1 Bloemen - SG Zuid

advertisement
1
BASISSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Bloemen
opdracht1 practicum ▼▼Afb. 1
DE BLOEMEN VAN EEN WITTE DOVENETEL
WAT HEB JE NODIG?
– een bloeiende witte dovenetel (zie afbeelding 1)
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– een pincet
WAT MOET JE DOEN?
–Pluk met het pincet één bloem (met bloemkelk en bloemkroon) van de stengel
en plak die in het vak.
De bloem van een witte dovenetel.
L AAT JE DOCENT CONTROLEREN WAT JE
HEBT OPGEPLAKT.
–Pluk een andere bloem van de witte dovenetel. Haal de bloemkelk (het groene gedeelte) en de
bloemkroon (het witte gedeelte) uit elkaar.
– Plak de bloemkelk in het linkervak en de bloemkroon in het rechtervak.
De bloemkelk van een witte dovenetel.
De bloemkroon van een witte dovenetel.
L AAT JE DOCENT CONTROLEREN WAT JE
HEBT OPGEPLAKT.
L AAT JE DOCENT CONTROLEREN WAT JE
HEBT OPGEPLAKT.
–Pluk nog een bloem van de witte dovenetel. Buig het bovenste gedeelte van de bloemkroon naar
achteren. Je ziet dan vijf draadjes. Haal deze draadjes voorzichtig (eventueel met het pincet) uit
de bloem. Je ziet vier draadjes met zwarte kopjes. Dat zijn de meeldraden (zie afbeelding 2 van je
handboek).
74
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
et vijfde draadje is aan het uiteinde gespleten als een slangentong. Dit draadje is een deel van de
H
stamper. Het onderste deel van de stamper van een witte dovenetel breekt gemakkelijk af. Daardoor
is het moeilijk een volledige stamper uit de bloem te halen.
– Plak de meeldraden in het linkervak en het deel van de stamper in het rechtervak.
De meeldraden van een witte dovenetel.
Een deel van de stamper van een witte dovenetel.
L AAT JE DOCENT CONTROLEREN WAT JE
HEBT OPGEPLAKT.
L AAT JE DOCENT CONTROLEREN WAT JE
HEBT OPGEPLAKT.
opdracht2 practicum
DE VRUCHTEN VAN EEN WITTE DOVENETEL
WAT HEB JE NODIG?
– een witte dovenetel met uitgebloeide bloem(en)
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– een pincet
WAT MOET JE DOEN?
–Onder aan de stengel van je witte dovenetel zijn de bloemen waarschijnlijk al uitgebloeid. De
bloemkronen zijn daar verdwenen. Kijk in een bloemkelk. Je ziet dan vier vruchtjes zitten (zie ook
afbeelding 3 van je handboek). Deze vruchtjes kunnen groen, bruin of zwart zijn.
In een vruchtje zit een zaadje. Uit zo’n zaadje kan een nieuwe dovenetel groeien.
–Maak in het linkervak een natuurgetrouwe tekening van de ligging van de vier vruchtjes in de
bloemkelk.
–Haal met het pincet de vruchtjes uit de bloemkelk en maak in het rechtervak een tekening van
een vruchtje.
Vruchtjes in de bloemkelk van een witte dovenetel. Een vruchtje van een witte dovenetel.
L AAT JE DOCENT JE TEKENING CONTROLEREN.
L AAT JE DOCENT JE TEKENING CONTROLEREN.
HB DE BOUW EN FUNCTIE VAN BLOEMEN BLZ. 97
75
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht3
Afbeelding 2 is een schematische tekening van een bloem.
– Noteer de namen van de aangegeven delen.
–Kleur in de tekening:
•
de kelkbladeren en de bloemsteel groen;
•
de kroonbladeren paars;
•
de meeldraden geel;
•
de stamper bruin.
▼▼Afb. 2 Een bloem (schematisch).
kroonblad
meeldraad
stamper
kelkblad
bloemsteel
LAAT JE DOCENT DE KLEUREN CONTROLEREN.
opdracht4
Afbeelding 3 is een schematische tekening van een meeldraad.
Noteer de namen van de aangegeven delen.
▼▼Afb. 3 Een meeldraad (schematisch).
helmknop
helmhokje
helmdraad
76
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht5
Afbeelding 4 is een schematische tekening van een stamper.
Noteer de namen van de aangegeven delen.
▼▼Afb. 4 Een stamper (schematisch).
stempel
stijl
vruchtbeginsel
opdracht6
Beantwoord de volgende vragen.
1 Wat is de functie van de bloemkelk?
De bloemkelk
besc h e rm t d e bl oe m i n d e k n op te ge n u i td rogi n g e n k ou.
2 Zijn de kelkbladeren van een bloem van de witte dovenetel vergroeid of zitten de kelkbladeren los
van elkaar?
De kelkbladeren
zi jn v e rgroe i d .
3 Wat is de functie van grote, opvallend gekleurde kroonbladeren?
Grote, opvallend gekleurde kroonbladeren
d i e n e n v oor h e t a a n l ok k e n v a n i n se c te n .
4 Wat is de functie van nectar voor een plant?
Nectar dient
v oor h e t a a n l ok k e n v a n i n se c te n .
5 Noem twee manieren waarop mensen bloemen kunnen gebruiken.
–
–
Al s v e rsi e ri n g (m e n se n v i n d e n bl oe m e n m ooi).
Voor d e h on i n g (d i e bi je n m a k e n v a n n e c ta r) a ls v oe d se l e n zoe tstof.
77
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht7
Bloemen bevatten zowel mannelijke als vrouwelijke delen.
Vul het schema in met de woorden van afbeelding 5.
