,5 meter. Het IJsselmeer is het grootste meer van Nederland. Het diepste punt bevindt zich voor de kust van Lelystad en is ongeveer 6,3 keer zo diep dan het Henschotermeer. 1p 8 Wat is de diepte van het IJselmeer? …………………………………… Volgorde 6p 9 Bereken. Schrijf ook de tussenstappen op. a 12 + 4 × -6 (9 + 2) – 11 …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… [Geef tekst op] d 4× b 16 – 2 × -4 e -10 : 5 – (2 – 2) …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… c 16 – 20 : 5 f 120 : -10 – (2 + 8) …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… [Geef tekst op] Rekenmachine 5p 10 Bereken met je rekenmachine. Rond (als dat nodig is) af op drie decimalen. [Geef tekst op] a -25 × 3,4 : (6,25 – 3,6) = ………………… b -6,34 × -250 : 62,4 = ………………… c 12,5 : -2,56 × (4,15 – 2,85) = ………………… d 650 – (3,5 × 4,2 : -12) = ………………… e 55,5 x - 66,8 = ……………… 30 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K hoofdstuk 5 lijnen en hoeken. Er zijn totaal 40 punten te halen. Naam: …………………………… ………… Klas: Loodrecht en evenwijdig 2p 1 Welke lijnen staan loodrecht op lijn a? ………………………………………… 1p 2 Welke lijnen zijn evenwijdig? ………………………………………… 2p 3 Teken door F een lijn a loodrecht door lijn l. 2p 4 Teken door F een lijn b evenwijdig aan lijn l. 1p 5 Staan de lijnen a en b loodrecht op elkaar? ja / nee Hoeken 1p 6 streep het foute antwoord door: Een stompe / scherpe hoek is kleiner dan een rechte hoek. 1p 7 Wat hoort bij hoek G? Kies uit: scherpe hoek, stompe hoek, gestrekte hoek of rechte hoek. 31 ………………………………………… 32 2p 8 Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers van de klok om 1 uur? ………………………………………… 2p 9 Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers van de klok om 5 uur? ………………………………………… 5p 10 Meet de hoeken A tot en met E. Schrijf het aantal graden in de hoek. 33 Hoeken tekenen 3p 11 Teken een hoek 3p 12 Teken een hoek R van 126°. 1p 13 Hoeveel graden is hoek S? Q van 72°. ………………………………………… 2p 14 Verdeel hoek S in twee gelijke hoeken. Noem ze hoek S 1 en hoek S 2 . 34 Kijklijnen Op een grasveld zitten 10 ganzen. Albert en Bram lopen over het pad. Albert en Bram kunnen niet alle ganzen zien. Dat komt door de muur. Daar kunnen ze niet overheen kijken. De kijklijnen van Albert zijn al getekend. 1p 15 Hoeveel ganzen ziet Albert? ………………………………………… 2p 16 Teken de kijklijnen van Bram 1p 17 Hoeveel ziet Bram er? ………………………………………… 2p 18 Zijn er ganzen die ze allebei niet kunnen zien? ja / nee Zo ja, hoeveel? ………………………………………… 35 36 Driehoek tekenen 2p 19 Teken bij punt K een hoek van 64°. 2p 20 Teken bij hoek L een hoek van 51°. 1p Zorg dat het een driehoek wordt. 21 Zet bij het snijpunt van de twee benen de letter M. 1p 22 Meet hoek M. Hoek M is ……………… 37 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 6 tabel en grafiek. Er zijn totaal 50 punten te halen. Naam: …………………………… ………… Klas: Regelmaat 6p 1 In de getallenrijen zit regelmaat. Schrijf van elke rij de volgende drie getallen op. 7 10 13 ... ... ... 2 4 8 ... ... ... 15 11 7 ... ... ... Grondkabel Mark legt een elektriciteitskabel in de grond. Zo’n kabel wordt ook wel een grondkabel genoemd. GRONDKABEL lengte in m 1 1 12 2 prijs in euro 2,40 3,60 4,80 1p 2 2 12 3 3 12 …… …… …… Welke regelmaat zie je in de tabel? ………………………………………… 3p 3 Vul de tabel verder in. 2p 4 Wat kost vijf meter grondkabel? 38 ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 39 Gelijkmatige toe- en afname 6p 5 Is er in de tabellen sprake van gelijkmatige toename, gelijkmatige afname of geen van beiden? GROEI BOOM tijd in jaren hoogte in cm 0 150 1 180 2 210 3 240 4 270 Streep de foute antwoorden door: gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden Leg je antwoord uit. ………………………………………………………………………… INKOMSTEN FLEUR tijd in uren 0 1 2 3 inkomsten in euro 2,50 5,75 8,00 10,75 Streep de foute antwoorden door: gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden Leg je antwoord uit. ………………………………………………………………………… DALING VLIEGTUIG tijd in minuten 0 1 2 3 hoogte in m 6000 5350 4700 4050 Streep de foute antwoorden door: gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden Leg je antwoord uit. ………………………………………………………………………… 40 Tabel Naomi koopt laminaat. Het laminaat is per vijf planken verpakt. LAMINAAT aantal planken prijs in euro 2p 6 5 10 15 20 25 30 56 70 84 Wat kosten vijf planken laminaat? ……………………………………………. 3p 7 Vul de tabel verder in. 1p 8 Leg uit dat er in de tabel sprake is van gelijkmatige toename. ………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………. 2p 9 Marianne legt laminaat in haar kamer. Zij heeft 47 planken nodig. Hoeveel planken moet zij kopen? ……………………………………………………………………………………………………… 2p 10 Hoeveel moet zij daarvoor betalen? ……………………………………………………………………………………………………… 41 Autowasstraat Soerad werkt bij een autowasstraat. Hij verdient € 3,50 per uur. Ook krijgt hij een vast bedrag van € 1,50. 3p 11 Vul hierbij de tabel in. Tijd in uren Inkomsten in euro 0 1 2 3p 12 Teken de grafiek die hierbij hoort. 2p 13 Soerad werkt 3 12 uur. 3 4 5 Lees uit de grafiek af hoeveel hij dan verdient. ………………………………………… 2p 14 Laat met een berekening zien of dit klopt. ………………………………………………………………. ………………………………………………………………. ………………………………………………………………. 42 Kleurpotloden Sanne bestelt kleurpotloden. Die kosten € 0,08 per stuk. Er zijn geen bezorgkosten. 3p 15 Vul de tabel verder in. KLEURPOTLODEN aantal kleurpotloden 100 200 300 400 500 bedrag in euro 3p 16 Teken de grafiek die hierbij hoort. 2p 17 Sanne bestelt 425 kleurpotloden. Hoeveel moet zij betalen? ……………………………………………………………… 43 Snelheid 2p 18 Migel fietst in 15 minuten naar muziekles. De afstand is 4,5 km. Wat is de snelheid van Migel in km/uur? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 19 Shamilla schaatst de 3 km in 6 minuten. Bereken de snelheid van Shamilla in km/uur. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 7 Symmetrie Er zijn totaal 35 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Lijnsymmetrie 3p 1 Teken alle symmetrieassen van de figuren hieronder. 2p 2 Teken alle symmetrieassen van het figuur hiernaast. 3p 3 Is dit figuur draaisymmetrisch? Zo ja, wat is dan de kleinste draaihoek? ja / nee .................................................................... Symmetrieassen 2p 4 Teken één in de figuur erbij. De nieuwe figuur moet symmetrisch zijn. 1p 5 45 Hoeveel symmetrieassen heeft de nieuwe figuur? ................................................................................... Symmetrische driehoeken 3p 6 Teken de punten A(2,3), B(7,1) en C(7,5). Teken de driehoek ABC. 2p 7 Welke twee hoeken van driehoek ABC zijn even groot? ................................................................................... 2p 8 Wat voor soort driehoek is driehoek ABC? ................................................................................... 2p 9 46 Teken de symmetrieas in driehoek ABC. Spiegelen 5p 10 Hiernaast zie je de helft van een symmetrische figuur. De dikke lijn is de spiegelas. Teken de symmetrische figuur. Draaisymmetrie 4p 3p 11 Kleur de letters die draaisymmetrisch zijn in. 12 Hiernaast zie je een draaisymmetrische figuur. Wat is de kleinste draaihoek? ........................................................... 47 Schuifsymmetrie 3p 13 De tekening hieronder is schuifsymmetrisch. Maak de tekening twee motieven langer. 48 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 8 woordformules Er zijn totaal 45 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Auto’s wassen Danny werkt in een autowasserij. Hij verdient € 4,50 per uur. Verder krijgt hij een vaste vergoeding van € 3,50. 2p 1 Hoeveel verdient Danny als hij 3 uur werkt? ………………………………………… 3p 2 Vul de tabel in. INKOMSTEN DANNY tijd in uren inkomsten in € 2p 3 0 1 2 3 4 Is er een gelijkmatige toename in de tabel? Ja / Nee Wat weet je nu van de grafiek? ………………………………………… ………………………………………… 3p 4 49 Teken de grafiek van de inkomsten van Danny. 5 6 7 8 Tekenen Sharon heeft een bijbaantje in een kledingboetiek. Zij berekent haar inkomsten met de formule: inkomsten in € = 2,50 + 3,25 × tijd in uren. 2p 5 Welk getal in de formule is het begingetal? ………………………………………… 2p 6 Welk getal in de formule is de stapgrootte? ………………………………………… 2p 7 Hoeveel verdient Sharon als zij 4 uur werkt? ………………………………………………………………………………………………………… 3p 8 Sharon zegt: ‘Als ik twee keer zo lang werk, verdien ik twee keer zo veel.’ Laat met een berekening zien of Sharon gelijk heeft. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 3p 9 Vul de tabel in. INKOMSTEN SHARON tijd in uren inkomsten in € 0 1 2 3p 10 Teken de grafiek bij de tabel 3p 11 Sharon verdient € 28,50. Hoeveel uren heeft zij gewerkt? 3 ……………………………………………………… ……………………………………………………… 50 4 5 6 Fotozaak Jerry werkt in een fotozaak. Hij verdient € 5,50 per uur. Hij krijgt een vast bedrag van € 1,50. 2p 12 Vul de woordformule van de inkomsten van Jerry verder in. inkomsten = ..…. + …… × tijd in uren. Beltegoed Nana is op vakantie in Frankrijk. Zij belt vaak met haar vrienden in Nederland. Haar beltegoed berekent zij met de formule beltegoed in € = 17,50 – 0,49 × beltijd in minuten. 2p 13 Welk getal in de formule is het begingetal? ………………………………………… De prijs per belminuut wordt verlaagd met 9 cent. Nana heeft nog maar € 1,75 over van haar beltegoed. Ze waardeert haar beltegoed op met € 30. 3p 14 Schrijf de nieuwe formule van haar beltegoed op. ………………………………………………………………………………………………………… Dierenpension Jasper brengt zijn kat naar een dierenpension. De kosten berekent hij met de formule: kosten in € = 5,75 + 6,85 × tijd in dagen. 3p 15 Vul de tabel op het werkblad in. KOSTEN KAT tijd in uren inkomsten in € 3p 16 0 5 7 11 15 Jasper haalt zijn kat na vier weken weer op. Hoeveel moet hij betalen voor de opvang van zijn kat? ………………………………………………………………………………………………………… 51 Posters Joyce laat posters maken van foto’s die zij met haar digitale camera gemaakt heeft. Joyce berekent het aantal posters met de formule: aantal posters = 2p 17 bedrag in € − 4,50 5 Vul in de formule voor bedrag 29,50 in. Bereken het aantal posters. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 18 Joyce betaalt voor de posters € 64,50. Hoeveel posters heeft zij laten maken? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 52 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 9 meten Er zijn totaal 48 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Eenheden 6p 1 Noem steeds twee eenheden die je gebruikt bij het... Meten van hoogte …………………………… ……………………………. Meten van inhoud …………………………… ……………………………. Meten van tijd …………………………… ……………………………. Eenheid van lengte 6p 3p 2 3 Vul in: 58 hm = ………………. m 3200 mm = ………………. dm 4 km = ………………. dam 80 000 mm = ………………. hm 6,5 m = ………………. cm 4,75 km = ………………… cm Een voetbalveld bij VV Urk is 120 bij 70 m. Wat is de omtrek van dit voetbalveld? Laat ook je berekening zien. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 53 Eenheid van oppervlakte 2p 4 Hoeveel cm2 is de oppervlakte van het figuur hiernaast? ………………………………………………………… 6p 5 Vul in. 3 hm2 = ………………………. m2 52 000 dm2 = ………………… dam2 4 km2 = ………………………. dm2 70 000 mm2 = ………………… cm2 6,5 m2 = ………………………. cm2 450 are = ………………………. m2 Eenheid van inhoud 6p 2p 6 7 Vul in. 5 liter = ………………………. ml 43 000 ml = …………………… liter 7,5 dl = ………………………. cl 60 000 cl = ……………………… liter 2 dm3 = ………………………. cl 15 dl = ……………………………. cm3 In een zeeppompje zit ½ liter vloeibare zeep. Per keer wordt 2,5 ml zeep gebruikt. Na hoeveel keer is de zeephouder leeg? