De Kruisvaarderstaten in de 12de eeuw en hun gedeeltelijke ineenstorting Onderzoeksseminar II, Oorlog en Vrede Docent: Bram van Genderen Student: Casper Klaver Studentnummer: 3534413 15-8-2013 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Inhoudsopgave Inleiding 3 Politieke strijd in de Kruisvaarderstaten 7 Edessa en Antiochië 7 Tripoli en Jeruzalem 10 Van krijgsheren tot Saladin 13 Imad ad-Din Zengi 14 Nur al-Din Zangi 15 Saladin 16 Na Saladin 17 De Frankische tactieken 17 Een vergelijking: de slag bij Montgisard versus de slag bij Hattin 17 Het gebrek aan manschappen 20 Kastelen 22 De keuze tussen een veldslag en de relatieve veiligheid van een kasteel 24 Conclusie 26 Literatuurlijst 29 2 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Inleiding De verovering van Jeruzalem door de kruisvaarders in juli 1099 betekende het einde van de Eerste Kruistocht (1096-1099). Deze Eerste Kruistocht was een groot succes gebleken voor de kruisvaarders. Naast de verovering van Jeruzalem en de stichting van het Koninkrijk Jeruzalem (1099) werden er nog twee andere Kruisvaarderstaten gesticht: Antiochië en Edessa (beide 1098).1 In 1104 zou hier nog een vierde aan toegevoegd worden: Tripoli.2 Met uitzondering van Edessa, dat zou vallen in 1149, bleven deze Kruisvaarderstaten bestaan tot ver in de 13de eeuw. Antioch viel in 1268, Tripoli in 1289 en het Koninkrijk Jeruzalem in 1291.3 Op het moment dat het doek voor de Kruisvaarderstaten definitief viel waren deze echter al geen schim meer van de staten die het ooit geweest waren. Het Koninkrijk Jeruzalem was zelfs gereduceerd tot een enkele stad: Acre. In 1187 wist de Islamitische veldheer Saladin Jeruzalem te veroveren en in dezelfde periode grote delen van de andere Kruisvaarderstaten. Dit zorgde ervoor dat de Kruisvaarderstaten gereduceerd werden tot niet meer dan een kuststrook. Dat deze kuststroken genoeg basis waren om nog enige tijd te overleven, blijkt wel uit het feit dat de definitieve ondergang nog een eeuw zou duren. Maar hoe kon het gebeuren dat deze Kruisvaarderstaten die, afgezien van de ondergang van Edessa halverwege de 12de eeuw, ruim een eeuw al stand hadden gehouden in een vijandige omgeving ineens zo ineenstortten? De slag om Hattin op 4 juli 1187 kan worden aangewezen als het punt waarin de verdediging van de Kruisvaarderstaten en Jeruzalem in het bijzonder wegviel.4 Het leger wat verzameld was door de Franken, de nazaten van de kruisvaarders, bestond uit alle manschappen die nog beschikbaar waren om de Kruisvaarderstaten te beschermen. Met de vernietiging van dit leger en de gevangenneming of dood van de hogere adel viel ook de commandostructuur, voor zover die bestond, uit elkaar. Om met John France, auteur van Western warfare in the age of the crusades, te spreken: de nederlaag bij Hattin liet de fundamentele zwakte zien van de Kruisvaarderstaten. Volgens France was er geen reserve, het was alles of niets en in dit geval werd het niets en stortte de Kruisvaarderstaten voor een groot gedeelte in.5 1 Runciman, S., A history of the crusades 1: the first crusade (Cambridge 1952) 206,235,287 2 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 196 Tyerman, God’s war 810,817,822 4 Housley, N., ‘Saladin’s triumph over the crusader states’, History Today 7 (1987) 17 5 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 225 3 3 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Ronnie Ellenblum, auteur van Crusader castles and modern histories, draagt een andere reden aan voor de ineenstorting: het verlies van het vermogen van de Kruisvaarderstaten om zichzelf te verdedigen. Ellenblum toont aan dat de verbeteringen die vanaf de jaren 60 in de 12de eeuw werden aangebracht dusdanig kostbaar waren dat de Kruisvaarderstaten zich dit niet meer konden veroorloven. Om dit op te lossen werden velen kastelen overgedragen aan de militaire ordes: de Tempeliers en de Hospitaalridders. 6 Deze ordes waren rijk en wisten door heel Europa ook manschappen te rekruteren, veel makkelijker dan de Franken dat voor elkaar kregen. Deze ordes konden de kastelen verbeteren en bemannen en werden verantwoordelijk voor een groot gedeelte van de grensbewaking van de Kruisvaarderstaten. Deze militaire ordes waren echter niet in de eerste plaats loyaal aan koningen en prinsen, maar aan zichzelf, en de orders van koningen en prinsen werden dan ook niet altijd opgevolgd omdat deze niet in het belang van de ordes waren. Christopher Tyerman, auteur van God’s war, a new history of the crusades, draagt de politieke verdeeldheid aan die heerste in de Kruisvaarderstaten. Deze prinsen en koningen verenigden zich enkel met elkaar als de nood echt aan de man kwam.7 Zelfs ten tijde van de Eerste Kruistocht waren de leiders maar voor korte tijd compleet eensgezind. Steven Runciman, auteur van History of the Crusades, beschrijft de eensgezindheid van de kruisvaarders als tot aan het beleg van Nicaea (1097) als goed. Er was wel veel discussie maar er was ook een gezamenlijk doel.8 Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Nicaea de eerste grote slag van deze kruistocht was. Kort hierna, in 1098, besloot Boudewijn van Boulogne echter om voor zijn eigen succes te gaan en stichtte de eerste van de Kruisvaarderstaten: Edessa. Hij zou nog maar mondjesmaat hulp bieden aan de kruisvaarders tot hij zich realiseerde dat het koningschap van Jeruzalem voor het oprapen lag na de dood van zijn broer Godfried van Bouillon. Op dat moment snelde hij naar Jeruzalem om zijn voormalige strijdmakkers ertoe te bewegen hem tot koning uit te roepen.9 Dit was een beeld wat in de 12de eeuw vaak terug zou keren. De prinsen en koningen waren wel bereid elkaar te helpen, maar vaak alleen als er wat tegenover stond. Het conflict tussen Koning Guy de Lusignan van Jeruzalem en Reinout van Châtillon kan zelfs aangewezen worden als de reden dat de slag bij Hattin uiteindelijk plaatsvond.10 Dit zijn alle mogelijke redenen voor de uiteindelijke 6 Ellenblum,R., Crusader castles and modern histories (Cambridge 2009) 256 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 367 8 Runciman, S., A history of the crusades 1: the first crusade (Cambridge 1952) 178 9 Tyerman, God’s war 201 10 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 450 7 4 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 ineenstorting na de Slag om Hattin maar waarom werden deze problemen ze nu wel ineens fataal? De slechte verstandhouding tussen de heersers bestonden vanaf het begin en het gebrek aan troepen was ook na het einde van de Eerste Kruistocht een onmiddellijk probleem. Was de invloed van de omringende gebieden dan misschien van doorslaggevend belang? Het succes van de Eerste kruistocht is altijd voor een deel opgehangen aan de verdeeldheid die heerste onder de tegenstanders. Dit waren geen staten verenigd onder een heerser maar allemaal kleine gebieden beheerst door krijgsheren die misschien elkaar nog wel liever bestreden dan dat er sprake was van een verenigde poging om de invasie van de kruisvaarders te weerstaan.11 Hoe belangrijk de verdeeldheid van de omringende gebieden was voor het voortbestaan van de Kruisvaarderstaten wordt vooral duidelijk als er in de 12de eeuw driemaal heersers opstaan die grote gebieden weten te verenigen. Deze drie heersers waren Imad Addy Zengi (10851146), zijn zoon Nur al-Din Zangi (1118-1174) en Saladin (1137/1138-1193). Zengi was verantwoordelijk voor de val van Edessa 1144 en deelde daarmee de eerste zware klap uit die de Franken te verduren kregen na het succes van de Eerste Kruistocht.12 Nur alDin zou grote delen van Antiochië veroveren en deze kruisvaarderstaat lange tijd reduceren tot vazal van het Byzantijnse Rijk.13 Saladin bracht de Franken een vernietigende nederlaag toe tijdens de slag om Hattin. Hierna kon hij grote delen van het Koninkrijk Jeruzalem veroveren, een verlies wat de Kruisvaarderstaten nooit meer te boven zouden komen.14 Dat de Franken deze heersers echter toch hebben weten te overleven ligt voor een deel aan de relatieve korte periodes waarin deze heersers zelf wisten te overleven maar toch ook aan het militaire apparaat waarover de Franken beschikte. De kruisvaarders lijken zich kort na de verovering van Jeruzalem gerealiseerd te hebben dat ze zich in een uitgestrekt gebied bevonden wat overwegend vijandig tegen hun aanwezigheid was. Dit in combinatie met het gebrek aan rekruteringspotentieel, lijkt de reden te zijn geweest voor hun keuze om een groot aantal kastelen te bouwen. Dat hun hoop hier sterk op gevestigd was is dan ook terug te zien aan de grote hoeveelheden kastelen die in de loop van de 12de eeuw gebouwd en verbeterd zijn.15 Dat deze tactiek succesvol was blijkt uit het feit dat er geen grote nederlagen geleden werden tot aan de val van Edessa in 1144. De reden voor die nederlaag ligt dan ook nog eens voor een groot deel bij de afwezigheid van het leger van de heerser van Edessa, Joscelin II. 11 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 209 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 237 13 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 346 14 Housley, N., ‘Saladin’s