DE MUMMIEKISTEN VAN DE AMON PRIESTERS DE

advertisement
De deur van de priesters
DEMUMMIEKISTENVANDEAMON-PRIE STERS
In 1891 werd aan de westoever van de Nijl bij Thebe
een bijzondere ontdekking gedaan. In Deir elBahari vonden twee Franse egyptologen 153 sets
mummiekisten in een massagraf. Dit was het graf
van de priesters van de tempels van Amon en hun
familieleden. Het graf kreeg de naam ‘De deur van
de priesters’ oƒewel ‘Bab el-Gasus’. Dit graf was de
belangrijkste archeologische vondst in Egypte sinds de
ontdekking van de koningsmummies in 1881.
De archeologen vreesden dat de grafrovers lucht
zouden krijgen van hun vondst en sliepen bij het graf.
Ze zeˆen alles op alles om het graf snel leeg te halen.
Dit lukte in negen dagen, van 5 tot 13 februari 1891.
Alle vondsten werden via de Nijl naar Cairo vervoerd.
Het Egyptisch Museum kon zoveel kisten niet
herbergen. De Egyptische regering schonk in 1893 een
deel van de mummiekisten van de Amon-priesters aan
verschillende landen. Namens Nederland ontving het
Rijksmuseum van Oudheden vier sets.
In Rome ging in 2008 het Vatican Coffin Project van
start, een grootscheeps restauratieonderzoek naar
de kisten van de Amon-priesters in de collectie van de
Vaticaanse musea. Het Louvre en het Rijksmuseum
van Oudheden hebben zich bij dit project aangesloten.
Deze tentoonstelling toont de eerste resultaten van het
onderzoek.
THECOFFINSOFTHEPRIESTSOFAMUN
In 1891, a remarkable discovery was made on the west bank of the
Nile near Thebes. In Deir el-Bahari, two French Egyptologists found
153 sets of coffins in a mass grave. This was the tomb of the priests of
the temple of Amun and their family members. The tomb was named
‘the Door of the Priests’, ‘Bab el-Gasus’. This tomb was the most
important archaeological find in Egypt since the discovery of the
royal mummies in 1881.
The archaeologists, fearing that tomb robbers would get wind of their
discovery, spent their nights by the tomb. They made every effort to
empty the tomb quickly, and they managed to do so in nine days,
from 5 to 13 February 1891. All finds were transported to Cairo on
the Nile. Because the Egyptian Museum could not harbour so many
coffins, in 1893, the Egyptian authorities donated a number of these
coffins of the priests of Amun to several countries. On behalf of the
Netherlands, the National Museum of Antiquities received four sets.
In 2008, the Vatican Coffin Project was started in Rome, a largescale research-restoration project on the coffins of the priests of
Amun from the collection of the Vatican Museums. The Louvre and
the National Museum of Antiquities have joined this project. This
exhibition displays the first results of the research.
MIDDELLANDSEZEE
Tanis
Caïro
Sinaï
woestijn
NIJL
RODEZEE
Sahara woestijn
Thebe
Deir el Bahari
Aswan
De
DEMUMMIE
In 189
een b
Bahar
mumm
van de
famili
de pri
belan
ontde
De ar
zoude
Ze zeˆ
Dit luk
Alle v
De deur van de priesters
MMI E K I ST E N VA N DEAMON-PRIE STERS
In 1891 werd aan de westoever van de Nijl bij Thebe
een bijzondere ontdekking gedaan. In Deir elBahari vonden twee Franse egyptologen 153 sets
mummiekisten in een massagraf. Dit was het graf
van de priesters van de tempels van Amon en hun
familieleden. Het graf kreeg de naam ‘De deur van
de priesters’ oƒewel ‘Bab el-Gasus’. Dit graf was de
belangrijkste archeologische vondst in Egypte sinds de
ontdekking van de koningsmummies in 1881.
De archeologen vreesden dat de grafrovers lucht
zouden krijgen van hun vondst en sliepen bij het graf.
Ze zeˆen alles op alles om het graf snel leeg te halen.
Dit lukte in negen dagen, van 5 tot 13 februari 1891.
Alle vondsten werden via de Nijl naar Cairo vervoerd.
Het Egyptisch Museum kon zoveel kisten niet
herbergen. De Egyptische regering schonk in 1893 een
deel van de mummiekisten van de Amon-priesters aan
verschillende landen. Namens Nederland ontving het
Rijksmuseum van Oudheden vier sets.
In Rome ging in 2008 het Vatican Coffin Project van
start, een grootscheeps restauratieonderzoek naar
de kisten van de Amon-priesters in de collectie van de
Vaticaanse musea. Het Louvre en het Rijksmuseum
van Oudheden hebben zich bij dit project aangesloten.
Deze tentoonstelling toont de eerste resultaten van het
onderzoek.
THECOFFINSOFTHEPRIESTSOFAMUN
In 1891, a remarkable discovery was made on the west bank of the
Nile near Thebes. In Deir el-Bahari, two French Egyptologists found
153 sets of coffins in a mass grave. This was the tomb of the priests of
the temple of Amun and their family members. The tomb was named
‘the Door of the Priests’, ‘Bab el-Gasus’. This tomb was the most
important archaeological find in Egypt since the discovery of the
royal mummies in 1881.
The archaeologists, fearing that tomb robbers would get wind of their
discovery, spent their nights by the tomb. They made every effort to
empty the tomb quickly, and they managed to do so in nine days,
from 5 to 13 February 1891. All finds were transported to Cairo on
the Nile. Because the Egyptian Museum could not harbour so many
coffins, in 1893, the Egyptian authorities donated a number of these
coffins of the priests of Amun to several countries. On behalf of the
Netherlands, the National Museum of Antiquities received four sets.
In 2008, the Vatican Coffin Project was started in Rome, a largescale research-restoration project on the coffins of the priests of
Amun from the collection of the Vatican Museums. The Louvre and
the National Museum of Antiquities have joined this project. This
exhibition displays the first results of the research.
MIDDELLANDSEZEE
Tanis
Caïro
Sinaï
woestijn
NIJL
RODEZEE
Sahara woestijn
Thebe
Deir el Bahari
Aswan
Priesteres, brons
945-712 v.Chr., Thebe
RMO, F 1938/7.21
Dit beeld van een staande vrouw behoort tot de
grootste bronsfiguren die bekend zijn uit het oude
Egypte. Ze draagt een nauwsluitend gewaad,
hee brede heupen, een smalle taille en vrij kleine
borsten. Haar gezicht wordt omlijst door een
kapvormige pruik, waarin de lokken in reliëf zijn
weergegeven. Haar ogen en wenkbrauwen waren
oorspronkelijk ingelegd. De armen steken uit de
wijde mouwen naar voren. Mogelijk hield ze in elke
hand een sistrum (een soort rammelaar) die in de
tempelrituelen een grote rol speelde.
Ze wordt wel geïdentificeerd als een priesteres,
zangeres of danseres van de god Amon: een
vrouw van aanzien. Het beeld is waarschijnlijk een
votie‚eeld dat door haar aan de godheid was
aangeboden.
De proporties van het beeld wijken enigszins af van
de strenge Egyptische canon en doen verrassend
spontaan aan. Deze kenmerken zijn karakteristiek
voor de kunst van de Derde Tussenperiode
(1070-712 v.Chr.).
Priestess, bronze
945-712 BC., Thebes
RMO, F 1938/7.21
This statue of a standing woman is one of the largest bronze figures known
from ancient Egypt. She wears a clinging robe, has broad hips, a narrow
waist and fairly small breasts. Her face is framed by a cap-shaped wig, with
locks of hair indicated in relief. Her eyes and eyebrows were originally inlaid.
The arms are stretched forward from the wide sleeves. She possibly held
a sistrum (a kind of rale) in each hand; these played an important part in
temple rituals.
She has been identified as a priestess, singer or dancer of the god Amun: a
lady of stature. The statue was probably a votive statue, offered by her to the
divinity.
The physical proportions of the statue are not completely in accordance
with the strict rules of the Egyptian canon and give a strikingly spontaneous
impression. Such features are characteristic of the art of the Third
Intermediate Period (1070-712 BC).
Mummiekisten van de Amon- priesters
DE‘ONTDEKKING‘VAN‘HET‘GRAF
A†er the excavation of February 1891, the tomb
of the priests of Amun was forgo§en. It was not
until 30 years later, in 1924, that the tomb was
reopened by Herbert Winlock (1884-1950) of the
Metropolitan Museum of Art, New York.
The American archeaologist writes in his report:
“Nowadays the archaeologist labors under certain
obligations which did not weigh so heavily fiy
years ago. Then a week had been sufficient time to
hoist the hundreds of coffins to the surface and to
cart them away, and such a thing as a photograph
taken underground was something of which no one
dreamed.”
Na de opgraving in februari 1891 raakte het graf van de
Amon-priesters in de vergetelheid. Ruim dertig jaar later,
in 1924, werd het graf opnieuw geopend door Herbert
Winlock (1884-1950) van het Metropolitan Museum of Art,
New York.
De Amerikaanse archeoloog schrij† in zijn rapport:
“Tegenwoordig werkt de archeoloog met een
verantwoordelijkheidsgevoel, dat dertig jaar geleden nog
niet gold. Destijds had men slechts een week nodig om de
honderden kisten naar het oppervlak te brengen en weg
te rijden. Ondergronds een foto maken, daarvan kon men
slechts dromen”.
Winlock found traces that were le† behind by the
work of Grébaut and Daressy: “all there was to
dig up were newspapers from 1892 that had blown
into the tomb.” He used the tomb of the priests
of Amun as storage space for smaller finds of
various excavation missions for his museum, near
Deir el-Bahari. In 1969, a Polish mission reopened
the tomb a†er hearing rumours that valuable
antiquities lay buried there. The Polish found only
the finds stored by Winlock, which turned out to be
in poor condition.
Winlock vond sporen van het werk van Grébaut en Daressy:
“het enige wat we konden opgraven waren kranten uit 1892
die in het graf waren gewaaid”. Hij gebruikte het graf van
de Amon-priesters als opslagruimte voor kleinere vondsten
van verschillende opgravingsmissies van zijn museum, in
de buurt van Deir el-Bahari. In 1969 opende een Poolse
missie het graf opnieuw, omdat er geruchten gingen dat er
waardevolle antiquiteiten begraven waren. De Polen troffen
slechts Winlocks opgeslagen vondsten aan, die veelal in
slechte conditie bleken te zijn.
Photography by the Egyptian expedition, Metropolitan Museum of Art,
New York.
© The Metropolitan Museum of Art
Foto’s met dank aan het Metropolitan Museum of Art, New York.
© The Metropolitan Museum of Art
 Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, entrance,
photographed in 1924.
 Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, view of the staircase
to the lower level, photographed in 1924.
 Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, de ingang, gefotografeerd in 1924.
 Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, gezicht op de trap naar het laagste niveau,
gefotografeerd in 1924.
Marianne Brocklehurst was the daughter of a
wealthy silk merchant from Macclesfield, England.
Between 1873 and 1891, she travelled to Egypt on
numerous occasions. She was in Deir el-Bahari at
the time when Grébaut and Daressy were working
at the tomb of the priests. Brocklehurst was a
gi†ed watercolour artist. The works shown here
are only sketches, but they present a fascinating
eyewitness account of a remarkable event.
Brocklehurst’s captions provide a title for every
page and tell us who were gathered around the
tomb.
 Winding up the mummy cases and mummies of Priests and Priestesses of
Amon (XXIst Dynasty) found hidden in a vault 40 feet below thesurface near
Der el Bahari, Thebes in 1891.
Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley
Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.118.
Marianne Brocklehurst was de dochter van een rijke
zijdekoopman uit Macclesfield, Midden Engeland. Tussen
1873 en 1891 maakte zij een aantal reizen naar Egypte.
Zij was in Deir el-Bahari aanwezig op het moment dat
Grébaut en Daressy aan het werk waren bij het graf van de
priesters. Brocklehurst was een begenadigd aquarelliste.
De getoonde werken zijn slechts schetsen, maar vormen
een fascinerend ooggetuigenverslag van een bijzondere
gebeurtenis. Brocklehurst’s bijschri†en geven iedere pagina
een titel en vertellen wie de mensen waren die rond het
graf stonden.
 Het ophalen van de mummiekisten en de mummies van de priesters en priesteressen van Amon (XXI Dynastie)
gevonden in een ondergrondse graamer, 40 voet diep, bij Deir el-Bahari, Thebe in 1891.
Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv. nr. 3453.118
 Arabieren dragen de mummies (140 kisten [sic!]) naar de Nijl voor transport per schip naar Cairo.
Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv.nr. 3453.119.
Foto’s: West Park Museum, Macclesfield, Engeland
 Arabs carrying the mummies (140 cases (sic!) to the Nile for
transportation by Dahabeeiahs to Cairo.
Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley
Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.119.
Dit schilderij van de Franse kunstenaar Paul Dominique Philippoteaux
toont een historische gebeurtenis. Het gaat om een uitpaksessie van een
mummie in het Museum van Giza op 31 maart 1891 door dr. Fouquet. Het
betre hier de mummie van een van de Amon- priesteressen uit het graf
van Bab el-Gasus.
Al in 1907 meldde Daressy dat 59 mummies uit Bab el-Gasus ontbraken.
De meeste hiervan hoorden bij de kisten die - zonder mummies - aan de
verschillende buitenlandse instellingen zijn gegeven. Van de overgebleven
mummies zijn maar weinig exemplaren bestudeerd en gepubliceerd.
Momenteel is de situatie nog slechter. Van geen enkele van de 153
mummies die in Bab el-Gasus zijn aangetroffen, is de huidige locatie
bekend.
 ‘Onderzoek naar een mummie, de priesteres van Amon’
Paul Dominique Philippoteaux, olieverf op doek, 1891
Foto: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
This painting by French artist Paul Dominique Philippoteaux shows
a historic event: the unwrapping of a mummy in the Giza Museum on
31 March 1891 by dr. Fouquet. The mummy in question is one of the
priestesses of Amun from the tomb of Bab el-Gasus.
In 1907, Daressy already reported that 59 mummies from Bab el-Gasus
were missing. Most of these belonged with the coffins that had been given
- without their mummies - to various foreign institutions. Of the mummies
that remain, only a few have been studied and published.
Nowadays, the situation is even worse. The current location of none of the
153 mummies found in Bab el-Gasus is known to us.
 ‘Examination of a Mummy – The Priestess of Ammon’
Paul Dominique Philippoteaux, oil on canvas, 1891
Photo: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
Mummiekisten van de Amon-priesters
Gravures, artikel in L’Illustration van 4 april 1891 met een brief van Emile
Bayard over de ontdekkingen in Luxor.
Enkele passages:
De Franse archeoloog Eugène Grébaut: “Men hee mij overtuigd dat
ik op deze afstand van de berg iets zou kunnen vinden. Ik heb daarover
niet getwijfeld en ben gaan graven. Tot mijn grote vreugde zag ik de put
verschijnen, die zoals u ziet een diepte van ongeveer 15 meter hee. Op de
bodem hiervan bevond zich een dichte deur afgesloten door een opeenhoping
van grote keien. Nadat deze weggeruimd waren, kon men binnengegaan in
een eerste ondergrondse ruimte. Na een gang van ongeveer 73 meter vond
men een trap van 5 meter diep, waar men een tweede etage vond met nog een
gang van 12 meter.
Deze twee etages liepen van noord naar zuid. Achterin kruisten zich twee
gra‡amers, één van 4 meter kwadraat en een van 2 meter. Ter hoogte van
de trap bevond zich een tweede gang van 51 meter, die liep van oost naar
west. Het geheel bestreek zo’n 153 meter. De gangen waren gevuld met
kisten van mummies, vaak bovenop elkaar gezet. Naast de mummiekisten
bevonden zich verschillende soorten objecten waaronder papyri, kistjes,
manden, beeldjes, offers en bloemen. De wanorde deed denken aan een vorige
ontdekking van ruim 10 jaar eerder, de cache’e met de koninklijke mummies.
De twee cache’es zijn uit dezelfde tijd, ze zijn gemaakt onder dezelfde
omstandigheden. In beide gevallen zijn de meest recente mummies van de 21ste
dynastie.”
Emile Bayard, medewerker van L’Illustration: “Het uitnemen van de kisten
hee me een onderwerp gegeven voor een tekening. De buitenkisten zijn van
een onvergelijkbare rijkdom aan decoratie en ze zijn met de grootste zorg
gemaakt en uitgevoerd. Via de deur van de kelders, die 3000 jaar gesloten is
gebleven, passeerden kisten die eruit zagen alsof ze gisteren gemaakt waren,
zo buitengewoon is hun conservering, het is bijna niet voor te stellen.
Zie daar mijn beste vriend, ik heb de gelukkige kans gehad dit te aanschouwen.
Maar wat men waarschijnlijk nooit meer zal zien is het transport van de
kisten naar de Nijl, waar de grote boten op hen wachten om hen naar Cairo
te vervoeren. Niets kan u een idee geven, zelfs mijn tekening niet, van dit
verbazingwekkende spektakel. Denkt u zich eens in, onder een zon van 50
graden, op een van de Nijlbanken, pal achter de bergen, dragen zo’n 200
Arabieren in hun meest schilderachtige kostuums en vaak ook naakt, op hun
schouders een dertigtal van de meest fraaie kisten, voortjakkerend door het
stof en op de toon van een monotoon refrein dat ze zingen tijdens hun mars.
Het is een onvergetelijk schouwspel.”
 Het ophalen van de kisten uit de put van Deir el-Bahari, vlakbij Luxor.
Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration,
no. 2510, titelblad/voorpagina, zaterdag 4 april 1891.
 Transport van de kisten van Deir el-Bahari naar de Nijl.
Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration,
no. 2510, pag. 292, zaterdag 4 april 1891.
Engravings, article in L’Illustration, 4 April 1891 including a le–er from
Emile Bayard about the discoveries in Luxor.
A selection of passages:
French archaeologist Eugène Grébaut: “I had been persuaded that I might find
something at this distance from the mountain. Without any second thoughts
I started digging. I was exhilarated when the pit was revealed, which as you
can see is about 15 metres deep. At the bo’om was a closed door, blocked
by a heap of boulders. Aer these had been cleared, we entered the first
subterranean space. A corridor of about 73 metres long ended in a staircase
of five metres high, where a second floor was found with another corridor of 12
metres.
These two floors were on a north-south orientation. At the back, two tomb
chambers intersected, one of 4 square metres and one of 2 metres. By the
staircase, there was a second corridor of 51 metres long which ran from east to
west. The entire complex was about 153 metres long. The corridors were filled
with mummy coffins, oen piled up. Next to the sarcophagi, different kinds of
objects were found: papyri, chests, baskets, statue’es, offerings and flowers.
The disarray was reminiscent of a previous discovery made over 10 years
before: the cache of the Royal mummies. Both caches date to the same time,
and they were made under identical circumstances. In both, the most recent of
the mummies belong to the 21st dynasty”.
Emile Bayard of L’Illustration: “The removal of the coffins has provided me
with a subject for a drawing. The outer coffins display a wealth of decoration
unparalleled elsewhere, and they were planned and produced with the
greatest care. Through the doors of the vaults, which had remained sealed
for 3000 years, coffins passed that looked as if they had been made only
yesterday, such is their extraordinary state of preservation. It defies the
imagination.
Behold my dearest friend, I have been fortunate enough to witness all this.
