 
                                Relativiteitstheorie (4) Tot nu toe… • Hoe ‘vertaal’ je de snelheidsmetingen van waarnemer S naar die van waarnemer S’? x   ( x'vt' ) y  y' z  z' t   (t 'vx' / c 2 )  1 1 v2 / c2 Een snelheid van een langs de x-as bewegend voorwerp, gemeten door S is u x  dx / dt S’ meet een snelheid u x '  dx' / dt ' NB. v = onderlinge snelheid van S en S’, ux , ux’ = snelheid van het voorwerp. Transformatie van snelheden dx  x2  x1 x2   ( x2 'vt2 ' ) x1   ( x1 'vt1 ' ) x2  x1   [( x2 ' x1 ' )  v(t2 't1 ' )] dx' dx   [dx'vdt' ] • Het verschil dx transformeert net zo als de coördinaat x zelf. • Dit geldt ook voor het verschil dt [Ga na!]: t   [t 'vx' / c 2 ] dt   [dt 'vdx' / c 2 ] dt ' Transformatie van snelheden (2) dx   [dx'vdt' ] dt   [dt 'vdx' / c ] 2 u x 'v dx (dx'vdt' ) dx' / dt 'v ux     2 2 2 dt (dt 'vdx' / c ) 1  (v / c )dx' / dt ' 1  vux ' / c dx' ux '  dt ' De snelheid langs de x-as transformeert dus als: u x 'v ux  1  vux ' / c 2 Transformatie van snelheden (3) Stel dat het voorwerp ook een snelheid heeft langs de y- en de z-as. Meten S en S’ dan ook een verschillende uy en uz? Er geldt dat y  y ' en z  z ' , dus dy  dy ' en dz  dz '. Maar t   (t 'vx' / c 2 ) dus t  t '  dt  dt '. uy ' dy dy' dy' / dt ' uy     2 2 dt  (dt 'vdx' / c )  [1  (v / c )dx' / dt ' ]  [1  vux ' / c 2 ] S’ S Dus: u  y uy '  [1  vux ' / c 2 ] uz ' uz   [1  vux ' / c 2 ] a. Menging met ux’ b. De limiet v « c geeft weer het klassieke gedrag. Relativistische Impuls • De ‘klassieke’ impuls van een deeltje met massa m en    snelheid u is p  mu . • In een ‘gesloten systeem’ (systeem waar geen uitwendige krachten op worden uitgeoefend) is de totale impuls van alle deeltjes behouden bij botsingen. • In de SRT is de klassieke impuls niet behouden. Zie het voorbeeld op p. 1288 van Tipler & Mosca: - Totale impuls langs de y-as is eerst ongelijk nul voor beide waarnemers: p Ay  pBy  0. [ In beide stelsels.] - De totale impuls langs de y-as keert om bij de botsing -> deze component van de impuls is niet behouden. Als er één component niet behouden  is, dan is de gehele vector p ook niet behouden. Relativistische Impuls (2) • Er is dus een nieuwe definitie van de impuls nodig. We eisen a) dat dit wél [bij botsingen] een behouden grootheid is, en    b) dat pRel  pKlassiek in de limiet | u |  c   • De definitie pSRT   mu met 1 N.B. in deze definitie gebruik je  snelheid u v.h. voorwerp, niet de 1 u 2 / c2 snelheid v v.d. waarnemer! voldoet aan beide eisen [Ga na dat in het voorbeeld op p. 1288 de totale y-component v.d. impuls nul is voor beide waarnemers!] Relativistische Impuls (3) • Een mogelijke interpretatie van de definitie   mu p 1 u 2 / c2  • is dat de massa toeneemt met de snelheid u (immers  wordt steeds groter). Dit is in overeenstemming met het experimentele gegeven dat je een voorwerp niet tot c kunt versnellen. • Blijkbaar is de rustmassa  m en de bewegende massa   m. Relativistische Energie De klassieke kinetische energie van een voorwerp, bereken je als de totale ‘kracht maal weg’ die nodig is om het van een beginsnelheid u = 0 tot een eindsnelheid u = uf te versnellen: u u f K  u 0  u u f    dp ds 1 1  Fds   ds   m du   