triumph over the crusader states’, History Today 7 (1987) 17 15 Ellenblum,R., Crusader castles and modern histories (Cambridge 2009) 167,169,170,173,174 12 5 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Ook de nederlagen geleden in de strijd tegen Nur al-Din lagen voor een groot deel in de chaos waarin de Kruisvaarderstaten verkeerden na het mislukken van de Tweede Kruistocht (1145– 1149). Ongeveer vanaf 1160 begint het tij op militair vlak te keren voor de Franken. Volgens Ronnie Ellenblum is duidelijk te zien aan de grotere uitgaven om de kastelen te versterken de Frankische legermacht niet meer zo groot was als ooit geweest. Verder geeft dit volgens Ellenblum aan dat de vijanden van de Franken betere methodes hadden ontwikkeld om de kastelen van de Franken te belegeren.16 Toch wisten de Franken hun tegenstanders, voornamelijk Saladin, in de tweede helft van de 12de eeuw nog een aantal grote nederlagen toe te brengen waaronder tijdens de slag om Montgisard in 1177.17 In 1187 werden de Franken echter verpletterend verslagen tijdens de slag om Hattin. Blijkbaar was er iets gebeurd in de tussenliggende 10 jaar waardoor de Franken ten opzichte van Saladin veel kracht inboetten. De hoofdvraag van dit paper is: waardoor werd de ineenstorting van de Kruisvaarderstaten eind 12de eeuw veroorzaakt? Om deze te beantwoorden moet worden gekeken naar de gehele 12de eeuw. Specifiek wordt er gekeken naar de politieke en militaire problemen waarmee de Franken geconfronteerd werden. Om deze problemen goed te behandelen zijn deze ondergebracht in drie deelvragen: wat waren de belangrijkste politieke problemen in de Kruisvaarderstaten? Hierbij wordt gekeken naar de onderlinge strijd van de verschillende heersers, hun bereidwilligheid elkaar te helpen maar vooral ook tegen te werken. De focus ligt hier vooral op het Koninkrijk Jeruzalem, als grootste, belangrijkste en machtigste van de Kruisvaarderstaten. Gezien de vele politieke spelletjes die werden gespeeld door de heersers wordt er enkel gekeken naar de verhoudingen in de eerste 10 jaar en de momenten waarop de Kruisvaarderstaten onder grote druk stonden. Om precies te zijn tijdens de periodes van Zengi, Nur al-Din en Salhadin. De tweede deelvraag is: hoe groot was de invloed van de omringende gebieden op de Kruisvaarderstaten? Hierbij wordt gekeken naar de druk die de omringende, vijandige, gebieden uitoefende op de kruisvaarderstaten. Er wordt vooral gekeken naar de periode waarin er sprake was van een verenigde vijand, maar ook kort naar de periodes waarin de kruisvaarders enkel omsingeld werden door ook elkaar bestrijdende krijgsheren. De derde deelvraag die beantwoord wordt is: welke tactieken gebruikten de kruisvaarders en hun nazaten om hun gebieden te beschermen? Hierbij wordt gekeken naar de tactiek die de Franken toepasten om hun gebied te verdedigen. Hierbij komen zowel het voeren van veldslagen als belegeringen van kastelen aan bod. Ook wordt er een vergelijking gemaakt 16 17 Ellenblum,R., Crusader castles and modern histories (Cambridge 2009 237 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 103 6 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 tussen de slag bij Montgisard (1177) en de slag bij Hattin (1187). Dit om beter te kunnen duiden in hoeverre de ineenstorting van de Kruisvaarderstaten het gevolg van tactische blunders was. Om deze vragen te beantwoorden wordt een vergelijking gemaakt tussen verschillende auteurs, voornamelijk de eerder genoemde Tyerman, Ellenblum, France en Runciman. Er wordt gekeken naar en een vergelijking gemaakt tussen hun bevindingen om aan de hand daarvan tot een conclusie te komen over de belangrijkste redenen voor de ineenstorting van grote delen van de kruisvaarderstaten eind 12de eeuw. Politieke strijd in de Kruisvaarderstaten Politieke strijd tussen de heersers van de kruisvaarderstaten onderling waren aan de orde van de dag in de 12de eeuw. Het plotselinge vertrek van Boudewijn van Boulogne tijdens de Eerste Kruistocht om de eerste kruisvaarderstaat, Edessa, te stichten was daar maar een van de voorbeelden van. Gedurende de 12de eeuw waren de heersers van de Kruisvaarderstaten net zo vaak met elkaar en de lagere adel in conflict als met de vele bedreigingen die aan de grenzen dreigde. Van alle kruisvaarderstaten worden de conflicten belicht maar de focus ligt vooral op het Koninkrijk Jeruzalem, als belangrijkste en machtigste van de Kruisvaarderstaten. Hierdoor was het logischerwijs ook de Kruisvaarderstaat met de meeste interne conflicten. De kruisvaarderstaten worden besproken in koppels. Dit omdat Edessa en Antiochië, tot de ondergang van Edessa, nauw verstrengeld waren. Ook Jeruzalem en Tripoli hadden voortdurend veel met elkaar te maken. Edessa en Antiochië Boudewijn van Boulogne verliet zijn metgezellen van de Eerste Kruitocht in 1098 in een poging zichzelf tot heer van Edessa te laten benoemen. In maart 1098 was het zover en hiermee was de creatie van de eerste Kruisvaarderstaat een feit.18 Edessa lag aan de uiterste rand van de gebieden die de kruisvaarders uiteindelijk wisten te veroveren. Compleet omsloten door land, de enige van de kruisvaarderstaten zonder directe verbinding met de Middellandse Zee.19 De positie van Edessa maakten het echter wel tot een positie van groot strategisch belang. Vanuit Edessa konden de kruisvaarders verdere expedities startten om 18 19 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 185 Tyerman, God’s war 185 7 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 meer gebied te veroveren in Noord-Irak. Ook beschermde het de oostelijke grens van Antiochië, een sterke band tussen deze twee Kruisvaarderstaten lag dus voor de hand. Voor de vele krijgsheren was Edessa een relatief eenvoudig te naderen prooi die als basis gebruikt zou kunnen worden voor verdere aanvallen op de Kruisvaarderstaten.20 Eenheid onder de edelen was dan ook van vitaal belang, nog meer dan in de andere Kruisvaarderstaten. Dit omdat, zoals Runciman aangeeft, Edessa over de minst homogene bevolkingsgroep van alle Kruisvaarderstaten beschikte en dus continu de balans tussen deze groepen moest bewaren. De grip van de heer van Edessa werd volgens Runciman nooit steviger dan het bezit van enkele vestingen en versterkte steden met de daaromheen liggende landen.21 Runciman geeft daarnaast aan dat de Franken de Armeniërs niet vertrouwden en enkel posten gaven van minder belang.22 Dit in tegenstelling tot Tyerman, die aangeeft dat de Franken wel degelijk hun best deden goed samen te werken met Armeniërs.23 Dit geeft aan dat de relatie tussen beiden groepen waarschijnlijk nooit heel goed is geweest. Waarschijnlijk wantrouwden de Franken de Armeniërs inderdaad, maar zagen ze zich genoodzaakt samen te werken. De eenheid binnen eigen gelederen was voor de heer van Edessa van essentieel belang om de verschillende krijgsheren die zijn gebied omringde tegen elkaar uit te kunnen spelen. Ook waren bondgenootschappen met een van deze krijgsheren tegen een gemeenschappelijke vijand van levensbelang. In het jaar 1100 liet Boudewijn Edessa echter achter zich om als koning van Jeruzalem te worden benoemd. Boudewijn benoemde zijn neef, Boudewijn van Le Bourq tot heer van Edessa. Deze Boudewijn maakte echter al snel de fout om zijn neef Joscelin van Courtenay in 1102 een groot deel van Edessa, het gebied ten westen van de Eufraat, in leen te geven.24 Dit gebied was dusdanig groot dat het van Joscelin en Boudewijn eigenlijk gelijken maakten, iets wat nog problemen op zou gaan leveren. Beiden wisten echter enige tijd goed samen te werken en wisten tot 1104 in zowel het zuiden als in het oosten enkele gebieden toe te voegen aan Edessa. Aan deze expansiedrift kwam abrupt een einde toen de heersers van Mosul en Soqman van Mardin genoeg hadden van de Frankische ambities en besloten een halt toe te roepen. Een legermacht onder leiding van zowel Boudewijn als Joscelin werd verslagen in de slag bij Harran. Hierdoor voor de eerste keer bewijzend wat de vijanden der Franken konden 20 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009 186 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 10 22 Runciman, S., A history of the crusades 2 10 23 Tyerman, God’s war 186 24 Runciman, S., A history of the crusades 2 38 21 8 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 bewerkstelligen wanneer ze samen werkten.25 Beiden werden gevangen genomen en Tancred, regent van Antiochië, nam het regentschap over Edessa op zich.26 Antiochië, gesticht in 1098 had naast de problemen met de omringende krijgsheren een veel groter probleem: de Byzantijnse keizer. De keizer claimde Antiochië, aangezien het gebied tot 1184 nog tot het Byzantijnse Rijk had behoord. Deze claim zou Antiochië enkele keren in het nauw brengen. Een aantal keren wisten de prinsen van Antiochië echter ook hun zelfstandigheid ten opzichte van het koninkrijk Jeruzalem te behouden doordat ze juist accepteerde om vazal van de keizer te zijn. Nadat Bohemund I van Antiochië in 1100 gevangen was genomen werd Tancred regent en zijn eerste doel was zich losmaken van de keizer. Dit deed hij door in 1101 onder andere