But what will most likely never be seen again is the transport of these coffins
to the Nile, where large ships await to transport them to Cairo. Nothing,
not even my drawing, can do justice to this amazing spectacle. Just imagine,
beneath a scorching sun, at 50°C, on one of the banks of the Nile just beyond
the mountains, about 200 Arabians carrying some thirty of the finest coffins
on their shoulders, dressed in their most picturesque costumes or oen naked,
ploughing through the dust guided by the monotonous tune they sing during
their march. It is an unforge’able sight.”
 Hoisting the coffins from the pit of Deir el-Bahari, near Luxor.
Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510,
title page / cover, Saturday, April 4, 1891.
 Transport of the coffins of Deir el-Bahari to the Nile.
Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510,
p. 292, Saturday, April 4, 1891.
In January 1891, Frenchman Eugène Grébaut, director of the Egyptian
Antiquities Service, and his assistant Georges Daressy were working in
Deir el-Bahari near the temple of Hatshepsut. They were informed about
a possible tomb entrance on the temple grounds by Mohammed Abd elRassul, who was a relative of the discoverers of the renowned ‘royal cache’
of 1881.
The workers had dug down eight metres when they came upon a small
room with a false floor of reed and planks. Below this, they found a
corridor with a sealed door. On 4 February, they forced the door open,
finding yet another corridor. This led to two chambers and an underlying
corridor filled with wooden coffins. Priests of Amun and their families lay
buried in these chambers. The archaeologists counted 153 coffins, including
101 double sets (both inner and outer coffins). In addition, they found
numerous shabtis, shabti chests, papyri, stelae, canopic jars and other
burial goods.
Eugene Grébaut, directeur-generaal van de
Egyptische Oudheidkundige Dienst, en zijn
assistent, Georges Daressy, werkten in januari 1891
in Deir el-Bahari. Zij waren bezig bij de tempel van
Hatsjepsoet, toen Mohammed Abd el-Rassul, die tien
jaar eerder de beroemde ‘koningscache„e’ ontdekte,
hen de mogelijke ingang van een graf wees.
Nadat de ingang van de schacht was vrijgemaakt,
vond men op 8 meter diepte een zijkamertje met een
valse vloer van riet en boomstronken. Daaronder
bevond zich een gang met een afgesloten deur.
Op 4 februari braken de opgravers de deur open
en kwamen in een volgende gang. Die gang leidde
naar twee kamers en een derde gang op een dieper
niveau.
Overal lagen mummiekisten en grafgi‰en. De
opgravers telden 153 mummiekisten, waarvan 101
dubbele sets! Daartussen lagen shabti’s, shabtikistjes, papyri, stelae, kanopenvazen en andere
voorwerpen.
A†er the excavation of February 1891, the tomb
of the priests of Amun was forgo§en. It was not
until 30 years later, in 1924, that the tomb was
reopened by Herbert Winlock (1884-1950) of the
Metropolitan Museum of Art, New York.
The American archeaologist writes in his report:
“Nowadays the archaeologist labors under certain
obligations which did not weigh so heavily fiy
years ago. Then a week had been sufficient time to
hoist the hundreds of coffins to the surface and to
cart them away, and such a thing as a photograph
taken underground was something of which no one
dreamed.”
Na de opgraving in februari 1891 raakte het graf van de
Amon-priesters in de vergetelheid. Ruim dertig jaar later,
in 1924, werd het graf opnieuw geopend door Herbert
Winlock (1884-1950) van het Metropolitan Museum of Art,
New York.
De Amerikaanse archeoloog schrij† in zijn rapport:
“Tegenwoordig werkt de archeoloog met een
verantwoordelijkheidsgevoel, dat dertig jaar geleden nog
niet gold. Destijds had men slechts een week nodig om de
honderden kisten naar het oppervlak te brengen en weg
te rijden. Ondergronds een foto maken, daarvan kon men
slechts dromen”.
Winlock found traces that were le† behind by the
work of Grébaut and Daressy: “all there was to
dig up were newspapers from 1892 that had blown
into the tomb.” He used the tomb of the priests
of Amun as storage space for smaller finds of
various excavation missions for his museum, near
Deir el-Bahari. In 1969, a Polish mission reopened
the tomb a†er hearing rumours that valuable
antiquities lay buried there. The Polish found only
the finds stored by Winlock, which turned out to be
in poor condition.
Winlock vond sporen van het werk van Grébaut en Daressy:
“het enige wat we konden opgraven waren kranten uit 1892
die in het graf waren gewaaid”. Hij gebruikte het graf van
de Amon-priesters als opslagruimte voor kleinere vondsten
van verschillende opgravingsmissies van zijn museum, in
de buurt van Deir el-Bahari. In 1969 opende een Poolse
missie het graf opnieuw, omdat er geruchten gingen dat er
waardevolle antiquiteiten begraven waren. De Polen troffen
slechts Winlocks opgeslagen vondsten aan, die veelal in
slechte conditie bleken te zijn.
Photography by the Egyptian expedition, Metropolitan Museum of Art,
New York.
© The Metropolitan Museum of Art
Foto’s met dank aan het Metropolitan Museum of Art, New York.
© The Metropolitan Museum of Art
 Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, entrance,
photographed in 1924.
 Egypt, Thebes, Deir el-Bahari, tomb of Bab el-Gasus, view of the staircase
to the lower level, photographed in 1924.
 Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, de ingang, gefotografeerd in 1924.
 Egypte, Thebe, Deir el-Bahari, graf van Bab el-Gasus, gezicht op de trap naar het laagste niveau,
gefotografeerd in 1924.
Marianne Brocklehurst was the daughter of a
wealthy silk merchant from Macclesfield, England.
Between 1873 and 1891, she travelled to Egypt on
numerous occasions. She was in Deir el-Bahari at
the time when Grébaut and Daressy were working
at the tomb of the priests. Brocklehurst was a
gi†ed watercolour artist. The works shown here
are only sketches, but they present a fascinating
eyewitness account of a remarkable event.
Brocklehurst’s captions provide a title for every
page and tell us who were gathered around the
tomb.
 Winding up the mummy cases and mummies of Priests and Priestesses of
Amon (XXIst Dynasty) found hidden in a vault 40 feet below thesurface near
Der el Bahari, Thebes in 1891.
Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley
Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.118.
Marianne Brocklehurst was de dochter van een rijke
zijdekoopman uit Macclesfield, Midden Engeland. Tussen
1873 en 1891 maakte zij een aantal reizen naar Egypte.
Zij was in Deir el-Bahari aanwezig op het moment dat
Grébaut en Daressy aan het werk waren bij het graf van de
priesters. Brocklehurst was een begenadigd aquarelliste.
De getoonde werken zijn slechts schetsen, maar vormen
een fascinerend ooggetuigenverslag van een bijzondere
gebeurtenis. Brocklehurst’s bijschri†en geven iedere pagina
een titel en vertellen wie de mensen waren die rond het
graf stonden.
 Het ophalen van de mummiekisten en de mummies van de priesters en priesteressen van Amon (XXI Dynastie)
gevonden in een ondergrondse graamer, 40 voet diep, bij Deir el-Bahari, Thebe in 1891.
Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv. nr. 3453.118
 Arabieren dragen de mummies (140 kisten [sic!]) naar de Nijl voor transport per schip naar Cairo.
Foto: Alan Bardsley, origineel waterverf op papier, inv.nr. 3453.119.
Foto’s: West Park Museum, Macclesfield, Engeland
 Arabs carrying the mummies (140 cases (sic!) to the Nile for
transportation by Dahabeeiahs to Cairo.
Photos West Park Museum, Macclesfield, England, Alan Bardsley
Original: watercolour on paper, inv. nr. 3453.119.
Dit schilderij van de Franse kunstenaar Paul Dominique Philippoteaux
toont een historische gebeurtenis. Het gaat om een uitpaksessie van een
mummie in het Museum van Giza op 31 maart 1891 door dr. Fouquet. Het
betre hier de mummie van een van de Amon- priesteressen uit het graf
van Bab el-Gasus.
Al in 1907 meldde Daressy dat 59 mummies uit Bab el-Gasus ontbraken.
De meeste hiervan hoorden bij de kisten die - zonder mummies - aan de
verschillende buitenlandse instellingen zijn gegeven. Van de overgebleven
mummies zijn maar weinig exemplaren bestudeerd en gepubliceerd.
Momenteel is de situatie nog slechter. Van geen enkele van de 153
mummies die in Bab el-Gasus zijn aangetroffen, is de huidige locatie
bekend.
 ‘Onderzoek naar een mummie, de priesteres van Amon’
Paul Dominique Philippoteaux, olieverf op doek, 1891
Foto: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
This painting by French artist Paul Dominique Philippoteaux shows
a historic event: the unwrapping of a mummy in the Giza Museum on
31 March 1891 by dr. Fouquet. The mummy in question is one of the
priestesses of Amun from the tomb of Bab el-Gasus.
In 1907, Daressy already reported that 59 mummies from Bab el-Gasus
were missing. Most of these belonged with the coffins that had been given
- without their mummies - to various foreign institutions. Of the mummies
that remain, only a few have been studied and published.
Nowadays, the situation is even worse. The current location of none of the
153 mummies found in Bab el-Gasus is known to us.
 ‘Examination of a Mummy – The Priestess of Ammon’
Paul Dominique Philippoteaux, oil on canvas, 1891
Photo: Peter Nahum, The Leicester Gallery, London
Mummiekisten van de Amon-priesters
DE‘ONTDEKKING‘VAN‘HET‘GRAF
Gravures, artikel in L’Illustration van 4 april 1891 met een brief van Emile
Bayard over de ontdekkingen in Luxor.
Enkele passages:
De Franse archeoloog Eugène Grébaut: “Men hee mij overtuigd dat
ik op deze afstand van de berg iets zou kunnen vinden. Ik heb daarover
niet getwijfeld en ben gaan graven. Tot mijn grote vreugde zag ik de put
verschijnen, die zoals u ziet een diepte van ongeveer 15 meter hee. Op de
bodem hiervan bevond zich een dichte deur afgesloten door een opeenhoping
van grote keien. Nadat deze weggeruimd waren, kon men binnengegaan in
een eerste ondergrondse ruimte. Na een gang van ongeveer 73 meter vond
men een trap van 5 meter diep, waar men een tweede etage vond met nog een
gang van 12 meter.
Deze twee etages liepen van noord naar zuid. Achterin kruisten zich twee
gra‡amers, één van 4 meter kwadraat en een van 2 meter. Ter hoogte van
de trap bevond zich een tweede gang van 51 meter, die liep van oost naar
west. Het geheel bestreek zo’n 153 meter. De gangen waren gevuld met
kisten van mummies, vaak bovenop elkaar gezet. Naast de mummiekisten
bevonden zich verschillende soorten objecten waaronder papyri, kistjes,
manden, beeldjes, offers en bloemen. De wanorde deed denken aan een vorige
ontdekking van ruim 10 jaar eerder, de cache’e met de koninklijke mummies.
De twee cache’es zijn uit dezelfde tijd, ze zijn gemaakt onder dezelfde
omstandigheden. In beide gevallen zijn de meest recente mummies van de 21ste
dynastie.”
Emile Bayard, medewerker van L’Illustration: “Het uitnemen van de kisten
hee me een onderwerp gegeven voor een tekening. De buitenkisten zijn van
een onvergelijkbare rijkdom aan decoratie en ze zijn met de grootste zorg
gemaakt en uitgevoerd. Via de deur van de kelders, die 3000 jaar gesloten is
gebleven, passeerden kisten die eruit zagen alsof ze gisteren gemaakt waren,
zo buitengewoon is hun conservering, het is bijna niet voor te stellen.
Zie daar mijn beste vriend, ik heb de gelukkige kans gehad dit te aanschouwen.
Maar wat men waarschijnlijk nooit meer zal zien is het transport van de
kisten naar de Nijl, waar de grote boten op hen wachten om hen naar Cairo
te vervoeren. Niets kan u een idee geven, zelfs mijn tekening niet, van dit
verbazingwekkende spektakel. Denkt u zich eens in, onder een zon van 50
graden, op een van de Nijlbanken, pal achter de bergen, dragen zo’n 200
Arabieren in hun meest schilderachtige kostuums en vaak ook naakt, op hun
schouders een dertigtal van de meest fraaie kisten, voortjakkerend door het
stof en op de toon van een monotoon refrein dat ze zingen tijdens hun mars.
Het is een onvergetelijk schouwspel.”
 Het ophalen van de kisten uit de put van Deir el-Bahari, vlakbij Luxor.
Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration,
no. 2510, titelblad/voorpagina, zaterdag 4 april 1891.
 Transport van de kisten van Deir el-Bahari naar de Nijl.
Tekening ‘naar de natuur’ door M. Émile Bayard, gepubliceerd in L’Illustration,
no. 2510, pag. 292, zaterdag 4 april 1891.
Engravings, article in L’Illustration, 4 April 1891 including a le–er from
Emile Bayard about the discoveries in Luxor.
A selection of passages:
French archaeologist Eugène Grébaut: “I had been persuaded that I might find
something at this distance from the mountain. Without any second thoughts
I started digging. I was exhilarated when the pit was revealed, which as you
can see is about 15 metres deep. At the bo’om was a closed door, blocked
by a heap of boulders. Aer these had been cleared, we entered the first
subterranean space. A corridor of about 73 metres long ended in a staircase
of five metres high, where a second floor was found with another corridor of 12
metres.
These two floors were on a north-south orientation. At the back, two tomb
chambers intersected, one of 4 square metres and one of 2 metres. By the
staircase, there was a second corridor of 51 metres long which ran from east to
west. The entire complex was about 153 metres long. The corridors were filled
with mummy coffins, oen piled up. Next to the sarcophagi, different kinds of
objects were found: papyri, chests, baskets, statue’es, offerings and flowers.
The disarray was reminiscent of a previous discovery made over 10 years
before: the cache of the Royal mummies. Both caches date to the same time,
and they were made under identical circumstances. In both, the most recent of
the mummies belong to the 21st dynasty”.
Emile Bayard of L’Illustration: “The removal of the coffins has provided me
with a subject for a drawing. The outer coffins display a wealth of decoration
unparalleled elsewhere, and they were planned and produced with the
greatest care. Through the doors of the vaults, which had remained sealed
for 3000 years, coffins passed that looked as if they had been made only
yesterday, such is their extraordinary state of preservation. It defies the
imagination.
Behold my dearest friend, I have been fortunate enough to witness all this.
But what will most likely never be seen again is the transport of these coffins
to the Nile, where large ships await to transport them to Cairo. Nothing,
not even my drawing, can do justice to this amazing spectacle. Just imagine,
beneath a scorching sun, at 50°C, on one of the banks of the Nile just beyond
the mountains, about 200 Arabians carrying some thirty of the finest coffins
on their shoulders, dressed in their most picturesque costumes or oen naked,
ploughing through the dust guided by the monotonous tune they sing during
their march. It is an unforge’able sight.”
 Hoisting the coffins from the pit of Deir el-Bahari, near Luxor.
Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510,
title page / cover, Saturday, April 4, 1891.
 Transport of the coffins of Deir el-Bahari to the Nile.
Drawing ‘to nature’ by M. Émile Bayard, published in L’Illustration, No. 2510,
p. 292, Saturday, April 4, 1891.
In January 1891, Frenchman Eugène Grébaut, director of the Egyptian
Antiquities Service, and his assistant Georges Daressy were working in
Deir el-Bahari near the temple of Hatshepsut. They were informed about
a possible tomb entrance on the temple grounds by Mohammed Abd elRassul, who was a relative of the discoverers of the renowned ‘royal cache’
of 1881.
The workers had dug down eight metres when they came upon a small
room with a false floor of reed and planks. Below this, they found a
corridor with a sealed door. On 4 February, they forced the door open,
finding yet another corridor. This led to two chambers and an underlying
corridor filled with wooden coffins. Priests of Amun and their families lay
buried in these chambers. The archaeologists counted 153 coffins, including
101 double sets (both inner and outer coffins). In addition, they found
numerous shabtis, shabti chests, papyri, stelae, canopic jars and other
burial goods.
Eugene Grébaut, directeur-generaal van de
Egyptische Oudheidkundige Dienst, en zijn
assistent, Georges Daressy, werkten in januari 1891
in Deir el-Bahari. Zij waren bezig bij de tempel van
Hatsjepsoet, toen Mohammed Abd el-Rassul, die tien
jaar eerder de beroemde ‘koningscache„e’ ontdekte,
hen de mogelijke ingang van een graf wees.
Nadat de ingang van de schacht was vrijgemaakt,
vond men op 8 meter diepte een zijkamertje met een
valse vloer van riet en boomstronken. Daaronder
bevond zich een gang met een afgesloten deur.
Op 4 februari braken de opgravers de deur open
en kwamen in een volgende gang. Die gang leidde
naar twee kamers en een derde gang op een dieper
niveau.
Overal lagen mummiekisten en grafgi‰en. De
opgravers telden 153 mummiekisten, waarvan 101
dubbele sets! Daartussen lagen shabti’s, shabtikistjes, papyri, stelae, kanopenvazen en andere
voorwerpen.
Zangeres van Amon: topstuk uit
het Louvre
Deze prachtig bewerkte buitenkist is onderdeel van
de set kisten waarin Tamoetneferet, de ‘zangeres van
Amon’, is begraven. De set is ontdekt in 1829 door
Champollion in een ongeschonden Thebaans graf. Hij
was de eerste conservator van de Egyptische collectie
van het Louvre en bracht de kist naar Parijs.
De geïdealiseerde en glimlachende beeltenis van
Tamoetneferet is gedecoreerd met verschillende goden
en religieuze symbolen, om haar mummie een magische
bescherming te bieden, zodat zij veilig kon blijven leven
in het hiernamaals.
De teksten op de kist tonen de naam en de titels van
de overledene en een gebed aan de hemelgodin
Noet. Deze tekst komt vaker voor op kisten uit de 19de
dynastie (1307-1196 v.Chr.). Kenmerkend voor dit type
dodenkisten is de overvloed aan geschilderde en
vergulde decoraties en de kostbare materialen die
hiervoor gebruikt zijn. Het bladgoud op het gezicht, de
nek en de handen van de overledene symboliseert de
huidskleur van de goden. Het gebruik van bladgoud
werd nog steeds toegepast aan het einde van het
Nieuwe Rijk. Vanwege de economische en sociale
crisis in de periode daarna (de Derde Tussenperiode)
wordt het bladgoud vervangen door goedkopere gele
pigmenten.
Mummiekist van Tamoutnéferet, hout
1307-1196 v.Chr.
inv. nr. 673, Collectie Musée du Louvre, Parijs
The outer coffin of Tamutneferet belongs to the magnificent funerary set in
which this chantress of Amun was buried during the Ramessid Period, in the last
part of the New Kingdom. It was discovered in 1829 in an unspoiled Theban tomb
and brought from Egypt by Champollion, first curator of the Louvre’s Egyptian
collections.
This idealised and smiling image of Tamutneferet is enhanced by various religious
representations, especially of gods and funerary deities, such as the sons of
Horus, in order to provide her with a magical protection allowing a secure survival
in the a…erlife.
The hieroglyphic texts, giving the lady’s name and titles, include an appeal to
the sky goddess Nut, which is a common prayer during this period. Another
feature common to the most splendid coffins of the 19th dynasty is the richness
and abundance of the painted and gilded decoration, and the luxurious materials
used. The gilding of the face, neck and hands of the deceased is due to the desire
for identification with the flesh of the gods, and is still used in the New Kingdom
until the crisis of the Third Intermediate Period. Then gold was replaced by simple
and cheaper yellow pigments.