▼▼Afb. 5
eicellen
m e e ld ra d e n
s tampe
rs
zaadbeginsels
st u if m e e lk o r re ls
helmhokjes
Mannelijk
Vrouwelijk
Hoe heten de voortplantingsorganen van zaadplanten?
meeldraden
stampers
Hoe heten de geslachtscellen?
stuifmeelkorrels
eicellen
In welke delen van de voortplantingsorganen ontstaan de
geslachtscellen?
in
helmhokjes
in
zaadbeginsels
keuzeopdracht8 practicum
KROONBLADEREN
WAT HEB JE NODIG?
– een gids voor bloemplanten, toegang tot internet of een app om bloemen op te zoeken
WAT MOET JE DOEN?
– In het schema staan zes planten. Zoek van iedere plant een afbeelding op.
–Noteer in het schema de kleur van de kroonbladeren en kruis aan of de kroonbladeren vergroeid
zijn of niet vergroeid.
Plantensoort
Akkervergeet-mij-nietje
Egelboterbloem
Heggenwikke
Kleine maagdenpalm
Pinksterbloem
Wilgenroosje
Kroonbladeren
Kleur
Vergroeid
blauw met geel
geel
paars, violet, purper of lila
blauw
wit, paars, violet, purper of lila
paars, violet, purper of lila
X
X
X
Niet vergroeid
X
X
X
HB BASISSTOF 2 BLZ. 99
78
© Uitgeverij Malmberg
2
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Bestuiving
opdracht9
Beantwoord de volgende vragen.
1 Wat is bestuiving?
h e t ov e rbre n ge n v a n stu i f m e e l v a n e e n m e e l d ra a d op d e ste m p e l v a n e e n sta m p e r (v a n d eze l fd e p l a n te n soor t).
Bestuiving is
2 In afbeelding 6 zijn de bloemen van drie planten schematisch getekend. Met pijlen is het
overbrengen van stuifmeel weergegeven.
Bij welke pijl(en) is sprake van bestuiving?
Alleen bij pijl 2 is sprake van bestuiving.
▼▼Afb. 6
1
roos
3
2
petunia
petunia
3 Op welke twee manieren kan bestuiving plaatsvinden?
–
–
Door i n se c te n .
Door d e w i n d .
4 In afbeelding 7 zie je bloemen van vingerhoedskruid. De nectar bevindt zich diep in de bloemen,
zodat insecten er niet gemakkelijk bij kunnen.
Welk voordeel heeft dit voor deze planten?
Hierdoor moeten de insecten diep in de
bloemen kruipen. Ze strijken daarbij
met de rug langs de meeldraden en
stempel(s). Met het stuifmeel dat aan
hun rug blij f t plakken, kan een andere
bloem worden bestoven.
79
© Uitgeverij Malmberg
▼▼Afb. 7 Vingerhoedskruid.
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht10 practicum STUIFMEELKORRELS
WAT HEB JE NODIG?
– twee verschillende bloemen met rijpe meeldraden
– een microscoop
– een satéprikker
–prepareermateriaal
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Doe een druppel water op een voorwerpglas.
–Haal met de satéprikker een beetje stuifmeel van een helmhokje. Tik boven de waterdruppel het
stuifmeel van de satéprikker. Hierdoor valt wat stuifmeel op de waterdruppel.
– Leg voorzichtig een dekglaasje op de waterdruppel. Verwijder eventueel het overtollige water.
–Bekijk het preparaat bij een vergroting van 100×. Zoek een losliggende stuifmeelkorrel op. Bekijk
deze stuifmeelkorrel bij een vergroting van 400×.
– Maak in het linkervak een tekening van de stuifmeelkorrel.
–Bekijk op dezelfde manier een stuifmeelkorrel van de andere bloem en maak een tekening in het
rechtervak.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
e i ge n a n tw oord
400×
).
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
e i ge n a n tw oord
400×
).
Stuifmeelkorrels van
Stuifmeelkorrels van
(vergroting:
(vergroting:
HB WINDBLOEMEN BLZ. 101
80
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht11
Beantwoord de volgende vragen. Gebruik bij de vragen 1 tot en met 3 afbeelding 12 van je
handboek.
1 In de afbeelding heb je gelezen dat Miron imker is.
Noem drie honingsoorten die Miron maakt.
Miron maakt onder andere acaciahoning, f ruithoning en lindehoning.
2 Worden de bloemen van acacia’s door de wind of door insecten bestoven? Leg je antwoord uit.
De bloemen van acacia’s worden door insecten bestoven, want bijen bezoeken
de bloemen en verzamelen nectar. Windbloemen maken geen nectar.
3 In de tekst staat dat de bijenkasten op het juiste moment in de kas moeten staan.
Een teler kan bijenkasten voor de bloei, tijdens de bloei of na de bloei in de kas plaatsen.
Wat is het juiste moment? Licht je antwoord toe.
Het juiste moment is tijdens de bloei. De bijen moeten de bloemen bestuiven
en dat kan alleen als de bloemen bloeien.
In afbeelding 8 zie je een foto van bloemen van een grasplantje. Vraag 4 en 5 gaan over deze foto.
4 Welk voordeel heeft het dat de helmknoppen buiten de bloem uitsteken?
Hierdoor kan het stuifmeel gemakkelijk door de
wind worden weggeblazen.
5 De stempels van deze grassoort zijn veervormig.
Welk voordeel heeft dit voor de plant?
Doordat de stempels veervormig zijn, hebben ze een groot oppervlak waarop
stuifmeelkorrels terecht kunnen komen.
▼▼Afb. 8 Bloemen van een grasplantje.