de steden Mamistra en Adana te veroveren nadat de Byzantijnen dit drie jaar daarvoor gedaan hadden.27 Om zijn oostelijke grenzen te versterken viel zijn blik op Edessa en met de gevangenneming van Boudewijn zag hij zijn kans schoon. Toen Boudewijn in 1108, na 4 jaar gevangenschap, vrij kwam was Tancred niet van zins Edessa af te staan. Dit zou enkel gebeuren als Boudewijn zich in een rol als zijn vazal zou schikken.28 Boudewijn was dit niet van plan en riep de hulp in van de Koning van Jeruzalem en degene die hem 4 jaar gevangen hadden gehouden, de heersers van Mosul. Tancred riep de hulp in van de prins van Aleppo, maar dit mocht niet baten. Tancred bezweek onder de druk moest Edessa opgeven.29 In amper tien jaar waren de heersers van zowel Edessa en Antiochië drukker geweest met het bevechten van elkaar dan de vijanden over de grens. Beiden vroegen om hulp van hun “heidense” bondgenoten om elkaar te bestrijden. De relatie tussen Edessa en Antiochië bleef er een van wederzijds wantrouwen. Tijdens het beleg van Edessa werd dit pas echt duidelijk. Joscelin II was met zijn leger uit Edessa vertrokken, enkel om terug te keren en zijn stad belegerd te zien worden door Imad ad-Din Zengi. Joscelin had hulp nodig maar Tancred negeerde zijn verzoeken om versterkingen. Op 24 december 1144 viel Edessa en hield de kruisvaarderstaat Edessa op te bestaan.30 De restanten van Edessa werden in 1146 opgeslokt door Antiochië, het zou het hoogtepunt betekenen voor Antiochië. Kort na deze triomf verloor Raymond, Prins van Antiochië, in 1149 het gehele oostelijk deel van Antiochië. Raymond zelf stierf tijdens de slag om Inab in 1149.31 Tussen 1153 en 1180 was Antiochië vervolgens eerst een onderdeel van het 25 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009 186 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 47 27 Runciman, S., A history of the crusades 2 33 28 Tyerman, God’s war 186 29 Tyerman, God’s war 187 30 Runciman, S., A history of the crusades 2 237 31 Runciman, S., A history of the crusades 2 326 26 9 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 koninkrijk Jeruzalem, geregeerd door Boudewijn III als regent. Hierna kwam het wederom onder de bescherming te staan van de Byzantijnse keizer. Met het wegvallen van de bescherming van de keizer wist Antiochië maar met moeite in stand te blijven. De nederlaag in de slag bij Hattin opende de route naar Jeruzalem voor Saladin en op 2 oktober 1187 werd Jeruzalem ingenomen. Grote delen van het koninkrijk Jeruzalem werden veroverd en Antiochië, zo vertelt Runciman ons, werd enkel gespaard omdat Bohemund III van Antiochië Saladin in 1188 een vredesverdrag liet tekenen waarin hij alle veroveringen van Saladin erkende.32 De enige reden dat Saladin dit tekende was, volgens Runciman, omdat hij tijd nodig had zijn veroveringen te consolideren en hij er van overtuigd was dat hij Antiochië kon veroveren wanneer hij maar wilde. De dood van Saladin in 1193 en het uiteenvallen van zijn rijk zijn waarschijnlijk de enige reden dat Antiochië uiteindelijk nog tot 1268 zou blijven bestaan.33 Jeruzalem en Tripoli Het koninkrijk van Jeruzalem had het baken moeten zijn voor het christendom, een koninkrijk waarvan gezegd werd dat het gesticht was door god. Tyerman wijst erop dat Jeruzalem voor een goddelijk koninkrijk maar weinig rust en eenheid kende. Binnen 100 jaar waren er zo zegt hij 4 burgeroorlogen of de dreiging daartoe (1133-1134, 1152,1182 en 1186). Ook wisten de koningen keer op keer geen gezonde mannelijke nakomelingen te produceren. Dit zorgde ervoor dat in 1100, 1118, 1163 en 1186 daadwerkelijk strijd uitbrak om de troonsopvolging, maar geen enkele echt ordelijk verliep. Ook wijst Tyerman erop dat in maar twee gevallen, 1143 en 1173, een zoon zijn vader opvolgde.34 Runciman gaat zelfs zover om te zeggen dat de enige zegen die het koninkrijk Jeruzalem ontving in de eerste jaren de vroege dood was van zijn heerser, Godfried van Bouillon, was. Deze was dusdanig incompetent dat hij volgens Runciman het koninkrijk ten onder had laten gaan voordat er echt een begin van was geweest.35 Onder een gelukkig gesternte lijkt dit koninkrijk op het eerste gezicht dus niet gesticht te zijn. Boudewijn van Boulogne, eerste heer van Edessa, was volgens Runciman een volgend klein wonder, hij bleek de bestuurder te zijn die het koninkrijk daadwerkelijk kon vestigen. Dit wonder was echter bijna verhinderd door toedoen van Tancred, de latere regent van Antiochië. Tyerman maakt melding van diens poging om de kroning van Boudewijn te 32 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 471 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 810 34 Tyerman, God’s war 200 35 Runciman, S., A history of the crusades 2 3 33 10 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 voorkomen, daar deze sinds lange tijd geen vrienden van elkaar waren.36 Boudewijn bleek inderdaad een zegen voor het Koninkrijk. Hij breide zijn koninkrijk uit, niet zozeer om meer land te veroveren, maar wel om beter verdedigbare grenzen en toegang tot zee te realiseren. Hij wist in korte tijd zijn suprematie over al zijn edelen te vestigen. Dit deed hij voornamelijk door zijn toewijding te laten zien om de grenzen veilig te stellen door steden als Acre in 1104 te veroveren.37 De gebieden die Boudewijn veroverde werden voor een groot deel ter beschikking gesteld aan zijn edelen, die zo als vazallen aan hem gebonden werden. Dat zijn autoriteit ook buiten het koninkrijk gerespecteerd werd duidelijk door zijn bemiddeling in het dispuut tussen Boudewijn en Tancred, respectievelijk heer van Edessa en regent van Antiochië. Toen hij beiden opriep naar hem toe te komen zodat hij kon bemiddelen. Deze “bemiddeling” bleek te bestaan uit de mededeling aan Tancred dat zijn claim nergens op gebaseerd was. Tancred werd gedwongen Edessa over te dragen aan zijn rechtmatige heerser.38 De kruisvaarderstaat die Tripoli zou gaan heten werd gesticht in 1104, al zou Tripoli zelf pas in 1109 veroverd worden.39 De graaf van Tripoli zat in een lastige positie, feitelijk onafhankelijk maar tegelijkertijd door de Koningen van Jeruzalem min of meer gezien als onderdeel van zijn gebied. De onduidelijkheid over de hoeveelheid autoriteit die de graaf bezat liet zich gelden in de controle over zijn gebied. Zijn vazallen waren min of meer onafhankelijk, aan hun status als vazal werd over het algemeen weinig aandacht besteed.40 Het gebrek aan politieke autoriteit zorgde ervoor dat het graafschap van een politieke speelbal werd van de adel en de koning van Jeruzalem. De dood van Koning Fulk van Jeruzalem in 1143 zorgde wederom voor een opvolgingscrisis, hoewel zijn zoon hem uiteindelijk op zou volgen als Boudewijn III. 41 Deze opvolgingskwestie zorgde ervoor dat het Koninkrijk enige tijd volledig op zichzelf gericht was. Zengi zag hierdoor zijn kans schoon om Edessa te veroveren. De chaos in Jeruzalem zorgde ervoor dat de legermacht om Edessa te ontzetten, te laat arriveerde. Gedurende de strijd van de kruisvaarderstaten met Nur al-Din, zoon van Zengi, bleven interne problemen het Koninkrijk verscheuren. Zelfs een conflict tussen moeder en zoon bleef niet uit. Koningin Melisenda en haar zoon Boudewijn III voerden openlijk oorlog met elkaar in 1152.42 Vanaf de jaren 60 was 36 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 201 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 88 38 Runciman, S., A history of the crusades 2 115 39 Tyerman, God’s war 196 40 Tyerman, God’s war 197 41 Runciman, S., A history of the crusades 2 235 42 Tyerman, God’s war 208 37 11 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 het koninkrijk stabiel genoeg om de aanval te openen op Egypte. Dit had als doel om te voorkomen dat Nur al-Din zijn omsingeling van de kruisvaarderstaten kon voltooien.43 Op het moment dat de situatie van de kruisvaarderstaten verslechterde door de opkomst van Saladin in 1174 begon ook de interne situatie uit de hand te lopen. Vanaf 1174 tot 1186 was er een constante strijd om het regentschap van het koninkrijk. 