Coffin of Tamutnéferet, wood
1307-1196 BC
inv. nr. 673, collection Musée du Louvre, Parijs
Mummiekisten van de Amon-priesters
Tevreden goden
LEVENENWERKVAN
DEAMON-PRIESTERS
Een Egyptische tempel was geen gebedshuis voor
gelovigen, maar het woonhuis op aarde van een god. De
godheid was aanwezig in de vorm van een beeld. Dat stond
veilig en afgeschermd in de naos, een aparte ruimte in
het achterste deel van de tempel. Strikt genomen mocht
alleen de koning hier komen. Als hogepriester van het
hele land bracht hij de goden offers en voerde hij voor
hen de rituelen uit. In praktijk werd de koning bijgestaan
of vervangen door priesters, die zich aan strenge
reinheidsvoorschrien moesten houden. De Egyptische
naam voor priester is wab, wat ‘reine’ betekent. De
priesters moesten zich ritueel wassen, alle lichaamsharen
afscheren, de nagels kort knippen en mochten slechts
kleding van zuiver linnen dragen.
Voor het opzeggen van een gebed, reinigde de priester zijn mond zorgvuldig met
natronzout. Ook waren er regels met betrekking tot seksualiteit: wanneer de priester het
tempelgebouw dieper moest binnengaan, was langere seksuele onthouding vereist. Zelfs
zijn dieet was aan beperkingen onderworpen.
In de grotere tempels gold een strenge priesterhiërarchie; alleen de hogepriester mocht
de rituelen voor het godenbeeld uitvoeren. Iedere ochtend wekte hij de godheid. Hij
verbrak het zegel op de grendel van de deuren tot de naos. Na het openen hiervan
volgde een vaste serie handelingen: het presenteren van de offergaven, het branden
van wierook, het zalven en aankleden van het godenbeeld, het besprenkelen met water
en het aanbieden van natron. Daarna wiste de priester zijn voetstappen uit en verliet hij
het vertrek. De deuren werden weer afgesloten. Op deze wijze stelden de priesters de
goden dagelijks tevreden. Dat was belangrijk omdat het evenwicht in de natuur en de
samenleving a ing van het welbehagen en de scheppende krachten van de goden.
The Egyptian temple was not a place of prayer for the faithful, but the home of a god on earth. The divinity was
present in the form of a statue. This was kept safe and secluded in the naos, a separate area in the back of the
temple. Strictly speaking, only the king was allowed access here. As high priest of the entire nation, he made
offerings to the gods and performed the rituals for them. In reality, the king was assisted or replaced by priests, who
strictly adhered to prescriptions of purity. The Egyptian name for ‘priest’ is wab, meaning ‘pure one’. Priests were
expected to wash themselves ritually, shave all body hair, clip their nails, and to wear only garments of pure linen.
Before reciting prayers, the priest cleansed his mouth thoroughly with natron salt. There were also regulations
pertaining to sexuality: whenever a priest needed to enter further into the temple building, a longer period of sexual
abstinence was required first. Even his diet was subject to restrictions.
In the larger temples, a strict hierarchy of priests prevailed. Only the high priest was allowed to perform the rituals
for the god’s statue. Every morning he woke the divinity. He broke the seal on the bolt of the naos doors. This
opening of the doors was followed by a fixed set of acts: presenting the offerings, burning incense, anointing and
dressing the god’s statue, sprinkling water and offering natron. Then, the priest wiped away his foot prints, leaving
the chamber. The doors were sealed again. With this process, the priests pacified the gods every day. This was
important, because the balance of nature and society all depended on the well-being of the gods and their creative
powers.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Sfinx met ramskop, natuursteen
19de-20ste dynastie (ca. 1307-1070 v.Chr.), Thebe
RMO, H.III.GGG1.
De sfinx komt in Egypte voor vanaf het Oude Rijk (2575-2134 v.Chr.). Dit mythische wezen wordt meestal afgebeeld
met een leeuwenlichaam en een koninklijk of goddelijk mensenhoofd. Soms kreeg de leeuw de kop van een ram of
valk; de gedaanten van de goden Amon-Re en Re-Horachty. Beelden van sfinxen flankeerden als wachters de grote
toegangswegen naar de tempels en paleizen. Op het voetstuk van deze sfinx staat in hiërogliefen de tekst van een
hymne voor Amon-Re.
De god Amon was vanaf het Nieuwe Rijk (1550-1070 v.Chr.) de
belangrijkste god van het Egyptische pantheon. Oorspronkelijk was
Amon een lokale god uit Thebe. Hier bevond zich de grote tempel van
Karnak, centrum van de Amon-verering. Die tempel groeide uit tot het
grootste tempelcomplex in Egypte. Machtige priesters zwaaiden hier
de scepter.
Amon werd aanbeden als de ‘koning der goden’ en had de status
van rijksgod. Hij werd vaak afgebeeld met een ramskop. Zijn naam
betekent ‘de verborgene’. Samen met zijn vrouw, de godin Moet en hun
kind, de maangod Chonsoe, vormde hij de ’Thebaanse triade’, die in
heel Egypte vereerd werd.
Amon, brons
Late Periode (712-332 v.Chr.)
Moet, brons
Late Periode (712-332 v.Chr.)
Chonsoe, brons
Late Periode (712-332 v.Chr.)
Bark met triade, brons
Late Periode (712-332 v.Chr.)
RMO, F 1954/5.10
RMO, F 1956/2.4
RMO, AB 31b
RMO, AED 7
Schaal met de aeelding van
de god Amon-Re, aardewerk
Late Periode/Ptolemaeëntijd
(ca. 600-200 v.Chr.)
Oorbellen met ramskoppen, goud
Derde Tussenperiode
(1070-712 v.Chr.)
Offertafel
ertafel, tempelgerei, brons
Late Periode (712-332 v.Chr.)
Wierookarm, tempelgerei, brons
Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.)
Situla, tempelgerei, brons
Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.)
Situla, tempelgerei, brons
Late Periode (ca. 712-332 v.Chr.)
Stèle met Amon, kalksteen
19de dynastie (1307-1196 v.Chr.)
RMO, AM 105B
RMO, AED 116
RMO, AB 87 c?
RMO, F 1950/2.2
RMO, F 1953/8.2
Wierook en water waren belangrijk bij de dagelijkse tempelrituelen. Bij ieder offer in de tempel brandde
wierook. De aangename geur van smeulende hars symboliseerde de aanwezigheid van de goden en
reinigde de omgeving van onzuiverheden en kwade machten. Het Egyptische woord voor wierook is senetjer,
leerlijk ‘vergoddelijker’. Vanaf het vroege Nieuwe Rijk (1550-1307 v.Chr.) werd wierook gebrand op een
zogenoemde ‘wierookarm’: een bakje op een lange steel, met aan het uiteinde een uitgestrekte hand. De
Egyptische term voor dit voorwerp was sehetep ofwel ‘tevredensteller’.
RMO, F 1940/8.13
RMO, AT 98.I.1
Vanaf het late Nieuwe Rijk (1307-1070 v.Chr.) raakte voor wateroffers
een speciaal plengemmertje in zwang, dat met een Latijns woord situla
genoemd wordt. Het uiterlijk van de emmertjes hee’ een dubbele
symboliek. Ze hebben het model van een waterdruppel, een verwijzing
naar water als bron van alle leven. De onderkant is vormgegeven als
een lotusbloem, het symbool van wedergeboorte.
Op deze votiefstèle knielt een man voor Amon, die is voorgesteld met
een ramskop. Amon draagt een lange gestreepte pruik. De uræusslang
op het voorhoofd van de god hee’ een zonneschijf, die tussen de
hoorns is bevestigd. De man hee’ aan Amon een vaas met water en
een langgerekt object geofferd, in de hoop hulp van hem te krijgen.
Bewaren voor de toekomst
 Mythologische papyrus van Paser
Paser, papyrus
Derde Tussenperiode (ca. 1070-712 v.Chr.), Thebe
RMO, Leiden, AMS 34 vel 2
Deze funeraire papyrus was van de priester Paser,
die de titels ‘de zeer geprezene van zijn god’, ‘de reine
van handen van Amon in Karnak’ en ‘de godsvader
van Amon in al zijn verschijningsvormen’ droeg. Paser
leefde in de periode waarin de priesters van de Amontempel oppermachtig waren. De papyrus is uitgevoerd
op het luxeformaat van 40 cm bij 365 cm. De tekst
is geschreven in rode en zwarte inkt, maar voor de
vigne‚en zijn ook de kleuren wit, geel, blauw en groen
gebruikt. De aƒeeldingen nemen meer plaats in dan
de tekst, wat vanaf de 21ste dynastie gebruikelijk was.
De papyrus toont Paser in een kapel met wijd
open deuren. Hij staat voor een mummievormige
figuur met valkenkop. Dit is de god Re-Horachte, de
personificatie van de ochtendzon. Net als Osiris wekte
hij bij de Egyptenaren de hoop om de dood te kunnen
overwinnen. Na iedere nacht volgt immers weer een
nieuwe dag waarin de ochtendzon verschijnt. Achter
Re-Horachte zijn zeven hemelse koeien en een stier,
vier stuurriemen van de zonnebark en een aantal
goden te zien.
 Amdoeat papyrus, papyrus
Derde Tussenperiode, Late 21ste dynastie (ca. 1070-945 v.Chr.), Thebe
RMO, AMS 32 vel 1 t/m AMS 32 vel 12
Amdoeat is de tekst over ‘wat in de onderwereld
is’. De Amdoeat bevat een volledige geïllustreerde
beschrijving van de reis van de zonnegod in de
onderwereld, gedurende de twaalf uren van de nacht.
De uren zijn van elkaar gescheiden door poorten
en ieder uur is onderverdeeld in drie stroken. Op
de middenstrook vaart de bark van de zonnegod
voorbij. Vanaf de oevers kijken goden, demonen en
gestorvenen toe. De zonnegod betreedt het dodenrijk
om zich daar in het zesde uur van de nacht te
verenigen met Osiris’ lichaam. Zo kreeg hij de kracht
om na het twaalfde uur via de oostelijke horizon de
hemel in te varen.
De oudste versies van de Amdoeat zijn afgebeeld op
de wanden van de koningsgraven vanaf de vroege
18de dynastie. In de Derde Tussenperiode namen
privépersonen het gebruik van de Amdoeat over. Met
name onder de Amon-priesters van Thebe was het
gebruikelijk om zowel een Dodenboek als een Amdoeat
mee te nemen in het graf.
VOORONDERZOEK
ENRESTAURATIE
Voordat de mummiekisten gerestaureerd kunnen worden,
is vooronderzoek nodig. Men kijkt eerst naar wat er met
de kisten is gebeurd in het verleden en wat de huidige
conditie is. Om dit vast te stellen werken wetenschappers
van verschillende disciplines samen: restauratoren,
conservatoren, natuurwetenschappers en fotografen.
Technieken
Röntgenfoto’s geven duidelijkheid over de oorspronkelijke constructie en de staat van
de geschilderde onderlagen. Met behulp van UV-straling zijn veranderingen aan het
geschilderde oppervlak zichtbaar die met het blote oog niet te zien zijn. Infrarood
reflectografie en false-colour infraroodfotografie worden gebruikt om de ondertekening
te kunnen zien of (vroege) veranderingen in de teksten. Deze vormen van onderzoek
noemen we non-destructief. De kisten ondervinden hier geen schade van.
Als bepaalde vragen op geen enkele andere manier beantwoord kunnen worden, kan
men besluiten tot micro-destructief onderzoek. Bijvoorbeeld door minuscule verfmonsters
te nemen. Die worden tot 500 keer vergroot om de opeenvolgende verflagen te
bestuderen. Ook worden de gebruikte pigmenten en vernissen geanalyseerd. Uit al
deze gegevens kan worden afgeleid op welke wijze de kisten zijn gedecoreerd en welke
materialen door de ambachtslieden zijn gebruikt.
Restauratie van de mummiekisten
Om de mummiekisten zo goed mogelijk voor de toekomst te bewaren, is allereerst een
passieve conservering nodig. Dit houdt in dat ze bewaard worden op een plaats met
een laag lichtniveau, een stabiele omgevingstemperatuur en een constante, niet te hoge
luchtvochtigheid.
Bij actieve conservering worden storende of niet meer werkzame toevoegingen uit het
verleden (vaak oude restauraties) weggehaald en vervangen. Men restaureert opnieuw,
maar nu met stabiele materialen, die niet veranderen in de tijd en de kist niet aantasten.
Daarbij stree‡ men naar reversibiliteit, wat inhoudt dat alles wat gewijzigd wordt, ook
weer hersteld zou kunnen worden. Met deze conservering wordt de verdere veroudering
van de kisten zo goed mogelijk begeleid.
 Mythological papyrus of Paser
Third Intermediate Period (c. 1070-712 BC), Thebes
RMO, AMS 34 sheet 2
This funerary papyrus belonged to the priest Paser, who bore the titles ‘one who
is highly praised of his god’, ‘pure one of hands of Amun in Karnak’, and ‘god’s
father of Amun in all his appearances’. Paser lived in the time when the priests
of the Amun temple were almighty. The papyrus is made to the magnificent size
of 40 by 365 cm. The text is wri‚en in the usual red and black ink, but for the
vigne‚es white, yellow, blue and green were used as well. The images take up
more space than the text, which was common from the 21st dynasty on.
The papyrus shows Paser in a chapel with doors wide open, standing before
a mummiform figure with a falcon’s head. This is the god Re-Horakhte, the
personification of the morning sun. Like Osiris, he gave the Egyptians hope
of overcoming death. AŠer all, every night is followed by a new day with the
appearance of the morning sun. It was believed that by night, the sun travelled
through the realm of the dead, and that he even became one with Osiris. Behind
Re-Horakhte, there are seven heavenly cows, a bull, four oars of the solar barque,
and various gods.
 Amduat, papyrus
Third Intermediate Period, Late 21st Dynasty (c. 1070-945 BC), Thebes
RMO, AMS 32 sheet 1-AMS 32 sheet 12
Amduat is the text about ‘that which is in the underworld’. The Amduat contains
a fully illustrated description of the sun god’s journey through the underworld
during the twelve hours of the night.
The hours are separated by gates, and each hour is divided into three bands. On
the middle band, the barque of the sun god sails by while numerous gods, demons
and the deceased are watching from the banks. In the sixth hour of the night,
the sun god enters the realm of the dead to be united with the body of Osiris.
This gave him the strength to sail into the sky along the eastern horizon aŠer the
twelŠh hour.
The oldest versions of the Amduat are depicted on the walls of royal tombs from
the early 18th dynasty and on. In the Third Intermediate Period, private individuals
also adopted the Amduat. Especially among the priests of Amun at Thebes it was
common to bring both a Book of the Dead and an Amduat to the tomb.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Before conservation work on the coffins can begin, preliminary research is needed. The first step is to learn about
the history of the coffins as well as their current condition. To determine these factors, specialists from a variety of
disciplines work together: conservators, curators, scientists and photographers.
Techniques
X-rays provide insight into the original construction and the condition of the underlying paint layers. Ultraviolet
rays reveal changes in the painted surface that are invisible to the naked eye. Infrared reflectography and falsecolour infrared photography are used to investigate underdrawings or (early) changes in inscriptions. These research
methods are non-destructive, as no damage is inflicted on the coffins. If there is no other way, micro-destructive
research may be done. Minuscule paint samples are an example of this. These are magnified up to 500 times in order
to study the sequence of paint layers and to analyse pigments and binding media. All this information put together
can tell us how the coffins were decorated, what materials were used by the cra‰smen, how the materials have aged
and what restoration works were done later.
Restoration of the coffins
Optimal preservation of the coffins first requires passive conservation. This means that the coffins are stored in an
environment with low levels of light, a stable temperature and a constant moderate humidity. Active conservation
entails removing and replacing disruptive or non-functional additions made in the past (usually previous restorations).
The restoration is performed anew, using stable materials that do not alter over time or affect the coffins. The aim
is that the new restorations be reversible, so that anything that is changed can be restored to its previous state.
Previous restorations, which are no longer functional or disruptive to the appearance of the coffin are removed when
possible. This makes the paintings visible again and allows for some control over the continuing ageing process.
Mummiekisten van de Amon-priesters
De Amon priesters grijpen de macht
EENLANDINCRISIS
Tijdens het bewind van de laatste koning van het
Nieuwe Rijk, Ramses XI (1098-1069 v.Chr.), ging de
eenheid van het land gaandeweg verloren. Militaire
gouverneurs vertegenwoordigden in Boven- en BenedenEgypte de macht van de vorst, die vanuit de hoofdstad
Tanis regeerde. In Tanis was gouverneur Smendes de
staatsvertegenwoordiger, in Thebe was dit de hogepriester
van Amon, Pianch.
Officieel bleef Ramses koning maar de gouverneurs kregen steeds meer macht in handen.
Dit blijkt uit het feit dat Herihor, generaal en hogepriester van Amon en de opvolger van
Pianch, zich in de Amon-tempel van Karnak liet aeelden als een koning met een kroon
en de uræusslang. Na de dood van Ramses bestuurden de opvolgers van Herihor en
Smendes het land gezamenlijk als de 21ste dynastie. De Derde Tussenperiode (1070-712
v.Chr.) was hiermee begonnen.
Buitenlandse invallen bedreigden de koningsmacht en van een centraal gezag was weinig
meer over. Het was een tijd van grote sociale wanorde en politieke instabiliteit. Vanwege
de slechte economie en de vele grafplunderingen werden monumentale graven met bonte
wandschilderingen niet langer aangelegd. Toch waren de spreuken en symbolen voor het
leven in het hiernamaals noodzakelijk. Ze werden daarom in fraaie kleuren op de houten
kisten geschilderd.
During the reign of the last king of the New Kingdom, Ramesses XI (1070-712 BC), the unity of the nation was
gradually lost. Military governors in Upper and Lower Egypt came to represent the royal power while the king ruled
from his capital Tanis. The representative of state in Tanis was governor Smendes, while in Thebes this position was
taken by the high priest of Amun, Pianch.
Officially, Ramesses remained sovereign, but the governors were taking more power into their own hands. This is
apparent from the example of Herihor, a general and high priest of Amun and the successor of Pianch. In the temple
of Amun at Karnak, he had himself depicted as a king, wearing a crown and uræus serpent. A–er Ramesses’ death,
the successors of Herihor and Smendes ruled the country together, forming the 21st dynasty. The Third Intermediate
Period (1070-712 BC) had begun.
Foreign invasions threatened royal power and li™le remained of any central authority. It was a time of great social
disorder and political instability. Monumental tombs with multi-coloured wall-paintings were no longer constructed
due to the state of the economy and the common occurrence of tomb robberies. Still, the need for spells and symbols
for the a–erlife remained. Therefore, these came to be painted in splendid colours on wooden coffins.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Stèle van Herihor, kalksteen
20ste dynastie, ca. 1080 v.Chr.
Thebe
RMO, AP 16
Op deze stèle zijn de beeltenis en de naam van Herihor zorgvuldig weggebeiteld om zijn nagedachtenis uit te
wissen. Men vond dat hij ten onrechte aanspraak had gemaakt op het koningschap. Zijn vrouw Nodjmet, de
voornaamste van de harem van Amon, is wel bewaard gebleven. Het echtpaar is afgebeeld in aanbidding voor
Osiris, Horus, Isis en de Hathorkoe van de Thebaanse begraafplaats. De inscriptie van negen regels bevat een
hymne aan Osiris.
Papyruskoker hout
Papyruskoker,
Derde Tussenperiode (ca. 1070-712 v.Chr.)
