De Bijbel - Intern VKK

advertisement
VRIJ-KATHOLIEK INSTITUUT VOOR STUDIE
DE BIJBEL (F.R. den Outer)
'Heilige Schrift" is een verzameling OT en NT geschriften (grieks: biblion = boek). De lijst van
de bijbelse boeken die door de kerk als gezaghebbend worden aanvaard is de 'canon' (grieks
kanon = maatstaf, richtsnoer, lijst). Er is sprake van een canongeschiedenis, zowel voor het
Jodendom als het Christendom.
De Joodse bijbel (in het hebreeuws) kent drie delen: Tora (leer), Newiiem (profeten) en
Chetiebiem (geschriften), vandaar de naam 'Tenach' voor de Joodse bijbel.
Door het vroege Christendom is de Joodse bijbel niet overgenomen, wel in een griekse vertaling
(Septuagint; ca. 250-100 vChr); het bevatte meer dan de Joodse bijbel en werd wel door de joden
in de verstrooiing als canon erkend. De RKK heeft op gezag van Augustinus nog toegevoegd de
deuteroconieken boeken (in het grieks overgeleverd). De Reformatie achtte en noemde deze
boeken 'apocrief', d.w.z. niet bijbels; nam dus de hebreeuwse bijbel over. De Apocriefen waren in
de Seputagint(a) opgenomen.
Aan Hieronymus werd de opdracht gegeven een latijnse vertaling te maken: het OT rechtstreeks
uit het hebreeuws (390-405) en het NT uit het grieks. Deze vertaling werd genoemd: de Vulgata
(= algemene, populaire). het NT is in het Koinè-Grieks geschreven; de huidige kritische griekse
NT is een 4e eeuwse Egyptische versie. Er bestaat een 'Interlinear translation of the Greek
Scriptures'; d.i. een woord-voor-woord vertaling en kan zeer nuttig zijn.
Bijbel in de kerken
De bijbel werd in de vroeg-christelijke kerk verklaard en toegepast door de prediking. In de
Middeleeuwen werd aan de hand van de bijbelkritiek op de kerk en haar instituten geleverd. Als
gevolg hiervan werd tijdens diverse synodes besloten dat vanaf 13e eeuw het bezitten en lezen
van bijbelvertalingen is verboden is, op straffe van excommunicatie. Pas na de Reformatie
ontstaat er een sterke beweging van bijbellezen en vertalen. Luther verwierp het gezag van
concilies en pausen, met als uitgangspunt: de Schrift alléén (sola scriptura). De verhouding van
Schrift en overlevering, resp. van Schrift en kerk werd een belangrijk vraagstuk tussen de kerken.
Het Concilie van Trente (1545) bepaalde dat het evangelie diende beschouwd te worden als 'de
bron van alle heilswaarheid en van alle zedelijke orde'. Dit was vervat in de boeken en in de
opgeschreven tradities 'ontvangen uit Christus' eigen mond of door de apostelen zelf onder
ingeving van de H. Geest. De traditie werd 'met even vrome liefde en eerbied' aangenomen en
vereerd als de Schrift. Niet echter door de Reformatie! De vele bijbelvertalingen in 16e en 17e
eeuw hebben bijgedragen tot bijbelkennis bij de protestanten: Woord en Schrift bij de protestanten zijn identiek, uitgewerkt in de 'inspiratie leer', d.w.z. de bijbelschrijvers hebben geschreven
onder ingeving van de H. Geest. In 19e eeuw ontstonden protestantse bijbelgenootschappen,
aanvankelijk veroordeeld door de RKK. Nu beveelt deze kerk (2e Vaticaanse Concilie -1965)
nauwkeurige vertalingen aan, waar het Conciclie van Trente nog de Vulgata uit de 4e eeuw als de
'authentieke' latijnse vertaling boven alle andere beschouwde.