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 54 Eenheid van gewicht 2p 8 Menno weegt 67,5 kg. Hij tilt zijn hond op. Daarna gaat hij op de weegschaal staan. Samen wegen ze 76,8 kg. Hoeveel kg weegt de hond? ……………………………………………………………………… ……………………………………………………………………… 4p 9 Vul in. 3,2 kg = ………………………. g 650 g = ………………………. kg 8 300 000 mg= …………… kg 800 mg = …………………… g Eenheid van tijd 2p 10 Denise gaat met de auto op vakantie. Ze zit 3uur en 40 minuten in de auto. Hoeveel minuten zijn dat? ……………………………………………………………………… ……………………………………………………………………… 4p 2p 11 Vul in. 2 jaar = ………………… maanden 4 weken = ………………… dagen 3 eeuwen = ………………… jaar 1 kwartaal = ……………… weken 12 Vul in. 28 maanden = ………………… jaar en ………………… maanden. 79 uur = ………………… dagen en ………………… uur. 55 Eenheid van snelheid 3p 11 Een scooter rijdt 15 m/s. Hoeveel km/uur is dat? Gebruik de verhoudingstabel hieronder. Tijd Afstand 1 sec 15 m Dus 15 m/s = ………………… km/uur. 56 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 10 formules Er zijn totaal 50 punten te halen. Naam: …………………………. Ballonvaart 1p Leroy maakt een ballonvaart. 1 Hoe lang duurt de ballonvaart? ………………………………………… 1p 2 Hoe hoog is de ballon na 14 minuten? ………………………………………… 2p 3 Stijgt of daalt de ballon na 3 minuten? ………………………………………… 2p 4 Welke stukken van de grafiek zijn constant? ………………………………………… 1p 5 Hoe hoog is het hoogste punt van de ballonvaart? ………………………………………… Fietsen 2p Veronika en Theo fietsen naar school. De grafieken gaan over hun snelheid. Veronika rijdt eerst met een constante snelheid. Ze is nogal laat, daarom fietst ze het laatste stuk sneller. 6 Welke grafiek hoort bij Veronika? ………………………………………… 2p 7 57 Theo wacht even op een vriend. Daarna fietsen ze samen naar school. Hoe kun je aan de grafiek zien, dat Theo Klas: ……….. op zijn vriend wacht? ………………………………………………………………………… 58 Hondenvoer Robin heeft een hond. De grafiek gaat over de voorraad hondenvoer. 2p 8 Hoeveel kilogram eet de hond in 10 dagen? ………………………………………………………………………………………………………… 2p 9 Hoeveel kilogram is dat per dag? ………………………………………………………………………………………………………… 2p 10 Hoeveel kilogram heeft Robin na 15 dagen? ………………………………………………………………………………………………………… 2p 11 Wat is de periode van de grafiek? ………………………………………………………………………………………………………… 1p 12 Hoeveel perioden zijn getekend? ………………………………………………………………………………………………………… 2p 13 59 Teken er nog één periode bij. Rode kaars De grafiek gaat over het branden van een rode kaars. 3p 14 Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort. ……………………………………………………………………… ……………………………………………………………………… 2p 15 Hoe lang is de rode kaars na 2 uur branden? ……………………………………………………………………… ……………………………………………………………………… Gewicht jonge hond De grafiek hoort bij het gewicht van een jonge hond. 2p 16 Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort. ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… 2p 17 Wat zal het gewicht zijn van de hond na acht weken? ……………………………………………………………… ……………………………………………………………… 60 Vliegafstand De grafiek gaat over de vliegafstand. 2p 18 Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort. ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… Lengte blauwe kaars De tabel gaat over het branden van een blauwe kaars. LENGTE BLAUWE KAARS tijd in uren 0 5 lengte in cm 32 28 1p 19 10 24 15 20 20 16 Wat is het begingetal? ………………………………………… 2p 20 Bereken de stapgrootte. ………………………………………………………………………………………………………… 2p 21 Schrijf de formule op die bij de tabel hoort. ………………………………………………………………………………………………………… 2p 22 Hoe lang is de blauwe kaars na 28 uur branden? ………………………………………………………………………………………………………… 61 Scooter huren Maurice huurt een scooter. De huurprijs berekent hij met de formule huurprijs in € = 15 + 0,25a. a: de afstand in km 2p 23 Neem a = 50 en bereken de huurprijs. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 24 Maurice heeft 150 km met de scooter gereden. Wat is de huurprijs? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Rekenen met letters 2p 25 Bereken 9a voor a = 6. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 26 Bereken – 6t voor t = 5. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 27 Bereken 15 + 4t voor t = – 2. ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 62 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 11 informatieverwerking Er zijn totaal 45 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Pictogrammen 2p 1 Geef een ander woord voor pictogram. ……………………………………………………………………… 2p 2 Wat betekent het pictogram hiernaast? ……………………………………………………………………… 2p 3 Geef een voorbeeld van waar je pictogrammen kunt vinden. ……………………………………………………………………… Braille 2p 4 Jasper is blind. Toch kan hij lezen. Hij voelt de letters met zijn vingers. Het zijn geen gewone letters zoals wij ze kennen, maar allemaal puntjes. Het is een code. Hiernaast zie je het alfabet in braille. Waarom zou deze braillecode ‘het zespunts-systeem’ heten? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… 2p 5 Welk woord staat hier? ……………………………………………………………………… 2p 6 Schrijf je naam in braille. ……………………………………………………………………… 63 Verkeer Bekijk de kaarten en de routebeschrijving. Ze zijn gemaakt met Google Maps. 1p 7 In welke plaats begint de route? …………………………………………………… 1p 8 Waar eindigt de route? …………………………………………………… 1p 9 Hoeveel kilometer is de route? …………………………………………………… 1p 10 Hoe lang gaat een automobilist waarschijnlijk over de route doen? …………………………………………………… 2p 11 Hoe vaak moet je linksaf slaan tijdens de reis? Op welke twee manieren kun je dat zien? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… 1p 12 Hoeveel rotondes kom je onderweg tegen? ……………………………………………………………………… 64 Kaart en graaf Op het kaartje van Farao-eiland zijn de belangrijkste wegen aangegeven. De afstanden zijn in kilometers. 4p 13 Vul de afstandstabel in. De plaatsen zijn aangegeven met de eerste letter. Allerlei grafen In de graaf zie je leerlingen van klas 1Ka. Een verbinding betekent dat ze dezelfde hobby hebben. 2p 14 Maartje zingt in een bandje. Doet Carol dat ook? ja / nee 2p 15 Zingt Rina in een band? 2p 16 Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf? ja / nee ……………………………………………………………………… 3p 17 Drie vriendinnen zitten op streetdance. Wie zijn dat? …………………………………………………………………………………………………………………… 2p 18 Heeft Jennifer geen hobby? Leg je antwoord uit. ……………………………………………………………………… 65 Op Prinseiland is een graaf getekend van het wegennet. De afstanden zijn in km. Een pijl betekent dat je maar in één richting kunt rijden. 2p 19 Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf? …………………………………………………………… 5p 20 66 Vul de afstandstabel in. Eindrapport Klas 1K4 krijgt een eindrapport. Het is voor de leerlingen erg spannend. De mentor legt met een stroomschema uit hoe de overgang gaat. Een 5 is één tekortpunt, een 4 is twee tekortpunten. 2p 21 Wat gebeurt er met Maartje volgens het stroomschema? …………………………………………………………… 2p 22 En met Anne? …………………………………………………………… 67 Nakijkbladen proefwerk wiskunde Bij getal & ruimte 1 VMBO-KGT deel 1 en 2 Proefwerk hoofdstuk 1 ruimtefiguren pagina 2 Proefwerk hoofdstuk 2 getallen pagina 8 Proefwerk hoofdstuk 3 plaats bepalen pagina 11 Proefwerk hoofdstuk 4 rekenen met negatieve getallen pagina 15 Proefwerk hoofdstuk 5 lijnen en hoeken pagina 19 Proefwerk hoofdstuk 6 tabel en grafiek pagina 24 Proefwerk hoofdstuk 7 symmetrie pagina 29 Proefwerk hoofdstuk 8 woordformules pagina 33 Proefwerk hoofdstuk 9 meten pagina 37 Proefwerk hoofdstuk 10 formules pagina 41 Proefwerk hoofdstuk 11 informatieverwerking pagina 46 68 Nakijkblad PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 1 meten K Er zijn totaal 45 punten te halen. Ruimtefiguren 2p 1 Vul achter de voorwerpen de wiskundige naam in. voorwerp blikje Cola dobbelsteen boek puntmuts 4p 2 wiskundige naam Cilinder Kubus Balk kegel hoeveel platte vlakken 2 6 6 1 hoeveel gebogen vlakken 1 0 0 1 Vul in de tabel hierboven ook de andere kolommen in. Kubus 2p 3 Hoeveel vlakken heeft een kubus? ………………6………………. 1p 4 Welke vorm hebben die vlakken? …………vierkant………… 2p 5 Hoeveel ribben heeft een kubus? ……………12…………………. 1p 6 69 Zet de letters A tot en met H bij de hoekpunten van de kubus. 3p 7 Hieronder staat een rooster. Maak de uitslag van de kubus af. Vierkant 2p 8 Hier naast zie je het begin van vierkant PQRS. Maak het vierkant af. 1p 9 Zet ook de letters P en S bij de hoekpunten. 1p 10 Teken de diagonalen. 2p 11 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar? ja / nee 70 Balk 1p 12 Welk vlak is even groot als BCGF? ……ADHE……… 2p 13 Teken hiernaast het vlak ABFE op ware grootte. 1p 14 Zet de juiste letters bij de hoekpunten. 1p 15 Welke vorm heeft ABFE? …………Rechthoek……………. 1p 16 Teken de diagonalen. 2p 17 Maken de diagonalen rechte hoeken met elkaar? ja / nee 71 Cilinder 3p 18 Noem 3 voorwerpen die de vorm van een cilinder hebben. 1………wc-rol……………….. 2…………etui…………………. 3…………lijmstift…………… 1p 19 Teken hiernaast het grondvlak van de cilinder op ware grootte. 3p 20 Teken in het grondvlak een diameter en een straal. 2p 21 Zet de woorden “straal” en “diameter” op de goede plaats erbij. 1p 22 Welke vorm heeft het grondvlak? ……………cirkel………………. 72 Piramide 2p 2p 23 Kleur het grondvlak van de piramide. 24 Sommige van de figuren hieronder zijn een uitslag van de piramide. Welke niet? ………… d …………………. 2p 73 25 Kleur in de goede uitslagen het grondvlak van de piramide. Nakijkblad PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 2 getallen Er zijn totaal 40 punten te halen. Decimale getallen 1p 1 Hoeveel decimalen heeft het getal 5,038? ………3…………………….. 1p 2 Hoeveel decimalen heeft 503,8? ………1………………………. 4p 3 Vul < of > in: 0,29 < 0,3 2,83 > 2,803 6,13 < 6,3 7,33 < 37,3 Grote getallen 3p 4 Schrijf met alleen cijfers. Dertig duizend ………30 000…………….. 122 miljard ……122 000 000 000… 1,5 miljoen ………1 500 000………… Breuken 2p 5 a kleur 1 4 deel rood figuur a 2p 6 74 b kleur 4 9 deel blauw. figuur b Welk deel van de figuren van opgave 5 is niet gekleurd? 3p 7 figuur a: …3/4…. Schrijf als een decimaal getal. = 3 10 3p 8 9 = …1,25… 15 52 = …15,4… = …6 1/5… 10,75 = …10 3/4… 0,08 = …2/25… Bereken. 3 5 5p 1 8 Schrijf als een breuk. 6,2 2p …0,3… figuur b: …5/9…. + 78 = 1 19/40 4 53 × 2 12 = 10 Arno heeft € 36. 1 4 deel geeft hij uit aan stripboeken. Hoeveel geld is dat? ……9 euro………………… 2 5 deel geeft hij uit aan Cd’s. Hoeveel geld is dat? ……14,40 euro…………… Hoeveel heeft hij nog over? ……12,60 euro…………… Afronden 3p 11 Rond de volgende getallen af op 3 decimalen. 75 5,472491 ……5,473……………………. 63,67382 ……63,674…………………… 11 ½ 8,459632 3p ……8,460…………………… 12 Joris gaat naar de kermis. Hij heeft € 12. Hij gaat zo vaak mogelijk in de botsautootjes. Dat kost elke keer € 1,25. Hoeveel keer kan Joris in de botsautootjes? ………9 keer ………………… Hoeveel geld houdt hij over? ………0,75 euro…………… Rekenvolgorde 4p 13 Bereken met de rekenmachine. 5,4 x 2,1 + 9,16 = 20,5 6,5 x 4,2 - 5,6 = 21,7 51,3 : 3 = 18,4 = 23 + 1,3 3 x (8 – 2) + 5 Verhoudingstabel 4p 14 Bij MEHA en bij de D&V kun je pennen kopen. Waar zijn de pennen het voordeligst? Gebruik een verhoudingstabel. aantal prijs in € 12 :12 7,20 1 x 15 0,60 :12 15 9,00 x 15 Je kunt de pennen voordeliger kopen bij ……D&V……… 76 Nakijkblad PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 3 assenstelsel Er zijn totaal 45 punten te halen. Plattegrond Hier zie je een stukje van de plattegrond van Arnhem. Mark staat in E5. 2p 1 Hoe heet de straat waarin Mark staat? ……..…Beukenlaan………………….… Hij gaat een wandeling maken naar huis: • Hij gaat rechtsaf de Reigerstraat in • daarna de eerste weg links • dan de tweede weg rechts • daarna tweede links • dan loopt hij rechtdoor tot hij niet verder rechtdoor kan • daar gaat hij rechtsaf en is hij op zijn bestemming 3p 2 Kleur de route die hij loopt. 2p 3 Hoe heet de straat waar hij woont? ……..Grensweg…………………….