1174 is voor Runciman dan ook het jaar dat er voor het laatst een koning op de troon in Jeruzalem zat, die deze positie waardig kon bekleden.44 Deze constante chaos zorgde ervoor dat de aandacht voor de verdediging, die broodnodig versterkt moest worden, verslapte. Onder andere Raymond III, graaf van Tripoli, en Guy van Lusignan waren in deze periode regent van het koninkrijk. Guy en Raymond zouden samen strijden om het koningschap van Jeruzalem na de dood van koning Boudewijn V in 1185. Het koninkrijk verviel bijna weer in burgeroorlog, voordat dit kon gebeuren wist Guy zichzelf tot koning te laten kronen in augustus 1186.45 Hoe verdeeld het koninkrijk nu was wordt duidelijk als de reactie van Raymond wordt beschreven. Volgens Tyerman sloot hij een apart verdrag met Saladin. Met dit verdrag verkreeg Raymond de bescherming van Saladin, inclusief een detachement soldaten om zijn leger te versterken. Zoals Tyerman zegt: Raymond was niet alleen een slechte verliezer, hij was ook nog eens een verrader.46 Op 5 april 1187 liep de wapenstilstand dat het koninkrijk met Saladin gesloten had af.47 Koning Guy realiseerde zich dat hij Raymond nodig had om Saladin te kunnen weerstaan wanneer deze aanviel. Dat Raymond hier eigenlijk geen behoefte aan had vergt geen verdere uitleg. Guy kreeg echter hulp vanuit onverwachte hoek, van Saladin zelf. Een expeditie, gestuurd door Saladin, met als doel Galilea te plunderen kwam op 1 mei 1187 in contact met een klein legertje van tempeliers en hospitaalridders bij de oase van Cresson. Dit gevecht werd door maar 4 ridders overleefd en de hoofden van de slachtoffers werden meegenomen door de overwinnaars, gespietst aan speren.48 Deze expeditie had van Raymond een vrijgeleide gekregen, conform zijn verdrag met Saladin. De slag bij Cresson, en Raymonds medeplichtigheid daar aan, zorgde ervoor dat zijn vazallen zich tegen hem keerde. In een poging zijn eigen einde te voorkomen sloot hij snel vrede met Guy en trokken de twee samen op tegen Saladin.49 Hoewel de twee nu verenigd waren in hun strijd om de kruisvaarderstaten te beschermen mocht dit niet baten. De beide legers kwamen met elkaar in contact en de slag 43 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 343 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 399 45 Runciman, S., A history of the crusades 2 448 46 Tyerman, God’s war 366 47 Tyerman, God’s war 366 48 Runciman, S., A history of the crusades 2 453,454 49 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 221 44 12 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 van Hattin, op 4 juli 1187, werd een enorme nederlaag voor de Franken.50 Het leger dat koning Guy had weten te verzamelen was alles wat het Koninkrijk nog te bieden had. Jeruzalem was kansloos en op 20 september 1187 sloeg Saladin zijn kamp op voor de muren van de stad. Na een korte belegering opende de stad zijn poorten op 2 oktober 1187.51 Van Krijgsheren tot Saladin Het succes van de Eerste Kruistocht moet volgens zowel Runciman als Tyerman gezocht worden in de chaos die er heerste onder de mogelijke tegenstanders van de kruisvaarders.52 Deze waren dusdanig druk met elkaar te bestrijden dat de kruisvaarders voor velen totaal onbelangrijk lijken te zijn geweest. De kruistocht lijkt voor veel van deze krijgsheren van een minder groot belang te zijn geweest dan de onderlinge strijd. Van enige samenwerking in de strijd jegens de kruisvaarders was geen sprake. Dit was volgens Runciman en Tyerman de belangrijkste reden achter het succes van de kruistocht.53 Als de verschillende krijgsheren besloten hadden samen te werken en met een groot leger de kruisvaarders aan te vallen waren deze kansloos geweest. In de eerste jaren van de Kruisvaarderstaten veranderde deze situatie niet. De omringende gebieden bleven het terrein van verschillende krijgsheren die in de eerste plaats elkaar bevochten. Hier maakte de Franken handig gebruik van door deze krijgsheren tegen elkaar uit te spelen, zelfs te gebruiken in hun eigen machtspelletjes. Voorbeeld hiervan is de strijd tussen Boudewijn van Le Bourq, heer van Edessa, en de regent van Antiochië, Tancred. Beiden riepen de hulp in van hun “heidense” bondgenoten.54 Zo ontstond de situatie dat er twee Frankische legers tegen elkaar vochten, met ondersteuning van legers die eigenlijk hun vijanden hadden moeten zijn. Zolang de omringende gebieden verdeeld bleven was er voor de Franken geen vuiltje aan de lucht. Op zichzelf staand was geen enkele van de krijgsheren sterk genoeg om de Franken serieus te kunnen bedreigen. Enkel wanneer deze zouden samenwerken was dat mogelijk. Het gelijk van zowel Tyerman als Runciman wordt bewezen wanneer in 1104 voor het eerst een bondgenootschap gesloten wordt tussen twee van deze krijgsheren. De heersers van Mosul en Soqman van Mardin besloten samen te werken om de expansiedrift van Edessa tegen te gaan. Deze tijdelijke bondgenoten wisten de Franken een grote nederlaag toe te brengen tijdens de Housley, N., ‘Saladin’s triumph over the crusader states’, History Today 7 (1987) 17 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 374 52 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 8 53 Tyerman, God’s war 182 54 Runciman, S., A history of the crusades 2 113 50 51 13 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 slag om Harran.55 Dit was echter maar een tijdelijk bondgenootschap en in 1108 hielpen de heersers van Mosul Boudewijn, heer van Edessa, alweer in zijn strijd met Tancred. Hoewel het bondgenootschap maar kortstondig was geeft het wel duidelijk aan hoe kwetsbaar de Franken waren. Tegenover de grotere strijdmacht van dit tijdelijke bondgenootschap hadden de Franken onmiddellijk een nederlaag geleden. Hoe kwetsbaar de Franken echt waren zou pas duidelijk worden met de opkomst van Imad ad-Din Zengi. Imad ad-Din Zengi Imad ad-Din Zengi was heerser van Mosul en Aleppo en had de ambitie om een groot rijk te stichten. Hij zou aantonen hoe kwetsbaar de Kruisvaarderstaten werkelijk waren wanneer deze geconfronteerd werden met een tegenstanders van formaat. Zengi was in 1144 verantwoordelijk voor de val van Edessa.56 Dit was echter ook meteen de eerste keer dat hij zich op grote schaal bemoeide met de Franken. Zengi kwam in 1128 aan de macht en spendeerde de eerste 10 jaar met aanvallen op Homs, Damascus en Bagdad. Hij slaagde niet in het innemen van Damascus en Bagdad maar wist wel gestaag zijn macht uit te breiden. Dit deed hij deels onder het voorwendsel van voorbereidingen voor een heilige oorlog tegen de Franken maar voornamelijk om zichzelf te versterken. Damascus was zijn uiteindelijke doel. 57 Vanaf 1137 begon Zengi steeds meer in conflict te raken met de Franken, dit om zijn strategische positie ten opzichte van Damascus te verbeteren. De bedreiging die Zengi vormde zou uiteindelijk voor Joscelin II, heerser van Edessa, genoeg reden zijn om ten strijde te trekken in 1144. Dit liep voor Joscelin compleet verkeerd af. Zengi wist een veldslag met Joscelin te vermijden en trok met een grote boog om zijn leger heen, richting Edessa. Op 24 december 1144 viel Edessa en daarmee de eerste kruisvaarderstaat. Zengi had laten zien hoe kwetsbaar de Franken waren, vooral wanneer ze niet samenwerkten. Joscelin had een conflict met de heersers van Antiochië, Raymond, en deze stuurde dan ook geen hulp. Joscelin was met enkel zijn eigen leger niet in staat Zengi te verdrijven en moest machteloos toezien hoe zijn stad viel. Zengi had gebruik weten te maken van de verdeeldheid die heerste onder de Franken, zoals de Franken dat zelf ook gedaan hadden. Zengi stierf in 1145, welke bedreiging hij verder nog had kunnen vormen zullen we dan ook nooit weten. Duidelijk is echter wel dat Zengi de eerste was die liet zien dat de Franken wel degelijk kwetsbaar waren. Ook zorgde hij 55 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 186 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 209 57 Tyerman, God’s war 268 56 14 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 ervoor dat zijn zoon en opvolger, Nur al-Din Zangi, een rijk overnam waarmee hij de Franken gedurende zijn gehele bewind (1146-1174), zou kunnen blijven aanvallen. Nur al-Din Zangi Nur al-Din zou, net als zijn vader, een bedreiging blijven vormen voor de Franken. Zijn prioriteit lag echter, net als bij zijn vader, niet in de eerste plaats bij de strijd met de Franken. Ook Nur al-Din zou grote delen van zijn bewind voornamelijk bezig zijn met het uitbreiden van zijn gebied ten kosten van alles wat niet Frankisch was. In 1154 wist hij de droom van zijn vader te verwezenlijken met de verovering van Damascus.58 Voor de Franken was de verdere uitbreiding van dit rijk en absolute nachtmerrie. Tyerman haalt de Frankische aartsbisschop en historicus Willem van Tyre aan die de gevoelens van de Franken duidelijk weergeeft. Hij geeft aan dat de vroegere tijden, waarin de verdeeldheid van het omliggende gebied, waarbij elke stad zijn eigen heerser had, voorgoed voorbij was. Alle gebieden die de kruisvaarderstaten omsingelden stonden onder het commando van een enkele man. De wanhoop die doorklinkt in deze tekst geeft aan hoezeer de Franken deze unificatie vreesden en dat ze zich er ten volle van bewust waren hoe gevaarlijk deze was. De gevaarlijkste nalatenschap van Nur al-Din zou echter zijn opvolger zijn: Saladin. Saladin was een commandant in de legers van Nur al-Din tijdens de strijd om Egypte.59 Vanaf begin jaren 60 werd Egypte de prijs waar de Franken en Nur al-Din om vochten. In 1167 vielen de legers van Nur al-Din en de koning van Jeruzalem, Almaric, Egypte ook daadwerkelijk binnen.60 Doordat hij geen beslissende slag kon forceren moest Almaric zich in januari 1169 terugtrekken zonder iets bereikt te hebben. Dit zorgde ervoor dat Shirkuh, commandant van Nur al-Din’s leger in Egypte en oom van Saladin, Egypte kon veroveren. Shirkuh overleed echter op 22 maart 1169 en Saladin was zijn opvolger.61 Saladin liet al snel merken dat hij van plan was niet langer ondergeschikt te zijn aan Nur al-Din. In zowel 1171 als 1173 negeerde hij een verzoek van Nur al-Din om campagne te voeren tegen de Franken.62 Terwijl Nur alDin zich in 1174 voorbereiden op een campagne naar Egypte om Saladin