Nieuwe vertalingen
Grondtekst van bijna alle ME vertalingen was de Vulgata. De eerste bijbeldrukken waren de
Delftse bijbel (1477), en de Keulse bijbel (1478) in een Westnederduits en Nederrijns dialect.
Voor RKK was de Leuvense bijbel (herziene Vulgata vertaling) de eerste bijbel in druk; het bleef
tot in de 19e eeuw de standaardtekst voor de RKK. Calvinisten verlangden tijdens de eerste
Dordtse Synode in 1618 getrouwe een vertaling uit de grondtalen.
Dit leidde - na 17 jaar - tot 'de Statenbijbel' in 1635.
Het Nederlandsch Bijbelgenootschap besluit in 1926 tot een nieuwe vertaling: 'de Nieuwe
Vertaling': het NT verschijnt in 1939), de gehele bijbel in 1951. Voor de protestanten betekent dit
de vervanging van de Statenvertaling.
Van RKK zijde doet de Apologetische Vereniging Petrus Canisius de Canisiusvertaling
verschijnen: het NT in 1929, OT in 1939 en het geheel in 1948.
In 1961 ontstaat 'Het Nieuwe Testament van Onze Heer Jesus Christus' door de Katholieke
Bijbelstichting Sint Willibrod (1961). In 1966 volgt Pentateuch van het OT en in 1975 de gehele
bijbel: d.i. de Willibrod vertaling.
In 1970 wordt eenbegin gemaakt van een protestants/rooms-katholieke bijbelvertaling, die verscheen in 1983: 'de Groot Nieuws Bijbel', dus een oecumenische, 'verstaanbare' moderne vertaling.
De Canon van de bijbel
Het doel van de canon was het zich wapenen tegen de 'dwaalleer van de ketters' en het vastleggen
van eigen wezenskenmerken van het geloof, of, in ruimer verband, van het Christendom. Dus
werd beoogd het onderscheid vast te stellen tussen dwaalleer en leer. Als voornaamste dwaalleer
werd beschouwd het gnosticisme, in het bijzonder het stelsel van Valentinus, maar ook die van
anderen. Hierin werd geleerd dat de God van het OT is een lagere god was, de Demiurg, die uit
de volheid (het pleroma) is voortgekomen (mythische vormgeving). Deze god schiep de mens uit
ziel en stof, naar zijn beeld en gelijkenis. De Demiurg is dus de wereld-schepper, de schepper van
de aarde. Voor het vroege Christendom was het OT gezaghebbend in deze: God is de Schepper
van hemel en aarde en is de God en Vader van Jezus Christus.
De bijbelse canon ontstond grotendeels in de periode 150-220 (vnl. door gemeenten in KleinAzië en Rome). Het Westen was veel sneller in het vaststellen dan het Oosten; de Syrische
kerken waren minstens een eeuw later. Eind 4e eeuw was de canon geheel afgerond en
afgesloten.
Aanvankelijk was alleen de Joodse bijbel canoniek en daarmee gezaghebbend. (De Joodse bijbel
kent overigens ook een hele canon geschiedenis). Toen werd ook de schriftelijke èn mondelinge
overlevering over Christus gezaghebbend, hoewel nog niet vast omlijnd. De schriftelijke
overlevering omvatte de evangeliën van Marcus, Mattheüs en Lucas (tweede helft van de eerste
eeuw) en van Johannes (uit het eind van de eerste eeuw, begin tweede). Bovendien behoorde
ertoe vele apocriefe evangeliën, o.m. uit gnostieke kringen, onder de naam van een van de
apostelen. Bevatte het veel meer (fantastische) informatie, o.m. jeugdverhalen over Jezus. Déze
schriftelijke overlevering is nu ten dele bekend door de Nag Hammadi vondst (1945), die o.m.
bevat het Evangelie der Waarheid, waarvan de auteur vermoedelijk Valentinus is, de evangeliën
naar Thomas, Philipus, de Egyptenaren, Maria (Magdalena) - veelal helaas zeer fragmentarisch en ook openbaringen, naast die van Johannes ook van Paulus, Jacobus en Petrus, evenals de
handelingen van Petrus en de twaalf apostelen naast Handelingen (van Lucas). Echter, vele van
deze gnostische geschriften dateren van ná 200 nChr., mogelijk met vroegere, oorspronkelijker
versies, zoals van het evangelie van Thomas die mogelijk van vóór de Synoptische evangeliën
istamt.