81
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht12
Vul het schema in met de woorden op de briefjes van afbeelding 9.
▼▼Afb. 9
groot
ve
s tuif el
mee
groot en
mig
v eer v or
l
geen
nectar
gekleurd
w ei n ig
st u if m ee l
vaa k
nec tar
licht en
glad
groen
klein
wel
klein
ruw
klev en
erig
st ek en
va a k
bu it en d e
bl oe m u it
niet
zitten
binnen in
de bloem
Insectenbloemen
Windbloemen
1 De bloemen zijn
groot
klein
2 De kroonbladeren zijn
gekleurd
groen
3 De bloemen geuren
wel
niet
4 De bloemen hebben
vaak nectar
geen nectar
5 De stuifmeelkorrels zijn
ruw en kleverig
licht en glad
6 De meeldraden maken
weinig stuifmeel
veel stuifmeel
7 De stempels zijn
klein
groot en veervormig
8 De helmknoppen en stempels
zitten binnen in de bloem
steken vaak buiten de
bloem uit
82
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht13 practicum
HOOIKOORTS
Veel mensen hebben last van hooikoorts. Deze mensen kunnen gaan niezen en het benauwd
krijgen. Ze reageren allergisch als ze de stuifmeelkorrels van bepaalde plantensoorten inademen.
Voor hen is het belangrijk om te weten wanneer planten van deze soorten bloeien. Dat kunnen ze
aflezen in een pollenkalender (zie afbeelding 10).
WAT GA JE ONDERZOEKEN?
–Je onderzoekt of hooikoorts door het stuifmeel van insectenbloemen of door het stuifmeel van
windbloemen wordt veroorzaakt.
WAT VERONDERSTEL JE?
– Noteer wat jij denkt waardoor hooikoorts wordt veroorzaakt.
Eigen antwoord. WAT HEB JE NODIG?
– toegang tot internet of een plantengids
WAT MOET JE DOEN?
– Zoek de planten op die in de pollenkalender van afbeelding 10 staan.
–Noteer van iedere plant of deze insectenbloemen of windbloemen heeft. Doe dit op een
kladblaadje.
WAT NEEM JE WAAR?
Vul het aantal planten met insectenbloemen en het aantal planten met windbloemen in.
Aantal planten met insectenbloemen:
Aantal planten met windbloemen:
n u l.
v e e r ti e n .
WELKE CONCLUSIE KUN JE TREKKEN?
Beantwoord de volgende vragen.
1 Hebben planten die hooikoorts veroorzaken insectenbloemen of windbloemen?
Planten die hooikoorts veroorzaken, hebben
w i n d bl oe m e n .
2 Geef een verklaring voor je antwoord bij vraag 1.
Het stuifmeel van insectenbloemen zweef t niet door de lucht, het stuifmeel
van windbloemen wel. Alleen het stuifmeel van windbloemen adem je in.
▼▼Afb. 10 Pollenkalender.
Maand
Bomen
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Hazelaar
Zwarte els
Es
Berk
Schietwilg
Populier
Eik
Grassen
Kruiden
Zuring
Weegbree
Brandnetel
Ganzenvoet
Bijvoet
Ambrosia
Legenda:
matige hoeveelheid pollen
veel pollen
HB BASISSTOF 3 BLZ. 102
© Uitgeverij Malmberg
83
Sep
Okt
3
BASISSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Bevruchting
opdracht14 practicum
▼▼Afb. 11 Vlijtig liesje.
EEN STUIFMEELBUIS
WAT HEB JE NODIG?
– een suikeroplossing (5%)
–stuifmeel, bijvoorbeeld van een vlijtig liesje (zie
afbeelding 11)
– een microscoop
–prepareermateriaal
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
–Breng een druppel van de suikeroplossing op een
voorwerpglas.
– Strooi wat stuifmeelkorrels in de suikeroplossing.
–Leg voorzichtig een dekglaasje op de druppel
suikeroplossing.
–Bekijk na 10 minuten het preparaat bij een vergroting van 100×. Zoek in het preparaat een
stuifmeelkorrel die een stuifmeelbuis gevormd heeft. Bekijk deze stuifmeelkorrel bij een
vergroting van 400×.
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de stuifmeelkorrel met stuifmeelbuis.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Stuifmeelbuis van een
e i ge n a n tw oord
(vergroting:
400×
).
opdracht15
Vul de zinnen aan.
sti jl
naar een
za a d be gi n se l
in het
v ru c h tbe gi n se l .
Door bevruchting ontstaat een be v ru c h te e i c e l .
Uit een bevruchte eicel ontstaat een k i e m .
Uit een zaadbeginsel ontstaat e e n z a a d .
1 Een stuifmeelbuis groeit van de
2
3
4
ste m p e l
door de
84
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
5 Bij een bepaalde bloem bevat het vruchtbeginsel zes zaadbeginsels. Bij vier zaadbeginsels wordt de
eicel bevrucht; bij twee zaadbeginsels blijft de eicel onbevrucht. Een vrucht die uit dit zaadbeginsel
vier
groeit, bevat
zaden.
6 Aan een tak van een appelboom hangen zes appels. De appels hebben gemiddeld vijf zaden.
In de appelbloemen waaruit de appels zijn ontstaan, heeft in het totaal
keer een bevruchting plaatsgevonden.
d e r ti g
opdracht16
In afbeelding 12 is een doorsnede van een stamper na bestuiving getekend.
Noteer de namen van de aangegeven delen.
▼▼Afb. 12 Verschillende soorten stuifmeelkorrels.
stuifmeelkorrel
stempel
stuifmeelbuis
kern van de
stuifmeelkorrel
stijl
zaadbeginsel
eicel
kern van de eicel
vruchtbeginsel
opdracht17
Beantwoord de volgende vragen met behulp van afbeelding 12.