… 77 Assenstelsel 3p 4 Schrijf de coördinaten op van de punten: A ( 1 , 3 ), B ( 4 , 2 ) en C ( 3 , 0 ). 3p 5 Teken de punten D(6, 5), E(0, 5) en F(2, 1). 3p 6 Schrijf de coördinaten op van de punten: P ( 1,5 ; 3 ) Q ( 0 ; 1,5 ) en R ( 4,5 ; 1,5 ) 3p 7 Teken de punten S(2,5; 0), T(4; 5,5) en U(2,5; 3). 4p 8 Verbind S met U en verbind Q met R. Zet de letter V bij het snijpunt van SU en QR. Welke coördinaten heeft V? V ( 2,5 ; 1,5 ) 2p 9 Zet bij som 6 t/m 8 de woorden horizontale as en verticale as op de goede plaats. 2p 10 Van welk woord is de letter O de afkorting? ......Oorsprong .... 78 Regen De grafiek gaat over de gemiddelde temperatuur in Santiago. 2p 11 Hoe warm is het gemiddeld op 1 maart? ..…18 °C………….… 4p 12 Zet hieronder de temperaturen in de tabel. GEMIDDELDE TEMPERATUUR IN SANTIAGO tijd in maanden temperatuur in graden 2p 1 jan 22 1 feb 22 1 maart 18 1 april 14 1 mei 11 1 juni 10 13 Schat de gemiddelde temperatuur op 15 april. ..…… 12 °C …………………….… 5p 14 Teken onderaan de temperaturen van de tweede helft van het jaar in het assenstelsel erbij. Verbind de punten met een vloeiende kromme lijn. TEMPERATUUR SANTIAGO tijd in maanden temperatuur in graden 79 1 juli 11 1 aug 11 1 sept 13 1 okt 17 1 nov 19 1 dec 21 Uitbreiding assenstelsel 5p 15 Schrijf de coördinaten op van de punten: V ( 1 , 1 ) , W ( 0 , 3 ) , X ( -2 , 1 ) , Y ( -1 , -1 ) 80 en Z ( 1 , -1 ) PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 4 rekenen met negatieve getallen. Er zijn totaal 36 punten te halen. Getallenlijn 3p 1 Zet de volgende getallen met een pijltje bij de getallenlijn. -4,2 3,5 -0,6 4,9 -2,9 Groter dan of kleiner dan 4p 2 Vul > of < in. a - 2 > - 2,5 e - 0,2 > - 0,21 b 7 > - 8,1 f - 6 > - 60 c 0,2 < 0,21 g - 0,25 < d -11 > -12 h -1 < 0,2 0 Optellen en aftrekken 4p 3 81 Bereken zonder rekenmachine. a -5 + 8 = 3 e -12 – 12 = - 24 b 14 – 16 = - 2 f -18 + 13 = - 5 c -9 – 2 = - 11 g -15 + 7 = - 8 d -1 + 6 = 5 h -3–5=-8 K 4p 4 Bereken zonder rekenmachine. a 6 – - 8 = 14 e -14 + -14 = - 28 b 6 + -8 = - 2 f -14 – -14 = 0 c -4 – -9 = 5 g 0 – -10 = 10 d -4 + -9 = - 13 h -10 – 0 = - 10 Temperatuur 1p 5 Gisteren was het – 2°C. Vandaag is het 5 graden kouder. Wat is de temperatuur van vandaag? …………-2 – 5 = -7 °C………………….. Vermenigvuldigen en delen 4p 4p 6 7 82 Bereken zonder rekenmachine. a -8 × 6 = - 48 e -2 × 9 = - 18 b 8 × -6 = - 48 f -3 × -5 = 15 c -8 × -6 = 48 g -14 × 0 = 0 d - 7 x -3 = 21 h 5 x -4 = - 20 Bereken zonder rekenmachine. a 150 : -10 = - 15 e -10 : 1 = - 10 b -6 : -2 = 3 f 12 : -12 = - 1 c 30 : -5 = - 6 g -5 : -1 = 5 d - 24 : 4 = -6 h - 36 : 9 = - 4 Diepte van het Ijselmeer Het diepste punt van het Henschotermeer ligt op – 1,5 meter. Het IJsselmeer is het grootste meer van Nederland. Het diepste punt bevindt zich voor de kust van Lelystad en is ongeveer 6,3 keer zo diep dan het Henschotermeer. 1p 8 Wat is de diepte van het IJselmeer? …… -1,5 x 6,3 = - 9,45 meter ………… Volgorde 6p 9 Bereken. Schrijf ook de tussenstappen op. a b c 83 12 + 4 × -6 d 4 × (9 + 2) – 11 ……… 12 + - 24 …………… ……… 4 x 11 – 11 …………… ……… 12 – 24 = -12 ……… ……… 44 – 11 = 33 …………… ……………………………… ………………………………… 16 – 2 × -4 e -10 : 5 – (2 – 2) ……… 16 - - 8 ………………… ………- 10 : - 0 = 0…………… ……… 16 + 8 = 24 …………… …………………………………… …………………………………. …………………………………… 16 – 20 : 5 f 120 : -10 – (2 + 8) ……… 16 – 4 = 12……………… ………120 : - 10 – 12…………… …………………………………… ………- 12 – 12 = -24 …………… …………………………………… …………………………………… Rekenmachine 5p 10 Bereken met je rekenmachine. Rond (als dat nodig is) af op drie decimalen. 84 a -25 × 3,4 : (6,25 – 3,6) = … - 32,075 …… b -6,34 × -250 : 62,4 = …… - 25,401 …… c 12,5 : -2,56 × (4,15 – 2,85) = … - 6,348 …… d 650 – (3,5 × 4,2 : -12) = …… 651,225 …… e 55,5 x - 66,8 = …… - 3.707,4…… PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 hoofdstuk 5 lijnen en hoeken. K Er zijn totaal 40 punten te halen. Loodrecht en evenwijdig 2p 1 Welke lijnen staan loodrecht op lijn a? ……… b en c……………… 1p 2 Welke lijnen zijn evenwijdig? ………b en c ……………… 2p 3 Teken door F een lijn a loodrecht door lijn l. 2p 4 Teken door F een lijn b evenwijdig aan lijn l. 1p 5 Staan de lijnen a en b loodrecht op elkaar? ja / nee Hoeken 1p 6 streep het foute antwoord door: Een stompe / scherpe hoek is kleiner dan een rechte hoek. 1p 7 Wat hoort bij hoek G? Kies uit: scherpe hoek, stompe hoek, gestrekte hoek of rechte hoek. ………gestrekte hoek ……………… 85 2p 8 Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers van de klok om 1 uur? ……… 360° : 12 = 30° ……… 2p 9 Bereken hoe groot de hoek is tussen de wijzers van de klok om 5 uur? ……… 30° x 5 = 150° ……… 5p 10 Meet de hoeken A tot en met E. Schrijf het aantal graden in de hoek. 79° 33° 112° 144° 99° 86 Hoeken tekenen 3p 11 Teken een hoek 3p 12 Teken een hoek R van 126°. 1p 13 Hoeveel graden is hoek S? Q van 72°. ………… 84° ……………………… 2p 14 Verdeel hoek S in twee gelijke hoeken. Noem ze hoek S 1 en hoek S 2 . 87 Kijklijnen Op een grasveld zitten 10 ganzen. Albert en Bram lopen over het pad. Albert en Bram kunnen niet alle ganzen zien. Dat komt door de muur. Daar kunnen ze niet overheen kijken. De kijklijnen van Albert zijn al getekend. 1p 15 Hoeveel ganzen ziet Albert? ……… 4 ganzen …………………… 2p 16 Teken de kijklijnen van Bram 1p 17 Hoeveel ziet Bram er? ……… 8 ganzen ………………… 2p 18 Zijn er ganzen die ze allebei niet kunnen zien? ja / nee Zo ja, hoeveel? ……… maar 1 gans …………… 88 Driehoek tekenen 2p 19 Teken bij punt K een hoek van 64°. 2p 20 Teken bij hoek L een hoek van 51°. 1p Zorg dat het een driehoek wordt. 21 Zet bij het snijpunt van de twee benen de letter M. 1p 22 Meet hoek M. Hoek M is … 65° …… 89 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 6 tabel en grafiek. Er zijn totaal 50 punten te halen. Regelmaat 6p 1 In de getallenrijen zit regelmaat. Schrijf van elke rij de volgende drie getallen op. 7 10 13 16 19 22 2 4 8 16 32 64 15 11 7 3 -1 -5 Grondkabel Mark legt een elektriciteitskabel in de grond. Zo’n kabel wordt ook wel een grondkabel genoemd. GRONDKABEL lengte in m 1 1 12 2 2 12 3 3 12 prijs in euro 2,40 3,60 4,80 6,00 7,20 8,40 1p 2 Welke regelmaat zie je in de tabel? …… er komt telkens 1,20 bij ……… 3p 3 Vul de tabel verder in. 2p 4 Wat kost vijf meter grondkabel? ……………… 12 euro ……………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………… 90 6p Gelijkmatige toe- en afname 5 Is er in de tabellen sprake van gelijkmatige toename, gelijkmatige afname of geen van beiden? GROEI BOOM tijd in jaren hoogte in cm 0 1 2 3 4 150 180 210 240 270 Streep de foute antwoorden door: gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden Leg je antwoord uit. ……… Er komt telkens 30 cm bij …………………… INKOMSTEN FLEUR tijd in uren 0 1 2 3 inkomsten in euro 2,50 5,75 8,00 10,75 Streep de foute antwoorden door: gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden Leg je antwoord uit. …… De inkomsten in euro neemt wel toe, maar niet gelijkmatig ……… DALING VLIEGTUIG tijd in minuten hoogte in m 0 1 2 3 6000 5350 4700 4050 Streep de foute antwoorden door: gelijkmatige toename / gelijkmatige afname / geen van beiden Leg je antwoord uit. ………… Er gaat telkens 650m af ………………… 91 Tabel Naomi koopt laminaat. Het laminaat is per vijf planken verpakt. LAMINAAT 2p 6 aantal planken 5 10 15 20 25 30 prijs in euro 14 28 42 56 70 84 Wat kosten vijf planken laminaat? ……… 14 euro …………………………. 3p 7 Vul de tabel verder in. 1p 8 Leg uit dat er in de tabel sprake is van gelijkmatige toename. ……… Er komt per elke 5 planken 14 euro bij …………………………………. ………………………………………………………………………………………………………. 2p 9 Marianne legt laminaat in haar kamer. Zij heeft 47 planken nodig. Hoeveel planken moet zij kopen? ……… Dan moet zij 5o planken kopen …………………………………………… 2p 10 Hoeveel moet zij daarvoor betalen? ……… 10 x 14 = 140 euro ………………………………………………………………… 92 Autowasstraat Soerad werkt bij een autowasstraat. Hij verdient € 3,50 per uur. Ook krijgt hij een vast bedrag van € 1,50. 3p 11 Vul hierbij de tabel in. Tijd in uren Inkomsten in euro 0 1 2 3 4 1,50 5,00 8,50 12,00 15,50 19,00 3p 12 Teken de grafiek die hierbij hoort. 2p 13 Soerad werkt 3 12 uur. Lees uit de grafiek af hoeveel hij dan verdient. …… bijna 14 euro ………………… 2p 14 Laat met een berekening zien of dit klopt. …… 1,50 + 3,50 x 3,5 = 13,75 euro ……………. ……dus dat klopt……………………………………. ………………………………………………………………. 93 5 Kleurpotloden Sanne bestelt kleurpotloden. Die kosten € 0,08 per stuk. Er zijn geen bezorgkosten. 3p 15 Vul de tabel verder in. KLEURPOTLODEN aantal kleurpotloden bedrag in euro 100 200 300 400 500 8 16 24 32 40 3p 16 Teken de grafiek die hierbij hoort. 2p 17 Sanne bestelt 425 kleurpotloden. Hoeveel moet zij betalen? …… 0,08 x 425 = 34 euro …………………… Snelheid 2p 18 Migel fietst in 15 minuten naar muziekles. De afstand is 4,5 km. Wat is de snelheid van Migel in km/uur? ……… 4,5 x 4 = 18 km/uur ( 4 x 15 = 60min. = 1uur) ………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 2p 19 Shamilla schaatst de 3 km in 6 minuten. Bereken de snelheid van Shamilla in km/uur. ………6 x 10 = 60min. = 1 uur dus: …………………………………………………… ………… 3 x 10 = 30 km/uur ……………………………………………………………… 94 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 7 Symmetrie Er zijn totaal 35 punten te halen. Lijnsymmetrie 3p 1 Teken alle symmetrieassen van de figuren hieronder. 2p 2 Teken alle symmetrieassen van het figuur hiernaast. 3p 3 Is dit figuur draaisymmetrisch? Zo ja, wat is dan de kleinste draaihoek? ja / nee ..........360° : 2 = 180° ............................................. Symmetrieassen 2p 4 Teken één in de figuur erbij. De nieuwe figuur moet symmetrisch zijn. 1p 5 Hoeveel symmetrieassen heeft de nieuwe figuur? ................ 2 symmetrieassen ................................................. 95 K Symmetrische driehoeken 3p 6 Teken de punten A(2,3), B(7,1) en C(7,5). Teken de driehoek ABC. 2p 7 Welke twee hoeken van driehoek ABC zijn even groot? ......... hoek B en hoek C ........................................................ 2p 8 Wat voor soort driehoek is driehoek ABC? .........een gelijkbenige driehoe ( of symmetrische driehoek)............. 2p 9 96 Teken de symmetrieas in driehoek ABC. Spiegelen 5p 10 Hiernaast zie je de helft van een symmetrische figuur. De dikke lijn is de spiegelas. Teken de symmetrische figuur. Draaisymmetrie 4p 11 Kleur de letters die draaisymmetrisch zijn in. 3p 12 Hiernaast zie je een draaisymmetrische figuur. Wat is de kleinste draaihoek? .... 360° : 6 = 60°.............................. 97 Schuifsymmetrie 3p 13 98 De tekening hieronder is schuifsymmetrisch. Maak de tekening twee motieven langer. PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 8 woordformules K Er zijn totaal 45 punten te halen. Auto’s wassen Danny werkt in een autowasserij. Hij verdient € 4,50 per uur. Verder krijgt hij een vaste vergoeding van € 3,50. 2p 1 Hoeveel verdient Danny als hij 3 uur werkt? …… 17 euro………………………… 3p 2 Vul de tabel in. INKOMSTEN DANNY tijd in uren inkomsten in € 2p 3 0 3,50 1 8,00 2 3 4 5 6 7 8 12,50 17,00 21,50 26,00 30,50 35,00 39,50 Is er een gelijkmatige toename in de tabel? Ja / Nee Wat weet je nu van de grafiek? … de grafiek moet een … … rechte lijn zijn …………. 3p 4 99 Teken de grafiek van de inkomsten van Danny. Tekenen Sharon heeft een bijbaantje in een kledingboetiek. Zij berekent haar inkomsten met de formule: inkomsten in € = 2,50 + 3,25 × tijd in uren. 2p 5 Welk getal in de formule is het begingetal? ……… 2,50 …………………………… 2p 6 Welk getal in de formule is de stapgrootte? ……… 3,25 …………………………… 2p 7 Hoeveel verdient Sharon als zij 4 uur werkt? ……… 2,50 + 3,25 x 4 = 15,50 euro …………………………………………………… 3p 8 Sharon zegt: ‘Als ik twee keer zo lang werk, verdien ik twee keer zo veel.’ Laat met een berekening zien of Sharon gelijk heeft. ……… 2,50 + 3,25 x 8 = 28,50 euro, dat is niet het dubbele.……………… ………… Sharon heeft geen gelijk ……………………………………………………. 3p 9 Vul de tabel in. INKOMSTEN SHARON tijd in uren inkomsten in € 0 1 2,50 5,75 2 3p 10 Teken de grafiek bij de tabel 3p 11 Sharon verdient € 28,50. Hoeveel uren heeft zij gewerkt? … 2,50 + 3,25 x 8 = 28,50 euro …. … dus heeft ze 8 uur gewerkt … 100 3 4 5 6 9,00 12,25 15,50 18,75 22,00 Fotozaak Jerry werkt in een fotozaak. Hij verdient € 5,50 per uur. Hij krijgt een vast bedrag van € 1,50. 2p 12 Vul de woordformule van de inkomsten van Jerry verder in. inkomsten = 1,50 + 5,50 × tijd in uren. Beltegoed Nana is op vakantie in Frankrijk. Zij belt vaak met haar vrienden in Nederland. Haar beltegoed berekent zij met de formule: beltegoed in € = 17,50 – 0,49 × beltijd in minuten. 2p 13 Welk getal in de formule is het begingetal? …… 17,50 …………………………… De prijs per belminuut wordt verlaagd met 9 cent. Nana heeft nog maar € 1,75 over van haar beltegoed. Ze waardeert haar beltegoed op met € 30. 3p 14 Schrijf de nieuwe formule van haar beltegoed op. …… beltegoed in € = 31,75 – 0,40 × beltijd in minuten …… Dierenpension Jasper brengt zijn kat naar een dierenpension. De kosten berekent hij met de formule: kosten in € = 5,75 + 6,85 × tijd in dagen. 3p 15 Vul de tabel op het werkblad in. KOSTEN KAT tijd in uren inkomsten in € 3p 16 0 5 7 11 15 5,75 40,00 53,70 81,10 108,50 Jasper haalt zijn kat na vier weken weer op. Hoeveel moet hij betalen voor de opvang van zijn kat? 4 weken = 7x4 = 28 dagen, dus moet hij 5,75 + 6,85 x 28 = 197,55 euro betalen. 101 Posters Joyce laat posters maken van foto’s die zij met haar digitale camera gemaakt heeft. Joyce berekent het aantal posters met de formule: aantal posters = 2p 17 bedrag in € − 4,50 5 Vul in de formule voor bedrag 29,50 in. Bereken het aantal posters. …… (29,50 – 4,50) : 5 = 5 posters ……………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 18 Joyce betaalt voor de posters € 64,50. Hoeveel posters heeft zij laten maken? ……(64,50 – 4,50) : 5 = 12 posters ……………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 102 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 9 meten Er zijn totaal 48 punten te halen. Eenheden 6p 1 Noem steeds twee eenheden die je gebruikt bij het... Meten van hoogte … Centimeters …… … Meters ……………. Meten van inhoud Kubieke centimeter … Liter ………………… Meten van tijd …… Minuten………… …… Dagen ……………. Eenheid van lengte 6p 3p 2 3 Vul in: 58 hm = … 5 800…. m 3200 mm = …… 32 …. dm 4 km = ……400…. dam 80 000 mm = ……0,8……. hm 6,5 m = ……650…. cm 4,75 km = …475 000…… cm Een voetbalveld bij VV Urk is 120 bij 70 m. Wat is de omtrek van dit voetbalveld? Laat ook je berekening zien. ……… 120 + 70 + 120 + 70 = 380 meter………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………… 103 Eenheid van oppervlakte 2p 4 Hoeveel cm2 is de oppervlakte van het figuur hiernaast? ……… 16,5 cm2 ……………………… 6p 5 Vul in. 3 hm2 = … 30 000……. m2 52 000 dm2 = …… 5,2 ……… dam2 4 km2 = … 400 000 000…. dm2 70 000 mm2 = …… 700 ……… cm2 6,5 m2 = … 65 000 ……. cm2 450 are = ……… 45 000 ………. m2 Eenheid van inhoud 6p 2p 6 7 Vul in. 5 liter = …… 5 000 ……. ml 43 000 ml = …… 43 ……… liter 7,5 dl = …… 75 …………. cl 60 000 cl = …… 600 …… liter 2 dm3 = …… 200 ………. cl 15 dl = ………… 1 500 ………. cm3 In een zeeppompje zit ½ liter vloeibare zeep. Per keer wordt 2,5 ml zeep gebruikt. Na hoeveel keer is de zeephouder leeg? ……… 0,5 l = 500 ml …………………………………………………………………………… ……… 500 : 2,5 = 200 dus na 200 keer ……………………………………………… 104 Eenheid van gewicht 2p Menno weegt 67,5 kg. Hij tilt zijn hond op. Daarna gaat hij op de weegschaal staan. Samen wegen ze 76,8 kg. 8 Hoeveel kg weegt de hond? … 76,8 – 67,5 = 9,3 kg ……………………………………. ……………………………………………………………………… 4p 9 Vul in. 3,2 kg = … 3 200 ………. g 650 g = …… 0,65 …………. kg 8 300 000 mg= … 8,3 … kg 800 mg = …… 0,8 ………… g Eenheid van tijd 2p 10 Denise gaat met de auto op vakantie. Ze zit 3uur en 40 minuten in de auto. Hoeveel minuten zijn dat? ……… 3 x 60 = 180 …………………………………… ……… 180 + 40 = 220 min. ………………………… 4p 2p 11 12 Vul in. 2 jaar = … 24 ……… maanden 4 weken = …… 28 ……… dagen 3 eeuwen = … 300 ……… jaar 1 kwartaal = … 13 ……… weken Vul in. 28 maanden = …… 2 ……… jaar en …… 4 ……… maanden. 79 uur = ……… 3 …… dagen en …… 7 ……… uur. 105 Eenheid van snelheid 3p 11 Een scooter rijdt 15 m/s. Hoeveel km/uur is dat? Gebruik de verhoudingstabel hieronder. Tijd Afstand 1 sec 15 m Dus 15 m/s = …… 54 …… km/uur. 106 x 60 x 60 1 min 900 m 1 uur 54 000 m PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 10 formules Er zijn totaal 50 punten te halen. Ballonvaart 1p Leroy maakt een ballonvaart. 1 Hoe lang duurt de ballonvaart? …… 32 minuten………………… 1p 2 Hoe hoog is de ballon na 14 minuten? …… 400 meter ………………… 2p 3 Stijgt of daalt de ballon na 3 minuten? …… stijgt ………………………… 2p 1p 4 Welke stukken van de grafiek zijn constant? 5 …… 2, 5 en 7 ………………… Hoe hoog is het hoogste punt van de ballonvaart? …… 500 meter……………… Fietsen 2p Veronika en Theo fietsen naar school. De grafieken gaan over hun snelheid. Veronika rijdt eerst met een constante snelheid. Ze is nogal laat, daarom fietst ze het laatste stuk sneller. 6 Welke grafiek hoort bij Veronika? …… grafiek A ………………………… 2p 7 107 Theo wacht even op een vriend. Daarna fietsen ze samen naar school. Hoe kun je aan de grafiek zien, dat Theo op zijn vriend wacht? …… zijn snelheid is even 0 ……… K Hondenvoer Robin heeft een hond. De grafiek gaat over de voorraad hondenvoer. 2p 8 Hoeveel kilogram eet de hond in 10 dagen? ……… 5 kg …………………………………………………………………………………… 2p 9 Hoeveel kilogram is dat per dag? ……… 0,5 kg ………………………………………………………………………………… 2p 10 Hoeveel kilogram heeft Robin na 15 dagen? ……… 3,5 kg…………………………………………………………………………………… 2p 11 Wat is de periode van de grafiek? ……… 10 dagen ……………………………………………………………………………… 1p 12 Hoeveel perioden zijn getekend? ……… 3 ………………………………………………………………………………………… 2p 13 108 Teken er nog één periode bij. Rode kaars De grafiek gaat over het branden van een rode kaars. 3p 14 Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort. …… lengte in cm = 15 – 3 x tijd in uren ……… ……………………………………………………………………… 2p 15 Hoe lang is de rode kaars na 2 uur branden? …… 15 – 3 x 2 = 9 cm……………………………………… ……………………………………………………………………… Gewicht jonge hond De grafiek hoort bij het gewicht van een jonge hond. 2p 16 Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort. gewicht in kg = 0,5 + 0,5 x tijd in weken ……………………………………………………………… 2p 17 Wat zal het gewicht zijn van de hond na acht weken? …… 0,5 + 0,5 x 8 = 4,5 kg ……………………… ……………………………………………………………… Vliegafstand 109 De grafiek gaat over de vliegafstand. 2p 18 Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort. …… afstand in km = 4 x tijd in min. ………… ………………………………………………………………… Lengte blauwe kaars De tabel gaat over het branden van een blauwe kaars. LENGTE BLAUWE KAARS tijd in uren 0 5 lengte in cm 32 28 1p 19 10 24 15 20 20 16 Wat is het begingetal? …… 32 ……………………… 2p 20 Bereken de stapgrootte. …… (28-32) : 5 = - 0,8 ………………………………………………………………… 2p 21 Schrijf de formule op die bij de tabel hoort. …… lengte in cm= 32 – 0,8 x tijd in uren …………………………………… 2p 22 Hoe lang is de blauwe kaars na 28 uur branden? ………32 – 0,8 x 28 = 9,6 cm ………………………………………………………… 110 Scooter huren Maurice huurt een scooter. De huurprijs berekent hij met de formule huurprijs in € = 15 + 0,25a. a: de afstand in km 2p 23 Neem a = 50 en bereken de huurprijs. …… 15 + 0,25 x 50 =27,50 euro ………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 24 Maurice heeft 150 km met de scooter gereden. Wat is de huurprijs? …… 15 + 0,25 x 150 =52,50 euro ……………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Rekenen met letters 2p 25 Bereken 9a voor a = 6. …… 9 x 6 = 54 ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 26 Bereken – 6t voor t = 5. …… - 6 x 5 = - 30 ……………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 2p 27 Bereken 15 + 4t voor t = – 2. …… 15 + 4 x - 2 =………………………………………………………………………………… ………15 + - 8 = 7…………………………………………………………………………………… 111 PROEFWERK 1 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 11 informatieverwerking K Er zijn totaal 45 punten te halen. Pictogrammen 2p 1 Geef een ander woord voor pictogram. …… beeldtaal …………………………………………… 2p 2 Wat betekent het pictogram hiernaast? …… Giftig ………………………………………………… 2p 3 Geef een voorbeeld van waar je pictogrammen kunt vinden. …… chemische schoonmaakartikelen met giftige stoffen… Braille 2p 4 Jasper is blind. Toch kan hij lezen. Hij voelt de letters met zijn vingers. Het zijn geen gewone letters zoals wij ze kennen, maar allemaal puntjes. Het is een code. Hiernaast zie je het alfabet in braille. Waarom zou deze braillecode ‘het zespunts-systeem’ heten? … Omdat het op basis van 6 punten is. ……………………………………………… … Elke letter bestaat uit een andere code met die 6 punten …………… 2p 5 Welk woord staat hier? …… welkom ……………………………………………… 2p 6 Schrijf je naam in braille. …… eigen antwoord ……………………………… Verkeer Bekijk de kaarten en de routebeschrijving. Ze zijn gemaakt met Google Maps. 112 1p 7 In welke plaats begint de route? …… Velp ……………………………… 1p 8 Waar eindigt de route? …… Putten…………………………… 1p 9 Hoeveel kilometer is de route? …… 47,8 km …………………………… 1p 10 Hoe lang gaat een automobilist waarschijnlijk over de route doen? 2p 11 …… circa 59 min.…………………… Hoe vaak moet je linksaf slaan tijdens de reis? Op welke twee manieren kun je dat zien? …… 4 keer; in de tekst en op de kaart………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… 1p 12 Hoeveel rotondes kom je onderweg tegen? …… 4 rotondes ……………………………………… Kaart en graaf Op het kaartje van Farao-eiland zijn de belangrijkste wegen aangegeven. De afstanden zijn in kilometers. 4p 13 Vul de afstandstabel in. De plaatsen zijn aangegeven met de eerste letter. N 113 N x O 60 H Z 59 112 W 65 x 49 102 107 O 60 58 H 59 49 x 53 47 Z 112 102 53 x x W 65 107 58 47 Allerlei grafen In de graaf zie je leerlingen van klas 1Ka. Een verbinding betekent dat ze dezelfde hobby hebben. 2p 14 Maartje zingt in een bandje. Doet Carol dat ook? ja / nee 2p 15 Zingt Rina in een band? 2p 16 Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf? ja / nee ……… 6 verbindingen …………………………………… 3p 17 Drie vriendinnen zitten op streetdance. Wie zijn dat? ……… Carol, Anniek en Rina ………………………… 2p 18 Heeft Jennifer geen hobby? Leg je antwoord uit. ……… In ieder geval geen hobby die een ander ook heeft………………… Op Prinseiland is een graaf getekend van het wegennet. De afstanden zijn in km. Een pijl betekent dat je maar in één richting kunt rijden. 2p 19 Hoeveel verbindingen zijn er in de graaf? ……… 7 verbindingen ……………………………… 5p 20 114 Vul de afstandstabel in. naar A B C D E A X 3 5 2 8 F 4 B C D E F van 115 3 6 2 8 4 X 3 5 8 7 3 X 8 5 9 5 3 X 6 2 11 9 6 X 4 7 5 2 4 X Eindrapport Klas 1K4 krijgt een eindrapport. Het is voor de leerlingen erg spannend. De mentor legt met een stroomschema uit hoe de overgang gaat. Een 5 is één tekortpunt, een 4 is twee tekortpunten. 2p 21 Wat gebeurt er met Maartje volgens het stroomschema? ……… over naar klas 2K ………………………… 2p 22 En met Anne? ……… in bespreking voor 2B / 2K ………… 116 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 1 Vlakke figuren. Er zijn totaal 40 punten te halen. Naam: …………………………… Ruit 2p 1 Zet gelijke tekens in zijden die even lang zijn. 2p 2 Teken de symmetrieassen met blauw. 