Papyruskoker hout
Papyruskoker,
Derde Tussenperiode (ca.1070-712 v.Chr.), Thebe
Graord van Pamaaf
Pamaaf, hout
22ste dynastie (ca. 945-712 v.Chr.), Thebe
RMO, AH 16A
RMO, AH 16B
RMO, EG-ZM 242
Papyri met spreuken en vigneen uit het Dodenboek werden zo dicht mogelijk bij de mummie in de graƒamer
geplaatst, soms zelfs direct op de mummie, of in een houten koker. Deze mummievormige papyruskokers hebben
een langgerekte holte in de romp. Die was bestemd voor het opbergen van de opgerolde papyrus. In de meeste
gevallen was dat een kopie van het Dodenboek, maar soms ging het ook om het boek van ‘wat er in de onderwereld
is’, de Amdoeat, of andere funeraire geschri†en. In de 21ste dynastie behoorden de papyruskokers tot de vaste
grafinventaris van niet-koninklijke personen.
Aan het begin van de 18de dynastie (1550-1307 v.Chr.) kreeg een overledene in zijn graf meestal slechts één shabti
mee. Die lag, net als de mummie zelf, zorgvuldig opgebaard in zijn eigen kistje en was vaak een miniatuurversie
van de grote mummiekist. In de loop van het Nieuwe Rijk wordt steeds sterker de nadruk gelegd op de functie van
de shabti als anonieme landarbeider, die namens de dode de herendiensten in het hiernamaals op zich neemt. Een
complete set shabti’s omva†e meestal een exemplaar voor iedere dag van het kalenderjaar, plus een opzichter voor
iedere 'week' van tien dagen, een decade. Een volledige set beva†e zo’n vierhonderd shabti’s. Ze werden meestal
verdeeld over twee identieke kisten. De twee tentoongestelde shabti-kisten zijn gevonden in het priestergraf bij Bab
el-Gasus, maar ze zijn niet van dezelfde eigenaar. Op een van de twee kisten is een tekst in hiërogliefen bewaard
gebleven, met de naam van de eigenaar, priester Nespakasjoety.
De opkomst van rijk beschilderde houten stèles hangt samen met de afname van grafarchitectuur aan het eind van
het Nieuwe Rijk. Toen er niet langer bovengrondse grafmonumenten gebouwd werden, verviel daarmee ook de
traditionele plaats voor de grafstèle. De Egyptenaren hechen echter sterk aan dit soort voorwerpen. Ze bleven
dan ook stèles fabriceren. Die werden voortaan ondergronds naast de mummiekist opgesteld, waar ze uitsluitend
de dode zelf ten goede kwamen. Omdat ze niet langer in de open lucht stonden, hoefden ze niet meer van steen te
worden vervaardigd. In Bab el-Gasus zijn veel van deze houten stèles gevonden.
Shabtikistje: Nespakasjoety
Nespakasjoety, hout
21ste dynastie (ca. 1069-945 v.Chr.)
Deir el-Bahari
Shabtikistje: anoniem, hout
21ste dynastie (ca. 1069-945 v.Chr.)
Deir el-Bahari
RMO, F 93/10.5
RMO, F 93/10.6
 Mummiekist, hout, anoniem
21ste dynastie (1069-945 v.Chr.), Thebe
RMO, F 93/10.4
Aan het hoofdeinde van de binnenkant is de
ziel van de overledene (de ba, die het meest
overeenkomt met onze ziel, maar niet hetzelfde
is), afgebeeld als een sperwer met een
mensenhoofd en uitgespreide vleugels. Op de
bodem zijn de zonneschijf op de horizon en een
djed-zuil te zien, symbolen van de zonnegod Re
en van Osiris, god van de onderwereld.
Re gaf leven aan de natuur met zijn warmte en
licht en hij ordende de tijd met zijn beweging;
een ritme waarin ook de overledene hoopte te
worden opgenomen.
Omdat de zonnegod iedere avond in het
westen onderging, begroeven de Egyptenaren
hun doden het liefst op de westelijke Nijloever. Centraal op de bodem van de kist
is de godin van het westen te zien. Zij is de
beschermvrouwe van de begraafplaats. Ze
houdt haar armen uitgestrekt om de dode te
beschermen.
 Coffin, wood, anonymous
21st dynasty (1069-945 BC), Thebes
RMO, F 93/10.4
On the inside of the coffin, the head
end shows the soul of the deceased (the
ba) as a sparrowhawk with a human
head and outspread wings. The bo‡om
is embellished with a sun disc on the
horizon and a djed pillar, symbols of
the sun god Re and Osiris, god of the
underworld.
Re gave life to nature with his warmth
and light, while structuring time with his
movement. Since the sun god died in the
west every night, the Egyptians preferred
to bury their deceased on the western
bank of the Nile. The central figure on
the bo‡om of the coffin is the goddess
of the west. She is the guardian of the
cemetery, and her arms are outstretched
in protection of the deceased.
 Lid, wood, anonymous
21st dynasty (1069-945 BC), Thebes
RMO, F 93/10.4
 Deksel, hout, anoniem
21ste dynastie (1069-945 v.Chr.), Thebe
RMO, F 93/10.4
Het deksel laat de dode zien met de driedelige
strengenpruik van de goden. De overledene
hee‚ zich hier laten aƒeelden als de god
Osiris en hoopt hiermee door te leven in het
hiernamaals. Boven en onder zijn handen is
een kever afgebeeld met gespreide vleugels en
een zonneschijf. De gebalde vuisten geven aan
dat dit een kist voor een man was, maar zijn
naam staat niet op de kist vermeld. Hij draagt
een brede halskraag met lotusbloemen. De
oude Egyptenaren zagen deze bloem als teken
van wederopstanding. Op de buik van de dode
spreidt de hemelgodin Noet beschermend
haar vleugels uit.
Mummiekisten van de Amon-priesters
The lid shows the deceased wearing the
tripartite wig of the gods. The deceased
is represented as the god Osiris, in the
hope of a continued life in the herea‚er.
Above and below the hands, a beetle is
shown with outspread wings and a sun
disc. The clenched fists indicate that
this is a man’s coffin, but his name is not
wri‡en. He wears a broad collar with
lotus flowers. For the ancient Egyptians,
this flower was a symbol of resurrection.
The sky goddess Nut protectively
stretches her wings over the belly of the
deceased.
Fotomontage, gemaakt met normaal licht
Buitenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op
circa 80% van de ware grooe.
Photo montage at visible light
Outside of the outer coffin of Gautseshen, at
approximately 80% of actual size.
Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
Fotomontage, gemaakt met valse kleuren
infrarood
Buitenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op
circa 80% van de ware grooe.
Photo montage at false-colour infrared
Outside of the outer coffin of Gautseshen, at
approximately 80% of actual size.
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
The use of infrared radiation allows details
below the visible surface to be studied. In
paintings with multiple layers, false-colour
infrared photography captures colours that
are normally invisible to the human eye.
Alternatively, it reveals colours that appear
the same to us, but which are in reality
different.
Met behulp van infrarood straling kunnen
details bestudeerd worden onder het zichtbare
oppervlak. Infraroodfotografie met valse kleuren
legt van een gelaagde schildering de kleuren
vast, die het menselijke oog normaal gesproken
niet ziet, of die er voor het menselijk oog
hetzelfde uitzien maar dat niet zijn.
Bij de bestudering van de schildertechniek bij de
kist van Gaoetsesjen hebben deze valse kleuren
infraroodfoto’s geholpen bij het begrijpen
en interpreteren van de ondertekeningen.
Vastgesteld is, dat er bij de tekstbanden
consequent een zwart grid is aangebracht,
en voor de figuratieve scenes een rode
ondertekening.
De foto’s geven ook meer inzicht in het gebruik
van pigmenten. ‘Egyptisch blauw’ werd
bijvoorbeeld in verschillende kleurintensiteiten
toegepast. Door de veroudering van het pigment
en door de vernis die de gehele schildering
bedekt, is dit met het blote oog niet goed te
zien. Op de valse kleuren infraroodfoto wordt dit
duidelijk.
Fotomontage, gemaakt met normaal licht
Binnenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op
circa 80% van de ware grooe.
Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
In the study of painting techniques of
Gautseshen’s coffin, these false-colour
infrared photographs have proven to be very
useful for understanding and interpreting
the base drawings. We have determined that
a black grid was applied throughout for the
bands of inscriptions, and a red one for the
figurative scenes.
These images also provide insight into the
use of pigments. For example, Egyptian blue
was applied at different saturations. This
is very difficult to see with the naked eye,
due to the ageing of the pigment and the
varnish covering the entire painting. However,
it becomes quite clear on the false-colour
infrared photo.
Photo montage at visible light
Inside of the outer coffin of Gautseshen, at
approximately 80% of actual size.
Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
Fotomontage gemaakt met valse kleuren
infrarood
Binnenkant van buitenkist van Gaoetsesjen, op
circa 80% van de ware grooe.
Foto: dr. Fabio Morresi, Vaticaanse Musea
Mummiekisten van de Amon-priesters
Photo montage at false-colour infrared
Inside of the outer coffin of Gautseshen, at
approximately 80% of actual size.
Photo: Dr. Fabio Morresi, Vatican Museums
Hulptroepen in het hiernamaals
SHABTI’S
Shabti’s, faience, klei, aardewerk
21ste Dynastie (1070-945 v.Chr.), Deir el-Bahari
RMO, F 93/10.7 – F 93/10.98 (zonder nr’s F 93/10.9, F 93/10.43, F 93/10.50)
Shabti’s zijn beeldjes die een dode mee kreeg in het graf, om namens hem
werkzaamheden te verrichten in het hiernamaals. De titel van hoofdstuk zes van het
Dodenboek is ‘de spreuk om te maken dat een shabti werk verricht voor zijn meester
in het godsland’. Shabti’s werden massaal gefabriceerd, omdat er per overledene
honderden exemplaren nodig waren. Desondanks zijn veel beeldjes van hoge kwaliteit.
Er zijn verschillende typen shabti’s. Meestal hebben ze het model van een mummie. Ze
houden in elke hand een hak om op het land te werken. Over hun schouders hangen
zandzakken of een juk met waterpoen. Een tweede type shabti beeldt de dode uit in zijn
dagelijkse kleding.
In de 21ste dynastie komt de opzichter-shabti vaak voor. Hij is te herkennen aan zijn naar
voren uitstekende schort en aan de zweep in zijn rechterhand. Die gebruikte hij om zijn
groep van tien ondergeschikten tot werken aan te zeen.
In 1893 kreeg het Rijksmuseum van Oudheden 92 shabti’s uit Bab el-Gasus van de
Egyptische regering. Op de officiële verzendlijst stonden slechts 46 shabti’s vermeld. Bij
het ontruimen van het priestergraf waren klaarblijkelijk vergissingen gemaakt: in het
graf nummerde Georges Daressy de voorwerpen volgens een A-lijst. Eenmaal buiten het
graf werd een nummering volgens een B-lijst gehanteerd, onder andere door Eugène
Grébaut. Deze nummerlijsten kwamen niet altijd overeen.
Shabti’s uit het graf Bab el-Gasus
Collecties: De Haan en Van Bommel
De priesters van Amon, die waren begraven in Bab el-Gasus, hadden vaak een
familieband. De shabti’s uit de collecties de Haan en Van Bommel kunnen gerelateerd
worden aan de familie van de hogepriester Menkheppera (zoon van Pianch) die over
het zuiden van Egypte regeerde vanuit Thebe. Speciale aandacht verdient de zeldzame
shabti van Ta-hen-neb-Khemenoe, de moeder van Nesi-Chonsoe en de echtgenote van
hogepriester Pinodjem II (zoon van Menkheppera). De collectie heež meerdere shabti’s
van het type van een arbeider en een opzichter.
Een doortastende museumdirecteur...
De functies of titels van de
eigenaars van de shabti’s zijn
onder andere:
 Hogepriester van Anoebis
 Profeet van Amon
 Zoon van de hogepriester van
Amon: Men-che-per-Re
 Dochter van de hogepriester
van Amon: Men-che-per-Re
 Kleindochter van hogepriester
van Amon: Men-che-per-Re
 Hoofd voorleespriester
van Amon
 Voorleespriester
 Godsvader van Amon
DEMUMMIEKISTEN
OPREIS
De vondsten uit het priestergraf van Bab el-Gasus waren
te talrijk voor het depot van het Egyptisch Museum,
destijds gevestigd in Giza. Ter gelegenheid van de kroning
van de nieuwe Khedive (onderkoning) Abbas II Hilmy in
1893, besloot de Egyptische regering een deel van de
grafinhoud te schenken aan de zes grote mogendheden
Italië, Oostenrijk-Hongarije, Engeland, het Pruisische Rijk,
Rusland en Frankrijk. Uiteindelijk kregen zeventien landen
een giŽ. Dat ook Nederland tot de gelukkige behoorde,
was te danken aan de ople’endheid van Willem Pleyte,
toenmalig directeur van het Rijksmuseum van Oudheden.
 Godsvader van Moet
 Wab-priester van Amon
 Wab-priester van Moet
 Opzichter van de geheimen
 Opzichter van de rekruten van
het landgoed van Amon
 Goudsmit van het landgoed
van Amon
 Schrijver van het landgoed
van Amon
Begin 1893 werd in landelijke dagbladen aangekondigd dat de collectie mummiekisten
uit Bab el-Gasus zou worden verdeeld. Willem Pleyte vond dat het Rijksmuseum van
Oudheden vanwege de Egyptische collectie ook aanspraak kon maken op een deel:
“Behooren wij al niet tot de zes groote mogendheden, op geestelijk gebied kunnen wij
er zonder twijfel mede wedijveren, zonder twijfel ook ons museum van oudheden, met
de overigen. (…) Sinds Reuvens, tijdgenoot van Champollion, hebben wij jaarlijks de aan
ons toevertrouwde schaen der Aeg. Afdeeling gepubliceerd en de exemplaren aan de
Regeering van den Khedive geschonken”.
Via de Nederlandse consul-generaal, Jonkheer van der Does de Willebois, werd actie
ondernomen, met resultaat. Op 10 juni 1893 vond de daadwerkelijke verdeling van de
Bab el-Gasus collectie plaats. Begin oktober arriveerde in de haven van Amsterdam het
stoomschip Prins Alexander met de schenking uit Egypte. Op 15 november 1893 kondigde
directeur Pleyte vol trots aan dat de aanwinsten in het museum te bezichtigen waren: vier
sets mummiekisten, twee shabti-kisten en 92 shabtis.
 Schrijver van de tempel van
Amon
Shabtis, faience, clay, poery
21st Dynasty (1069-945 BC), Deir el-Bahari
Shabtis are statuees that were placed in the tomb to work on behalf of the deceased in the aerlife. In the Book
of the Dead, the title of chapter six is ‘spell to make a shabti work for his master in the land of the god’. Shabtis
were mass produced, as hundreds were needed for every deceased. Even so, many of these small statues are of fine
quality.
There are different types of shabti. Usually they are in the shape of a mummy. In each hand they hold a hoe to
work the land, and on their shoulders they carry bags of sand or a yoke with water pots. A different type of shabti
represents the deceased in his everyday clothes.
The overseer shabti is common in the 21st dynasty. He can be distinguished by his protruding apron and the whip in his
right hand. This he would use to induce his crew of ten subordinates to work.
In 1893, the National Museum of Antiquities received 92 shabtis from Bab el-Gasus from the Egyptian government.
The official shipping list records only 46 shabtis. Evidently, some errors had been made at the time when the tomb of
the priests was emptied. The objects were numbered on an A-list by Georges Daressy inside the tomb. Once outside
the tomb, the objects were numbered using a B-list, by Eugène Grébaut and others. These numbered lists are not
always in direct correspondence.
Shabti’s from the grave Bab el-Gasus
Collections: De Haan and Van Bommel
The Priests of Amun of the Second Cache were oen connected through family relations. The collection of De
Haan and Van Bommel comprises objects of several members of a family that has been linked to the High Priest
Menkheppera, who ruled the south of Egypt from Thebes. Especially worthy of note is the rare shabti of Ta-hen-nebKhemenou, mother of Nesi-Khonsu, the wife of High Priest Pinedjem II (son of Menkheppera).
Amongst these shabtis, both the worker type and the overseer type are present.
 Opperhoofd van de harem
van Amon
 Opperhoofd van de harem
van Moet
 Zangeres van Amon
 Zangeres in de kamer(?)
van Moet
 Voedster van Chonsoe het kind
 Dienaar van Amon
 Dienaar van Chonsoe
 Dienaar van Hathor en Seth
The abundance of finds from the tomb of the priests of Bab el-Gasus was beyond the capacity of the storerooms
of the Egyptian Museum, then located in Giza. For the occasion of the coronation of the new Khedive (viceroy)
Abbas II Hilmy in 1893, the Egyptian government at first decided to donate part of the tomb contents to the six
great European powers: Italy, Austria-Hungary, England, the Prussian Empire, Russia, and France. In the end,
donations were made to seventeen countries. It was thanks to the a“entiveness of Willem Pleyte, then director of
the National Museum of Antiquities, that The Netherlands were among the lucky recipients.
Early in 1893, Dutch national newspapers announced that the collection of coffins from Bab el-Gasus was to
be distributed. Willem Pleyte felt that the National Museum of Antiquities was also entitled to a share of the
collection: “Although we are not one of the six great powers, there is no doubt that we can compete with them
in intellectual maers, and without a doubt also our museum of antiquities, with the others. (…) Since Reuvens, a
contemporary of Champollion, we have published yearly the Egyptian Department’s treasures entrusted to us, and
we have given the copies to the government of the Khedive”.
Ma“ers were taken in hand by the Dutch consul-general, Squire Van Der Does de Willebois, and to good effect.
On 10 June 1893, the division of the collection of Bab el-Gasus became a reality. In early October, the steamer
Prince Alexander arrived in the harbour of Amsterdam, carrying the donation from Egypt. It was packed in six
large crates, of which is recorded that they could be sent to Leiden “unopened and unexamined, under seal or
plumb”. On 15 November 1893, director Pleyte proudly announced that the new acquisitions could be visited in the
museum: four sets of coffins, two shabti chests and 92 shabtis.
Mummiekisten van de Amon-priesters
Mummiekisten van de Amon-priesters
Mummiekisten van de Amon-priesters
dse
noemde
en te
nnen
onder
met
vens,
j
en
dt de
enten
erzoek
onze
g te
Deir el Bahari, 1891
Giza, 1891
Leiden, 11 maart 1893
Cairo, 21 maart 1893
’s Gravenhage, 16 mei 1893
Giza, 10 juni 1893
Leiden, 6 juli 1893
Leiden, 20 september 1893
Leiden, 6 oktober 1893
5 tot 13 februari 1891: 153 kisten worden uit het
graf Bab el-Gasus gehaald, in de necropool
van Thebe.
De kisten worden opgeslagen in het
Nationaal Museum in Giza. Er blijkt te weinig
ruimte voor alle kisten.
Directeur W. Pleyte verzoekt Buitenlandse
zaken om hulp om een ‘deel van de genoemde
scha†en voor het R. Mus. Van Oudheden te
verwerven’.
“Behooren wij al niet tot de zes groote
mogendheden, op geestelijk gebied kunnen
wij er zonder twijfel mede wedijveren, zonder
twijfel ook ons Museum van Oudheden met
de overigen. Doch er is meer. Sinds Reuvens,
tijdgenoot van Champollion, hebben wij
jaarlijks de aan ons toevertrouwde schaen
der Aeg. Afdeeling gepubliceerd en de
exemplaren aan de Regeering van den
Khedive geschonken. Dezer dagen wordt de
31e Aflevering der Aegyptische Monumenten
haar toegezonden. Op grond hiervan verzoek
ik Uwe Excellentie ten dringendste voor onze
wetenschap bij de Khédiviale Regeering te
intervenieeren.”