1 Heeft bij deze stamper bestuiving plaatsgevonden?
Ja.
2 Heeft bij deze stamper bevruchting plaatsgevonden?
Nee (de kern van de stuifmeelkorrel is nog niet versmolten met de kern van de
eicel).
3 Hoeveel eicellen kunnen in deze stamper worden bevrucht? Leg je antwoord uit.
Er kunnen drie eicellen worden bevrucht, want er zijn drie stuifmeelkorrels
die een stuifmeelbuis maken.
HB BASISSTOF 4 BLZ. 104
85
© Uitgeverij Malmberg
4
1 vmbo-t | havo | vwo
BASISSTOF
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Vruchten en zaden
opdracht18
Beantwoord de volgende vragen.
1 Wat gebeurt er na de bevruchting met de kroonbladeren en de meeldraden van de bloem van een
boonplant?
De kroonbladeren en meeldraden
v a l l e n a f n a d e be v ru c h ti n g.
2 Wat gebeurt er na de bevruchting met de bloemkelk?
De bloemkelk
v e rsc h rom p e l t n a d e be v ru c h ti n g.
3 En wat gebeurt er na de bevruchting met het vruchtbeginsel?
Het vruchtbeginsel
groe i t u i t tot e e n v ru c h t.
4 Wat gebeurt er na de bevruchting met een zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht?
Een zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht,
groe i t u i t tot e e n z a a d .
5 Wat gebeurt er met een zaadbeginsel waarvan de eicel niet is bevrucht?
Een zaadbeginsel waarvan de eicel niet is bevrucht,
v e rsc h rom p e l t.
6 Hoe heten de vruchten van een boonplant?
Peulen.
7 Wat zijn de zaden van een boonplant?
De bonen.
opdracht19
Lees het artikel van afbeelding 13. Vul daarna in de volgende zinnen het juiste aantal in.
1 Om een pindavrucht met twee pinda’s te laten ontstaan, zijn
tw e e
2 Door het vruchtbeginsel van de pindabloem zijn
3 Het vruchtbeginsel van de pindabloem bevatte minstens
4 In het vruchtbeginsel zijn
tw e e
tw e e
stuifmeelkorrels nodig.
stuifmeelbuizen gegroeid.
tw e e
zaadbeginsels.
eicellen bevrucht.
Emma eet tien pinda’s.
5 Bij de vorming van deze tien pinda’s zijn
6 Voor deze tien pinda’s zijn
ti e n
7 Voor deze tien pinda’s zijn minstens
8 Voor deze tien pinda’s zijn minstens
ti e n
stuifmeelkorrels betrokken geweest.
zaadbeginsels nodig geweest.
v i jf
v i jf
pindadoppen (vruchten) nodig geweest.
pindabloemen nodig geweest.
86
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
▼▼Afb. 13
Hoe groeien pinda’s?
pindadop
Pinda’s zijn afkomstig van een bijzondere plant,
waarvan de stijl van het vruchtbeginsel naar de bodem
groeit. De pindavruchten (pindadoppen) ontwikkelen
zich ondergronds. Een pindadop is een vrucht die is
ontstaan uit een pindabloem. In elke pindadop zitten
meestal twee zaden (pinda’s).
een vrucht bevat
meestal twee zaden
bloem
na de bloei
boort de onrijpe
vrucht zich in
de grond
onder de grond
ontwikkelen de
vruchten zich verder
rijpe vrucht
met zaden
opdracht20 practicum
▼▼Afb. 14
EEN TOMAAT
WAT HEB JE NODIG?
– een tomaat
– een mes
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
–Leg de tomaat voor je. Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het
buitenaanzicht van de tomaat.
– Geef de volgende delen aan: overblijfsel van de bloemkelk – steeltje – vrucht.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Tomaat, buitenaanzicht.
87
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
– Snijd de tomaat in de lengte door (langs het steeltje).
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de doorsnede van de tomaat.
– Geef de volgende delen aan: vrucht – zaad.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Tomaat, lengtedoorsnede.
opdracht21
Vul het schema in. Gebruik de namen van de vruchten in afbeelding 15.
▼▼Afb. 15
appel
avocado
eikel
meloen
paprika
olijf
Vruchten met één zaad
Vruchten met meer zaden
avocado
eikel
olij f
pruim
appel
meloen
paprika
pinda
pinda
pruim
88
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht22
In afbeelding 16 is een vanilleplant getekend. Aan een tak groeien twee vanillevruchten. Een
vanillevrucht bevat gemiddeld 1500 zaadjes.
Beantwoord de volgende vragen.
1 Uit hoeveel stampers zijn de twee vanillevruchten aan deze tak ontstaan? Leg je antwoord uit.
tw e e
stampers, want e l k e v a n i l l e v ru c h t i s on tsta a n u i t h e t v ru c h tbe gi n se l v a n één sta m p e r.
Uit
2 Uit hoeveel zaadbeginsels zijn de vanillezaadjes ontstaan? Leg je antwoord uit.
3000
zaadbeginsels, want e r zi jn 3000 (2 × 1500) z a a d jes e n e l k z a a d je i s on tsta a n u i t e e n z a a d be gi n se l.
Uit
▼▼Afb. 16
Vanille
Vanille is een smaakstof afkomstig van de vanillevrucht.
We kennen de smaakstof van bijvoorbeeld vanille-ijs of
vanilleyoghurt. De smaakstof komt ook voor in cola en
allerlei soorten koek en gebak. Het vanillearoma wordt
ook nagemaakt en heet dan vanilline.