3p 3 Zet gelijke tekens in de hoeken die even groot zijn. Vlakke figuren 3p 4 Schrijf onder de vlakke figuren de naam. 3p 5 Zet gelijke tekens in hoeken die even groot zijn. 117 Klas: ………… Driehoeken 2p 6 Bereken ∠B in ∆ABC. ………………………………………………… ………………………………………………… 2p 7 ΔABC is een rechthoekige driehoek. ∠A = 30° Bereken ∠B . ………………………………………………… ………………………………………………… 3p 8 Bereken de hoeken C 1 , C 2 , en D 1 . …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… Driehoeken tekenen 3p 9 118 Teken ∆KLM met KL = 4 cm, ∠K = 40° en ∠L = 60°. 3p 10 Teken ∆ABC met AB = 5 cm, BC = 6 cm en AC = 4 cm. 3p 11 Teken ∆PQR met PQ = 7 cm, ∠Q = 45° en QR = 4 cm. 119 Vierhoeken 3p 12 Onderzoek de vlieger op eigenschappen uit de tabel onderaan de bladzijde. Zet + of −. 3p 13 Onderzoek de ruit op eigenschappen uit de tabel. Zet + of −. vlieger alle zijden even lang vier hoeken samen 360° vouwsymmetrisch draaisymmetrisch diagonalen even lang twee of meer zijden even lang diagonalen loodrecht op elkaar. 120 ruit Hoeken berekenen in een vierhoek 3p 14 In het parallellogram PQRS is ∠P = 74°. Bereken de andere hoeken van het parallellogram. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 15 Van de vlieger KLMN is ∠L = 92° en ∠M 124°. Bereken de andere hoeken van de vlieger. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 121 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 2 oppervlakte. Er zijn totaal 45 punten te halen Naam: …………………………… Klas: ………… Tegels leggen 3p 1 Jacqueline heeft een nieuwe kamer. Wat is de oppervlakte in m2 van haar kamer? ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… 2p 2 Jacqueline legt tegels op de vloer. In 1 pak tegels zit 2,5 m2. Hoeveel pakken moet Jacqueline kopen? ……………………………………………………… ……………………………………………………… 2p 3 Hoeveel kosten die tegels in totaal? ……………………………………………………… ……………………………………………………… 3p 4 Om de vloer komt een nieuwe plint. Hoeveel meter plint moet Jacqueline kopen? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 122 Omrekenen 6p 5 Vul in. 3,5 km2 = ………………… m2 5,8 m2 6 hm2 1050 cm2 = ………………… dm2 = ………………… km2 650 dm2= ………………… m2 425 mm2 = ………………… dm2 = ………………… cm2 Driehoeken 2p 6 Bereken de oppervlakte van ∆ABC. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 7 Bereken de oppervlakte van ∆DEF. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3p 8 Bereken de oppervlakte van ∆PQR. ………………………………………………… ………………………………………………… 123 ………………………………………………… Stomphoekige ∆ 2p 9 Bereken de oppervlakte van ∆KLM. ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Parallellogram 3p 10 Bereken de oppervlakte van het parallellogram hiernaast. ………………………………………………… …………………………………………………. …………………………………………………. Cirkel Op het strand heeft iemand een cirkel in het zand getekend. De straal is 3 dm en de diameter is 6 dm. 3p 11 Bereken de omtrek van deze cirkel. Rond af op 2 decimalen. ……………………………………………………………………………………. 3p 12 124 Bereken de oppervlakte van deze cirkel. Rond af op 2 decimalen. ……………………………………………………………………………………… 125 Glazen bak De bak is gemaakt van glas. Aan de bovenkant is de bak open. 3p 13 Hoeveel cm2 glas is er voor de bak gebruikt? …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… 1p 14 Is dat meer of minder dan 1 m2? ……………………….…………………………………. Blik appelmoes Het blik appelmoes heeft een diameter van 5 cm. De hoogte van het blik is 15 cm. 1p 15 Welke vorm heeft het blik appelmoes? …………………………………………… 2p 16 Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de bovenkant? …………………………………………………………… …………………………………………………………… 2p 17 Bereken de oppervlakte van de wikkel. …………………………………………………………… …………………………………………………………… 2p 18 Bereken de oppervlakte van het hele blik. ………………………………………………………………………………………..… 126 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 3 kwadraten, wortels en formules. Er zijn totaal 45 punten te halen. Naam: …………………………… Klas: ………… Formules met deelstreep Een verpakkingsbedrijf berekent de prijs voor een doos met een formule. oppervlakte bodem + 2 prijs in € = 3 oppervlakte bodem in dm2 2p 1 Bereken de prijs voor een doos met een bodemoppervlakte van 18 dm2 oppervlakte 15 16 17 18 19 20 25 prijs in € …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3p 2 Vul de tabel in. 2p 3 Marieke wil een heel klein doosje met een bodem van 0,5 dm2. Bereken de prijs van de doosjes met de formule. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 1p 4 Waarom zou de formule niet gelden voor hele kleine doosjes? …………………………………………………………………………………………………… 127 30 …………………………………………………………………………………………………… Kwadraten 2p 5 Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op. ( 5 + 2)2 – 5 32 + 2 2p 6 7 x 8 +22 x 11 2x5 ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Bereken. Rond zo nodig af op één decimaal. ( 186 : 7 )2 2 + 17 56 + 5612 : 12 23 ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Formules met kwadraten Mieke rijdt op een motor. In de stad rijdt ze niet harder dan 52 km per uur. Op de snelweg rijdt ze natuurlijk sneller. Op de invoegstrook trekt ze snel op. Daarna rijdt ze de snelweg op. De formule die hoort bij het optrekken is: Snelheid = 52 + 2 x ( t )2 Snelheid in kilometer per uur. Tijd t in seconden. 128 Mieke rijdt op de invoegstrook. 2p 7 Wat is haar snelheid na 1 seconde? …………………………………………………………………………………………………… 2p 8 Wat is haar snelheid na 3 seconden? …………………………………………………………………………………………………… 129 2p 9 Klopt de formule nog voor 20 seconden? Leg ook uit waarom. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… Parabolen Ruud doet aan speerwerpen. Bij zijn worp hoort de formule: hoogte = - ( t )2 + 8 ( t ) Hoogte in meters, tijd in seconden. 2p 10 Hoe hoog is de speer na 2 seconden? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 2p 11 Hoe hoog is de speer na 6 seconden? ………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 3p 12 Vul de tabel in: WORP RUUD tijd in seconden hoogte in m 0 1 3p 13 Teken de grafiek. 1p 14 Wat is het hoogste punt van de speerworp? 2 3 4 5 6 …………………………………………… …………………………………………… 1p 15 Na hoeveel seconden komt de speer weer op de grond? …………………………………………… …………………………………………… Wortels 2p 16 130 Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op. 7 8 100 − 20 − 4 2p 17 25 + 13× 4 ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Bereken. Rond zo nodig af op twee decimalen. (13 + 145) × 50 444 + 14× 4 : 3 ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Formules met wortels Voor de kust van Bali kun je op de golven surfen. Bij de hoogte van de golven hoort de formule: golfhoogte = 2 × windkracht . golfhoogte in meter let op: golfhoogte in meters afronden op 2 decimalen! 2p 18 Hoe hoog is een golf bij windkracht 4? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 19 Hoe hoog is een golf bij windkracht 6? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 131 3p 20 Vul de tabel in: GOLFHOOGTE windkracht 0 golfhoogte 1 2 3 4 5 3p 21 Teken de grafiek 1p 22 Als het erg hard waait kun je beter niet surfen. Dat is als de golven hoger dan 5,5 meter zijn. Welke windkracht hoort daarbij? 6 7 8 9 10 …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 132 11 12 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 K Hoofdstuk 4 procenten. Er zijn totaal 36 punten te halen Naam: …………………………… Procenten en breuken 1p 1 Welk deel van de figuur is donker? ………………………………. 2p 2 Hoeveel procent is dat? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal Dus het antwoord is: ………………………………… 4p 3 Omcirkel wat meer is: a 5% of b 4 5 1 5 of 45% c 12% of d 4p 4 3 4 1 12 of 70% Vul in < of > of =. a 75% . . . . . 0,57 b 0,2 . . . . . 20% 133 Klas: ………… c 0,34 . . . . . 34,5% d 50% . . . . . 0,05 134 Percentage berekenen In leerjaar 2 van het ALUMINIUMCOLLEGE zitten 217 leerlingen. Daarvan komen er zes met de trein naar school. 2p 5 Hoeveel procent is dat? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal leerlingen Dus het antwoord is: ………………………………… In de tabel hieronder zie je de voorraad chips in de kantine van het ALUMINIUMCOLLEGE. smaak aantal 1p 6 naturel 25 paprika 44 Hamkaas sour cream curry 3 12 5 Hoeveel zakken chips zijn er op voorraad? ………………………………………………………… 2p 7 Hoeveel procent van de voorraad is naturel? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal Dus het antwoord is: ………………………………… 2p 8 Hoeveel procent van de voorraad chips heeft een currysmaak? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal Dus het antwoord is: ………………………………… 2p 9 Welke smaak is 41,1% van de voorraad? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal 135 light 18 Dus het antwoord is: ………………………………… 136 Rekenen met procenten 2p 10 Jelle krijgt per maand € 150 zakgeld. Daarvan besteedt hij 68% aan het aanschaffen van kleding. Hoeveel euro is dat per maand? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal in € Dus het antwoord is: ………………………………… 1p 11 Een bioscoopkaartje bij de RODE BIOSCOOP kost €12,50. Op donderdag krijg je 40% korting. Hoeveel euro korting krijg je? ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. 1p 12 Jelle gaat met zijn vriendin op donderdag naar de bioscoop. Hoeveel euro moet hij betalen voor de twee kaartjes? ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. Afname en toename in procenten 1p 13 Een paar schaatsen kost € 67. In de uitverkoop staan ze in de etalage voor € 50. Hoeveel euro minder betaal je in de uitverkoop voor de schaatsen? ………………………………………………………………………………………. 1p 14 Hoeveel procent is de korting op de schaatsen in opgave 13? ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. 137 ………………………………………………………………………………………. artikel 5p oude prijs broodje gezond € 1,50 broodje kroket € 1,50 broodje ei € 1,80 15 nieuwe prijs toename of toename of afname in € afname in % € 1,75 Vul de tabel in. Rond prijzen af op 5 eurocent. Cirkeldiagram Het cirkeldiagram hiernaast gaat over leerlingen die ‘s morgens te laat komen op het KANAALCOLLEGE. De conciërge vraagt aan de leerlingen waarom ze te laat zijn. 1p 16 Hoeveel leerlingen komen te laat? ………………………………. 2p 17 Bereken bij hoeveel leerlingen de bus te laat is. Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal leerlingen Dus het antwoord is: ………………………………… 2p 18 Bereken hoeveel leerlingen geen reden hebben om te laat te komen. Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal leerlingen 138 – 25% – € 0,40 Dus het antwoord is: ………………………………… 139 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 5 ruimtelijk kijken en tekenen. K Er zijn totaal 42 punten te halen. Naam: …………………………… ………… Diepte zien 3p 1 Welke ribben zijn gestippeld? ………………………………………… 2p 2 Kleur het rechterzijvlak. 3p 3 Welke vlak is het achtervlak? ………………………………………… 3p 4 Van welke vlakken is ribbe AD een zijde ………………………………………… Kubus en balk tekenen 140 Klas: 5p 5 141 Teken een kubus PQRS TUVW met ribben van 4 cm. 6p 6 Teken balk ABCD EFGH. AB = 5 cm, AE = 3 cm, BC = 8 cm. Prisma 3p 7 Welke twee ruimtefiguren zijn prima’s? ………………………………………… 2p 8 142 Kleur van de prisma’s het grondvlak. Evenwijdige, snijdende en kruisende lijnen 3p 9 Zeg van de volgende ribben of ze elkaar snijden, evenwijdig zijn of dat ze elkaar kruisen. AB en HG ………………………………………… AB en FG ………………………………………… AB en BC ………………………………………… Tekenen in perspectief 2p 10 Teken de rechterkant van de weg vanuit A. Zorg dat het een perspectieftekening wordt. 143 Aanzichten 2p 11 Hoeveel blokjes zijn er gebruikt voor dit bouwwerk? ………………………………………… 1 1 1 1 1 3 3 2 2 4 1 2 2 4 1 2 4p 12 Teken het vooraanzicht van het bouwwerk. 4p 13 Teken het rechterzijaanzicht. 144 145 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 6 Stelling van Pythagoras. K Er zijn totaal 45 punten te halen. Naam: …………………………. Klas: ……….. Kwadraten en wortels 6p 6p 1 2 Bereken de kwadraten van de volgende getallen. 16 ………… 8 ………… 4,5 ………… 14 ………… 11 ………… 8,2 ………… Bereken en rond af op twee decimalen. 