Zou er weer een canon van de bijbel komen in deze eeuw? Vermoedelijk niet; daarvoor is het
gezag van de kerk te gering geworden.
De vroege kerk bestreed de gnosis. Daarvoor was nodig aan te geven wat de 'echte' overlevering
aangaande de Heer inhield. Norm hierbij was: van apostolische oorsprong. Dus alleen als 'echt'
werd beschouwd de geschriften van de apostelen en hun directe leerlingen: de 'ontwijfelbare
dragers van de H. Geest'. Dit hiled in dat ca. 150 nChr alleen canoniek waren: de vier canonieke
evangeliën, de brieven van Paulus, de Handelingen van de Apostelen en de Openbaring van
Johannes. D.w.z. het gehele NT was toen al vastgelegd, met uitzondering van de 'algemene zendbrieven' (protestante benaming) of van de 'katholieke brieven' (RK benaming). Wel vrij algemeen
erkend waren: 1 Petr., 1+2 Joh, maar de Brief aan de Hebreeën werd niet erkend in het Westen,
wel in het Oosten. Daar en tegen was er wel een boek 'Herder van Herman' bekend dat verloren is
gegaan.
Ca. 380 nChr geldt als het einde van de openbaring, die dus definitief als afgesloten werd
beschouwd. Het NT bevatte en bevat 27 canonieke boeken. En het OT bevatte de boeken van de
hebreeuwse bijbel.
Over de canon van de Joodse bijbel kan nog het volgende worden gezegd:
- de hebreeuwse (Joodse) bijbel is ca. 100 nChr vastgelegd door de Joden in Palestina, en wordt
ook door de protestanten aangehouden (maar in een ander volgorde), en
- de griekse (Joodse) bijbel of de Septuagent(a) - grieks voor zeventig - zou ca. 250 vChr zijn
ontstaan door zeventig gelijkluidende vertalingen, zo wil het de legende. In feite echter kwam de
Septuagint pas tot stand in de lange periode tussen 250 en 100 vChr.
Waardering voor de Seputuagent(a) door de Joden was aanvankelijk zeer hoog, maar dat werd
veel minder toen de Christenen zich ervan gingen bedienen! Gevolg daarvan: een nieuwe griekse
vertaling in de 2e eeuw.
De Septuagent(a) bevat:
- boeken van de hebreeuwse canonieke bijbel
- boeken (oorspronkelijk hebreeuws, aramees, grieks), door de RKK opgenomen als
'deuterocanoniek (dus wel een beetje geïnspireerd!)
- boeken/geschriften niet opgenomen in de christelijke bijbel, wel
geciteerd door
kerkvaders en kerkelijke schrijvers in de eerste eeuwen; de apocriefen (grieks: voor 'geheimhouden')
NB: protestanten noemen de 'deutero canonieke' boeken ook wel 'apocriefen'.
Dus het gebruikelijke Christelijke OT bevat 39 canonieke boeken en 10 deutero canonieke
boeken.
Naast het vastleggen van de canon werd een poging gedaan om de leer te formuleren. Bovendien
moet worden vastgesteld wie gerechtigd is die canon en die leer te bepalen. De leer wordt al
vroeg door Paulus bepaald en geformuleerd, zie o.m. in Fil 2: 5-11. Daarvóór ook in Rom 1: 3-4,
waarin Jezus (toen al!) met 'Heer' wordt aangeduid. Hierbij te bedenken dat 'Heer' de 'vertaling' is
van JHWH, de hebreeuwse Godsnaam, de naam waarmee God zich aan Mozes openbaart ('Ik ben
Die Ik ben') en die door niet-Joden wordt uitgesproken als 'Jehova'. In het grieks: 'kurios' = heer.