1 vanillebloem
2 vanillevruchten
89
© Uitgeverij Malmberg
3 bewerkte vanillevruchten
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht23
Je ziet hier tekeningen van delen van planten waarvan de vruchten of zaden eetbaar zijn (zie
afbeelding 17).
Kleur de eetbare delen van deze planten rood.
▼▼Afb. 17
vrucht
zaad
vrucht
zaad
zaad
vrucht
vrucht
vrucht
zaad
zaad
vrucht
zaad
LAAT JE DOCENT DE KLEUREN CONTROLEREN.
opdracht24
Beantwoord de volgende vragen.
Julie uit afbeelding 24 van je handboek zegt dat het aantal bestuivingen in de appelboomgaard door
de bijen groter wordt.
1 Wordt dan ook het aantal stuifmeelbuizen per appelbloem groter?
Ja.
2 Wordt dan ook het aantal bevruchtingen per appelbloem groter?
Ja.
3 Wordt dan ook het aantal zaden per appel groter?
Ja.
90
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
In afbeelding 18 zie je een grafiek.
4 Blijkt uit deze grafiek dat appels groter worden als er meer zaden in een appel zitten?
Ja.
5 Kijk naar de antwoorden van vraag 1 tot en met 4 en leg uit dat de appeloogst groter wordt als er
bijenkasten in de appelboomgaard staan.
Door de bijen neemt het aantal bestuivingen, bevruchtingen en het aantal
zaden per appel toe. De appels worden dan groter en de appeloogst wordt dan
ook groter.
vruchtgrootte (mm) →
▼▼Afb. 18
85
jonagold
80
red delicious
75
gloster
golden delicious
70
65
60
1 2 3 4 5 6 7
aantal zaden per vrucht →
Naar: Samenzahl und Fruchtgrösse (uit: Sonderdruck zur Interpoma 1998 des Südtiroler Imkerbundes).
keuzeopdracht25
Mila gaat op kamp en helpt met de boodschappen. In afbeelding 19 zie je de boodschappenlijst
voor het kamp.
In het schema verdeel je de boodschappen in eetbare vruchten en eetbare zaden. Schrijf alleen de
vruchten en zaden op. Gebruik daarbij afbeelding 22 en 23 van je handboek.
Eetbare vruchten
Eetbare zaden
appels
bananen
kersen
kiwi’s
komkommers
kousenband
paprika’s
sinaasappels
sperziebonen
bruine bonen
erwten
linzen
maïs
pinda’s
rijst
tarwe
walnoten
witte bonen
▼▼Afb. 19
3 kilo appels
2 kilo bananen
3 pakken bruine bonen
3 pakken erwten
pond kersen
kilo kiwi’s
5 komkommers
kilo kousenband
pak linzen
3 blikken maïs
15 x bruinbrood (tarwe)
5 paprika’s
2 bakjes pinda’s
6 pakken rijst
2 kilo sinaasappels
4 kilo sperziebonen
3 bakjes walnoten
6 blikken witte bonen
HB BASISSTOF 5 BLZ. 107
91
© Uitgeverij Malmberg
5
BASISSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Verspreiding van vruchten en zaden
opdracht26
Beantwoord de volgende vragen.
1 Wat heeft het voor nut dat de vruchten en zaden van een plant worden verspreid?
De zaden komen dan niet allemaal op dezelfde plek terecht, waardoor er meer
zaden kunnen kiemen.
2 Op welke drie manieren kunnen vruchten en zaden worden verspreid?
–
–
–
Door d e p l a n t ze l f.
Door d e w i n d .
Door d i e re n .
3 Wat gebeurt met de zaden van een ooievaarsbek als de vrucht rijp is?
De vrucht springt dan open en slinger t de zaden weg.
4 Wat blaas je weg als je een uitgebloeide paardenbloem leegblaast?
▼▼Afb. 20
De vruchten (met zaden) van een
paardenbloem.
5 In afbeelding 20 zie je vruchtjes van een berk.
Hoe komt het dat de vruchtjes van een berk gemakkelijk door de
wind worden verspreid?
Dat komt doordat deze vruchtjes vleugels
hebben.
6 Welke functie heeft het vruchtvlees bij de verspreiding van zaden?
▼▼Afb. 21
zorgt e rv oor d a t d i e re n d e v ru c h te n e te n .
Het vruchtvlees
7 In dakgoten kiemen vaak zaden van planten die bessen dragen (zie
afbeelding 21).
Leg uit hoe die zaden daar zijn gekomen.
Vogels hebben de bessen gegeten en de zaden
in de dakgoot uitgepoept.
opdracht27
Bij veel planten hebben de vruchten kenmerken waaraan je kunt zien hoe de zaden worden
verspreid.
Vul het schema in.
Kenmerken van vruchten
Verspreiding door:
De vruchten hebben een pluis.
de wind
dieren
dieren
de wind
dieren
De vruchten hebben haakjes.
De vruchten hebben veel vruchtvlees.
De vruchten hebben vleugels.
De vruchten zijn kleverig.
92
© Uitgeverij Malmberg
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht28
In afbeelding 22 zijn enkele delen van planten met vruchten en zaden getekend.
Schrijf onder iedere tekening of de verspreiding van de vruchten en zaden plaatsvindt door de plant
zelf, door de wind of door dieren.
▼▼Afb. 22
akkerdistel
erwt
verspreiding:
verspreiding:
door de wind
brem
tandzaad
door de plant zelf
es
verspreiding:
door dieren
springzaad
verspreiding:
verspreiding:
door de wind
door de plant zelf
eik
hulst
linde
verspreiding:
verspreiding:
door de plant zelf
door dieren
verspreiding:
door dieren
door de wind
93
© Uitgeverij Malmberg
verspreiding:
BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht29 practicum VERSPREIDING VAN VRUCHTEN EN ZADEN
WAT HEB JE NODIG?