duidelijk te maken wie de baas was overleed hij aan een hartaanval op 15 mei 1174. Eind oktober arriveerde 58 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 341 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 348 60 Tyerman, God’s war 348 61 Tyerman, God’s war 349 62 Tyerman, God’s war 350 59 15 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Saladin in Damascus. Als de Franken gehoopt hadden dat met de dood van Nur al-Din weer een periode van grote interne verdeeldheid zou ontstaan, kwamen ze bedrogen uit. Saladin Voorlopig zouden de Franken van Saladin echter weinig te vrezen hebben. Want hoewel er van Saladin een beeld bestaat als grote voorvechter van de moslims, de ultieme exponent van de heilige oorlog, is dit beeld niet helemaal juist. Het overgrote deel van Saladins carrière, nog meer dan die van Zengi en Nur al-Din, bestond uit het vechten tegen diezelfde moslims.63 Tot de slag van Hattin in 1187 was Saladin druk geweest met het onderwerpen van gebieden waar geen Frank te bekennen was. Zelfs zijn eigen volgelingen, zo vertelt Tyerman ons, raden hem tijdens de slag om Hattin aan de Franken zo snel mogelijk aan te vallen. Saladins commandanten omschreven de situatie als volgt: “De mensen in het oosten vervloeken ons omdat we niet langer tegen de heidenen vechten, maar enkel tegen onze eigen mensen”.64 Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Saladin in 1177 al bijna slaagde in het innemen van Jeruzalem, ware het niet dat hij een miraculeuze nederlaag leed tijdens de slag om Montgisard.65 Deze nederlaag zou hem er ook simpelweg van overtuigd kunnen hebben dat hij eerst de Kruisvaarderstaten volledig moest omsingelen, alle vroegere gebieden van Nur alDin compleet onder zijn bewind brengen, voordat hij opnieuw de strijd met de Franken zou aangaan. Wat de beweegredenen van Saladin ook waren, toen hij eenmaal met zijn offensief begonnen was stortten de kruisvaarderstaten voor een groot deel als een kaartenhuis in elkaar. Na de slag om Hattin in 1187 viel Jeruzalem en grote delen van het koninkrijk Jeruzalem. Hij kon deze overwinningen echter niet verder doordrukken, in 1191 tijdens de slag bij Arsuf werd hij verslagen.66 Door John France wordt dan ook gezegd dat de ineenstorting van het koninkrijk net zoveel zegt over de kracht van Saladin als over de zwakte van het Koninkrijk. Als een klap genoeg is om de hele zaak in elkaar te laten storten, zo zegt hij, wat zegt dat dan over het koninkrijk zelf?67 Hij was immers niet een dusdanig groot veldheer dat hij de Franken keer op keer wist te verslaan. Ook Saladin lijkt geprofiteerd te hebben van de zwakte van zijn tegenstander. 63 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 353 Tyerman, God’s war 351 65 Eddé, A.E., Saladin ( Harvard 2011) 197 66 Tyerman, God’s war 351 67 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 227 64 16 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Na Saladin Met de dood van Saladin in 1193 viel zijn rijk in stukken uiteen. De gebieden die de kruisvaarderstaten omringden keerden weer terug naar de situatie zoals die voor Zengi was geweest. Het rijk van Saladin werd opgedeeld tussen verschillende krijgsheren die wederom elkaar vooral bevochten. Hier ligt de reden in opgesloten dat de kruisvaarderstaten nog bijna een eeuw zouden bestaan. De Franken kregen de tijd om zich te herstellen, en konden weer overgaan tot het bespelen van de verschillende krijgsheren om zo hun eigen doelen te verwezenlijken. De Frankische tactieken In de eeuw die volgde op de verovering van Jeruzalem door de eerste kruisvaarders (1099) wisten hun nazaten in de veroverde gebieden lange tijd stand te houden en zelfs nog uit te breiden. Welke tactieken gebruikten de kruisvaarders en hun nazaten om hun gebieden te beschermen? Vast staat dat kastelen een essentieel onderdeel vormde binnen de Frankische defensie van hun gebied. Maar hoe werden deze kastelen gebruikt? En waarom was het gebruik van kastelen zo belangrijk voor de Franken? Om het belang van kastelen beter te kunnen duiden wordt eerst een vergelijking gemaakt tussen de slag bij Montgisard in 1177 en de slag bij Hattin in 1187. Een vergelijking: de slag bij Montgisard versus de slag bij Hattin De nederlaag die de Franken in de slag bij Hattin (4 juli 1187) leden betekende dat Saladin vrije doorgang kreeg naar Jeruzalem. Het leger dat door de Franken op deze dag bijeen was gebracht vertegenwoordigden de ruime meerderheid van de beschikbare mannen die konden vechten.68 Het verlies van dit leger betekende dan ook dat Jeruzalem nog maar door een handvol soldaten beschermd werd. De definitieve ondergang van de Kruisvaarderstaten zou nog enige tijd op zich laten wachten maar de gloriedagen waren voorgoed voorbij. Saladin voerde het commando over naar schatting 30.000 man, waar het leger van de Franken rond de 20.000 wordt geschat.69 Saladin wist met enig slim manoeuvreren het Frankische leger volledig af te sluiten van enige watertoevoer en een mogelijkheid tot ontsnapping. Volgens 68 69 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 221 France, J., Western Warfare 221 17 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 France was deze prestatie van Saladin wel te danken aan enige hulp van de Frankische bevelhebber, Koning Guy de Lusignan. Deze had zijn leger bevolen weg te trekken van de relatief goed verdedigbare oase bij Saffuriya.70 De reden voor deze beslissing van Guy zijn onduidelijk al geeft France wel enkele mogelijkheden. De eerste mogelijkheid die France geeft is dat Guy simpelweg incompetent was, al doet hij dit ook onmiddellijk af als te simpel gedacht. Een andere reden zou zijn dat Guy het beleg van Liberia wou doorbreken, omdat hij hierin een kans zag Saladin tot een directe slag te dwingen. Dit zou echter een mars hebben betekend van 26 kilometer, waarbij France aangeeft dat legers meestal niet de helft van deze afstand af konden leggen voor onderschept te worden door de vijand.71 De derde en laatste mogelijkheid die France geeft is dat Guy de oase bij Turan wou bereiken. Dit was een oase die ongeveer net zo goed verdedigbaar was als de oase bij Saffuriya, alleen dichter bij Saladins leger gesitueerd. Dat al deze plannen een mars van vele kilometers betekenden zonder dat er nog water beschikbaar was langs de route lijkt Guy te zijn vergeten. Wat de ware reden ook was, het was uiteindelijk vooral een gouden kans voor Saladin. Hij wist het leger van Guy te onderscheppen terwijl dit onderweg was en de watervoorraad al sterk geslonken was. De Franken werden gedwongen zich terug te trekken op een heuvel genaamd de Hoornen van Hattin. De Franken konden geen kant meer uit en de legers van Saladin konden vanaf alle richtingen aanvallen, wetende dat de Franken ten dode waren opgeschreven. Nadat de Franken zich hadden overgegeven was er van het eens zo machtige Frankische leger niets meer over. Duizenden waren gesneuveld of gevangen genomen, slechts enkelen hadden weten te ontkomen.72 Saladin had de Franken een nederlaag toegebracht waar geen herstel van mogelijk zou blijken te zijn. Op het eerste gezicht lijkt het zeer onverstandig voor de Franken om de strijd aan te gaan wanneer ze met een dergelijke overmacht geconfronteerd werden. Eerdere confrontaties met grote overmachten hadden echter aangetoond dat de Franken bij voorbaat niet kansloos waren. Tien jaar eerder waren de Franken immers ook de confrontatie aangegaan met een gigantische overmacht onder leiding van Saladin. Deze slag, bij Montgisard in 1177, werd tegen alle verwachtingen een glorieuze overwinning voor de Franken.73 De slag werd uitgevochten door een leger van 26.000 man onder Saladin en een leger van enkele duizenden infanteristen en ongeveer 300 ridders onder leiding van 70 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 222-223 France, J., Western Warfare 222 72 Holt, Andrew en James Muldoon, Competing voices form the crusades (Oxford 2008) 98 71 73 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 360 18 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Koning Boudewijn IV.74 Boudewijn en Saladin hadden al enkele kleine schermutselingen uitgevochten tijdens Saladins poging zich naar Jeruzalem te vechten. Na deze kleine schermutselingen liet Saladin Boudewijn en zijn leger achter en snelde met zijn leger in de richting van Jeruzalem. Tegen alle logica in besloot Boudewijn Saladin te achtervolgen. In zijn opmars naar Jeruzalem liet Saladin, overtuigd dat Boudewijn geen bedreiging meer vormde, zijn controle over het leger vieren en liet zijn soldaten de omgeving en verschillende steden plunderen.75 Dit zorgde ervoor dat zijn leger verspreid en gedesorganiseerd raakte. Toen Boudewijn met zijn legertje arriveerde bij Montgisard trof hij daar Saladins leger in deze staat aan en zag zijn kans schoon. Boudewijn en zijn leger vielen aan terwijl Saladin in paniek zijn leger probeerde te organiseren. Het kleine beetje organisatie dat hij tot stand wist te brengen viel echter volkomen uiteen zodra de twee legers slaags raakten. Saladin had geen enkele controle en Boudewijn kon, waarschijnlijk tot zijn eigen verbazing, het