85 = ………… 2000 = ………… 5 =………… Pythagoras 3p 3 Bereken van elke zijde het kwadraat. …………………………………… …………………………………… …………………………………… 2p 146 4 Is de driehoek rechthoekig? Laat dit met een berekening zien. Ja / nee, want ………………………………………………………………………… Berekeningen met Pythagoras 3p 5 Vul het schema in en bereken de lengte van KL. 3p 6 Bereken de lengte van AB. Rond af op één decimaal. …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… 3p 7 Bereken de lengte van QR. Rond af op één decimaal. …………………………………… …………………………………… …………………………………… 147 …………………………………… 148 4p 8 Bereken de lengte van FG. Rond af op één decimaal. …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… 4p 9 Bereken de lengte van DE. Rond af op één decimaal. …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… Theorie vraag 2p 10 Wat is de stelling van Pythagoras? a. b. c. 149 √korte zijde + √andere korte zijde = lange zijde korte zijde² + andere korte zijde² = lange zijde² √lange zijde + korte zijde² = andere korte zijde² Toepassingen Martin zet een ladder tegen de muur van zijn huis. 4p 11 Hoe ver staat de onderkant van de ladder van de muur af? Rond af op 2 decimalen. …………………………………… …………………………………… …………………………………… …………………………………… 5p 12 Bereken de hoogte van het huis. Rond af op 2 decimalen. ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… 150 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 7 Vergelijkingen oplossen. K Er zijn totaal 36 punten te halen. Naam: …………………………… Klas: ………… Bijbaantje 1 Femke en Nick hebben een bijbaantje. Hun verdiensten in euro's bereken je met formules. Femke: verdiensten = 4,50 + 2,50 × aantal uren Nick: verdiensten = 3,00 + 2,75 × aantal uren Vul de tabellen in. Femke 3p aantal uren 0 1 2 3 4 5 0 1 2 3 4 5 verdiensten Nick 3p aantal uren verdiensten 4p 2 Teken op de volgende bladzijde de grafieken van Femke en Nick. 2p 3 Na hoeveel uren verdienen Femke en Nick evenveel? ……………………………………………………………………………………… 1p 4 Wie verdient het meest na 4 uur werken? ……………………………………………………………………………………… 1p 5 Wie verdient het meest na 8 uur werken? ……………………………………………………………………………………… 151 Hondenvoer Poef is een herdershond. Per dag eet hij 0,6 kg hondenbrokken. In een zak hondenbrokken zit 24 kg. Na een aantal dagen is er nog 10,2 kg over. Hierbij hoort de vergelijking: 24 − 0,6 × aantal dagen = 10,2 3p 6 Los de vergelijking op. ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… 1p 7 Na hoeveel dagen is er nog 10,2 kg over? ……………………………………………………………………………………………. 2p 3p 8 9 Na een aantal dagen is het voer op. Welke vergelijking hoort hierbij? ………………………………………. Los de vergelijking op. Na hoeveel dagen is het voer op? ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… 152 Oplossen met de balansmethode 2p 10 Bij de balans hoort de vergelijking : 4b + 1 = b + 10 Je haalt aan beide kanten 1 boek weg. Welk bordje hoort nu bij de balans? Kleur het goede bordje in. Kies uit: 2p 11 Los de vergelijking op. ……………………………………………….…………………………………. …………………………………..…………………………………………….… ………………………………..…………………………………………….…… 1p 12 Hoeveel weegt één boek? …………………………………………….… 4p 13 Los op met de balansmethode. 3t + 8 = 26 ……………………………………………….…………………………………. …………………………………..…………………………………………….… ………………………………..…………………………………………….…… 4p 14 Los op met de balansmethode. -5a – 12 = 33 ……………………………………………….…………………………………. …………………………………..…………………………………………….… ………………………………..…………………………………………….…… 153 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 8 Vergroten en verkleinen. K Er zijn totaal 30 punten te halen. Naam: …………………………… Klas: ………… Vergrotingsfactor Marleen kopieert een foto. Zij stelt het kopieerapparaat in op 120%. 2p 1 Welke vergrotingsfactor hoort daarbij? ……………………………………………………… 2p 2 Wordt de foto nu groter of kleiner? ……………………………………………………… 2p 3 De foto is 15 bij 20 cm. Wat zijn de maten van de kopie? ………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………. Hiernaast zie je 2 vierkanten. Vierkant B is een vergroting van vierkant A. 2p 4 Bereken de vergrotingsfactor. ……………………………………………………… ……………………………………………………… 154 Gelijkvormige driehoeken ∆ …………… 2p 5 Vul in: ∆ ABC 4p 6 Teken een vergroting van ∆KLM. Gebruik vergrotingsfactor 1,5. Noem de nieuwe driehoek ∆DEF 4p 7 Teken een verkleining van ∆KLM. Gebruik vergrotingsfactor 0,5. Noem de nieuwe driehoek ∆STU 155 Schaal De Eiffeltoren is 324 meter hoog. Er is een model gemaakt op schaal 1 : 3000. 2p 8 Hoeveel cm is 324 meter? ……………………………………………………… 3p 9 Hoe hoog is het model van de Eiffeltoren? ……………………………………………………… 3p 10 Dit model van VW T1 busje is op schaal 1 : 18 gemaakt. Dit model is 23 cm lang. Hoe lang is een VW T1 in werkelijkheid? ……………………………………………………… Vergroting 4p 11 156 Teken een vergroting van de ster. Gebruik vergrotingsfactor 2. PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 9 Stastiek. 45 punten te halen Naam: …………………………… Klas: ………… Turftabel Bakker Bruin turft de broden die hij verkoopt. Verkoop brood Bakker Bruin witbrood volkoren brood bruin brood tijgerbrood stokbrood //// //// //// //// /// ….. //// //// //// //// //// //// // ….. //// //// //// // 17 //// //// //// //// ….. //// //// // ….. totaal 1p 1 Hoeveel volkoren broden heeft de bakker verkocht? ………………………………………………… 3p 2 Vul de tabel verder in. 1p 3 Hoeveel broden heeft de bakker in totaal verkocht? ………………………………………………… 157 ….. Beelddiagram Kapster Liana heeft een week lang haar klanten geteld. Aantal klanten Liana’s kapsalon maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag 2p 4 Hoeveel klanten zijn op maandag geweest? ………………………………………………… 2p 5 Hoeveel klanten zijn op dinsdag geweest? ………………………………………………… 1p 6 Op welke dag zijn de meeste klanten in Liana’s kapsalon geweest? ………………………………………………… 2p 7 Hoeveel klanten zijn deze week in de kapsalon geweest? ………………………………………………… 158 Staafdiagram Aan alle tweedeklassers is een vraag gesteld. Welke sport doe je het liefst? De leerlingen mogen maar één sport kiezen. FAVORIETE SPORT sport voetbal aantal leerlingen 60 basketbal 24 tennis 18 volleybal 26 3p 8 Teken het staafdiagram bij de tabel. 2p 9 Hoeveel leerlingen hebben meegedaan aan het onderzoek? atletiek 5 …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 159 geen 51 Lijndiagram Dorien meet de temperatuur op 21 mei. 3p 10 Teken het lijndiagram van de temperatuur. 2p 11 Tussen welke tijdstippen is de temperatuur boven de 20 °C? …………………………………………………………………………………………………… 2p 12 160 Op 21 mei was het bijna onbewolkt. Toch is het nog even bewolkt geweest. Op welk tijdstip was dat ongeveer? …………………………………………………………………………………………………… Steel-bladdiagram Meneer van Gent maakt van de proefwerkcijfers een steel-bladdiagram. 2p 13 Hoeveel proefwerkcijfers staan in het steelblad-diagram? ……………………………………… 2p 14 Welk cijfer is het hoogste cijfer? ……………………………………… 1p 15 Hoeveel leerlingen hebben een cijfer lager dan 6? ……………………………………… 2p 16 Welk cijfer komt het meest voor? ……………………………………… Centrummaten LEEFFTIJDEN CLUBLEDEN Jan is 19 en zit op aikibudo, een vechtsport. Hij schrijft de leeftijden van de rest van zijn clubgenoten op. 1p 17 Hoeveel clubleden zijn er totaal? 19 22 20 24 20 28 21 20 25 30 22 27 …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 18 Bereken de gemiddelde leeftijd. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 19 Welke leeftijd is de modus? …………………………………………………………………………………………………… 2p 20 161 Welke leeftijd is de mediaan? 18 20 19 19 …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 162 Cirkeldiagram Op een internationale school zitten leerlingen uit allerlei landen. KLAS 2A land aantal leerlingen Engeland Duitsland Verenigde Staten China Canada 4 8 5 3 5 percentage hoek 1p 21 Hoeveel leerlingen zitten in klas 2A? Schrijf je antwoord in de tabel. 2p 22 Bereken van elk land de percentages. Zet de percentages in de tabel. 2p 23 Bereken van elk percentage de hoek. Schrijf het erbij in de tabel. 2p 24 Teken het cirkeldiagram. KLAS 2A 163 totaal PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 10 Inhoud en doorsneden. 40 punten te halen. Naam: …………………………… Klas: ………… Blokken berekenen 2p 1 Hoeveel blokjes heb je nodig voor het bouwwerk hiernaast? ………………………………………………… Inhoudseenheden 8p 2 Vul in. 8,2 m3 = ………………… dm3 2 m3 = ………………. dm3 6,5 dm3 = ………………… cm3 600 liter = ……………….. m3 800 cm3 = ……………… liter 6 liter 13 dl 3,5 liter = ……………….. cl = ………………… liter = ……………….. cc Inhoud balk en kubus 3p 3 Bereken de inhoud van de balk. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3p 4 164 Een kubus heeft ribben van 8 cm. Bereken de inhoud van de kubus. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… Inhoud zwembad Een zwembad heeft de vorm van een balk. De lengte is 6 m, de breedte is 3,5 m en het zwembad is 1,2 m diep. 2p 5 Hoeveel m3 is de inhoud van het zwembad? ……………………………………………………… ……………………………………………………… 2p 6 Hoeveel liter is dat? ……………………………………………………… ……………………………………………………… Inhoud cilinder Het blikje soep is 10,6 cm hoog. De diameter is 6 cm. 3p 7 Bereken de inhoud van het blikje. Rond af op een hele cm3. ……………………………………………………… ……………………………………………………… 2p 8 Hoeveel liter is de inhoud van het blikje? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 9 Hoeveel liter soep kan je daarvan koken? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 165 Inhoud prisma 4p 10 Hoeveel m3 is de ruimte in de tent? ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Inhoud kegel Hiernaast zie je een kegel. De diameter is 6 cm en de hoogte is 8 cm. 3p 11 Bereken de oppervlakte van het grondvlak. Geef je antwoord in cm2. Rond af op 2 decimalen. ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… 3p 12 Bereken de inhoud van de kegel Rond af op hele cm3. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 166 Doorsneden 3p 13 Een rookworst wordt op verschillende plaatsen doorgesneden. Bekijk de doorsneden. Zet het juiste nummer achter de hoofdletters. 167 A = …… C = …… B = …… D = …… E = …… Nakijkbladen proefwerk wiskunde Bij getal & ruimte 2 VMBO-KGT deel 1 en 2 Proefwerk hoofdstuk 1 vlakke figuren pagina 2 Proefwerk hoofdstuk 2 oppervlakte pagina 7 Proefwerk hoofdstuk 3 kwadraten, wortels en formules pagina 11 Proefwerk hoofdstuk 4 procenten pagina 16 Proefwerk hoofdstuk 5 ruimtelijk kijken en tekenen pagina 20 Proefwerk hoofdstuk 6 stelling van Pythagoras pagina 24 Proefwerk hoofdstuk 7 vergelijkingen oplossen pagina 28 Proefwerk hoofdstuk 8 vergroten en verkleinen pagina 31 Proefwerk hoofdstuk 9 statistiek pagina 34 Proefwerk hoofdstuk 10 inhoud en doorsneden pagina 40 168 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 1 Vlakke figuren. Er zijn totaal 40 punten te halen Ruit 2p 1 Zet gelijke tekens in zijden die even lang zijn. 2p 2 Teken de symmetrieassen met blauw. 3p 3 Zet gelijke tekens in de hoeken die even groot zijn. Vlakke figuren 3p 4 Schrijf onder de vlakke figuren de naam. 3p 5 Zet gelijke tekens in hoeken die even groot zijn. 169 K Driehoeken 2p 6 Bereken ∠B in ∆ABC. …… 180° - 52 – 50 = 78°……………. ………………………………………………… 2p 7 ΔABC is een rechthoekige driehoek. ∠A = 30° Bereken ∠B . …… 180° - 90 – 30 = 60°……………. ………………………………………………… 3p 8 Bereken de hoeken C 1 , C 2 , en D 1 . …∠D 1 = ∠D 2 = 90° …………………∠C 1 = 180 – 90 – 30 = 60°…………… …∠C 2 = 90 – 60 = 30°………………………………………………………………… Driehoeken tekenen 3p 9 170 Teken ∆KLM met KL = 4 cm, ∠K = 40° en ∠L = 60°. 3p 10 Teken ∆ABC met AB = 5 cm, BC = 6 cm en AC = 4 cm. 3p 11 Teken ∆PQR met PQ = 7 cm, ∠Q = 45° en QR = 4 cm. 171 Vierhoeken 3p 12 Onderzoek de vlieger op eigenschappen uit de tabel onderaan de bladzijde. Zet + of −. 