Van der Does de Willebois, consul-generaal
in Cairo, geeŒ aan stappen te hebben
ondernomen “inzake de verdeeling van
dubbelen der in het museum van Ghizeh
aanwezige oudheden onder de Groote
Mogendheden en beijver mij Haar mede te
deelen, dat ik alreeds stappen in het belang
van ‘s Rijks Museum te Leiden gedaan had.
Waarschijnlijk zal ook dat museum in de
schenking deelen en zal ik naar aanleiding der
bovenaangehaalde missive nadere demarches
doen. Ik mag echter Uwer Excellentie niet
ontveinzen, dat overeenkomstig de hier in
alle aangelegenheden, ook die welke met
politiek niets te doen hebben, gevolgde
gedragslijn, ook in deze waarschijnlijk de
Groote Mogendheden boven andere zullen
bevoordeeld worden.”
Op 16 mei 1893 komt een brief binnen bij het
Ministerie van binnenlandse zaken, waarin
staat dat de Minister van Buitenlandse Zaken
van Egypte, zijn excellentie Tigram Pacha
”’s Rijks Museum te Leiden hee’ begrepen
onder de wetenschappelijke inrichtingen,
waaraan oudheden behoorende tot de
zoogenaamde serie der Priesters van Ammon,
zullen worden aangeboden”.
In Giza vindt de verloting plaats.
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit
te Leiden
“de verloting der Aeg. Oudh. onder de
verschillende mogendheden, hee’ plaats
gehad te Ghizeh (10en dezer [Juni] (1893). Aan
Leiden viel ten deel de Verzam. No 11. Minstens
2 maanden zal noodig zijn voor de verpakking
etc., uit te voeren door de Directie v.d. Dienst
der oudh. welke ook de hierondervolgende
omschrijving hee’ gemaakt, kosten van een
en ander voor hunne rekening. De collecties
waren in twee seriën verdeeld, ééne voor
de Groote, de andere voor de tweede-rangmogendheden. De groote mogendheden
schijnen daardoor bevoordeeld te zijn,
ook blijkens oppervlakkige bezichtiging
der collecties door den Heer v.d. Does de
Willebois, die echter niet genoeg deskundige
is om te beoordelen of die bevoordeeling
aanzienlijk is, terwijl de mus. ambtenaren te
Ghizeh niets uitlaten daaromtrent”.
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit
te Leiden. Waarnemend Politiek Agent en
Consul-Generaal der Nederlanden in Egypte
(den heer van Lennep) geeŒ aan “dat de zes
kisten met oudheden thans (20 sept.) [1893] op
weg zijn naar Nederland , en geadresseerd zijn
aan het oudheidkundig Museum”.
Brief aan de Heeren de Vries & Co,
Cargadoors in Amsterdam.
Hierin staat dat de zes colli geadresseerd
aan het Rijksmuseum van Oudheden,
vervoerd door het stoomschip ‘Prins
Alexander’, afgezonden door de Directie
van den dienst der Oudheden te Ghizeh
(Egypte) “ongeopend en ongevisiteerd onder
verzegeling of plombeering met volgbrief naar
Leiden kunnen worden opgezonden, om aldaar
door de betrokken ambtenaren te worden
onderzocht” op grond van een beschikking
van de Minister. Pleyte bevestigt dat de
inhoud van de zes colli bestemd is “om in het
vermelde Museum te worden opgenomen en
aldaar bewaard te blijven”, en dat ze vrij zijn
van invoerrechten. Verder vermeldt hij de
inhoud van de zes colli, te weten:
Leiden, 15 november 1893
Vier mummiekisten, twee kistjes op
lijkplechtigheden betrekking hebbende
en zesenveertig kleine lijkbeeldjes (alle
voorwerpen van hout, steen of gebakken
aarde) tezamen 52 stuks, waarde f. 600,(Zeshonderd Gulden).
Nadat de zending was uitgepakt bleken er 92
shabti’s in te zi†en. Er was een fout gemaakt
in Egypte. In ongeveer een maand tijd werden
de kisten gerestaureerd.
Brief van W. Pleyte aan de Curatoren der
Rijks-Universiteit te Leiden:
“Ten vervolge op nevenaangehaald schrijven
heb ik de eer u mede te deelen dat de
mummiekisten zijn hersteld en zoover de
ruimte het toelaat, kunnen bezichtigd
worden. Het fraaie geschenk bestaat uit 2
geheele stellen en 2 gedeelten van stellen
mummiekisten uit de XIXe en XXste dynastiën,
toebehoorende aan geestelijke vrouwen
die hun ambt bekleed hebben bij den dienst
van Amon en Mut, hoofdgoden van Thebe.
(…) Eindelijk 92 stuks lijkbeeldjes, waarvan
verscheidene belangrijk zijn om de titels”.
Deir el Bahari, 1891
Giza, 1891
Leiden, 11 maart 1893
5 tot 13 februari 1891: 153 kisten worden uit het
graf Bab el-Gasus gehaald, in de necropool
van Thebe.
De kisten worden opgeslagen in het
Nationaal Museum in Giza. Er blijkt te weinig
ruimte voor alle kisten.
Directeur W. Pleyte verzoekt Buitenlandse
zaken om hulp om een ‘deel van de genoemde
scha†en voor het R. Mus. Van Oudheden te
verwerven’.
“Behooren wij al niet tot de zes groote
mogendheden, op geestelijk gebied kunnen
wij er zonder twijfel mede wedijveren, zonder
twijfel ook ons Museum van Oudheden met
de overigen. Doch er is meer. Sinds Reuvens,
tijdgenoot van Champollion, hebben wij
jaarlijks de aan ons toevertrouwde schaen
der Aeg. Afdeeling gepubliceerd en de
exemplaren aan de Regeering van den
Khedive geschonken. Dezer dagen wordt de
31e Aflevering der Aegyptische Monumenten
haar toegezonden. Op grond hiervan verzoek
ik Uwe Excellentie ten dringendste voor onze
wetenschap bij de Khédiviale Regeering te
intervenieeren.”
Cairo, 21 maart 1893
’s Gravenhage, 16 mei 1893
Giza, 10 juni 1893
Leid
Van der Does de Willebois, consul-generaal
in Cairo, geeŒ aan stappen te hebben
ondernomen “inzake de verdeeling van
dubbelen der in het museum van Ghizeh
aanwezige oudheden onder de Groote
Mogendheden en beijver mij Haar mede te
deelen, dat ik alreeds stappen in het belang
van ‘s Rijks Museum te Leiden gedaan had.
Waarschijnlijk zal ook dat museum in de
schenking deelen en zal ik naar aanleiding der
bovenaangehaalde missive nadere demarches
doen. Ik mag echter Uwer Excellentie niet
ontveinzen, dat overeenkomstig de hier in
alle aangelegenheden, ook die welke met
politiek niets te doen hebben, gevolgde
gedragslijn, ook in deze waarschijnlijk de
Groote Mogendheden boven andere zullen
bevoordeeld worden.”
Op 16 mei 1893 komt een brief binnen bij het
Ministerie van binnenlandse zaken, waarin
staat dat de Minister van Buitenlandse Zaken
van Egypte, zijn excellentie Tigram Pacha
”’s Rijks Museum te Leiden hee’ begrepen
onder de wetenschappelijke inrichtingen,
waaraan oudheden behoorende tot de
zoogenaamde serie der Priesters van Ammon,
zullen worden aangeboden”.
In Giza vindt de verloting plaats.
Brief v
te Lei
“de ve
versch
gehad
Leiden
2 maa
etc., u
der ou
omsch
en and
waren
de Gr
mogen
schijne
ook bl
der co
Willeb
is om
aanzie
Ghize
Leiden, 6 juli 1893
Leiden, 20 september 1893
Leiden, 6 oktober 1893
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit
te Leiden
“de verloting der Aeg. Oudh. onder de
verschillende mogendheden, hee’ plaats
gehad te Ghizeh (10en dezer [Juni] (1893). Aan
Leiden viel ten deel de Verzam. No 11. Minstens
2 maanden zal noodig zijn voor de verpakking
etc., uit te voeren door de Directie v.d. Dienst
der oudh. welke ook de hierondervolgende
omschrijving hee’ gemaakt, kosten van een
en ander voor hunne rekening. De collecties
waren in twee seriën verdeeld, ééne voor
de Groote, de andere voor de tweede-rangmogendheden. De groote mogendheden
schijnen daardoor bevoordeeld te zijn,
ook blijkens oppervlakkige bezichtiging
der collecties door den Heer v.d. Does de
Willebois, die echter niet genoeg deskundige
is om te beoordelen of die bevoordeeling
aanzienlijk is, terwijl de mus. ambtenaren te
Ghizeh niets uitlaten daaromtrent”.
Brief van de Curatoren der Rijks-Universiteit
te Leiden. Waarnemend Politiek Agent en
Consul-Generaal der Nederlanden in Egypte
(den heer van Lennep) geeŒ aan “dat de zes
kisten met oudheden thans (20 sept.) [1893] op
weg zijn naar Nederland , en geadresseerd zijn
aan het oudheidkundig Museum”.
Brief aan de Heeren de Vries & Co,
Cargadoors in Amsterdam.
Hierin staat dat de zes colli geadresseerd
aan het Rijksmuseum van Oudheden,
vervoerd door het stoomschip ‘Prins
Alexander’, afgezonden door de Directie
van den dienst der Oudheden te Ghizeh
(Egypte) “ongeopend en ongevisiteerd onder
verzegeling of plombeering met volgbrief naar
Leiden kunnen worden opgezonden, om aldaar
door de betrokken ambtenaren te worden
onderzocht” op grond van een beschikking
van de Minister. Pleyte bevestigt dat de
inhoud van de zes colli bestemd is “om in het
vermelde Museum te worden opgenomen en
aldaar bewaard te blijven”, en dat ze vrij zijn
van invoerrechten. Verder vermeldt hij de
inhoud van de zes colli, te weten:
Leiden, 15 november 1893
Brief van W. Pleyte aan de Curatoren der
Rijks-Universiteit te Leiden:
“Ten vervolge op nevenaangehaald schrijven
heb ik de eer u mede te deelen dat de
mummiekisten zijn hersteld en zoover de
ruimte het toelaat, kunnen bezichtigd
worden. Het fraaie geschenk bestaat uit 2
geheele stellen en 2 gedeelten van stellen
mummiekisten uit de XIXe en XXste dynastiën,
toebehoorende aan geestelijke vrouwen
die hun ambt bekleed hebben bij den dienst
van Amon en Mut, hoofdgoden van Thebe.
(…) Eindelijk 92 stuks lijkbeeldjes, waarvan
verscheidene belangrijk zijn om de titels”.
C. Leemans, Monuments Égyptiens. Musée
d’Antiquités des Pays-Bas, Leiden 1892 (cover
pagina)
C. Leemans, Monuments Égyptiens. Musée
d’Antiquités des Pays-Bas. Cercueils de Momies
Égyptiennes, 31 livraison, la 8e de la IIIe Partie,
Leiden 1892
P.A.A. Boeser, Beschrijving van de Egyptische
Verzameling in het Rijksmuseum van Oudheden
te Leiden. Mummiekisten van het Nieuwe Rijk,
’s-Gravenhage, 1916, plaat VI
Kopie inventaris boek van het Rijksmuseum van
Oudheden, deel 16, pagina 374. Oktober 1893.
M. G. Daressy, Le cercueils de pretres d’Ammon,
Annales du Service des Antiquités de l’Égypte VIII
VIII,
1907, pp. 18-19.
Vier mummiekisten, twee kistjes op
lijkplechtigheden betrekking hebbende
en zesenveertig kleine lijkbeeldjes (alle
voorwerpen van hout, steen of gebakken
aarde) tezamen 52 stuks, waarde f. 600,(Zeshonderd Gulden).
Nadat de zending was uitgepakt bleken er 92
shabti’s in te zi†en. Er was een fout gemaakt
in Egypte. In ongeveer een maand tijd werden
de kisten gerestaureerd.
Deze mummiekist is zeer rijk versierd.
Aan de binnenkant zijn rondom
taferelen uit de onderwereld,
beschermgoden en amuleen
afgebeeld. Op de bodem is de god
Osiris als djed-zuil afgebeeld, een
symbool voor duurzaamheid en eeuwig
voortbestaan. De djed-zuil werd vaak
geassocieerd met Osiris’ ruggengraat
en staat dus niet toevallig op de
bodem van de kist: de plek waar de
rug van de overledene de kist raakte.
Op de buitenkant staan scènes die in
de funeraire traditie vaak voorkomen,
zoals de reis van de zonnegod in
zijn bark door de onderwereld. De
wens van de overledene om deel
te nemen aan de eeuwige cyclus
van de zonnegod, wordt uitgebeeld
met symbolen als de gevleugelde
zonneschijf en de gevleugelde
scarabee.
GAOETSESJEN
Foto: René Gerritsen
Foto: René Gerritsen
Toen
kisten
1893
museum
arriveerden,
Toen
dede
kisten
in in
1893
in in
hethet
museum
arriveerden,
werden
binnen
een
maand
opgeknapt
werden
zeze
binnen
een
maand
opgeknapt
en en
klaargemaakt
tentoon
stellen.
klaargemaakt
omom
zeze
tentoon
te te
stellen.
DeDe
lange
wi
e vulling
toen
is aangebracht,
lange
wi
e vulling
diedie
toen
is aangebracht,
is is
loop
gekrompen
verhard.
in in
dede
loop
dede
tijdtijd
gekrompen
enen
verhard.
BijBij
dede
huidige
restauratie
wordt
gekeken
hoe
met
deze
huidige
restauratie
wordt
gekeken
hoe
met
deze
historische
vulling
omgegaan
moet
worden.
historische
vulling
omgegaan
moet
worden.
Op
foto
hierboven
is de
vulling
goed
Op
dede
UVUV
foto
hierboven
is de
vulling
goed
te te
zien.
Deze
kleurt
met
licht
zwart.
zien.
Deze
kleurt
met
UVUV
licht
zwart.
De naam van de overledene ontbreekt
De naam van de overledene ontbreekt
Het is opvallend dat de naam van de overledene
Het is opvallend dat de naam van de overledene
alleen vermeld is op het deksel, niet op de kist
alleen vermeld is op het deksel, niet op de kist
zelf. Haar titels, ‘zangeres van Amon’ en ‘zangeres
zelf. Haar titels, ‘zangeres van Amon’ en ‘zangeres
in de kamer (?) van de godin Moet’, worden daar
in de kamer (?) van de godin Moet’, worden daar
wel vermeld. Met UV fotografie is tevergeefs
wel vermeld. Met UV fotografie is tevergeefs
geprobeerd vast te stellen of op deze plek op de
geprobeerd vast te stellen of op deze plek op de
kistooit
ooiteen
eennaam
naamhee
hee
gestaan.
zijn
twee
kist
gestaan.
ErEr
zijn
twee
hypothesen:ofofhier
hierstond
stond
een
naam
zonder
hypothesen:
een
naam
diedie
zonder
sporenachter
achtertetelaten
latenis is
weggehaald,
sporen
weggehaald,
omom
dede
kisttetehergebruiken,
hergebruiken,ofofditdit
was
een
kist
kist
was
een
kist
diedie
in in
massaproductieis isgemaakt.
gemaakt.
Op
lege
plek
kon
massaproductie
Op
dede
lege
plek
kon
naamvan
vandedeoverledene
overledene
ingevuld
worden,
dedenaam
ingevuld
worden,
maarditditisisniet
nietgebeurd.
gebeurd.
maar
GAOETSESJEN
GAOETSESJEN
Zonneschip met mestkever
Zonneschip met mestkever
Overdag voer de zonnegod Re in zijn zonneboot
Overdag voer de zonnegod Re in zijn zonneboot
langs de buitenste rand van de hemel. Aan het
langs de buitenste rand van de hemel. Aan het
eind van de dag daalde hij af in het westen,
eind van de dag daalde hij af in het westen,
verzwakt van de lange reis. Hij kwam terecht in
verzwakt van de lange reis. Hij kwam terecht in
een plaats onder de aarde, de doeat geheten,
een plaats onder de aarde, de doeat geheten,
waar duisternis heerst. Hier bevonden zich ook
waar duisternis heerst. Hier bevonden zich ook
degeesten
geestenvan
vande
deoverledenen.
overledenen.De
Dedag
dagwas
was
de
teneinde
eindegekomen
gekomenen
enRe
Rehad
hadde
deaarde
aardeenenhaar
haar
ten
bewonersininhet
hetdonker
donkerachtergelaten.
achtergelaten.
bewoners
deonderwereld
onderwereldvoer
voerde
dezonnegod
zonnegodininzijn
zijnbark
bark
InInde
vanwest
westnaar
naaroost,
oost,zonodig
zo nodig
getrokken
door
van
getrokken
door
goden.Tijdens
Tijdensdeze
dezetwaalf
twaalfuren
urenvan
vandedenacht
nacht
goden.
leverdehij
hijeen
eenstrijd
strijdtegen
tegende
detijd.
tijd.Van
Vaneen
een
leverde
verzwakteoude
oudeman,
man,die
diefeitelijk
feitelijkwas
wasoverleden,
overleden,
verzwakte
moesthij
hijelke
elkeochtend
ochtendherboren
herborenworden
wordenals
alseen
een
moest
krachtigejongeman,
jongeman,die
dieweer
weeraan
aaneen
eennieuwe
nieuwedag
dag
krachtige
konbeginnen.
beginnen.
kon
Dezonnegod
zonnegodwordt
wordtininzijn
zijnochtendgedaante
ochtendgedaante
De
afgebeeldals
alseen
eenscarabee,
scarabee,een
eenEgyptische
Egyptische
afgebeeld
mestkever.Dit
Ditinsect,
insect,dat
datvan
vanmest
mestballetjes
balletjesrolt
rolt
mestkever.
omdaarin
daarineitjes
eitjesteteleggen,
leggen,stond
stondvolgens
volgensdede
om
Egyptenarenininrelatie
relatietot
totde
dezon,
zon,die
dieimmers
immersook
ook
Egyptenaren
alseen
eenbal
ballangs
langsde
dehemel
hemelrolt.
rolt.De
Degeboorte
geboortevan
van
als
dejonge
jongekevers
keversuit
uitde
delevenloze
levenlozemest
mestwas
wasininhun
hun
de
ogeneen
eenwonder.
wonder.De
Descarabee
scarabeewerd
werddaarmee
daarmee
ogen
beschouwdals
alssymbool
symboolvan
vannieuw
nieuwleven.
leven.InInhet
het
beschouwd
hiërogliefenschrihee
heede
dekever
keverdedebetekenis
betekenis
hiërogliefenschri
‘ontstaan’.
‘ontstaan’.
Dezea‘
a‘eelding
eeldinggetuigt
getuigtvan
vande
dehoop
hoopvan
vandede
Deze
overledenede
dedagelijkse
dagelijkseafwisseling
afwisselingvan
vandood
dood
overledene
enleven
levensamen
samenmet
metde
dezonnegod
zonnegodtetemogen
mogen
en
meemaken.
meemaken.
de buitenkist
De godin Hathor is op de kist afgebeeld als koe.
De godin Hathor is op de kist afgebeeld als koe.
Zij is de dochter van de zonnegod Re, wat te
Zij is de dochter van de zonnegod Re, wat te
zien is aan de zonneschijf tussen haar horens.
zien is aan de zonneschijf tussen haar horens.
De godin geldt als de beschermvrouwe van de
De godin geldt als de beschermvrouwe van de
begraafplaats in het Thebaanse gebergte. Rechts
begraafplaats in het Thebaanse gebergte. Rechts
van de Hathor-koe is de schematische weergave
van de Hathor-koe is de schematische weergave
van een graf te zien.
van een graf te zien.