leger nagenoeg compleet vernietigen.76 Boudewijn had met een leger dat vele malen kleiner was dan dat van Saladin een geweldige overwinning weten te behalen. Deze overwinning zou de inspiratie zijn om 10 jaar later de confrontatie met Saladin wederom aan te gaan. Waarom wisten de Franken deze keer geen overwinning te behalen, waar de kansen deze keer veel groter leken dan tijdens de slag bij Montgisard? Het antwoord ligt in het feit dat Boudewijn IV ongelofelijk veel geluk had tijdens de slag om Montgisard. Met zijn kleine en vermoeide leger had hij onder normale omstandigheden geen kans gehad tegenover de enorme legermacht van Saladin. Saladin maakte echter een cruciale fout door Boudewijn te vroeg af te schrijven. Dit kan hem niet kwalijk genomen worden aangezien de beslissing van Boudewijn totaal geen rationele was. Het was de beslissing van een wanhopige man die wist dat het zijn laatste kans was om Jeruzalem te redden. Wanneer Boudewijn een rationele afweging had gemaakt, had hij immers maar tot één conclusie kunnen komen: dat zijn kleine, uitgeputte en gedemoraliseerde legertje compleet kansloos was tegen de legermacht van Saladin. Dat deze beslissing goed uitpakte, was niets meer dan een combinatie van puur geluk en de stommiteit van Saladin. In de tien jaar tussen Montgisard en Hattin zouden de Franken Saladins grote campagnes van 1182 en 1183 weten te weerstaan zonder zelfs maar een grote slag te hoeven leveren.77 Ook na de slag om Hattin zou Saladin nog door de Franken verslagen worden, tijdens de slagen om Eddé, A.E., Saladin ( Harvard 2011) 429 Eddé, Saladin 197 76 Eddé, Saladin 197 77 France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) 220-221 74 75 19 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Arsuf en Jaffa in respectievelijk 1191 en 1192.78 Onverslaanbaar was Saladin dus bepaald niet. Beide slagen lijken voornamelijk beslist te zijn door stommiteiten over en weer en een dosis geluk, zoals wel vaker in de geschiedenis. Saladin wist echter wel uitstekend gebruik te maken van de kans die hem geboden werd en gaf Guy geen enkele kans om te herstellen. Montgisard had veel minder te maken met de vaardigheid van Boudewijn als commandant. Geluk speelde een veel grotere factor. Dit gaf de Franken echter wel het idee dat Saladin een minder grote bedreiging vormde dan eerst gedacht. Voor een deel dankzij de fout van Guy maakte Saladin bij Hattin duidelijk hoeveel geluk de Franken bij Montgisard hadden gehad. Het grote verschil lag voornamelijk in het feit dat Saladin zich terug kon trekken om zijn wonden te likken en een nieuw leger samen te stellen. De Franken waren hier niet toe in staat, met de val van Jeruzalem op 2 oktober 1187 als direct gevolg. Het gebrek aan manschappen Veldslagen waren dus onvoorspelbaar en het gebrek aan nieuwe manschappen wat de Franken opbrak na de slag bij Hattin was niet nieuw. Kort na de verovering van Jeruzalem in 1099 keerde een groot gedeelte van het kruisvaarderleger huiswaarts.79 Velen omdat ze nooit de intentie hadden om te blijven en hun plicht vervuld hadden om het Heilige Land te bevrijden van de ongelovigen, anderen simpelweg omdat het huurlingen waren. De overgebleven kruisvaarders vestigden hun hoop op de aanwezige bevolking en nieuwe pelgrims vanuit Europa om de legers aan te vullen. Hierbij hoopten de Kruisvaarders dat de pelgrims, naast het bezoeken van de heilige plaatsen, zouden willen blijven om deze te verdedigen. Het veroveren van het Heilige Land zorgde inderdaad voor een grote aanwas aan pelgrims. Het aantal pelgrims dat in militaire dienst trad was maar zeer beperkt en daardoor zouden de Franken voor een groot deel afhankelijk blijven van de lokale bevolking. Runciman maakt hierbij de aantekening dat Christenen in het Heilige Land, sinds de komst van de moslims, geen wapens meer mochten dragen. Dit maakte het rekruteringspotentieel naast klein ook nog eens geheel onervaren. Alle nieuwe rekruten zouden volledig getraind moeten worden vanaf de grond af, en waren dus geen onmiddellijke versterking.80 Pogingen van Paus Paschalis II om in 1101 een nieuwe lichting van kruisvaarders op te roepen slaagden maar deze legers werden aangevoerd door edelen met hun eigen motieven die 78 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 353 Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) 3 80 Runciman, S., A history of the crusades 2 10 79 20 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 niet aansloten op die van de Franken. De nieuwe kruisvaarders waren deels achterblijvers die zicht bedacht hadden na eerst toegezegd te hebben mee te gaan met de Eerste Kruistocht. Deze mannen waren soms geëxcommuniceerd door paus Urbanus II of zijn opvolger, konden niet leven met hun eigen lafheid of werden bespot door de eigen omgeving.81 Anderen zagen na de successen van de Eerste Kruistocht vooral een mogelijkheid om zelf eeuwige roem en een stuk land te veroveren. Toen de kruisvaarders de Bosporus overstaken werden ze daar met een hele andere situatie geconfronteerd dan enkele jaren eerder. De eerste kruisvaarders vonden een verdeelde vijand tegenover zich die in het duister tastte over de manier van oorlogsvoering van de kruisvaarders. De legers die zich in 1101 verzamelden in Nicomedia vonden echter een tegenstander die zich verenigd had en ook bekend was met hun manier van vechten. Toen het tot een beslissende slag kwam bij Mersifon in augustus 1101 werden de kruisvaarders verpletterend verslagen.82 Het desastreuze resultaat van de deze kleine kruistocht zorgde voor een daling van het enthousiasme om in het Heilige Land te gaan strijden. Het vechten tegen de vijanden van het christendom leek ineens een stuk zwaarder en risicovoller.83 Tot aan het verlies van Edessa in 1144 zouden de Franken het moeten doen met de lokale bevolking en een handvol pelgrims die zich aansloten bij de verschillende legers. Nadat Edessa viel veranderde echter alles. Het verlies van Edessa kwam hard aan in de rest van de kruisvaarderstaten maar nog vele malen harder in Europa. Het verlies zorgde voor een roep om hulp van het koninkrijk van Jeruzalem aan Paus Eugenius III die tot de Tweede Kruistocht zou lijden.84De Tweede Kruistocht begon vol goede moed maar ontaardde al snel in een ramp. Bij aankomst lieden de leiders van de kruistocht zich verleiden tot een aanval op Damascus door de heersers van de kruisvaarderstaten. Deze belegering verliep desastreus voor de kruisvaarders en de Franken en ze werden dan ook gedwongen zich terug te trekken met grote verliezen.85 De tijdelijke aanwas van nieuwe manschappen vanuit Europa bracht tijdelijke verlichting voor de Franken, die elke nieuwe rekruut goed konden gebruiken. Het falen van de Tweede Kruistocht zorgde er echter voor dat de situatie terugkeerde naar zoals die geweest was voor Edessa. 81 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 171 Tyerman, God’s war 174 83 Tyerman, God’s war 175 84 Cowdrey, H.E.J., ‘Christianity and the morality of warfare during the first century of crusading’, in: Marcus Bull en Norman Housley (red.), The experience of crusading Volume 1: western approaches (Cambridge 2003) 188 85 Holt, Andrew en James Muldoon, Competing voices form the crusades (Oxford 2008) 58 82 21 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Kastelen Geconfronteerd met het gebrek aan nieuwe rekruten zagen de kruisvaarders zich genoodzaakt een andere manier te vinden om de door hun veroverde gebieden te behouden. De kruisvaarders hadden een manier nodig om een vijandelijke aanval te vertragen om zo genoeg tijd te winnen om een leger bijeen te brengen. De oplossing die hiervoor bedacht werd was de bouw van kastelen en versterkte steden. De tactiek die hierbij kwam kijken was even simpel als effectief. Wanneer de Franken geen leger beschikbaar hadden om een binnenvallende vijand te confronteren kozen ze ervoor om te wachten. Wanneer een vijand dan een stad of kasteel belegerden verzamelden ze zo snel mogelijk een ontzettingslegger.86 Dit ontzettingsleger werd dan vervolgens gebruikt om de belegeraars te verjagen en de belegerde stad of kasteel te ontzetten. Tot 1160 was het gebruikelijk dat de kastelen gebouwd werden zodat ze het gemiddeld ongeveer een week vol konden houden, vaak de tijd die nodig was om een ontzettingsmacht te formeren. Toen de situatie op het gebied van rekrutering echt nijpend werd na 1160 werden de kastelen nog verder aangepast. Dit had als doel om een garnizoen de middelen te geven het tijdens belegeringen langer vol te kunnen houden zodat de ontzettingslegers verzameld konden worden.87 Niet alle kastelen waren bedoeld om een permanente grensbewaking te vormen. Zoals Prins Rogier van Salerno in 1115 bij de slag om Sarmin liet zien, waren de Franken ook in staat om tijdelijk een gebied op te geven en de legers van de vijand verder door te laten dringen.88 Op deze manier hadden de Franken meer tijd om hun legers te verzamelen en de plaats van de slag zelf te bepalen. Dit kon voor grote successen zorgen zoals bij Rogier van Salerno in 1115. Maar wanneer dezelfde tactiek gebruikt werd zonder het vereiste geduld, kon het ook verschrikkelijk