3p 13 Onderzoek de ruit op eigenschappen uit de tabel. Zet + of −. vlieger 172 ruit alle zijden even lang - + vier hoeken samen 360° + + vouwsymmetrisch + + draaisymmetrisch - + diagonalen even lang - - twee of meer zijden even lang + + diagonalen loodrecht op elkaar. + + Hoeken berekenen in een vierhoek 3p 14 In het parallellogram PQRS is ∠P = 74°. Bereken de andere hoeken van het parallellogram. …… ∠R = ∠P = 74° ∠S = ∠Q = (360° - 74 -74) : 2 = 106 ° ……………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 15 Van de vlieger KLMN is ∠L = 92° en ∠M 124°. Bereken de andere hoeken van de vlieger. …… ∠N = ∠L = 92° ∠K = 360° - 124 – 92 – 92 = 52° …………………… …………………………………………………………………………………………………… 173 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 2 oppervlakte. Er zijn totaal 45 punten te halen Tegels leggen 3p 1 Jacqueline heeft een nieuwe kamer. Wat is de oppervlakte in m2 van haar kamer? …… 4 x 6 + 2 x 2 = …………………… …… 24 + 4 = 28 m2………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… 2p 2 Jacqueline legt tegels op de vloer. In 1 pak tegels zit 2,5 m2. Hoeveel pakken moet Jacqueline kopen? ……… 28 : 2,5 = 11,2………………………… ……… dus 12 pakken ……………………… 2p 3 Hoeveel kosten die tegels in totaal? ……… 12 x 39,95 = 479,40 euro ……… ……………………………………………………… 3p 4 Om de vloer komt een nieuwe plint. Hoeveel meter plint moet Jacqueline kopen? ……… 4 + 6 + 6 + 2 + 2 + 4 = 24 m ………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 174 K Omrekenen 6p 5 Vul in. 3,5 km2 = 3 500 000 m2 5,8 m2 = 580 dm2 = 0,06 km2 1050 cm2 = 10,5 dm2 650 dm2 = 6,5 m2 425 mm2 = 4,25 cm2 6 hm2 Driehoeken 2p 6 Bereken de oppervlakte van ∆ABC. ……… ½ x 5 x 2 = 5 cm2 ……………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 7 Bereken de oppervlakte van ∆DEF. ………½ x 3 x 2 = 3 cm2 ………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3p 8 Bereken de oppervlakte van ∆PQR. ………PQ = 44 + 27 = 71 mm ……… ………½ x 71 x 39 = 138,5 mm2 ……. ………………………………………………… 175 Stomphoekige ∆ 2p 9 Bereken de oppervlakte van ∆KLM. …… ½ x 3 x 3 = 4,5 cm2 ……………… ………………………………………………… ………………………………………………… Parallellogram 3p 10 Bereken de oppervlakte van het parallellogram hiernaast. … 3,5 x 4 = 14 cm2 ………………………. ………………………………………………… ………………………………………………… Cirkel Op het strand heeft iemand een cirkel in het zand getekend. De straal is 3 dm en de diameter is 6 dm. 3p 11 Bereken de omtrek van deze cirkel. Rond af op 2 decimalen. ……… 6 x π = 18,85 dm …………………………………………………… 3p 12 Bereken de oppervlakte van deze cirkel. Rond af op 2 decimalen. ……… 3 x 3 x π = 28,27 dm2 …………………………………………… 176 Glazen bak De bak is gemaakt van glas. Aan de bovenkant is de bak open. 3p 13 Hoeveel cm2 glas is er voor de bak gebruikt? …… 2 x 20 x 20 = 800 ……… … 3 x 100 x 20 = 6 000 + …… ……………………… 6 800 cm2 …… 1p 14 Is dat meer of minder dan 1 m2? … minder, namelijk 0, 68 m2 …………………. Blik appelmoes Het blik appelmoes heeft een diameter van 5 cm. De hoogte van het blik is 15 cm. 1p 15 Welke vorm heeft het blik appelmoes? …… Cilinder ……………………………………… 2p 16 Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de bovenkant? …… 2,5 x 2,5 x π = 19,63 cm2 ……………… …………………………………………………………… 2p 17 Bereken de oppervlakte van de wikkel. …… 5 x π = 15,71 cm…………………………… …… 15 x 15,71 = 235,65 cm2 ………………… 2p 18 Bereken de oppervlakte van het hele blik. …… 235,65 + 19,63 = 255,28 cm2 …………………………………………. 177 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 3 kwadraten, wortels en formules. K Er zijn totaal 45 punten te halen. Formules met deelstreep Een verpakkingsbedrijf berekent de prijs voor een doos met een formule. oppervlakte bodem + 2 prijs in € = 3 oppervlakte bodem in dm2 2p 1 Bereken de prijs voor een doos met een bodemoppervlakte van 18 dm2 …… (18 + 2) : 3 = 6,67 euro ………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3p 2 Vul de tabel in. oppervlakte prijs in € 2p 3 15 5,67 16 6 17 6,33 18 6,67 19 7 20 7,33 25 9 Marieke wil een heel klein doosje met een bodem van 0,5 dm2. Bereken de prijs van het doosje met de formule. …… (0,5 + 2) : 3 = 0,83 euro ………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 1p 4 Waarom zou de formule niet gelden voor hele kleine doosjes? …… Voor die lage prijzen kunnen ze niet worden gemaakt.………… …………………………………………………………………………………………………… 178 30 10,67 Kwadraten 2p Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op. 5 ( 5 + 2)2 – 5 32 + 2 7 x 8 +22 x 11 2x5 …… 72 – 5 …=………49 – 5 …… 9+2 … 56 + 4 x 11 …… = 56 + 44 ……… 11 …… 44 …=……… 4 …… 10 ……… 100 ……… = 10 ……………… 11 2p 10 10 Bereken. Rond zo nodig af op één decimaal. 6 ( 186 : 7 )2 2 + 17 56 + 5612 : 12 23 …… 706,04 : 19 = 37,2 ……………… …… 26 282,75 : 23 = 1 142,7 ………… ………………………………………………… ………………………………………………… Formules met kwadraten Mieke rijdt op een motor. In de stad rijdt ze niet harder dan 52 km per uur. Op de snelweg rijdt ze natuurlijk sneller. Op de invoegstrook trekt ze snel op. Daarna rijdt ze de snelweg op. De formule die hoort bij het optrekken is: Snelheid = 52 + 2 x ( t )2 Snelheid in kilometer per uur. Tijd t in seconden. 2p 7 Mieke rijdt op de invoegstrook. Wat is haar snelheid na 1 seconde? ………52 + 2 x ( 1 )2 = 54 km/uur …………………………………………………… 2p 8 Wat is haar snelheid na 3 seconden? ………52 + 2 x ( 3 )2 = 72 km/uur ……………………………………………………… 179 2p 9 Klopt de formule nog voor 20 seconden? Leg ook uit waarom. ………52 + 2 x ( 20 )2 = 854 km/uur dat klopt niet! ………………………… Deze formule is alleen voor het optrekken, ze zal bij de 120 km/uur niet nog verder optrekken. Parabolen Ruud doet aan speerwerpen. Bij zijn worp hoort de formule: hoogte = - ( t )2 + 8 ( t ) Hoogte in meters, tijd in seconden. 2p 10 Hoe hoog is de speer na 2 seconden? …… - ( 2 )2 + 8 ( 2 ) = -4 + 16 = 12 ……………………………… ………………………………………………………………………………… 2p 11 Hoe hoog is de speer na 6 seconden? …… - ( 6 )2 + 8 ( 6 ) = 12 …………………………………….……… ………………………………………………………………………………… 3p 12 Vul de tabel in: WORP RUUD tijd in seconden hoogte in m 0 0 3p 13 Teken de grafiek. 1p 14 Wat is het hoogste punt van de speerworp? 1 7 ……… 16 meter …………………… …………………………………………… 1p 15 Na hoeveel seconden komt de speer weer op de grond? ……… na 8 sec. …………………… …………………………………………… 180 2 12 3 15 4 16 5 15 6 12 7 7 8 0 Wortels 2p 16 Bereken zonder rekenmachine. Schrijf ook de tussenstappen op. 100 − 20 − 4 2p 17 25 + 13× 4 …… 10 - √16 = ………………………… …… 5 +13 x 2 = ………………………… …… 10 – 4 = 6 ………………………… …… 5 + 26 = 31 ………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Bereken. Rond zo nodig af op twee decimalen. (13 + 145) × 50 444 + 14× 4 : 3 …… 158 x √50 = 1 117,23 …………… ……… √500 : 3 = 7,45 ………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Formules met wortels Voor de kust van Bali kun je op de golven surfen. Bij de hoogte van de golven hoort de formule: golfhoogte = 2 × windkracht . golfhoogte in meter let op: golfhoogte in meters afronden op 2 decimalen! 2p 18 Hoe hoog is een golf bij windkracht 4? …… 2 x √4 = 2 x 2 = 4 ………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 2p 19 Hoe hoog is een golf bij windkracht 6? ………2 x √6 = 2 x 2,449 = 4,90 …………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 181 3p 20 Vul de tabel in: GOLFHOOGTE windkracht 0 0 golfhoogte 1 2 2 3 4 2,83 3,46 4 5 6 7 8 9 4,47 4,90 5,29 5,66 6 3p 21 Teken de grafiek 1p 22 Als het erg hard waait kun je beter niet surfen. Dat is als de golven hoger dan 5,5 meter zijn. Welke windkracht hoort daarbij? 10 11 12 6,32 6,63 6,93 ……… windkracht 7,6 (zie grafiek) ……………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 182 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 4 procenten. Er zijn totaal 36 punten te halen Procenten en breuken 1p 1 Welk deel van de figuur is donker? …… 3/8 …………………. 2p 2 Hoeveel procent is dat? Gebruik een verhoudingstabel. Procent 100 12,5 37,5 8 1 3 Aantal Dus het antwoord is: ……… 37,5 % ………… 4p 3 Omcirkel wat meer is: a 5% of b 4 5 1 5 of 45% c 12% of d 4p 4 3 4 1 12 of 70% Vul in < of > of =. a 75% . > . 0,57 b 0,2 . = . 20% c 0,34 . < . 34,5% d 50% . >. 0,05 183 K Percentage berekenen In leerjaar 2 van het ALUMINIUMCOLLEGE zitten 217 leerlingen. Daarvan komen er zes met de trein naar school. 2p 5 Hoeveel procent is dat? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal leerlingen 100 217 0,46 1 2,8 6 Dus het antwoord is: …… 2,8 % …………………… In de tabel hieronder zie je de voorraad chips in de kantine van het ALUMINIUMCOLLEGE. smaak aantal 1p 6 naturel 25 paprika 44 Hamkaas 3 sour cream 12 curry 5 Hoeveel zakken chips zijn er op voorraad? …… 25 + 44 + 3 + 12 + 5 + 18 = 107 ……… 2p 7 Hoeveel procent van de voorraad is naturel? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal 100 107 0,93 1 23,4 25 Dus het antwoord is: …… 23,4 %……… 2p 8 Hoeveel procent van de voorraad chips heeft een currysmaak? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal 100 107 0,93 1 4,7 5 Dus het antwoord is: …… 4,7 % …………… 2p 9 Welke smaak is 41,1% van de voorraad? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal 100 107 1 1,07 41,1 43,977 Dus het antwoord is: … Paprika………… 184 light 18 Rekenen met procenten 2p 10 Jelle krijgt per maand € 150 zakgeld. Daarvan besteedt hij 68% aan het aanschaffen van kleding. Hoeveel euro is dat per maand? Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal in € 100 150 1 1,50 68 102 Dus het antwoord is: …… 102 euro…………………… 1p 11 Een bioscoopkaartje bij de RODE BIOSCOOP kost €12,50. Op donderdag krijg je 40% korting. Hoeveel euro korting krijg je? ……… 12,50 x 0,40 = 5 euro korting ………………………………. ………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………. 1p 12 Jelle gaat met zijn vriendin op donderdag naar de bioscoop. Hoeveel euro moet hij betalen voor de twee kaartjes? ………… 12,50 – 5 = 7,50 per kaartje …………………………………. ………… 7,50 x 2 = 15 euro totaal ……………………………………. Afname en toename in procenten 1p 13 Een paar schaatsen kost € 67. In de uitverkoop staan ze in de etalage voor € 50. Hoeveel euro minder betaal je in de uitverkoop voor de schaatsen? ……… 67 – 50 = 17 euro minder ………………………………………. 1p 14 Hoeveel procent is de korting op de schaatsen in opgave 13? ……… (100 : 67) x 17 = 25,4 % …………………………………………. ………………………………………………………………………………………. 185 186 5p 15 Vul de tabel in. Rond prijzen af op 5 eurocent. artikel oude prijs broodje gezond broodje kroket broodje ei nieuwe prijs € 1,50 € 1,75 toename of afname in € + 0,25 € 1,50 € 1,15 - 0,35 – 25% € 1,80 € 1,40 – € 0,40 - 22,2% Cirkeldiagram Het cirkeldiagram hiernaast gaat over leerlingen die ‘s morgens te laat komen op het KANAALCOLLEGE. De conciërge vraagt aan de leerlingen waarom ze te laat zijn. 1p 16 Hoeveel leerlingen komen te laat? …… 20 leerlingen ………………. 2p 17 Bereken bij hoeveel leerlingen de bus te laat is. Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal leerlingen 100 20 1 0,2 40 8 Dus het antwoord is: …… 8 leerlingen …………… 2p 18 Bereken hoeveel leerlingen geen reden hebben om te laat te komen. Gebruik een verhoudingstabel. Procent Aantal leerlingen 100 20 1 0,2 15 3 Dus het antwoord is: …… 3 leerlingen …………… 187 toename of afname in % + 16,7% PROEFWERK 2 vmbo-KGT 1 Hoofdstuk 5 ruimtelijk kijken en tekenen. Er zijn totaal 42 punten te halen. Diepte zien 3p 1 Welke ribben zijn gestippeld? …… AD, DH, en CD ……… 2p 2 Kleur het rechterzijvlak. 3p 3 Welke vlak is het achtervlak? ……… DCGH ………………… 3p 4 Van welke vlakken is ribbe AD een zijde …… ADEH en ABCD …… Kubus en balk tekenen 5p 5 188 Teken een kubus PQRS TUVW met ribben van 4 cm. K 6 Teken balk ABCD EFGH. AB = 5 cm, AE = 3 cm, BC = 8 cm. 6p Prisma 3p 7 Welke twee ruimtefiguren zijn prima’s? ………… 1 en 4 ………………… 2p 8 189 Kleur van de prisma’s het grondvlak. Evenwijdige, snijdende en kruisende lijnen 3p 9 Zeg van de volgende ribben of ze elkaar snijden, evenwijdig zijn of dat ze elkaar kruisen. AB en HG … evenwijdig ………… AB en FG … kruisen ……………… AB en BC … snijden ……………… Tekenen in perspectief 2p 10 Teken de rechterkant van de weg vanuit A. Zorg dat het een perspectieftekening wordt. 