De schepping
scheppingvan
vande
dewereld
wereld
De
(achterzijde van
vande
dekist)
kist)
(achterzijde
Het oudst
oudst overgeleverde
overgeleverdescheppingsverhaal
scheppingsverhaalvan
van
Het
de oude
oude Egyptenaren
Egyptenarenbegint
begintbij
bijde
degod
godAtoem.
Atoem.
de
Hij masturbeerde,
masturbeerde,ving
vingzijn
zijnzaad
zaadop
opininzijn
zijnmond,
mond,
Hij
spuugde het
het weer
weeruit
uiten
enschiep
schiepzo
zozijn
zijnzoon
zoonSjoe,
Sjoe,
spuugde
de
de god
god van
van de
dewind.
wind.Daarna
Daarnaniesde
niesdehij
hijhet
hetzaad
zaaduit
uit
waardoor
waardoor zijn
zijndochter
dochterTefnoet
Tefnoetontstond.
ontstond.Zij
Zijwaren
waren
de
de eerste
eerste ‘man
‘manen
envrouw’
vrouw’ininde
dewereld.
wereld.
Deze
een
nieuw
Deze twee
twee goden
godenkregen
kregensamen
samen
een
nieuw
godenpaar:
godenpaar: Geb
Geben
enNoet.
Noet.De
Degod
godGeb
Gebisisde
de
aarde
aarde en
en de
de godin
godinNoet
Noetbelichaamt
belichaamtde
dehemel.
hemel.
Geb
Geb ligt
ligt op
op zijn
zijnrug
rugen
envormt
vormthet
hetaardoppervlak,
aardoppervlak,
Noet
Noet strekt
strekt zich
zichstaande
staandeop
ophanden
handenen
envoeten
voeten
boven
boven hem
hem uit.
uit.Sjoe
Sjoestaat
staatop
opde
debuik
buikvan
vanGeb
Gebenen
ondersteunt
ondersteunt met
metopgeheven
opgehevenarmen
armende
debuik
buikvan
van
Noet.
Noet.
Op
Op hun
hun beurt
beurtzijn
zijnGeb
Geben
enNoet
Noetde
deouders
oudersvan
van
de
de vierde
vierde godengeneratie.
godengeneratie.Zij
Zijkregen
kregentwee
twee
godenparen:
godenparen:Isis
Isisen
enOsiris
Osirisen
enSeth
Sethen
enNephtys.
Nephtys.
Zij
Zij belichamen
belichamenhet
hetidee
ideevan
vande
desamenleving;
samenleving;
de
de sociale
sociale structuur
structuurvan
vande
deschepping.
schepping.Met
Met
deze
deze laatste
laatste generatie
generatiewas
washet
hetscheppingswerk
scheppingswerk
voltooid.
voltooid.
Gaoetsesjen
vertoont
kleine
DeDe
kistkist
vanvan
Gaoetsesjen
vertoont
veelveel
kleine
verfschilfertjes.
restauratoren
proberen
verfschilfertjes.
DeDe
restauratoren
proberen
die die
zoveel
mogelijk
plat
te leggen
te consolideren
zoveel
mogelijk
plat
te leggen
en en
te consolideren
met
voor
conservering
geschikte
Zonder
met
eeneen
voor
conservering
geschikte
lijm.lijm.
Zonder
deze
behandeling
in de
loop
deze
behandeling
zouzou
in de
loop
derder
tijdtijd
de de
buitenste
laag
schildering
erlijk
buitenste
laag
vanvan
de de
schildering
lele
erlijk
vanvan
de de
afvallen.
kistkist
afvallen.
dede
buitenkist
(zij-aanzicht)
buitenkist
(zij-aanzicht)
Het deksel ziet er donker uit, omdat er een dikke
laag ingedrongen en opliggend vuil aanwezig
is. De vuillaag ontneemt niet alleen het zicht
op de schildering en de teksten, het vuil is ook
hygroscoop waardoor het een potentieel gevaar
vormt voor de onderliggende watergevoelige
verflagen. Om deze redenen wordt de vuillaag bij
de huidige restauratie verwijderd.
De hiërogliefen
in de zijn
tekstband
zijn geschreven
De hiërogliefen
in de tekstband
geschreven
metverf.
eenMet
rodeeen
verf.
Met een
met een rode
rietpen
kon,rietpen kon,
de pen vastgehouden
werd,
a†ankelijka†
vanankelijk
hoe devan
penhoe
vastgehouden
werd,
een lijn
in twee
diktes
gezet
worden.
Beide diktes
een lijn in twee
diktes
gezet
worden.
Beide
diktes
zijn in de hiërogliefen
gebruikt.
zijn de
zijn in de hiërogliefen
gebruikt. Daarna
zijnDaarna
de
hiërogliefen
met een
kwastje: eerst
hiërogliefen
ingekleurd ingekleurd
met een kwastje:
eerst
groen,
met groen,met
daarna
metdaarna
blauw. met blauw.
Voor de gele achtergrondkleur is het giˆige
pigment orpiment gebruikt. De restauratoren
dragen daarom handschoenen en soms ook
gezichtsmaskers ter bescherming, wanneer zij de
verflagen direct en langdurig moeten aanraken.
Op de het voeteinde van het deksel is de naam
Gaoetsesjen, ‘zangeres van Amon’, ‘zangeres in
de kamer (?) van de godin Moet’, vermeld. De
hiërogliefen van haar naam lijken dikker dan de
andere details. Het lijkt alsof ze op het laatste
moment, op nog verse vernis zijn geschilderd.
deksel van de buitenkist
Op het deksel zijn de gevleugelde scarabeeën en
zonneschijven in hoog reliëf uitgevoerd. Ze zijn
op de wie grondlaag met een dikke krijtpasta
aangebracht.
Op de buik van de dode spreidt de hemelgodin
Noet beschermend haar vleugels uit. Volgens de
Egyptische mythologie verzwolg de hemelgodin
’s avonds de rode avondzon. De zonnegod reisde
op zijn bark door haar lichaam om ’s ochtend weer
uit haar schoot gebaard te worden. Daarmee
symboliseert Noet de dagelijks cyclus van de
zon, een eeuwig durende ritme waarin ook de
overledene hoopte te worden opgenomen.
Over de schouders ligt een brede halskraag
van vele rijen bloemmotieven. De onderrand
bestaat uit open lotusbloemen, een bekend
wederopstandingssymbool. Volgens een van de
Egyptische scheppingsverhalen was de lotus
het eerste teken van leven dat uit het oerwater
opkwam en verrees de zon uit de lotusbloem zodra
die zich opende.
De bloemen en kralen in de kraag zijn in perfecte
cirkels geschilderd. Deze cirkels zijn met een
passer uitgezet - het middelpunt ligt in de hals,
net onder de kin.
Dit deksel hee de gedaante van een mummie.
Het gezicht en de handen waren oorspronkelijk
met bladgoud bedekt, maar dat is nu verdwenen.
Zeer waarschijnlijk is de schade al in de oudheid
toegebracht. In periodes van politieke instabiliteit
en economische crisis werden graven vaak
geplunderd en materialen hergebruikt.
Bij de oppervlaktereiniging werden resten goud
ontdekt in de nek. Met een verfdwarsdoorsnede
is bevestigd dat het om bladgoud gaat.
Een piepklein verffragmentje wordt onder
de microscoop met een vergroting van 250x
onderzocht. Hiermee kan de laagopbouw worden
bestudeerd, en de in de verf gebruikte pigmenten
worden geanalyseerd.
Kist Eigenaar
Inv.nr.
1
F93/10.1a Buitenkist
Gaoetsesjen
Onderdelen
Titulatuur op de
kist
‘Zangeres
van Amon’ en
‘Zangeres in de
kamer (?) van de
godin Moet’
Deksel van de
buitenkist
F93/10.1b Binnenkist
Deksel van de
binnenkist
F93/10.1c Mummieplank
2
Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey F93/10.2a Buitenkist
De kist is hergebruikt
voor een man. Er is een
baard aangebracht op
het gezicht
Deksel buitenkist
‘Zangeres
van Amon’ en
‘Zangeres in de
kamer (?) van
Moet’
F93/10.2b Binnenkist
Deksel binnenkist
F93/10.2c Mummieplank
3
Tjenet-pen-heroe-nefer F93/10.3a Binnenkist
4
Onbekend
Deksel binnenkist
F93/10.3b Mummieplank
‘Zangeres van
Amon’
F93/10.4c Binnenkist
Deksel binnenkist
Constructie van de kisten
De kisten die u hier ziet zijn gemaakt
van hout van de wilde vijg (Ficus
Sycomorus), een boom met grillige
takken en veel knoesten. De kisten
zijn daarom vaak opgebouwd uit
meerdere planken, met hier en daar
inzetstukken. Men gebruikte houten
pennen, dwars door het hout, om de
verbindingen te maken.
De maatvoering van de kisten luisterde
nauw. In de binnenkist moesten de
mummie en de mummieplank passen
en het deksel moest goed sluiten. Dit
geheel werd in de buitenkist geplaatst.
Tussen binnenkist en buitenkist was
vaak maar een paar centimeter
speling.
Beschildering van de kisten
Oneffenheden in het hout en ongelijke
verbindingen werden gladgestreken
met een kleiachtige grondlaag,
waaraan krijt en plantenvezels
waren toegevoegd. Daaroverheen
werd een gladdere, wiƒe grondlaag
aangebracht om op te kunnen
schilderen.
De gele achtergrondkleur die
typerend is voor de kisten uit Bab
el-Gasus is een verflaag die de gele
pigmenten orpiment en gele oker
bevat. Orpiment bevat het zware
metaal arseen, wat de gele kleur een
metaalachtige schiƒering gee‰.
Materialen voor beschildering
Grove kwasten van rietbundels
werden gebruikt om de onderlagen
aan te brengen. Met fijne rietpennen
en vezelkwastjes schilderde men
vervolgens de tekstbanden en
voorstellingen op de buiten- en
binnenkant van de kisten en deksels.
Ondertekening
Op de buitenkant van de kisten zijn
om de figuren fijne rode contourlijnen
zichtbaar. Dit is de ondertekening;
een schildering met rode oker om
de voorstelling te schetsen. Na het
aanbrengen hiervan werden de
teksten en de voorstellingen verder
ingevuld met rood, groen en blauw.
Egyptisch blauw
Ter vervanging van het dure mineraal
lapis lazuli maakten de Egyptenaren
zelf een blauw pigment van een
glasachtig materiaal. Dit pigment
wordt ‘Egyptisch blauw’ genoemd.
Door veroudering en door het
aanbrengen van een oranje vernis
op de kisten, ziet dit oorspronkelijk
stralende blauw er nu vaak donker of
bijna zwart uit.
CONSTRUCTIEENSCHILDERTECHNIEKEN
c.
b.
a.
Man of vrouw?
Op de buitenkist geven de naam Nesy-Ta-Neb(et)Taoey en haar titels ‘Zangeres van Amon’ en
‘Zangeres in de kamer(?) van Moet’ duidelijk aan
dat deze kist voor een vrouw was. Het gelaat van
de buitenkist hee‰ echter een baard.
Ook zijn er geen borsten te zien. De weergave
van de handen - gebalde vuisten bij een man of
uitgestrekte handen bij een vrouw- had uitsluitsel
kunnen geven. Helaas zijn de handen verloren
gegaan.
Onder de blauwe strepen van de driedelige
strengenpruik, de typerende haardracht van
de goden, zijn nog net sporen te zien van twee
rode horizontale sierbanden. Die houden de
strengen van de pruik bijeen. Dit is een typisch
vrouwelijke haardracht. Waarschijnlijk was deze
kist ooit gedecoreerd voor Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey
en misschien later hergebruikt voor een man.
Dit wordt bevestigd door de wetenschappelijke
analyses van de beschilderingen die het RMO
in samenwerking met de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed en de laboratoria van de
Vaticaanse Musea hee‰ laten verrichten.
het deksel van de buitenkist
Man of vrouw?
Een verfdwarsdoorsnede uit de pruik, ter hoogte
van de rode vlekken gee uitkomst.
Op deze vergroting van 250x zien we aan de
onderzijde de grove grijze en gladde wiƒe
onderlaag (a). Daarop zien we een dunne rode
laag (b), met weer daarop een blauwe laag met
grove korrels Egyptisch blauw (c). Daaroverheen
is een donker laagje zichtbaar, dit is een
moderne verf die bij een vroegere restauratie is
aangebracht.
Het rode laagje is het rood van de rode haarband
van de eerste beschildering van de pruik, toen
de kist nog in gebruik was door de zangeres.
Daarna is de kist van eigenaar veranderd en
geschikt gemaakt voor een priester. De pruik
werd met blauwe strepen overschilderd en een
baard werd aangebracht op het gezicht. Op
de verfdwarsdoorsnede is deze verandering
zichtbaar in de blauwe laag, die over de rode
laag heen aangebracht is.
Op het deksel van deze binnenkist is de dode
voorgesteld met twee gebalde vuisten en een
baard. Dit is typerend voor een mannenkist. Op
deze kist zijn dan ook geen borsten aangebracht.
de binnenkist
Op de bodem van de binnenkist is de god Osiris
afgebeeld. Hij werd op aarde tot koning gekroond
en wekte daarmee de jaloezie op van zijn jongere
broer Seth. Seth doodde Osiris met een list
en sneed hem in stukken, die hij over het land
verspreidde. Vervolgens riep hij zichzelf uit tot
koning van Egypte.
Isis, de weduwe van Osiris, was ontroostbaar.
Samen met haar zuster Nephthys spoorde zij alle
lichaamsdelen weer op. Met hulp van Anoebis, de
jakhalsgod van de mummificatie, voegde ze de
delen weer samen. Met haar magische spreuken
bracht Isis Osiris opnieuw tot leven. Samen kregen
ze een zoon, Horus. Osiris was de eerste die de
dood overwon. Hij toonde hiermee aan dat het
sterven slechts het eerste fase is in de overgang
naar een volgend leven in een betere wereld.
Iedere Egyptenaar wilde dan ook na de dood één
worden met Osiris.
NESY-TA-NEBET-TAOEY
Conclusie buiten- en binnenkist van
Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey
Er is iets eigenaardigs aan de hand
met deze set kisten. De buitenkist
is oorspronkelijk gemaakt voor een
vrouw, maar blijkt hergebruikt voor een
man. De binnenkist toont geen sporen
van hergebruik, bevat geen titels of
namen, maar was wel bestemd voor
een man. Het lijkt erop dat de kisten
niet bij elkaar horen.
het deksel van de binnenkist
De a‹eelding van de sycomoor boom laat grillige
takken zien. De kisten zijn gemaakt van het hout
van deze boom. Net als in de schildering hee‚ de
boom in het echt ook grillige takken waaruit geen
lange brede planken gezaagd konden worden.
De kisten zijn daarom opgebouwd uit vele
stukken hout, die met houten pennen aan elkaar
verbonden zijn.
Onderaan het voeteinde is in hiëratisch (cursief)
schri de naam van de wab-priester
Di-Chonsoe-Iry te lezen. De vermelding van een
mannennaam op een deksel van een vrouwenkist
is zeer ongebruikelijk. Dit deksel zou door
Di-Chonsoe-Iry besteld kunnen zijn voor zijn vrouw,
onder zijn eigen naam.
Dit is een a€eelding van een sycomoor, een
personificatie van de godinnen Isis, Noet en
Hathor. Het hout van de sycomoor werd gebruikt
voor meubels en lijkkisten.
In het oude Egypte werden bomen veelal
geassocieerd met goden. Het ruisen van de wind
door de takken verraadt volgens de Egyptische
mythologie de aanwezigheid van de zielen. Zij
komen terug in de vorm van een ba-vogel die in de
schaduw van de boomtakken zit. In het Egyptische
Dodenboek staat een verzoek van de ziel om
het dodenrijk te mogen verlaten. De ziel wil
terugkeren naar huis om de familie weer te zien en
om te genieten in de tuin.
De blauwe lotusbloemen zijn met een verf
geschilderd die het pigment ‘Egyptisch blauw’
bevat. Dit pigment werd door de Egyptenaren
zelf gemaakt uit zand, krijt en bronsresten. Het
pigment hee‚ grote glasachtige korrels, die met
het blote oog goed zichtbaar zijn.
Met name op het deksel zijn veel bruine
watersporen zichtbaar. Dit is schade die ontstaan
is door (condens-)vocht. Dit kan gebeurd zijn op
de reis van Egypte naar Leiden, of in de vroege
20ste eeuw toen de kisten nog niet geklimatiseerd
opgeslagen konden worden. Helaas kunnen de
restauratoren hier maar weinig aan doen.
In het midden van deze scène is een kever met
de zonneschijf voorgesteld, symbool voor de
zonnegod Re. Aan beide zijden zit Osiris op een
troon. Zowel Osiris als de zonnegod hebben
een belangrijke rol in de Egyptische funeraire
theologie.
TJENET-PEN-HEROE-NEFER
De uitgestrekte handen van
Tjenet-pen-heroe-nefer zijn geel geschilderd met
orpiment. Met een rode oker zijn de schaduwen
van de vingers en nagels geschilderd, dat gee‚
de handen nog meer reliëf.
De kist is zonder twijfel gemaakt voor een vrouw:
twee sierbanden houden de strengen van haar
pruik bijeen, ze houdt haar handen in de typisch
vrouwelijke weergave uitgestrekt en onder de
pruik zijn duidelijk borsten te zien.
Omdat deze kist nooit een laag vernis hee
gekregen, zijn de kleuren nog opvallend
helder. Er is veel aandacht geschonken aan de
beschildering van de bloemenkransen waarmee
de dode is uitgerust. Om haar hoofd draagt
Tjenet-pen-heroe-nefer een guirlande van blauwe
lotusblaadjes, als symbool van haar overwinning
bij het dodengericht. De blauwe lotus opent
zijn bloem bij zonsopkomst en sluit die weer in
de avond. Voor de Egyptenaren was daarmee
het bewijs geleverd dat de zon zelf ooit uit een
lotus was ontstaan. De geur van de lotus is zo
welriekend als de goden zelf en biedt nieuwe
levenskracht.
Deze mummiekist is zeer rijk versierd.
Aan de binnenkant zijn rondom
taferelen uit de onderwereld,
beschermgoden en amuleen
afgebeeld. Op de bodem is de god
Osiris als djed-zuil afgebeeld, een
symbool voor duurzaamheid en eeuwig
voortbestaan. De djed-zuil werd vaak
geassocieerd met Osiris’ ruggengraat
en staat dus niet toevallig op de
bodem van de kist: de plek waar de
rug van de overledene de kist raakte.
Op de buitenkant staan scènes die in
de funeraire traditie vaak voorkomen,
zoals de reis van de zonnegod in
zijn bark door de onderwereld. De
wens van de overledene om deel
te nemen aan de eeuwige cyclus
van de zonnegod, wordt uitgebeeld
met symbolen als de gevleugelde
zonneschijf en de gevleugelde
scarabee.
GAOETSESJEN
de buitenkist
Foto: René Gerritsen
Toen de kisten in 1893 in het museum arriveerden,
werden ze binnen een maand opgeknapt en
klaargemaakt om ze tentoon te stellen. De
lange wie vulling die toen is aangebracht, is
in de loop de tijd gekrompen en verhard. Bij de
huidige restauratie wordt gekeken hoe met deze
historische vulling omgegaan moet worden.
Op de UV foto hierboven is de vulling goed te
zien. Deze kleurt met UV licht zwart.