mis gaan. Dit bewees Rogier in 1119 toen hij verpletterend verslagen werd en daarbij zelf het leven liet tijdens de slag die bekend is komen te staan als het Veld van Bloed.89 Deze tactiek van elastische verdediging wordt tot op de dag van vandaag gebruikt. Een van de beste voorbeelden hiervan in de recente geschiedenis zijn de serie van slagen die gevoerd werden in de eerste Wereldoorlog. Deze zijn bekend komen te staan als het offensief van Neville, de Franse bevelhebber, en vonden plaats in de tussen 16 april en 9 mei 1917.90 86 Ellenblum,R., Crusader castles and modern histories (Cambridge 2009) 225 Ellenblum,R., Crusader castles 190-191 88 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 191 89 Tyerman, God’s war 191 90 Parker, G., Cambridge illustrated history of warfare (Cambridge 1995) 284 87 22 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Tijdens dit grote offensief maakten de Duitsers voor het eerst echt gebruik van deze tactiek. Hierbij lieten de Duitsers de Fransen oprukken en een aantal loopgraven innemen zonder dat de Duitsers zich hier echt tegen verzetten. De Duitsers trokken zich dan vervolgens terug naar vooraf bepaalde linies om vervolgens de weg terug af te snijden en vanuit alle kanten aan te kunnen vallen.91 Na de val van Edessa en de desastreus verlopen Tweede kruistocht werd de druk op de Kruisvaarderstaten verder opgevoerd. Nur al-Din had Zengi opgevolgd en viel de Franken aan waarneer hij daar de kans voor kreeg. Door de constante druk van de grotere legers van Nur al-Din werd het tekort aan manschappen steeds groter. Het werd steeds moeilijker voor de Franken om binnen een week een strijdmacht te vormen die sterk genoeg was om een van de binnenvallende legers te verjagen. De Franken zagen in dat hun tactiek, die zo tijdsgevoelig was aangepast moest worden. Omdat de legers niet sneller verzameld konden worden, moesten de kastelen voor langere tijd een beleg kunnen weerstaan. De verbeterde kastelen die de Franken in deze periode bouwden zijn de geschiedenis in gegaan als concentrische kastelen.92 Het idee achter een concentrisch kasteel is redelijk simpel: bouw een extra muur om de al bestaande muur heen. Deze tweede muur moest ervoor zorgen dat de Franken in het kasteel een extra ruimte kregen voor verzorging en herstelwerkzaamheden, namelijk tussen de muren in.93 Ook was het doel om extra tijd te creëren voor de Franken om een ontzettingsleger te sturen. Dit doel werd bewerkstelligd simpelweg omdat een belegeraar nu twee muren moest vernietigen in plaats van een. Hoe hard deze verbetering nodig was wordt duidelijk als naar het aantal kastelen of vestingen die gebouwd, verbeterd of opnieuw in gebruik genomen werd in de periode 1160-1170 gekeken wordt. In deze periode is er sprake van 27 nieuwe of opnieuw in gebruik genomen kastelen, vestingen en versterkingen die voor deze tijd nog niet eerder genoemd werden.94 Dit aantal ligt vele malen hoger dan in de periode daarvoor, waar er maar sprake was van 18 nieuwe meldingen van kastelen, vestingen en versterkingen sinds de verovering van Jeruzalem.95 Dat dit aantal in deze enorme mate toenam in vergelijking met de eerste 30 jaar geeft aan dat de Franken een veel grotere bedreiging waarnamen en dat ze het gebruik van kastelen, vestingen en versterkingen de beste manier vonden om deze dreiging het hoofd te bieden. De Franken bleven echter de gehele 12de eeuw geconfronteerd worden met hetzelfde probleem: tijd. Dit wordt in meerdere 91 Parker, G., Cambridge illustrated history of warfare (Cambridge 1995) 290 Ellenblum,R., Crusader castles and modern histories (Cambridge 2009) 233 93 Ellenblum, Crusader castles 239 94 Ellenblum, Crusader castles 173-174 95 Ellenblum, Crusader castles 167,169,170 92 23 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 opzichte duidelijk. Een kasteel, vesting of versterkte stad was compleet afhankelijk van de tijd die het kreeg voordat de belegeraars arriveerde. In de periode voordat deze aankwam moesten er verzoeken om hulp, om een ontzettingsmacht, verzonden worden. Ook moesten er voldoende voorraden en manschappen binnen de muren aanwezig zijn. 96 Zelfs een kasteel als Krak des Chevaliers moest, voordat de belegeringsmacht aankwam, zijn voorraden aanvullen en extra manschappen binnen de muren halen om het kasteel op zijn maximale potentieel te kunnen gebruiken. De factor tijd werd nog essentiëler zodra een belegering begonnen was. Het kostte tijd om een ontzettingsmachten te vormen, en het garnizoen moest standhouden totdat deze arriveerde. Zelfs de garnizoenen van de meeste formidabele vestingen, zoals Edessa, zouden uiteindelijk ten prooi vallen aan de belegeraar. Het beleg van Edessa in 1144 is hier een uitstekend voorbeeld van. De bedreiging die Zengi vormde, was voor de Frankische heerser van Edessa, Joscelin II, genoeg reden om een bondgenootschap te sluiten met de “heidense” heerser van het nabijgelegen Diyarbakır tegen Zengi. De twee heersers zouden samen ten strijde trekken. Joscelin vetrok dan ook met zijn gehele leger, Edessa’s formidabele verdedigingswerken nagenoeg onbemand achter latend. Toen Zengi dit hoorde wist hij beide legers te omzeilen om op 24 december 1144 Edessa in te nemen.97 Het beleg van Edessa had Zengi een maand gekost (van 28 november tot 24 december 1144) en legt de zwakte in de Frankische tactiek op pijnlijke wijze bloot. De formidabele vestingen en kastelen die de Franken gebouwd hadden waren nagenoeg onneembaar als deze voldoende bezet waren en goed gebruikt werden. Met een minimale bezetting van de fortificaties was er echter geen houden aan. Joscelin’s leger was niet sterk genoeg om Zengi te verdrijven en hoopte op versterkingen vanuit de andere kruisvaarderstaten. Deze versterkingen verschenen echter nooit en zo kon Zengi een maand lang de tijd nemen om Edessa in te nemen. De keuze tussen een veldslag en de relatieve veiligheid van een kasteel In het geval van een langdurig beleg waarin er geen uitzicht meer was op ontzetting voor het garnizoen, is een keus om de strijd aan te gaan met de belegeraar in een veldslag beter te begrijpen. Dit kon voorkomen doordat er geen boodschapper was verstuurd naar de plaatselijke heerser met een verzoek om hulp. Maar ook omdat de heerser niet snel genoeg een ontzettingsmacht bij elkaar kon krijgen. Dit was voor de jaren 60 van de 12de eeuw gebonden aan een tijdslimiet van ongeveer 7 dagen, daarna 14 dagen of zelfs langer dankzij 96 97 Ellenblum, Crusader castles 215-217 Eddé, A.E., Saladin ( Harvard 2011) 20-21 24 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 het concentrische kasteel.98 Dit in een tijd waarin het ridderideaal nog hoogtij vierde en liever strijdend ten onder ging dan zich over te geven mag dit niet als een verrassing worden gezien.99 Ook het idee dat de Franken strijders van God waren, was nog alom aanwezig. Begin 12de eeuw waren er in Europa dan ook vele theologen bezig om het recht van de kerk om oorlog te voeren tegen de ongelovigen vast te leggen.100 Dit idee van de Frank als strijder van God in een heilige oorlog kan in tijden van grote nood de benodigde doodsverachting hebben opgeleverd. Het aangaan van de strijd met een grote overmacht was echter ook gebaseerd op ervaringen uit het verleden. De Franken hadden enkele goede ervaringen met de strijd tegen een gigantische overmacht. 101 Het aangaan van een dergelijke slag was dus niet altijd zo gek als het leek. Tijdens de Eerste Kruistocht kwam men meerdere keren in contact met legers die vele malen groter waren dan de eigen legers van de maar wisten de Kruisvaarders toch nog de overwinning te behalen. Dat dit vaak ook nog gebeurde zonder al te veel slachtoffers aan de kant van de Kruisvaarders geeft aan dat het een redelijk eenzijdige strijd was. Een voorbeeld van een slag waarin de Franken tegenover een gigantische overmacht stonden maar toch wisten te winnen is de slag bij Ramla in 1102.102 Dat goede resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst werd echter kort daarna bewezen toen een leger van 12.000 Franken een zwaar verlies werden toegebracht door 10.000 Moslims.103 Dit soort wisselende resultaten zijn kenmerkend voor de strijd die de Franken voerden. De tactieken die de Franken gebruikten, lijken telkens afgemeten te zijn aan de verschillende situaties waarin ze zich op dat moment bevonden. Als de Franken intern verenigd waren en een groot leger op konden brengen dan confronteerde ze hun vijand op het slagveld. Als de Franken weer eens met een tekort aan manschappen zaten, maakten ze eerder gebruik van het vertragen van de invasiemacht door middel van kastelen en vestingen en het bijeenbrengen van een ontzettingsmacht. Vooral deze laatste tactiek was zeer tijdsgevoelig. Een voorbeeld hiervan is het beleg van Edessa waarbij zelfs een beleg van een maand niet genoeg tijd voor de Franken was om een ontzettingsmacht te sturen die in staat zou zijn om de belegeraars te 98 99 Ellenblum, Crusader castles 239 Kaeuper, Richard W., Chivalry and violence in medieval Europe (Oxford 2001) 161-165 100 Cowdrey, H.E.J., ‘Christianity and the morality of warfare during the first