190 Aanzichten 2p 11 Hoeveel blokjes zijn er gebruikt voor dit bouwwerk? ……… 31 …………………………… 1 1 1 1 1 3 3 2 2 4 1 2 2 4 1 2 4p 12 Teken het vooraanzicht van het bouwwerk. 4p 13 Teken het rechterzijaanzicht. 191 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 6 Stelling van Pythagoras. K Er zijn totaal 45 punten te halen. Kwadraten en wortels 6p 6p 1 2 Bereken de kwadraten van de volgende getallen. 16 … 256 … 8 … 64 … 4,5 … 20,25 … 14 … 196 … 11 … 212 … 8,2 … 67,24 … Bereken en rond af op twee decimalen. 85 = … 9,22 … 2000 = … 44,72 … 5 = … 2,24 … Pythagoras 3p 3 Bereken van elke zijde het kwadraat. 10cm …… 62 = 36 …………… …… 82 = 64 …………… …… 102 = 100 ………… 2p 4 Is de driehoek rechthoekig? Laat dit met een berekening zien. Ja / nee, want …… 36 + 64 = 100 …………………………………… 192 Berekeningen met Pythagoras 3p 5 Vul het schema in en bereken de lengte van KL. 3p 6 Bereken de lengte van AB. Rond af op één decimaal. AC = 18 korte zijde AB = ? 324 117 + langste zijde CB = 21 441 korte zijde …… AB =√117 = 10,8 … 3p 7 Bereken de lengte van QR. Rond af op één decimaal. PQ = 9,5 korte zijde PR = 7 90,25 49 + langste zijde QR = ? 139,25 korte zijde …… QR =√139,25 = 11,8 … 193 4p 8 Bereken de lengte van FG. Rond af op één decimaal. korte zijde GE = 12 korte zijde FG = ? 144 112 + langste zijde FE = 16 256 …… FG =√112 = 10,6 … 4p 9 Bereken de lengte van DE. Rond af op één decimaal. korte zijde FG = 10,6 112 korte zijde DE = ? 32 + langste zijde DF = 12 144 …… QR =√32 = 5,7… Theorie vraag 2p 10 Wat is de stelling van Pythagoras? a. b. c. 194 √korte zijde + √andere korte zijde = lange zijde korte zijde² + andere korte zijde² = lange zijde² √lange zijde + korte zijde² = andere korte zijde² Toepassingen Martin zet een ladder tegen de muur van zijn huis. 4p 11 Hoe ver staat de onderkant van de ladder van de muur af? Rond af op 2 decimalen. ? korte zijde 3,4 langste zijde 3,5 korte zijde 0,69 11,56 + 12,25 …… √0,69 = 0,83 meter … 5p 12 Bereken de hoogte van het huis. Rond af op 2 decimalen. ? korte zijde 4 langste zijde 4,5 korte zijde 4,25 16 + 20,25 …… √4,25 = 2,06 meter …… … 2,06 + 5,2 = 7,26 meter … 195 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 7 Vergelijkingen oplossen. K Er zijn totaal 36 punten te halen. Bijbaantje 1 Femke en Nick hebben een bijbaantje. Hun verdiensten in euro's bereken je met formules. Femke: verdiensten = 4,50 + 2,50 × aantal uren Nick: verdiensten = 3,00 + 2,75 × aantal uren Vul de tabellen in. Femke 3p aantal uren 0 1 2 3 4 5 verdiensten 4,50 7 9,50 12 14,50 17 aantal uren 0 1 2 3 4 5 verdiensten 3 5,75 8,50 11,25 14 16,75 Nick 3p 4p 2 Teken op de volgende bladzijde de grafieken van Femke en Nick. 2p 3 Na hoeveel uren verdienen Femke en Nick evenveel? …… na 6 uur (verdienen ze beiden 19,50 euro) ……………………… 1p 4 Wie verdient het meest na 4 uur werken? …… Femke …………………………………………………………………… 1p 5 Wie verdient het meest na 8 uur werken? …… Nick ……………………………………………………………………… 196 Hondenvoer Poef is een herdershond. Per dag eet hij 0,6 kg hondenbrokken. In een zak hondenbrokken zit 24 kg. Na een aantal dagen is er nog 10,2 kg over. Hierbij hoort de vergelijking: 24 − 0,6 × aantal dagen = 10,2 3p 6 Los de vergelijking op. …… 24 x 0,6 x (20) = 12 …………………………………………… …… 24 x 0,6 x (23) = 10,2 ………………………………………… 1p 7 Na hoeveel dagen is er nog 10,2 kg over? …… na 23 dagen … 2p 8 Na een aantal dagen is het voer op. Welke vergelijking hoort hierbij? 9 Los de vergelijking op. Na hoeveel dagen is het voer op? 3p … 24 x 0,6 x aantal dagen = 0 … …… 24 x 0,6 x (30) = 6 ………………… 24 x 0,6 x (40) = 0 ………… …… dus na 40 dagen is het voer op.…………………………………. 197 Oplossen met de balansmethode 2p 10 Bij de balans hoort de vergelijking : 4b + 1 = b + 10 Je haalt aan beide kanten 1 boek weg. Welk bordje hoort nu bij de balans? Kleur het goede bordje in. Kies uit: 2p 11 Los de vergelijking op. …… 4b + 1 = b + 10 …………… (- 1b) ……………………… …… 3b + 1 = 10 ………………… (- 1) ………………………… …… 3b = 9 dus b = 9 : 3 = 3 ………………………………… 1p 12 Hoeveel weegt één boek? ……… 1 boek weegt dan 3 kg ………………….… 4p 13 Los op met de balansmethode. 3t + 8 = 26 (-8) …… 3t = 18 ……………( :3 ) …………………………… …… t = 6 ………………………………………………… ………………………………..…………………………… 4p 14 Los op met de balansmethode. -5a – 12 = 33 (+12) …… -5a = 45 ……………( : -5 ) ………………………… …… a = - 9 …………………………….………………… 198 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 Hoofdstuk 8 Vergroten en verkleinen. Er zijn totaal 30 punten te halen. Vergrotingsfactor Marleen kopieert een foto. Zij stelt het kopieerapparaat in op 120%. 2p 1 Welke vergrotingsfactor hoort daarbij? …… vergrotingsfactor 1,2 …………… 2p 2 Wordt de foto nu groter of kleiner? …… groter ……………………………………. 2p 3 De foto is 15 bij 20 cm. Wat zijn de maten van de kopie? …… 1,2 x 15 = 18 cm en 1,2 x 20 = 24 cm ………………. …… dus 18 cm bij 24 cm …………………………………………. Hiernaast zie je 2 vierkanten. Vierkant B is een vergroting van vierkant A. 2p 4 Bereken de vergrotingsfactor. …… 5 : 2 = 2,5 ………………………………… ……………………………………………………… 199 K Gelijkvormige driehoeken ∆ …QRP… 2p 5 Vul in: ∆ ABC 4p 6 Teken een vergroting van ∆KLM. Gebruik vergrotingsfactor 1,5. Noem de nieuwe driehoek ∆DEF 4p 7 Teken een verkleining van ∆KLM. Gebruik vergrotingsfactor 0,5. Noem de nieuwe driehoek ∆STU 200 Schaal De Eiffeltoren is 324 meter hoog. Er is een model gemaakt op schaal 1 : 3000. 2p 8 Hoeveel cm is 324 meter? …… 32 400 cm…………………………… 3p 9 Hoe hoog is het model van de Eiffeltoren? …… 32 400 : 3 000 = 10,8 cm …… 3p 10 Dit model van VW T1 busje is op schaal 1 : 18 gemaakt. Dit model is 23 cm lang. Hoe lang is een VW T1 in werkelijkheid? … 23 x 18 = 414 cm, dus 4,14 m … Vergroting 4p 11 201 Teken een vergroting van de ster. Gebruik vergrotingsfactor 2. PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 9 Stastiek. 45 punten te halen Turftabel Bakker Bruin turft de broden die hij verkoopt. Verkoop brood Bakker Bruin witbrood volkoren brood bruin brood tijgerbrood stokbrood //// //// //// //// /// 23 //// //// //// //// //// //// // 32 //// //// //// // 17 //// //// //// //// 19 //// //// // 12 totaal 1p 1 Hoeveel volkoren broden heeft de bakker verkocht? ……… 32 volkoren broden …………………… 3p 2 Vul de tabel verder in. 1p 3 Hoeveel broden heeft de bakker in totaal verkocht? ……… 103 …………………………………… 202 103 Beelddiagram Kapster Liana heeft een week lang haar klanten geteld. Aantal klanten Liana’s kapsalon maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag 2p 4 Hoeveel klanten zijn op maandag geweest? ……… 70 klanten ……………………… 2p 5 Hoeveel klanten zijn op dinsdag geweest? ……… 45 klanten ……………………… 1p 6 Op welke dag zijn de meeste klanten in Liana’s kapsalon geweest? ……… zaterdag ……………………… 2p 7 Hoeveel klanten zijn deze week in de kapsalon geweest? ……… 455 klanten ……………………… 203 Staafdiagram Aan alle tweedeklassers is een vraag gesteld. Welke sport doe je het liefst? De leerlingen mogen maar één sport kiezen. FAVORIETE SPORT sport voetbal aantal leerlingen 60 basketbal 24 tennis 18 volleybal 26 3p 8 Teken het staafdiagram bij de tabel. 2p 9 Hoeveel leerlingen hebben meegedaan aan het onderzoek? atletiek 5 ………… 60 + 24 + 18 + 26 + 5 + 51 = 184 leerlingen ……………………… …………………………………………………………………………………………………… 204 geen 51 Lijndiagram Dorien meet de temperatuur op 21 mei. tijd temperatuur 8.00 uur 9.00 uur 10.00 uur 11.00 uur 12.00 uur 13.00 uur 14.00 uur 15.00 uur 16.00 uur 17.00 uur 13,5 ° C 14,5 ° C 15,6 ° C 17,1 ° C 15,5 ° C 19,6 ° C 21,2 ° C 20,2 ° C 19,8 ° C 19,2 ° C 3p 10 Teken het lijndiagram van de temperatuur. 2p 11 Tussen welke tijdstippen is de temperatuur boven de 20 °C? ……… tussen 13.10u en 15.20u …………………………………………………… 2p 12 Op 21 mei was het bijna onbewolkt. Toch is het nog even bewolkt geweest. Op welk tijdstip was dat ongeveer? ……… tussen 11.10u en 12.00u ……………………………………………………………………… 205 Steel-bladdiagram Meneer van Gent maakt van de proefwerkcijfers een steel-bladdiagram. 2p 13 Hoeveel proefwerkcijfers staan in het steelblad-diagram? … 20 cijfers ……………………… 2p 14 Welk cijfer is het hoogste cijfer? … een 9,5 ………………………… 1p 15 Hoeveel leerlingen hebben een cijfer lager dan 6? … 4 leerlingen …………………… 2p 16 Welk cijfer komt het meest voor? … een 7,2 ………………………… Centrummaten Jan is 19 en zit op aikibudo, een vechtsport. Hij schrijft de leeftijden van de rest van zijn clubgenoten op. LEEFFTIJDEN CLUBLEDEN 19 22 20 24 1p 17 20 28 21 20 25 30 22 27 18 20 19 19 Hoeveel clubleden zijn er totaal? ……… totaal zijn er 16 clubleden ………………………………………………… 2p 18 Bereken de gemiddelde leeftijd. … (19+20+25+18+22+28+30+20+20+21+22+19+24+20+27+19) : 16 = 22,125… De gemiddelde leeftijd is dus 22 jaar. 2p 19 Welke leeftijd is de modus? …… de leeftijd 20 komt wel 4x voor ………………………………………… 2p 20 Welke leeftijd is de mediaan? 18 19 19 19 20 20 20 20 21 22 22 24 25 27 28 30 …… de mediaan is 20,5 ……………………………………………………………… 206 Cirkeldiagram Op een internationale school zitten leerlingen uit allerlei landen. KLAS 2A land aantal leerlingen percentage hoek Engeland Duitsland Verenigde Staten China Canada totaal 4 8 5 3 5 25 16 57,6 32 115,2 20 72 12 43,2 20 72 100 360 1p 21 Hoeveel leerlingen zitten in klas 2A? Schrijf je antwoord in de tabel. 2p 22 Bereken van elk land de percentages. Zet de percentages in de tabel. 2p 23 Bereken van elk percentage de hoek. Schrijf het erbij in de tabel. 2p 24 Teken het cirkeldiagram. KLAS 2A 207 PROEFWERK 2 vmbo-KGT 2 K Hoofdstuk 10 Inhoud en doorsneden. 40 punten te halen. Blokken berekenen 2p 1 Hoeveel blokjes heb je nodig voor het bouwwerk hiernaast? …… 13 blokjes…………………… Inhoudseenheden 8p 2 Vul in. 8,2 m3 = … 8 200 … dm3 2 m3 = … 2 000 … dm3 6,5 dm3 = … 6 500 … cm3 600 liter = … 0,6 …… m3 800 cm3 = … 0,8 …… liter 6 liter 13 dl = … 1,3 …… liter = … 6 000 … cc 3,5 liter = … 350 …… cl Inhoud balk en kubus 3p 3 Bereken de inhoud van de balk. ……… 10 x 3 x 6 = 1 800 cm3………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 3p 4 Een kubus heeft ribben van 8 cm. Bereken de inhoud van de kubus. ……… 8 x 8 x 8 = 512 cm3………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 208 Inhoud zwembad Een zwembad heeft de vorm van een balk. De lengte is 6 m, de breedte is 3,5 m en het zwembad is 1,2 m diep. 2p 5 Hoeveel m3 is de inhoud van het zwembad? …… 6 x 3,5 x 1,2 = 25,2 m3…………………… ……………………………………………………… 2p 6 Hoeveel liter is dat? …… 25,2 m3 = 25 200 l……………………… ……………………………………………………… Inhoud cilinder Het blikje soep is 10,6 cm hoog. De diameter is 6 cm. 3p 7 Bereken de inhoud van het blikje. Rond af op een hele cm3. ……… 32 x π x 10,6 = ……………………… ……… 9 x π x 10,6 = 300 cm3 …………… 2p 8 Hoeveel liter is de inhoud van het blikje? ……… 300 cm3 = 0,3 l ………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………… 2p 9 Hoeveel liter soep kan je daarvan koken? ……… 0,3 x 8 = 2,4 l ……………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………… 209 Inhoud prisma 4p 3 10 Hoeveel m is de ruimte in de tent? …… ½ x 3,6 x 2,2 x 1,8 = …………… …… 3,96 x 1,8 = 7,128 m3 …………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… Inhoud kegel Hiernaast zie je een kegel. De diameter is 6 cm en de hoogte is 8 cm. 3p 11 Bereken de oppervlakte van het grondvlak. Geef je antwoord in cm2. Rond af op 2 decimalen. …… 32 x π = 9 π = 28,27 cm2 …… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… 3p 12 Bereken de inhoud van de kegel Rond af op hele cm3. …… 1/3 x 28,27 x 8 = 75 cm3 ………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 210 Doorsneden 3p 13 Een rookworst wordt op verschillende plaatsen doorgesneden. Bekijk de doorsneden. Zet het juiste nummer achter de hoofdletters. 211 A = …1… C = …2… B = …3… D = …5… E = …4…