De naam van de overledene ontbreekt
Het is opvallend dat de naam van de overledene
alleen vermeld is op het deksel, niet op de kist
zelf. Haar titels, ‘zangeres van Amon’ en ‘zangeres
in de kamer (?) van de godin Moet’, worden daar
wel vermeld. Met UV fotografie is tevergeefs
geprobeerd vast te stellen of op deze plek op de
kist ooit een naam hee gestaan. Er zijn twee
hypothesen: of hier stond een naam die zonder
sporen achter te laten is weggehaald, om de
kist te hergebruiken, of dit was een kist die in
massaproductie is gemaakt. Op de lege plek kon
de naam van de overledene ingevuld worden,
maar dit is niet gebeurd.
GAOETSESJEN
Zonneschip met mestkever
Overdag voer de zonnegod Re in zijn zonneboot
langs de buitenste rand van de hemel. Aan het
eind van de dag daalde hij af in het westen,
verzwakt van de lange reis. Hij kwam terecht in
een plaats onder de aarde, de doeat geheten,
waar duisternis heerst. Hier bevonden zich ook
de geesten van de overledenen. De dag was
ten einde gekomen en Re had de aarde en haar
bewoners in het donker achtergelaten.
In de onderwereld voer de zonnegod in zijn bark
van west naar oost, zonodig getrokken door
goden. Tijdens deze twaalf uren van de nacht
leverde hij een strijd tegen de tijd. Van een
verzwakte oude man, die feitelijk was overleden,
moest hij elke ochtend herboren worden als een
krachtige jongeman, die weer aan een nieuwe dag
kon beginnen.
De zonnegod wordt in zijn ochtendgedaante
afgebeeld als een scarabee, een Egyptische
mestkever. Dit insect, dat van mest balletjes rolt
om daarin eitjes te leggen, stond volgens de
Egyptenaren in relatie tot de zon, die immers ook
als een bal langs de hemel rolt. De geboorte van
de jonge kevers uit de levenloze mest was in hun
ogen een wonder. De scarabee werd daarmee
beschouwd als symbool van nieuw leven. In het
hiërogliefenschri hee de kever de betekenis
‘ontstaan’.
Deze a‘eelding getuigt van de hoop van de
overledene de dagelijkse afwisseling van dood
en leven samen met de zonnegod te mogen
meemaken.
De schepping van de wereld
(achterzijde van de kist)
Het oudst overgeleverde scheppingsverhaal van
de oude Egyptenaren begint bij de god Atoem.
Hij masturbeerde, ving zijn zaad op in zijn mond,
spuugde het weer uit en schiep zo zijn zoon Sjoe,
de god van de wind. Daarna niesde hij het zaad uit
waardoor zijn dochter Tefnoet ontstond. Zij waren
de eerste ‘man en vrouw’ in de wereld.
Deze twee goden kregen samen een nieuw
godenpaar: Geb en Noet. De god Geb is de
aarde en de godin Noet belichaamt de hemel.
Geb ligt op zijn rug en vormt het aardoppervlak,
Noet strekt zich staande op handen en voeten
boven hem uit. Sjoe staat op de buik van Geb en
ondersteunt met opgeheven armen de buik van
Noet.
Op hun beurt zijn Geb en Noet de ouders van
de vierde godengeneratie. Zij kregen twee
godenparen: Isis en Osiris en Seth en Nephtys.
Zij belichamen het idee van de samenleving;
de sociale structuur van de schepping. Met
deze laatste generatie was het scheppingswerk
voltooid.
de buitenkist
De kist van Gaoetsesjen vertoont veel kleine
verfschilfertjes. De restauratoren proberen die
zoveel mogelijk plat te leggen en te consolideren
met een voor conservering geschikte lijm. Zonder
deze behandeling zou in de loop der tijd de
buitenste laag van de schildering leerlijk van de
kist afvallen.
(zij-aanzicht)
De hiërogliefen in de teks
met een rode verf. Met ee
a†ankelijk van hoe de pe
een lijn in twee diktes gez
zijn in de hiërogliefen geb
hiërogliefen ingekleurd m
met groen, daarna met b
De
Degodin
godinHathor
Hathorisisop
opde
dekist
kistafgebeeld
afgebeeldals
alskoe.
koe.
ZijZijisisdededochter
dochtervan
vande
dezonnegod
zonnegodRe,
Re,wat
wattete
zien
is
aan
de
zonneschijf
tussen
haar
horens.
zien is aan de zonneschijf tussen haar horens.
De
Degodin
godingeldt
geldtals
alsde
debeschermvrouwe
beschermvrouwevan
vande
de
begraafplaats
begraafplaatsininhet
hetThebaanse
Thebaansegebergte.
gebergte.Rechts
Rechts
van
vandedeHathor-koe
Hathor-koeisisde
deschematische
schematischeweergave
weergave
van
vaneen
eengraf
graftetezien.
zien.
De kist
vertoont
veel kleine
Devan
kistGaoetsesjen
van Gaoetsesjen
vertoont
veel kleine
verfschilfertjes.
De restauratoren
proberen
die die
verfschilfertjes.
De restauratoren
proberen
zoveelzoveel
mogelijk
plat te
leggen
en te en
consolideren
mogelijk
plat
te leggen
te consolideren
met een
voor
conservering
geschikte
lijm.
Zonder
met een voor conservering geschikte lijm. Zonder
deze behandeling
zou inzou
de in
loop
deze behandeling
de der
looptijd
derdetijd de
buitenste
laag van
schildering
leerlijk
van de
buitenste
laagde
van
de schildering
leerlijk
van de
kist afvallen.
kist afvallen.
aanzicht)
j-aanzicht)
Het deksel ziet er donker uit, omdat er een dikke
laag ingedrongen en opliggend vuil aanwezig
is. De vuillaag ontneemt niet alleen het zicht
op de schildering en de teksten, het vuil is ook
hygroscoop waardoor het een potentieel gevaar
vormt voor de onderliggende watergevoelige
verflagen. Om deze redenen wordt de vuillaag bij
de huidige restauratie verwijderd.
hiërogliefen
tekstband
zijn
geschreven
DeDe
hiërogliefen
inin
dede
tekstband
zijn
geschreven
met
een
rode
verf.
Met
een
rietpen
kon,
met
een
rode
verf.
Met
een
rietpen
kon,
a†
ankelijk
van
hoe
pen
vastgehouden
werd,
a†
ankelijk
van
hoe
dede
pen
vastgehouden
werd,
een
twee
diktes
gezet
worden.
Beide
diktes
een
lijnlijn
inin
twee
diktes
gezet
worden.
Beide
diktes
zijn
hiërogliefen
gebruikt.
Daarna
zijn
zijn
inin
dede
hiërogliefen
gebruikt.
Daarna
zijn
dede
hiërogliefen
ingekleurd
met
een
kwastje:
eerst
hiërogliefen ingekleurd met een kwastje: eerst
met
groen,
daarna
met
blauw.
met
groen,
daarna
met
blauw.
Voor de gele achtergrondkleur is het giˆige
pigment orpiment gebruikt. De restauratoren
dragen daarom handschoenen en soms ook
gezichtsmaskers ter bescherming, wanneer zij de
verflagen direct en langdurig moeten aanraken.
Op de het voeteinde van het deksel is de naam
Gaoetsesjen, ‘zangeres van Amon’, ‘zangeres in
de kamer (?) van de godin Moet’, vermeld. De
hiërogliefen van haar naam lijken dikker dan de
andere details. Het lijkt alsof ze op het laatste
moment, op nog verse vernis zijn geschilderd.
deksel van de buitenkist
Op het deksel zijn de gevleugelde scarabeeën en
zonneschijven in hoog reliëf uitgevoerd. Ze zijn
op de wie grondlaag met een dikke krijtpasta
aangebracht.
tergrondkleur is het giˆige
t gebruikt. De restauratoren
andschoenen en soms ook
ter bescherming, wanneer zij de
en langdurig moeten aanraken.
van de buitenkist
Het deksel ziet er donker uit, omdat er een dikke
laag ingedrongen en opliggend vuil aanwezig
is. De vuillaag ontneemt niet alleen het zicht
op de schildering en de teksten, het vuil is ook
hygroscoop waardoor het een potentieel gevaar
vormt voor de onderliggende watergevoelige
verflagen. Om deze redenen wordt de vuillaag bij
de huidige restauratie verwijderd.
Op het deksel zijn de gevleugelde scarabeeën en
zonneschijven in hoog reliëf uitgevoerd. Ze zijn
op de wie grondlaag met een dikke krijtpasta
aangebracht.
Op de buik van de dode spreidt de hemelgodin
Noet beschermend haar vleugels uit. Volgens de
Egyptische mythologie verzwolg de hemelgodin
’s avonds de rode avondzon. De zonnegod reisde
op zijn bark door haar lichaam om ’s ochtend weer
uit haar schoot gebaard te worden. Daarmee
symboliseert Noet de dagelijks cyclus van de
zon, een eeuwig durende ritme waarin ook de
overledene hoopte te worden opgenomen.
Over de schouders ligt een brede halskraag
van vele rijen bloemmotieven. De onderrand
bestaat uit open lotusbloemen, een bekend
wederopstandingssymbool. Volgens een van de
Egyptische scheppingsverhalen was de lotus
het eerste teken van leven dat uit het oerwater
opkwam en verrees de zon uit de lotusbloem zodra
die zich opende.
De bloemen en kralen in de kraag zijn in perfecte
cirkels geschilderd. Deze cirkels zijn met een
passer uitgezet - het middelpunt ligt in de hals,
net onder de kin.
Dit deksel hee de gedaante van een mummie.
Het gezicht en de handen waren oorspronkelijk
met bladgoud bedekt, maar dat is nu verdwenen.
Zeer waarschijnlijk is de schade al in de oudheid
toegebracht. In periodes van politieke instabiliteit
en economische crisis werden graven vaak
geplunderd en materialen hergebruikt.
Bij de oppervlaktereiniging werden resten goud
ontdekt in de nek. Met een verfdwarsdoorsnede
is bevestigd dat het om bladgoud gaat.
Een piepklein verffragmentje wordt onder
de microscoop met een vergroting van 250x
onderzocht. Hiermee kan de laagopbouw worden
bestudeerd, en de in de verf gebruikte pigmenten
worden geanalyseerd.
Kist Eigenaar
Inv.nr.
1
F93/10.1a Buitenkist
Gaoetsesjen
Onderdelen
Titulatuur op de
kist
‘Zangeres
van Amon’ en
‘Zangeres in de
kamer (?) van de
godin Moet’
Deksel van de
buitenkist
F93/10.1b Binnenkist
Deksel van de
binnenkist
F93/10.1c Mummieplank
2
Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey F93/10.2a Buitenkist
De kist is hergebruikt
voor een man. Er is een
baard aangebracht op
het gezicht
Deksel buitenkist
‘Zangeres
van Amon’ en
‘Zangeres in de
kamer (?) van
Moet’
F93/10.2b Binnenkist
Deksel binnenkist
F93/10.2c Mummieplank
3
Tjenet-pen-heroe-nefer F93/10.3a Binnenkist
Deksel binnenkist
F93/10.3b Mummieplank
4
Onbekend
F93/10.4c Binnenkist
Deksel binnenkist
‘Zangeres van
Amon’
Constructie van de kisten
De kisten die u hier ziet zijn gemaakt
van hout van de wilde vijg (Ficus
Sycomorus), een boom met grillige
takken en veel knoesten. De kisten
zijn daarom vaak opgebouwd uit
meerdere planken, met hier en daar
inzetstukken. Men gebruikte houten
pennen, dwars door het hout, om de
verbindingen te maken.
De maatvoering van de kisten luisterde
nauw. In de binnenkist moesten de
mummie en de mummieplank passen
en het deksel moest goed sluiten. Dit
geheel werd in de buitenkist geplaatst.
Tussen binnenkist en buitenkist was
vaak maar een paar centimeter
speling.
Beschildering van de kisten
Oneffenheden in het hout en ongelijke
verbindingen werden gladgestreken
met een kleiachtige grondlaag,
waaraan krijt en plantenvezels
waren toegevoegd. Daaroverheen
werd een gladdere, wiƒe grondlaag
aangebracht om op te kunnen
schilderen.
De gele achtergrondkleur die
typerend is voor de kisten uit Bab
el-Gasus is een verflaag die de gele
pigmenten orpiment en gele oker
bevat. Orpiment bevat het zware
metaal arseen, wat de gele kleur een
metaalachtige schiƒering gee‰.
Materialen voor beschildering
Grove kwasten van rietbundels
werden gebruikt om de onderlagen
aan te brengen. Met fijne rietpennen
en vezelkwastjes schilderde men
vervolgens de tekstbanden en
voorstellingen op de buiten- en
binnenkant van de kisten en deksels.
Ondertekening
Op de buitenkant van de kisten zijn
om de figuren fijne rode contourlijnen
zichtbaar. Dit is de ondertekening;
een schildering met rode oker om
de voorstelling te schetsen. Na het
aanbrengen hiervan werden de
teksten en de voorstellingen verder
ingevuld met rood, groen en blauw.
Egyptisch blauw
Ter vervanging van het dure mineraal
lapis lazuli maakten de Egyptenaren
zelf een blauw pigment van een
glasachtig materiaal. Dit pigment
wordt ‘Egyptisch blauw’ genoemd.
Door veroudering en door het
aanbrengen van een oranje vernis
op de kisten, ziet dit oorspronkelijk
stralende blauw er nu vaak donker of
bijna zwart uit.
CONSTRUCTIEENSCHILDERTECHNIE
c.
b.
a.
Man of vrouw?
Op de buitenkist geven de naam Nesy-Ta-Neb(et)Taoey en haar titels ‘Zangeres van Amon’ en
‘Zangeres in de kamer(?) van Moet’ duidelijk aan
dat deze kist voor een vrouw was. Het gelaat van
de buitenkist hee‰ echter een baard.
Ook zijn er geen borsten te zien. De weergave
van de handen - gebalde vuisten bij een man of
uitgestrekte handen bij een vrouw- had uitsluitsel
kunnen geven. Helaas zijn de handen verloren
gegaan.
Onder de blauwe strepen van de driedelige
strengenpruik, de typerende haardracht van
de goden, zijn nog net sporen te zien van twee
rode horizontale sierbanden. Die houden de
strengen van de pruik bijeen. Dit is een typisch
vrouwelijke haardracht. Waarschijnlijk was deze
kist ooit gedecoreerd voor Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey
en misschien later hergebruikt voor een man.
Dit wordt bevestigd door de wetenschappelijke
analyses van de beschilderingen die het RMO
in samenwerking met de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed en de laboratoria van de
Vaticaanse Musea hee‰ laten verrichten.
het deksel van de buitenkist
Man of vrouw?
Een verfdwarsdoorsnede uit de pruik, ter hoogte
van de rode vlekken gee uitkomst.
Op deze vergroting van 250x zien we aan de
onderzijde de grove grijze en gladde wiƒe
onderlaag (a). Daarop zien we een dunne rode
laag (b), met weer daarop een blauwe laag met
grove korrels Egyptisch blauw (c). Daaroverheen
is een donker laagje zichtbaar, dit is een
moderne verf die bij een vroegere restauratie is
aangebracht.
Het rode laagje is het rood van de rode haarband
van de eerste beschildering van de pruik, toen
de kist nog in gebruik was door de zangeres.
Daarna is de kist van eigenaar veranderd en
geschikt gemaakt voor een priester. De pruik
werd met blauwe strepen overschilderd en een
baard werd aangebracht op het gezicht. Op
de verfdwarsdoorsnede is deze verandering
zichtbaar in de blauwe laag, die over de rode
laag heen aangebracht is.
NESY-TA-NEB
Op het deksel van deze binnenkist is de dode
voorgesteld met twee gebalde vuisten en een
baard. Dit is typerend voor een mannenkist. Op
deze kist zijn dan ook geen borsten aangebracht.
de binnenkist
Op de bodem van de binnenkist is de god Osiris
afgebeeld. Hij werd op aarde tot koning gekroond
en wekte daarmee de jaloezie op van zijn jongere
broer Seth. Seth doodde Osiris met een list
en sneed hem in stukken, die hij over het land
verspreidde. Vervolgens riep hij zichzelf uit tot
koning van Egypte.
Isis, de weduwe van Osiris, was ontroostbaar.
Samen met haar zuster Nephthys spoorde zij alle
lichaamsdelen weer op. Met hulp van Anoebis, de
jakhalsgod van de mummificatie, voegde ze de
delen weer samen. Met haar magische spreuken
bracht Isis Osiris opnieuw tot leven. Samen kregen
ze een zoon, Horus. Osiris was de eerste die de
dood overwon. Hij toonde hiermee aan dat het
sterven slechts het eerste fase is in de overgang
naar een volgend leven in een betere wereld.
Iedere Egyptenaar wilde dan ook na de dood één
worden met Osiris.
NEBET-TAOEY
Conclusie buiten- en binnenkist van
Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey
Er is iets eigenaardigs aan de hand
met deze set kisten. De buitenkist
is oorspronkelijk gemaakt voor een
vrouw, maar blijkt hergebruikt voor een
man. De binnenkist toont geen sporen
van hergebruik, bevat geen titels of
namen, maar was wel bestemd voor
een man. Het lijkt erop dat de kisten
niet bij elkaar horen.
het deksel van de binnenkist
De a‹eelding van de sycomoor boom laat grillige
takken zien. De kisten zijn gemaakt van het hout
van deze boom. Net als in de schildering hee‚ de
boom in het echt ook grillige takken waaruit geen
lange brede planken gezaagd konden worden.
De kisten zijn daarom opgebouwd uit vele
stukken hout, die met houten pennen aan elkaar
verbonden zijn.
Onderaan het voeteinde is in hiëratisch (cursief)
schri de naam van de wab-priester
Di-Chonsoe-Iry te lezen. De vermelding van een
mannennaam op een deksel van een vrouwenkist
is zeer ongebruikelijk. Dit deksel zou door
Di-Chonsoe-Iry besteld kunnen zijn voor zijn vrouw,
onder zijn eigen naam.
Dit is een a€eelding van een sycomoor, een
personificatie van de godinnen Isis, Noet en
Hathor. Het hout van de sycomoor werd gebruikt
voor meubels en lijkkisten.
In het oude Egypte werden bomen veelal
geassocieerd met goden. Het ruisen van de wind
door de takken verraadt volgens de Egyptische
mythologie de aanwezigheid van de zielen. Zij
komen terug in de vorm van een ba-vogel die in de
schaduw van de boomtakken zit. In het Egyptische
Dodenboek staat een verzoek van de ziel om
het dodenrijk te mogen verlaten. De ziel wil
terugkeren naar huis om de familie weer te zien en
om te genieten in de tuin.
De blauwe lotusbloemen zijn met een verf
geschilderd die het pigment ‘Egyptisch blauw’
bevat. Dit pigment werd door de Egyptenaren
zelf gemaakt uit zand, krijt en bronsresten. Het
pigment hee‚ grote glasachtige korrels, die met
het blote oog goed zichtbaar zijn.
Met name op het deksel zijn veel bruine
watersporen zichtbaar. Dit is schade die ontstaan
is door (condens-)vocht. Dit kan gebeurd zijn op
de reis van Egypte naar Leiden, of in de vroege
20ste eeuw toen de kisten nog niet geklimatiseerd
opgeslagen konden worden. Helaas kunnen de
restauratoren hier maar weinig aan doen.
In het midden van deze scène is een kever met
de zonneschijf voorgesteld, symbool voor de
zonnegod Re. Aan beide zijden zit Osiris op een
troon. Zowel Osiris als de zonnegod hebben
een belangrijke rol in de Egyptische funeraire
theologie.