century of crusading’, in: Marcus Bull en Norman Housley (red.), The experience of crusading Volume 1: western approaches (Cambridge 2003) 188-190 101 Tyerman, C., God’s war:, a new history of the crusades (Londen 2009) 130,140 Tyerman, God’s war 175 103 Tyerman, God’s war 175 102 25 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 verjagen. Dit omdat Joscelin II al zijn bondgenoten verloren had en niet op hulp kon rekenen. Het beleg van Baniyas in 1157 laat zien hoe succesvol een ontzettingsmacht kon zijn. Nur alDin stond op het punt de stad tot overgeven te dwingen toen de ontzettingsmacht arriveerde en Nur al-Din in paniek raakte en vluchtte zonder slaags te raken met de ontzettingsmacht. Enkele maanden later herhaalde dit scenario zich. Wederom stond de stad op het punt van overgave toen een ontzettingsmacht Nur al-Din verjaagde.104 Dit laat zien hoe belangrijk timing was als het aankwam op ontzettingsmachten. Baniyas was duidelijk niet sterk genoeg om een beleg langere tijd te doorstaan en was volledig afhankelijk van een ontzettingsmacht. Maar als deze een dag later was gearriveerd had de ontzettingsmacht enkel de brandende ruines van de stad aangetroffen. Een ander voorbeeld was een beleg van Nur al-Din waarbij hij met het kasteelgarnizoen de afspraak maakte dat het zich na 10 dagen zou overgeven. Het garnizoen verzond een verzoek voor hulp en vlak voor de deadline van 10 dagen wist een ontzettingsmacht de belegeraars te verjagen. In deze gevallen ging het goed maar het was telkens een kwestie van dagen, uren zelfs. De kans dat een ontzettingsmacht op tijd zou komen was net zo groot als dat deze niet op tijd zou komen. Conclusie Wat veroorzaakte de gedeeltelijke ineenstorting van de kruisvaarderstaten eind 12de eeuw? Duidelijk is in ieder geval dat de kruisvaarderstaten voor hun eigen veiligheid zeer afhankelijk waren van de verdeeldheid van de omringende gebieden. Zolang de krijgsheren in deze gebieden tegen elkaar uitgespeeld konden worden en voornamelijk elkaar bevochten waren de Franken relatief veilig. Zodra heersers als Zengi, Nur al-Din en Saladin grote gebieden wisten te verenigen en van de middelen die dit vrijmaakte gebruik konden maken kwamen de Franken onmiddellijk in gevaar. Deze heersers hadden een nagenoeg onuitputtelijke bron aan manschappen en voldoende gebied om zich terug te trekken mochten ze een slag verliezen. Deze luxe was aan de Franken niet besteed, er was een tekort aan zowel manschappen als ruimte. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door de slag om Montgisard en Hattin. Als de Franken de slag bij Montgisard verloren hadden was de nasleep waarschijnlijk net zo geweest als na de slag bij Hattin. Saladin kon zich echter terugtrekken, zijn wonden likken, en herstellen. Tien jaar later stonden beide partijen weer tegenover elkaar en waren de Franken kansloos. Voor de 104 Ellenblum,R., Crusader castles and modern histories (Cambridge 2009) 214 26 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Franken was terugtrekken en herstellen onmogelijk. Jeruzalem bleef onverdedigd achter en werd veroverd. Saladin won echter niet omdat hij simpelweg een betere veldheer was dan Guy, hij wist echter wel zeer efficiënt gebruik te maken van de fout van Guy om de oase bij Saffuriya te verlaten. Dat Guy dit deed ligt waarschijnlijk echter ook aan de druk die hem intern werd opgelegd om de strijd aan te gaan met Saladin, daar hij eerdere confrontaties uit de weg was gegaan en door sommigen als lafaard werd gezien. Deze interne druk kwam voort de verdeeldheid die inherent was aan de kruisvaarderstaten. In het koninkrijk Jeruzalem, wat als baken van rust had moeten dienen voor de andere kruisvaarderstaten, heerste een bijna continue onrust over de opvolging van de koning die nooit geheel duidelijk was. Dit had meerdere oorlogen tot gevolg. Ook probeerde de heersers van de andere kruisvaarderstaten hiervan te profiteren door zelf meer invloed te verkrijgen en misschien zelfs de volgende koning van Jeruzalem te worden. Dit hield de Franken dusdanig bezig dat de verdediging van de kruisvaarderstaten soms op het tweede plan terecht kwam. Dankzij het beleg van Edessa, waar Joscelin II in de steek gelaten werd door Tancred, is duidelijk hoezeer de Franken elkaar tegenwerkten. In die verdediging werd het tekort aan rekruteringspotentieel een steeds groter probleem. Waar het de eerste helft van de 12de eeuw nog geen onoverkomelijk probleem bleek voor de Franken, dankzij de verdeeldheid van hun vijanden. Met de komst van Zengi veranderde dit echter. De legers waarmee de Franken geconfronteerd werden begonnen steeds groter te worden maar de Franken konden dit niet compenseren. De constante druk van buiten de grenzen, verlies van grondgebied en constante strijd zorgden ervoor dat het rekruteringspotentieel nog verder daalden. Om hiervoor te compenseren werden de bestaande kastelen verbeterd met extra muren, de zogenaamde concentrische kastelen. Ondanks het gebrek aan manschappen gingen de Franken nog dikwijls de confrontatie aan met Zengi, Nur al-Din en Saladin in een veldslag. Hier waren ze zoals bij Montgisard in 1177 en Ramla in 1101 ook nog behoorlijk succesvol in. Een verklaring moet uiteindelijk gezocht worden in een combinatie van factoren. Er zijn echter wel factoren die belangrijker zijn dan andere. Het bestaan van de kruisvaarderstaten lijkt voornamelijk afhankelijk te zijn geweest van het gebrek van eenheid bij hun vijanden. De Eerste Kruistocht werd enkel een succes dankzij het gebrek aan eenheid en de eerste 40 jaar van de kruisvaarderstaten verliepen voorspoedig omdat dit gebrek aan eenheid bleef bestaan. Met de komst van Zengi veranderde dit en hoewel de Franken nog wel overwinningen boekte raakte ze steeds verder in het defensief. Dat het pas echt misging in 1187 is te verklaren doordat voor zowel Zengi, Nur al-Din en Saladin de prioriteit lag bij het verenigen van de 27 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 gebieden die de kruisvaarderstaten omsingelden. Saladin werd lange tijd waarschijnlijk meer gezien als veroveraar van het oosten dan bestrijder van de Franken. De ademruimte die dit de kruisvaarderstaten opleverde kon niet zo efficiënt als mogelijk gebruikt worden door de interne verdeeldheid. Zowel Runciman en Tyerman maken melding van verschillende interne conflicten binnen het Koninkrijk van Jeruzalem en tussen Edessa en Antiochië. De interne spanningen waren dusdanig dat Tancred er geen moment over lijkt te hebben nagedacht om Joscelin II te helpen tijdens het beleg van Edessa in 1144. De slag om Hattin was misschien helemaal niet voor gekomen wanneer Raynald van Chȃtillon gewoon naar Koning Guy had geluisterd en Saladin het verlies van zijn karavaan vergoed had. Dat de twee belangrijkste commandanten van het leger bij Hattin, Koning Guy en Raymond van Tripoli, gezworen vijanden waren heeft ongetwijfeld zijn tol geëist van de onderlinge samenwerking in de aanloop naar de slag. De belangrijkste reden voor de gedeeltelijke ondergang van de kruisvaarderstaten is zonder twijfel de vereniging van de gebieden die de kruisvaarderstaten omsingelde. De onrust en onderlinge verdeeldheid van deze gebieden was de reden dat de kruisvaarderstaten überhaupt konden ontstaan. Toen deze gebieden zich begonnen te verenigen moet dat dan ook voor de Franken een beangstigend beeld zijn geweest. Het gebrek aan rekruteringspotentieel in de kruisvaarderstaten maakten de unificatie van deze gebieden nog gevaarlijker. De Franken konden niet genoeg mannen rekruteren om legers te vormen die konden concurreren met de steeds groter wordende legers van Zengi, Nur al-Din en Saladin. Het gebrek aan manschappen maakte de verdediging van de kruisvaarderstaten altijd al een heikel punt. De vereniging van de gebieden die de kruisvaarderstaten omsingelde maakten pas echt duidelijk hoe groot dit probleem was. Zolang de Franken een verenigde vijand tegenover zich vonden zou het uiteindelijk mis gaan. Dit wordt ook bevestigd doordat de kruisvaarderstaten nog bijna een eeuw bleven bestaan nadat het rijk van Saladin uiteen was gevallen na zijn dood. 28 Casper Klaver Studentnummer: 3534413 Literatuurlijst Cowdrey, H.E.J., ‘Christianity and the morality of warfare during the first century of crusading’, in: Marcus Bull en Norman Housley (red.), The experience of crusading Volume 1: western approaches (Cambridge 2003) Eddé, A.E., Saladin (Harvard 2011) Ellenblum,R., Crusader Castles and Modern Histories (Cambridge 2009) France, J., Western warfare in the ages of the crusades 1000-1300 (New York 1999) Holt, Andrew en James Muldoon, Competing voices form the crusades (Oxford 2008) Housley, N., ‘Saladin’s triumph over the crusader states’, History Today 7 (1987) 17-23. Kaeuper, Richard W., Chivalry and violence in medieval Europe (Oxford 2001) Parker, G., Cambridge illustrated history of warfare (Cambridge 1995) Runciman, S., A history of the crusades 1: the first crusade (Cambridge 1952) Runciman, S., A history of the crusades 2: the kingdom of Jerusalem (Cambridge 1952) Tyerman, C., God’s war: A new history of the Crusades (Londen 2009) 29