Trombose Ik heb trombose maar waar zit dat eigenlijk? Trombose betekent dat er in een bloedvat een stolsel ontstaat. Dat hoort natuurlijk niet: bloed moet stollen buiten een bloedvat, als je een wond hebt bijvoorbeeld. Maar in het bloedvat moet het bloed vloeibaar blijven. Dat is natuurlijk lastig voor het lichaam en soms gaat het met die stolling mis: soms bloeden mensen te lang door als ze een wond hebben en andersom stolt het bloed soms wanneer dat juist niet moet. In principe kan het overal ontstaan. Meestal in het been. Er stroomt nogal veel bloed naar de benen toe, omdat de spieren daar veel werk moeten doen. Dat bloed moet weer terug naar het hart en dat gaat via de aders. Als daarin een stolsel ontstaat, sluit dat het bloedvat af en wordt het been dik. Er komt wel bloed in, maar het komt niet meer terug. Komt het ook op andere plaatsen voor? Een stolseltje kan ook ontstaan in het hart. Bijvoorbeeld wanneer het hart onregelmatig klopt. Dan kan het bloed in het hart even stilstaan en kan het ook stollen. Als zo’n stolseltje loslaat kan het doorschieten naar de hersenen en veroorzaakt daar een herseninfarct, een beroerte dus. Soms ontstaat er een stolseltje in de bloedvaten die het hart zelf van zuurstof voorzien, de kransslagaders. Als daar een stolseltje in komt, dan krijgt het hart zelf onvoldoende bloed en zuurstof en krijg je een hartinfarct. Waarom krijg ik daar nou juist last van? In de benen krijg je soms trombose als je lang stil moet zitten. Bijvoorbeeld met een gebroken been in het gips of bij een operatie of na een bevalling. Soms is een lange vliegreis al te veel. Je kunt beter zo nu en dan even de benen strekken als je lang moet zitten. Verder is de anticonceptiepil soms de oorzaak. Ook ernstig overgewicht of een ernstige ziekte kunnen de boosdoeners zijn. Soms is het erfelijk en kan het al op jonge leeftijd ontstaan. Hoe stelt u een diagnose? Het been wordt dik en glanzend, maar soms merk je er niet veel van. Op den duur gaat het ook warm worden en rood en pijnlijk. Soms worden de aderen zichtbaar. De kuitomvang kun je opmeten en vergelijken met je andere been. Om het zeker te weten kun je het bloed onderzoeken; zo’n stolsel wordt altijd een beetje afgebroken in het lichaam en die afbraakstofjes kun je meten in het bloed. Verder kun je met een echo-onderzoek nagaan of het bloed in de aderen stroomt of stilstaat. En wat is een longembolie? Als er een stukje van het stolsel afbreekt, wordt dat versleept en komt in de long terecht. Dat heet een longembolie. Daar sluit het een bloedvat af en daarachter komt geen bloed meer. Dat geeft plotselinge pijn in de borst, met kortademigheid en pijn bij het ademhalen. Soms ga je hoesten en kun je ook wat bloed ophoesten. Zo’n longembolie is echt gevaarlijk, want als dat stuk stolsel te groot is, sluit het de hele long af en kun je eraan overlijden. Dat moet je dus zien te voorkomen. Ik heb spuiten gekregen, waarom is dat? Zodra je merkt dat er in het been een stolsel zit, dat je een trombosebeen hebt dus, moet je zorgen dat dit weer opgelost wordt en zeker niet kan aangroeien. Daar zijn medicijnen voor, die je aanvankelijk onderhuids moet inspuiten. Daarna moet je bloedverdunners gaan slikken. Bij de trombosedienst moet je laten controleren hoe dun het bloed is en hoeveel van die tabletten je nodig hebt om het bloed dun te houden. En ook weer niet te dun, want dan ga je weer ergens bloeden. Wordt het been dan vanzelf weer dunner? Je moet wel een handje helpen door het been goed in te zwachtelen, dag en nacht. Als het weer dun geworden is, moet je een elastische kous gaan dragen die ervoor zorgt dat het been niet opnieuw dik wordt. Die moet je elke dag overdag dragen en dat is een geheel gedoe, want het aantrekken is niet eenvoudig. Daar heb je soms hulp bij nodig van de thuiszorg, hoewel er ook handige hulpmiddelen zijn die het aantrekken vergemakkelijken. Ik heb die bloedverdunners en ook die kousen, hoe lang moet ik dat volhouden? Meestal zijn de injecties maar een week nodig. Daarna moet je minstens drie maanden bloedverdunners slikken, soms wel zes maanden als je een longembolie erbij kreeg bijvoorbeeld. En wanneer je steeds weer trombose krijgt, wanneer het erfelijk is bijvoorbeeld, moet je die bloedverdunners soms wel levenslang nemen. De elastische kousen moet je een tot twee jaar gebruiken. Geneest je been weer helemaal als dat stolsel is opgeruimd? Het stolsel is op een gegeven moment wel weg, maar vaak blijft er wel wat schade achter. In de beenaderen zitten kleppen die ervoor zorgen dat het bloed maar één kant uit kan, terug naar het hart. Na een trombose zijn die kleppen vaak verdwenen en stroomt het bloed minder goed terug. De aderen kunnen dikker worden, je krijgt dan spataderen. De huid heeft daar last van: het been kan wat dik blijven en de huid kan wat verkleuren, kwetsbaar worden en gemakkelijk kapot gaan. Dat heet een open been. Als je dat soort klachten van het trombosebeen overhoudt, kun je beter levenslang die elastische kousen dragen.