TJENET-PEN-HEROE-NEFER
De blauwe lotusbloemen zijn met een verf
geschilderd die het pigment ‘Egyptisch blauw’
bevat. Dit pigment werd door de Egyptenaren
zelf gemaakt uit zand, krijt en bronsresten. Het
pigment hee‚ grote glasachtige korrels, die met
het blote oog goed zichtbaar zijn.
Met name op het deksel zijn veel bruine
watersporen zichtbaar. Dit is schade die ontstaan
is door (condens-)vocht. Dit kan gebeurd zijn op
de reis van Egypte naar Leiden, of in de vroege
20ste eeuw toen de kisten nog niet geklimatiseerd
opgeslagen konden worden. Helaas kunnen de
restauratoren hier maar weinig aan doen.
In het midden van deze scène is een kever met
de zonneschijf voorgesteld, symbool voor de
zonnegod Re. Aan beide zijden zit Osiris op een
troon. Zowel Osiris als de zonnegod hebben
een belangrijke rol in de Egyptische funeraire
theologie.
E-NEFER
De uitgestrekte handen van
Tjenet-pen-heroe-nefer zijn geel geschilderd met
orpiment. Met een rode oker zijn de schaduwen
van de vingers en nagels geschilderd, dat gee‚
de handen nog meer reliëf.
De kist is zonder twijfel gemaakt voor een vrouw:
twee sierbanden houden de strengen van haar
pruik bijeen, ze houdt haar handen in de typisch
vrouwelijke weergave uitgestrekt en onder de
pruik zijn duidelijk borsten te zien.
Omdat deze kist nooit een laag vernis hee
gekregen, zijn de kleuren nog opvallend
helder. Er is veel aandacht geschonken aan de
beschildering van de bloemenkransen waarmee
de dode is uitgerust. Om haar hoofd draagt
Tjenet-pen-heroe-nefer een guirlande van blauwe
lotusblaadjes, als symbool van haar overwinning
bij het dodengericht. De blauwe lotus opent
zijn bloem bij zonsopkomst en sluit die weer in
de avond. Voor de Egyptenaren was daarmee
het bewijs geleverd dat de zon zelf ooit uit een
lotus was ontstaan. De geur van de lotus is zo
welriekend als de goden zelf en biedt nieuwe
levenskracht.
Geheimen onthuld
RÖNTGENFOTO
Test-documentatieblad
Reinigen van het oppervlak van de kisten is moeilijk. Als het vuil niet genoeg wordt
weggehaald is de behandeling zinloos, wanneer men teveel wegneemt kan de
oorspronkelijke beschildering onherroepelijk beschadigen.
Restauratoren beginnen veilig, met een droge reiniging met sponsjes of
microvezeldoek. Vervolgens onderzoeken ze met zelfgemaakte gels en
vloeistoffenmengsels wat de beste reinigingsmethode is. De hierbij gebruikte
waenstaaes en andere testmaterialen worden microscopisch gecontroleerd
om te kijken of ze alleen vuil hebben opgenomen. Zowel tijdens de testen als de
complete behandeling staat het oppervlak van de kist onder zorgvuldige controle.
3.
Gebruikte wa
enstaaes
3.
1.
Vultesten
Dit zijn houten blokjes waarin zelfgemaakte vulmaterialen getest worden.
Restauratoren kijken naar verwerkbaarheid, krimp, kleur, textuur en compatibiliteit
met het materiaal op de kisten.
Scalpel, mesjes, tissue, injectienaalden,
kwastjes, wa
en, bamboeprikkers

Reconstructieplankje, met opeenvolgende
geschilderde lagen (door: Elsbeth Geldhof)
5.
2.
De oorspronkelijke laagopbouw van de kist van Gaoetsesjen is hier
gereconstrueerd op een plankje. Direct op het hout van de kist is een kleiige
grondlaag aangebracht van krijt en plantenvezels. Daaroverheen zit een wie
laag, geschikt om op te schilderen. Daarop werd een gele achtergrond (met
orpiment en gele oker) aangebracht. In zwart is vervolgens een ondertekening
gemaakt voor de tekstbanden, en in rood voor de hiërogliefen en de figuren. Die
zijn daarna ingevuld met rood (rode oker), blauw (Egyptisch blauw) en groen
(koperhoudend pigment). Op de buitenkant zijn zwart en wit alleen voor de ogen
en de baard gebruikt. Een vernislaag van mastix hars completeerde het geheel.
Bakjes met pigmentpoeders
4.
Rode oker, gele oker, Egyptisch blauw, krijt, koolzwart, klei-houdend zand.
€
Brokjes mastix
Mastix is de hars van een boom, de Pistacia Lentiscus.
ƒ
Gereconstrueerde kwastjes en pennen
De kistenschilders gebruikten rietpennen en kwasten, gemaakt van stokjes,
uitgevezelde houtjes of touw. Deze exemplaren zijn gereconstrueerd naar oudEgyptische kwasten en pennen die zijn gevonden bij opgravingen.
„
Orpiment van buitenkist Nesy-Ta-Neb(et)-Taoey,
vergroting 10x (Foto: Prof. Dr. Ulderico Santamaria, Vaticaanse Musea)
Orpiment is een natuurlijk mineraal dat het zware metaal arseen bevat. Het
hee‰ een felgele, metaalachtige schiering en een gelaagde kristalstructuur. De
pigmentkorrels zien eruit als plaatjes.
Used co
on swabs
Test documentation sheet
Filling tests
Scalpel holder and blades, tissue paper, syringes, brushes,
co
on wool, bamboo sticks

Reconstruction board, with sequence of painted layers
By Elsbeth Geldhof
Trays with pigment powders
€
Lumps of mastix resin
ƒ
Reconstructed brushes and pens
„
Orpiment from the outer coffin of Nesy-Ta-Neb(et)-Tauy, at 10x
magnification (Photo: Prof. Dr. Ulderico Santamaria, Vatican Museums)
Het gezicht is uit een apart stuk hout gesneden en
wordt van oorsprong met deze drie pennen op de
plaats gehouden.
Deze zwarte lijnen zijn scheuren die ontstaan zijn door
het krimpen van de eerste pleisterlaag op het hout. De
gehele laagopbouw is op deze plaatsen zwak door een
slechte interne samenhang.
Deze metalen strips zijn bij een vroegere restauratie
ter versteviging aan de binnenzijde van het deksel
aangebracht. De ijzeren spijkers en schroeven zijn in
de loop der tijd gaan roesten waardoor ze nu een
groter volume hebben. Dit gee spanningen die invloed
kunnen hebben op de laagopbouw en de beschildering.
Door de röntgenfoto te vergelijken met de conditie van
de beschildering op het deksel, is de huidige staat beter
te begrijpen.
Bij aankomst in het museum in 1893 zijn de kisten en
deksels geïnventariseerd en de bijbehorende nummers
op de kisten geschilderd met loodhoudende verf.
Het nummer is zichtbaar op de röntgenfoto omdat
het element lood de röntgenstraling absorbeert. De
oorspronkelijke beschildering bevat geen lood en laat
de röntgenstraling juist grotendeels door.
Deze rechte en haakse lijnen geven de randen aan
van textiel strips die aan de onderzijde van het deksel
over scheuren in het hout zijn gelijmd. Dit was een
restauratiemethode die aan het begin van de twintigste
eeuw heel gebruikelijk was.
Deksel van buitenkist F 9310/ 10.2a
Foto: René Gerritsen
Mummiekisten van de Amon-priesters
Mummiekisten van de Amon-priesters
These three pins are part of the original construction. The face,
carved from a separate piece of wood, is secured by these pins.
These black lines are cracks, caused when the first layer of plaster
on the wood shrank. In these places, the entire layer structure has
weakened due to poor cohesion.
These metal strips were added during previous restoration as
reinforcements to the inside of the lid. The iron nails and screws
that were used then have corroded over time, so the nails have now
become larger in volume. This causes tension which might affect
the layer structure and the painting. By comparing the X-ray to the
condition of the painting on the lid, we can be‹er understand its
current state.
Upon arrival in the museum in 1893, an inventory was made of the
coffins and lids, and the numbers were marked on the coffins using
paint containing leadwhite. The number is visible on the photograph
because the lead element absorbs X-rays. The original painting does
not contain lead, and allows most of the X-rays to pass through.
These straight and perpendicular lines indicate the edges of textile
strips that were glued over cracks in the wood on the underside of
the lid. This method of restoration was very common at the start of
the 20th century.
Topstuk uit de collectie van
de Vaticaanse Musea
De buitenkist van Djed-Moet is een van de
topstukken van de Egyptische funeraire kunst
uit de Derde Tussenperiode (1069-712 v.Chr.). De
details, de doorzichtigheid van de kleding, de rijke
versiering en de schiƒerende kleuren laten zien dat
de opdrachtgever een voornaam persoon moet
zijn geweest. De overledene was ‘zangeres van
Amon’ en ‘voedster van het godenkind Chonsoe’.
In de Derde Tussenperiode brengt men op de
kist, zo dicht mogelijk bij de overledene, magische
aˆeeldingen en teksten aan. De beschildering van de
kist vervangt de decoraties van het graf zelf.
De architectuur van de oorspronkelijke graven is er
daarom duidelijk in te herkennen. Het hoofdeinde, aan
de binnenkant, laat een fijn geometrisch patroon zien,
geïnspireerd op de plafonds van de graven uit het
Nieuwe Rijk. Het voeteinde is niet gedecoreerd, omdat
de vloeren van de graven niet gedecoreerd waren.
De mythologische en funeraire scènes aan de binnenen buitenkant van de kist volgen de voorbeelden van
grafwanden in Thebe uit eerdere perioden.
Een van deze voorstellingen laat het zogenoemde mondopeningsritueel zien. De
oorsprong van dit ritueel is nog steeds onduidelijk. Een mummie werd met een
complexe reeks van rituelen ‘tot leven gewekt’, zodat hij kon ademen, eten en
drinken. Om de mummie nieuwe levenskracht te geven voordat hij in een graf werd
bijgezet, offerde een sem-priester, gekleed in een luipaardvel, het nog kloppende
hart van een stier en de voorpoot van een levend kalf. Daarna werd de mond met
verschillende instrumenten symbolisch geopend.
Mummiekist van Djed-Moet
Djed-Moet, hout
22ste dynastie (945-712), Thebe
Collectie Vaticaanse Musea, Inv. MV 25008
The outer coffin of Djed-Mut is one of the highlights of Egyptian funerary art from
the Third Intermediate Period (1069-712 BC). The details, the transparency of the
clothing, the rich decoration and the magnificent colours all testify to the client’s
high stature. The deceased was ‘chantress of Amun’ and ‘nurse of the god’s child
Khonsu’.
In the Third Intermediate Period, magical images and texts are applied to
the coffin as close to the dead as possible. The painting of the coffin acts as a
replacement for actual tomb decorations, and so the coffins reflect the original
architecture of tombs. The inside of the head end displays a refined geometric
pa‹ern, inspired by the ceilings of New Kingdom tombs. The foot end is
undecorated, since the floors of the tombs were plain also. The mythological and
funerary scenes inside and outside the coffin are in line with examples on tomb
walls in Thebes from earlier periods.
One of these represents the so-called ‘ritual of the Opening of the Mouth’. The
origins of this ritual are still unclear. In a complex series of rituals, the mummy
was ‘brought to life’, so that it might breathe, eat and drink. To give the mummy
new life before it was placed inside the tomb, a sem-priest dressed in a leopard
skin would make an offering of the still-beating heart of a bull and the foreleg
of a living calf. A”er that the mouth was symbolically opened using different
instruments.
Coffin of Djed-Moet, wood,
22nd dynastie (945-712 BC), Thebes
Collection Vatican Museums, inv. MV 25008
Mummiekisten van de Amon-priesters
Concept en samenstelling
Restauratie en onderzoek
Woensdag 1 t/m vrijdag 3 mei
Zondag 26 mei
Woensdag 19 t/m zaterdag 22 juni
Vrijdag 5 juli
© Rijksmuseum van Oudheden, Leiden
Drs. Elsbeth Geldhof, projectrestaurator
Gastconservatoren
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE),
Mathijs de Keijzer, Luc Megens
Driedaagse cursus ‘De 21ste dynastie en de
Amon-priesters van Thebe’, door Het Huis van
Horus.
Tijd 10.30-16.30 uur; kosten €210 (excl.
museumentree); donateurs Het Huis van
Horus €190; aanmelden www.huisvanhorus.nl
Museumwandeling over de tentoonstelling
met conservator dr. Christian Greco.
Tijd 14.00-15.00 uur; gratis bij museumbezoek; aanmelden niet nodig.
Internationaal congres in Rome ‘First Vatican
Coffin Conference’, i.s.m. de Vaticaanse
Musea en het Louvre. Over de mummiekisten
van de 21ste dynastie en het Vatican Coffin
Project.
Kosten €80; aanmelden tot 30 mei,
www.rmo.nl/congresrome
Lezing ‘Mummiekisten van de Amon-priesters’,
door de Vrije Academie.
Tijd 13.00-14.00 uur; kosten €16,50 (excl.
museumentree); aanmelden
www.vrijeacademie.nl
Musée du Louvre, Parijs, dr. Hélène Guichard
Musei Vaticani, Rome, dr. Alessia Amenta
Ontwerp en uitvoering
Potztausend, Kors de Waard, Lelystad
Bouw, productie
Akro, Roy Koek, Zaandam
Fotografie
René Gerritsen Fotografie, Amsterdam
Rijksmuseum van Oudheden,
Peter Jan Bomhof
Musei Vaticani, Rome, dr. Fabio Morresi
Bruikleengevers
Musée du Louvre, Parijs
Musei Vaticani, Rome
Collectie de Haan
Collectie van Bommel
Beeldmateriaal tentoonstelling
West Park Museum, Macclesfield, Engeland,
Alan Bardsley
Metropolitan Museum of Art, New York,
Catharine Roehrig
D. van Bommel
Musei Vaticani, Rome,
prof. dr. Uderico Santamaria, dr. Fabio
Morresi, drs. Giovanna Prestipino
Stagiairs: Jessica Hensel, Hinke SigmondGroen, Martine Posthuma de Boer,
Lise Wolfert (UvA), Casey Mallinckrodt
(UCLA)
Film
BPM films, Amsterdam, Bas van Gils en
Philip van Gils
Dinsdag 14 mei
Lezing ‘Symboliek op de mummiekist van
Chonsoemes in het Victoria Museum in
Uppsala’, door Mehen, Studiecentrum voor
het oude Egypte.
Tijd 14.00 uur; kosten €10 (excl. museumentree); donateurs Mehen en RoMeO-leden
€7,50; aanmelden www.mehen.nl
Vertalingen
Dinsdag 14 mei
Suzanne Knauff
Lezing ‘De restauratie van de mummiekisten’,
door restaurator drs. Elsbeth Geldhof.
Start 20.00 uur, zaal open 19.30 uur; kosten
€5, RoMeO-leden gratis; aanmelden niet
nodig.
Met speciale dank aan
Bureau Cassandra Carmio, Amersfoort
Liliane Mann, stagiaire bij de
afdeling Egypte
Bertil van Os
Rijksmuseum Amsterdam,
Barbara Schoonhoven
Vormgeving publiciteitscampagne
Double Matured, Leiden
Het restauratieproject is mogelijk gemaakt
door
The Leicester Gallery, London,
Peter Nahum
Meer informatie: kijk op www.rmo.nl
Woensdag 15 mei
Donderdag 30 mei
Lezingenmiddag ‘Rituelen rond de dood: van
prehistorie tot vroege Middeleeuwen’, door
vier museumconservatoren.
Tijd 13.00-16.00 uur; kosten €7,50 (excl.
museumentree), RoMeO-leden en
studenten gratis; aanmelden ‘Priesters en
tempelzangeressen’
www.rmo.nl/lezingenconservatoren
Dinsdag 4 juni
Seminar ‘Restauratie van Egyptische
mummiekisten’ i.s.m. de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed. Voor studenten en andere
geïnteresseerden.
Tijd 12.30-16.30 uur, borrel tot 18.00 uur;
kosten €7,50 (excl. museumentree), studenten
€5; aanmelden www.rmo.nl/seminar
Vrijdag 21 juni
Studiedag ‘Het Oude Egypte’, door de Vrije
Academie.
Tijd 10.30-16.15 uur; €59 (excl. museumentree);
aanmelden www.vrijeacademie.nl
Zaterdag 27 april t/m zondag 5 mei
Meivakantie: Knutselen en onderzoeken bij
een Egyptische tempel. Zelf restaureren,
puzzelen, tekenen, kleuren en speuren.
Gratis bij bezoek aan museum; aanmelden
niet nodig.
Zaterdag 22 juni
Tekenworkshop ‘Het mooie Westen’,
symbolen die de Egyptenaar inspireerden
(zie ook 15 mei).
Dinsdag 25 en zondag 30 juni
Masterclass ‘Verborgen tombes in de heuvels
van Thebe’, door Huub Pragt, egyptoloog.
Over de bergplaatsen voor mummies van
farao’s en priesters.
Tijd 10.00-16.00 uur; kosten €66 (incl.
rondleiding, lunch, lesmateriaal, excl.
museumentree); aanmelden
www.egyptologie.nl
Tekenworkshop ‘Het mooie Westen’,
symbolen die de Egyptenaar inspireerden,
door Corina Zuiderduin, Arte del Disegno.
Tijd 10.00-12.30 uur; kosten €20 (excl.
museumentree); aanmelden
www.rmo.nl/tekenworkshop
Dinsdag 11 juni
Zaterdag 25 mei
18 t/m 26 juni
Museumnacht Leiden met restauratie- en
mummificatiedemonstraties, rondleidingen,
lezingen en muziek. Tot in de late uurtjes!
Programma en kaartverkoop
www.museumnachtleiden.nl
Reis ‘Egypte in Italië’, een bijzondere reis
naar de mummiekisten van de Amonpriesters Tijd 14.00 uur; kosten €10 (excl. museumin Italië. I.s.m. Labrys Reizen en het Huis van
entree); donateurs Mehen en RoMeO-leden
Horus. Met bezoek aan Rome, Florence,
€7,50; aanmelden www.mehen.nl
Bologna en facultatieve deelname ‘First
Vatican Coffin Conference’.
Informatie www.labrysreizen.nl/rmo of
(024) 382 21 10.
Lezing ‘Mummiekisten van de Amon-priesters’,
door conservator dr. Christian Greco.
Start 20.00 uur, zaal open 19.30 uur; kosten
€5, RoMeO-leden gratis; vooraf aanmelden
niet nodig.
VOOR KINDEREN
Woensdag 3 juli
Lezing ‘Het dodenboek van (Moet) Nodjemet’,
door Mehen, Studiecentrum voor het oude
Egypte.
Live restauratie op zaal
Elke dinsdag en donderdag. Volg de
restauratoren terwijl ze werken in de
tentoonstellingszaal. Met vragenuurtje
tussen 14.00 en 15.00 uur. Andere werkdagen
zie www.rmo.nl/mummiekisten
Museumshop
Een uitgebreid Egyptisch assortiment, met
onder andere cadeau-artikelen, sieraden en
boeken.
Museumcafé
Even op adem komen met een Egyptische
versnapering.
Rondleidingen en scholen
Ervaren rondleiders nemen u mee over
de tentoonstelling. Ook geschikt voor het
voortgezet onderwijs, de rondleiding wordt
afgestemd op het niveau van de groep.
Kosten en reserveren www.rmo.nl
Download