– toegang tot internet of een plantengids (flora)
WAT MOET JE DOEN?
– Zoek de planten in het schema op.
–Kruis in het schema aan op welke manier de vruchten en zaden van deze planten worden
verspreid.
Door de plant zelf
Door de wind
Door dieren
X
Bitterzoet
X
X
Gewone berenklauw
Grote klaproos
X
Hondsroos
X
Hongaarse raket
X
Maarts viooltje
Robertskruid
Slipbladige ooievaarsbek
X
X
Je hebt nu de basisstof van dit thema doorgewerkt.
– Controleer met het antwoordenboek of je de basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
Je hoort van je docent of je de extra basisstof moet maken.
– Als je de extra basisstof moet maken, ga je verder op bladzijde 110 van je handboek.
–Als je de extra basisstof niet hoeft te maken, bestudeer je de samenvatting op bladzijde 116 van
je handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’.
Hiermee kun je je voorbereiden op de diagnostische toets.
94
© Uitgeverij Malmberg
6
EXTRA BASISSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Ongeslachtelijke voortplanting
opdracht30
Beantwoord de volgende vragen.
1 Wanneer spreken we van geslachtelijke voortplanting bij planten?
Als
e r bi j d e v oortp l a n ti n g be v ru c h ti n g p l a a tsv i n d t.
2 Wanneer spreken we van ongeslachtelijke voortplanting bij planten?
Als
e e n d e e l v a n e e n p l a n t u i tgroe i t tot e e n n i e u w e p l a n t.
3 In afbeelding 23 zie je pitloze bananen.
Op welke wijze zullen pitloze bananen worden vermeerderd: door geslachtelijke voortplanting of
ongeslachtelijke voortplanting? Leg je antwoord uit.
on gesl a c h te l i jk e v oortp l a n ti n g , want e r v i n d t ge e n be v ru c h ti n g p l a a ts d i e n od i g i s v oor gesl a c h te l i jk e v oor tp l a n ti n g. Voor gesl a c h te l i jk e v oor tp l a n ti n g zi jn ook z a d e n n od i g e n ba n a n e n p l a n te n m e t p i tl oze v ru c h te n on tw i k k e l e n ge e n v ol groe i d e z a d e n .
Door
4 Zijn knollen verdikte stengels of verdikte wortels?
Knollen zijn
v e rd i k te ste n ge ls.
▼▼Afb. 23
Pitloze bananen, komkommers en druiven
Verschillende soorten vruchten die wij dagelijks eten
zijn zo gekweekt dat de pitten door vele jaren weg zijn
geselecteerd. Een banaan bijvoorbeeld is een vrucht
die van oorsprong zaden bevat. Wilde bananenplanten
maken kleine vruchten met zaden en weinig vruchtvlees
(zie de afbeelding). De tegenwoordig gekweekte
bananen kunnen zich ontwikkelen zonder dat
bevruchting heeft plaatsgevonden, zodat bananen
zonder zaden ontstaan. Pitloze druiven zijn ook
populair. Door jarenlange selectie zijn de zaden steeds
kleiner geworden. Daardoor zijn slechts resten van
zaden in de pitloze druiven zichtbaar.
wilde banaan
wilde komkommer
In afbeelding 24 zie je knoflookteentjes en radijs.
Knoflookteentjes bevatten verdikte bladeren waarin
reservevoedsel is opgeslagen. Radijs heeft een verdikte stengel
waarin reservevoedsel is opgeslagen.
▼▼Afb. 24
5 Zijn knoflookteentjes bollen of knollen?
Bollen.
6 Heeft radijs bollen of knollen?
Knollen.
1 knoflookteentjes
95
© Uitgeverij Malmberg
2 radijs
EXTRA BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
7 In afbeelding 25 is een dahliaplant getekend.
Op welke manier kan een dahliaplant zich ongeslachtelijk voortplanten?
Door
▼▼Afb. 25
k n ol l e n .
8 Kan een dahliaplant zich ook geslachtelijk voortplanten? Leg je antwoord uit.
Ja
, want d e d a h l i a p l a n t h e e f t bl oe m e n . In d e bl oe m e n
k a n be v ru c h ti n g p l a a tsv i n d e n , w a a rn a z a d e n on tsta a n .
knol
opdracht31 practicum
▼▼Afb. 26 Doorgesneden
uienbol.
EEN UIENBOL
WAT HEB JE NODIG?
– een uienbol
– een mes
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Snijd de uienbol in de lengte door (zie afbeelding 26).
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de lengtedoorsnede.
Geef de volgende delen aan: bolschijf – eindknop – knop – rok – wortel.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Uienbol, lengtedoorsnede.
HB EXTRA BASISSTOF 7 BLZ. 114
96
© Uitgeverij Malmberg
7
1 vmbo-t | havo | vwo
EXTRA BASISSTOF
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Kruisbestuiving en zelfbestuiving
opdracht32
▼▼Afb. 27
Beantwoord de volgende vragen.
1 Wanneer spreken we van kruisbestuiving?
Als het stuifmeel van de ene plant
terechtkomt op de stempel(s) van een
andere plant (van dezelfde soor t).
2 In afbeelding 27 is weergegeven hoe stuifmeel bij een
bepaalde bloem wordt overgebracht.
Is dit kruisbestuiving of zelfbestuiving?
Zelfbestuiving.