mudu  m u 2   mu 2f dt dt 2  2  u 0  dp F dt   u s dp  mdu ds u dt We kunnen precies hetzelfde doen met onze nieuwe definitie van de impuls. Het resultaat is: K mc2 1 u / c 2 2  mc2 [ Ga dit na!] Relativistische Energie (2) K mc2 1 u 2 / c2  mc2 De eerste term hangt van de snelheid u af, de 2de niet. De term E0  mc 2 heet de rustenergie van het voorwerp: blijkbaar is er ook sprake van energie t.g.v. het hebben van massa. Deze energie is ook aanwezig als het deeltje niet beweegt! • Voor lage snelheden reduceert K tot het klassieke resultaat. Omdat (1   ) 1/ 2  1   / 2, geldt dat 1 K  mu 2 als v  c 2 . [Ga na! ] 2 Relativistische Energie (3) K mc2 1 u 2 / c2  mc2 E0  mc 2 De kinetische energie is de totale relativistische energie min de rustenergie De totale relativistische energie definieer je dus als de som van K en E0: ERel  K  E0  mc 2 1 u 2 / c2 Het is gebruikelijk om de rustmassa/c2 van een deeltje uit te drukken als een energie. Bijv: me  0,5 MeV electron m p  938,3 MeV proton m  0 foton Relativitische Kinematica • De klassieke impuls en energie zijn beiden behouden bij botsingen. [Alhoewel energie bijv. in warmte kan worden omgezet.] • Maar de klassieke impuls is niet behouden in relativistische situaties. • We hebben daarom nu een nieuwe, relativistische, definitie voorimpuls en voor energie.  mu mc 2 p ERel  2 2 1 u / c 1 u 2 / c2 • Verschillende waarnemers zullen verschillende waardes meten voor pRel en ERel [waarom?] Relativitische Kinematica (2)  p  mu 1 u / c 2 2 ERel  mc 2 1 u 2 / c2 • Gebruik deze twee relaties om u te elimineren: p 2 [1  u 2 / c 2 ]  m2u 2 E 2 [1  u 2 / c 2 ]  m2c 4 u 2 / c 2  p 2c 2 / E 2  E 2 [1  p 2c 2 / E 2 ]  m2c 4 dus : E 2  p 2c 2  m2c 4 Rechts staan twee grootheden nl. de lichtsnelheid c en de rustmassa m. Omdat alle waarnemers het erover eens zijn wat de rustmassa is [ze volgen daarvoor nl. dezelfde procedure.], en c absoluut is, is de gehele rechterkant absoluut, d.w.z. voor alle waarnemers gelijk (ook al zijn ze het niet eens over p2 en dus ook niet over E !) Relativitische Kinematica (3)  p  mu 1 u / c 2 2 ERel  mc 2 1 u 2 / c2 E 2  p 2c 2  m2c 4 • Experimenteel blijkt dat pRel en ERel beide behouden zijn bij botsingen. • Maar de massa m (die klassiek wél is behouden) is dat niet! Dit heeft vele gevolgen. Compton verstrooiing • Klassiek bestaan er geen deeltjes zonder massa. Maar het foton blijkt een uitzondering te zijn: E 2  p 2c 2 • Dat een foton toch een impuls heeft is aangetoond door Comton (Nobel prijs 1927): Doordat het foton een gedeelte van zijn impulsmoment overdraagt aan het elektron, verliest het ook energie. Omdat E   , is de frequentie van het verstrooide licht lager dan dat van het invallende licht. Creatie/Annihilatie van deeltjes • Fotonen met een hoge energie kunnen elektronpositron paren creëren: De energie van het foton moet minstens gelijk zijn aan de rustmassa van het elektron-positron paar: E  hf  2me c 2 Creatie/Annihilatie van deeltjes (2) Maar ook deeltjes met massa kunnen bij botsingen een heel scala aan deeltjes creëren: Door de impuls en energie van de deeltjes te meten valt hun massa te bepalen m.b.v. E 2  p 2c 2  m2c 4 Zo zijn honderden deeltjes gevonden.