3 Het stuifmeel van een bloem van een appelboom komt
terecht op de stempel van een bloem van een andere
appelboom.
Is dit kruisbestuiving of zelfbestuiving?
Dit is kruisbestuiving.
4 Bij sommige plantensoorten zijn de meeldraden eerder rijp
dan de stampers.
Welk type bestuiving wordt daardoor voorkomen? Leg je antwoord uit.
Hiermee wordt zelfbestuiving voorkomen, want het stuifmeel kan dan alleen
de rijpe stampers van een andere plant van dezelfde soor t bestuiven.
5 Wat zijn eenslachtige bloemen?
Bloemen die
a l l e e n m e e l d ra d e n of a l l e e n sta m p e rs h e bbe n .
6 Wat zijn tweeslachtige bloemen?
Bloemen die
m e e l d ra d e n e n sta m p e rs h e bbe n .
In afbeelding 28 zijn drie bloemen schematisch getekend. Vraag 7 en 8 gaan over deze afbeelding.
7 Door welke bloem(en) kan stuifmeel worden gevormd?
Door
d e bl oe m e n 1 e n 3.
8 Bij eenslachtige bloemen onderscheiden we mannelijke en vrouwelijke bloemen.
Welke bloem is vrouwelijk? Leg je antwoord uit.
Bloem
2
, want
d eze bl oe m be v a t a l l e e n e e n sta m p e r e n ge e n m e e l d ra d e n .
▼▼Afb. 28
bloem 1
bloem 2
bloem 3
97
© Uitgeverij Malmberg
EXTRA BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht33 practicum
▼▼Afb. 29 Katjes van een els.
KATJESDRAGERS
De meeste katjesdragers bloeien vroeg in het voorjaar.
Later in het voorjaar ontstaan dan de vruchtjes. In dit
practicum ga je katjes bekijken en tekenen.
WAT HEB JE NODIG?
–loep
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Zoek een katjesdrager (berk, eik, els, hazelaar, wilg).
– Verzamel een stuifmeelkatje en een meeldraadkatje.
–Maak in het vak een tekening van de katjes. Schrijf de
namen erbij.
oud stamperkatje
stamperkatje
meeldraadkatje
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Katjes van
e i ge n a n tw oord .
98
© Uitgeverij Malmberg
EXTRA BASISSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
– Haal voorzichtig een stamperkatje uit elkaar en bekijk een vruchtje. Gebruik hierbij de loep.
– Maak in het vak een tekening van één vruchtje.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Een vrucht van
e i ge n a n tw oord .
Je hebt nu de extra basisstof van dit thema doorgewerkt.
– Controleer met het antwoordenboek of je de extra-basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
–Bestudeer de samenvatting op bladzijde 116 van je handboek. Daarin staat in doelstellingen
weergegeven wat je moet ‘kennen en kunnen’. Hiermee kun je je voorbereiden op de
diagnostische toets.
99
© Uitgeverij Malmberg
1 vmbo-t | havo | vwo
DIAGNOSTISCHE TOETS
Bi j w i n d bl oe m e n .
5
D oor i n se c te n , want d e bl oe m e n h e bbe n e e n ge u r d i e i n se c te n a a n tre k t.
6 Door d e w i n d .
4
2 SCOREBLAD DIAGNOSTISCHE TOETS
doelstelling1
6
7
8
9
Juist
2
X
3
Juist
1
X
X
X
X
X
X
X
9
X
7
A
1
X
6
8
6
X
X
7
Onjuist
X
X
X
4
5
X
X
X
6
doelstelling7
B
X
C
D
Door de
2
C
2
doelstelling3
1
B
X
3
10
A
X
doelstelling6
4
5
X
4
5
3
X
X
1
doelstelling2
2
Onjuist
X
1 Braam
doelstelling4
Bi j w i n d bl oe m e n .
2
N e e , want d e bl oe m p jes v a n rogge zi jn w i n d bl oe m e n .
3
D oor i n se c te n , want h e t zi jn ru w e stu i f m e e l k orre ls d i e ge m a k k e l i jk a a n h e t l i c h a a m v a n e e n i n se c t bl i jv e n h a n ge n .
1
2 Gele morgenster
3 Berk
4 Reuzenbalsemien
5 Kleefkruid
X
X
X
dieren
5
doelstelling5
Door
4
wind
3
Door de
2
Ste m p e l.
Sti jl.
Vru c h tbe gi n se l.
Sta m p e r.
He l m k n op.
He l m d ra a d .
Me e l d ra a d .
Kroon bl a d (bl oe m k roon).
Ke l k bl a d (bl oe m k e l k).
plant zelf
1
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
X
X
100
© Uitgeverij Malmberg
DIAGNOSTISCHE TOETS thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
X
X
3 Paprikaplant
4 Rijstplant
5 Tarweplant
X
6 Orchidee
voedsel
Zaden als
X
1 Aardbeiplant
2 Tulp
voedsel
Vruchten als
als cadeau
Plant of bloemen
doelstelling8
X
X
extra doelstelling 9
D oor on gesl a c h te l i jk e v oor tp l a n ti n g, w a n t u i t e e n d e e l v a n e e n p l a n t groe i t e e n n i e u w e p l a n t.
2 Ee n v e rd i k te ste n ge l.
3 Ui tl op e r.
4 Wor te lstok .
5
D oor on gesl a c h te l i jk e v oortp l a n ti n g.
1
extra doelstelling 10
A
B
X
3
X
X
4
5
X
6
D
X
1
2
C
X
Controleer met het antwoordenboek of
je de diagnostische-toetsvragen goed
hebt gemaakt.
–Heb je geen fouten gemaakt? Begin dan aan de
verrijkingsstof.
–Heb je fouten gemaakt bij een of meer
doelstellingen? Bestudeer dan eerst deze
doelstelling(en) in de samenvatting. Ga na wat je
precies fout hebt gedaan. Begin daarna aan de
verrijkingsstof.
101
© Uitgeverij Malmberg
1
1 vmbo-t | havo | vwo
VERRIJKINGSSTOF
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Minder bekende vruchten
opdracht1
Hier staan kenmerken van de vruchten uit afbeelding 64 van je handboek.
– Vul de naam van de vrucht met deze kenmerken in het kruiswoordraadsel van afbeelding 30 in.
1 Bes verstopt onder een papierachtig omhulsel.
2 Wit vruchtvlees met rode bobbelige schil.
3 Zoet, oranje vruchtvlees.
4Stervrucht.
5 Sterk geurend, donkere stekelige schil.
6 Wordt warm gegeten.
7 Lijkt op sinaasappel met wit of rood vruchtvlees.
8 Donkere schil.
9 Groeit onder andere in Marokko en in de woestijn.
10 Wit vruchtvlees met eetbare pitjes en rode schil.
11 Om de eetbare pitjes zit gelei (als bij tomaat), rode harde schil.
▼▼Afb. 30
8
p
11
1
p
h
y
s
a
l
i
s
2
l
y
c
h
e
e
3
p
a
p
a
y
a
4
c
a
r
a
m
b
o
l
5
d
o
e
r
i
a
n
6
b
a
k
b
a
n
a
a
n
7
g
r
a
p
e
f
r
u
i
t
a
s
s
i
e
v
r
u
c
h
t
9
c
a
c
t
u
s
v
ij
g
10
p
i
t
a
h
a
y
a
a
t
a
p
p
e
l
g
r
a
n
a
a
– Wat is de naam van de vrucht in de grijze vakjes?
Sharonf ruit .
102
© Uitgeverij Malmberg
VERRIJKINGSSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
opdracht2
Beantwoord de volgende vragen.
1 Kies uit afbeelding 64 van je handboek drie vruchten uit. Schrijf van deze drie vruchten het gebied
van herkomst op. Gebruik hierbij internet.
Vrucht:Herkomst:
BakbanaanZuid-Amerika
CactusvijgMexico, Middellandse Zeegebied
CarambolaZuidoost-Azië
DoerianZuidoost-Azië
Granaatappel
Iran (Perzië)
Grapef ruit Jamaica
LycheeChina
PapayaMexico
Passievrucht Zuid-Amerika
Physalis
Afrika en Zuid-Amerika
Pitaja
Mexico, Midden-Amerika en Zuid-Amerika
Sharonf ruit Himalaya
2 Je gaat nu een vrucht proeven uit afbeelding 64 van je handboek. Het mag ook een andere vrucht
zijn die je nog nooit hebt geproefd. Misschien heeft je docent al minder bekende vruchten
meegenomen. Je kunt ook zelf zoeken naar minder bekende vruchten in supermarkten,
groentewinkels of toko’s. Je kunt natuurlijk ook meerdere voor jou onbekende vruchten proeven.
Welke vrucht heb je geproefd?
TER BEOORDELING AAN JEZELF.
3 Beschrijf hoe de vrucht smaakt.
TER BEOORDELING AAN JEZELF.
▼▼Afb. 31 Ander minder bekend fruit.
1 vijg
2 cranberries
3 kiwano
103
© Uitgeverij Malmberg
2
VERRIJKINGSSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Een bloem bestuderen
opdracht1 practicum
EEN BLOEM VAN …
WAT HEB JE NODIG?
– een bloeiende plant
– een pincet (eventueel)
–tekenmateriaal
WAT MOET JE DOEN?
– Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van het buitenaanzicht van de bloem.
Geef de volgende delen aan: bloemsteel – kelkblad – kroonblad.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Een bloem van …
104
© Uitgeverij Malmberg
VERRIJKINGSSTOF thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
–Haal voorzichtig een meeldraad uit de bloem. Gebruik hierbij eventueel het pincet.
–Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de meeldraad.
Geef de volgende delen aan: helmdraad – helmknop.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Een meeldraad van …
–Haal voorzichtig de stamper (of een van de stampers) uit de bloem. Gebruik hierbij eventueel het
pincet.
–Maak in het vak een natuurgetrouwe tekening van de stamper.
Geef de volgende delen aan: stempel – stijl – vruchtbeginsel.
LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN.
Een stamper van …
105
© Uitgeverij Malmberg
3
VERRIJKINGSSTOF
1 vmbo-t | havo | vwo
thema 7 Bloemen, vruchten, zaden
Bomen en hun vruchten
opdracht1
Gebruik bij deze opdracht knipblad 1 (bladzijde 107). Op dit knipblad zijn zes vruchten (en zaden)
getekend.
In afbeelding 32 zie je zes boomvormen getekend. Deze boomvormen zijn vooral in de winter goed te
zien, nadat de bladeren van de bomen zijn gevallen.
–Zoek in naslagwerken (bijvoorbeeld een bomengids) of op internet de namen van de bomen en
de vruchten op.
Noteer de namen van de bomen bij de tekeningen.
Gebruik daarbij: berk – eik – esdoorn – linde – populier – treurwilg.
– Knip elke tekening van knipblad 1 apart uit en plak de uitgeknipte vruchten bij de juiste bomen.
▼▼Afb. 32
eik
populier
treurwilg
berk
esdoorn
linde
Controleer met het antwoordenboek of je de verrijkingsstofopdrachten goed hebt uitgevoerd.
106
© Uitgeverij Malmberg
Download