Dus door Paulus en verder in het NT wordt God ook Heer genoemd. Bovendien wordt deze naam
ook aan Jezus gegeven als Zoon van God. In Rom. 1: 3-4 is Jezus 'naar het vlees' ontsproten uit
het geslacht van David, en 'naar de geest' aangenomen als Zoon van God.
Wie was nu gerechtigd de canon en de leer vast te stellen ná de apostelen? Alleen zij die door de
apostelen of hun directe leerlingen waren aangewezen. En dat waren de bisschoppen, die ieder
een wettig gekozen opvolger kregen. Daarmee was in beginsel de apostolische successie
geformuleerd. De wettige opvolger garandeerde het bezit van de waarheid...
Op de volgende bladzijde een overzicht van de Hebreeuwse en Griekse canon van bijbel boeken.
Korte inhoud van de Bijbel
De Bijbel bestaat uit een groot aantal afzonderlijke 'boeken': 66 of 76.
Het OT kent 39 + 10 (deuterocanonieke) delen; het NT 27. De boeke zijn ontstaan over een
periode van 35 eeuwen! Alle Goddelijk geïnspireerd? Dat is zeker niet de gangbare VK visie.
Bovendien, de boeken zijn zeer verschillend van waarde voor ons; naast die van de wijsheids
literatuur en de psalmen, vooral is die waarde te zoeken in de symbolische betekenis in de
geschiedkundige verhalen. In het NT wordt veel verwezen naar het OT; dit wordt in vele bijbeluitgaven in de marge vermeld (Willibrord b.v.). Een van de VK liturgie commissies (in de
jaren'70) heeft ook alle bijbel referenties weergegeven in de liturgie van de H. Mis.
De inhoud van de boeken van de Bijbel zullen nu in het kort worden aangegeven. De volgorde is
niet de volgorde zoals de boeken zijn ontstaan, maar zoals ze zijn opgenomen in de Bijbel.
De Pentateuch
Dit zijn de eerst vijf boeken, toegeschreven aan Mozes.
1.
Genesis. Hiermee opent de Bijbel. Genesis, d.w.z. het boek van de 'wordingen'. Het bevat
de oerverhalen, ontstaansgeschiedenissen van de wereld, de geschiedenissen van de aartsvaders.
2.
Exodus, het boek van de uittocht. Begint direct met de roeping van Mozes, daarna de tien
plagen van Egypte, het begin van de uittocht, het verblijf in de Sinaï woestijn en de vele wetten.
3.
Leviticus, genoemd naar de Levieten die een grote rol speelden in de erediensten. Velen
struikelen hier over bij het doorlezen van de Bijbel: naast enkele verhalen over Aäron en zijn
zonen, eindeloze voorschriften over de erediensten. Dus: niet de Bijbel lezen van kaft tot kaft..
4.
Numeri, het boek van de getallen, zo genoemd naar de volkstelling die er in voorkomt.
Het betreft nog steeds het volk in de woestijn; vele wetten naast wederwaardigheden over het
volk.
5.
Deuteronomium, dit is de Tweede Wet, een samenvatting van de Wet en het verhaal van
de uittocht; is ontstaan in de tijd van de Koningen (ca. 1000 -750 vChr); ademt de geest van de
profeten, dus een profetische visie op de uittocht. Het eindigt met de dood van Mozes.
De historische boeken
6.
Jozua, verhaalt delen uit de verovering van Kanaän en eindigt met het stammenverbond
in Sichem.
7.
Richters, beschrijft de koningloze tijd in Israël, toen er een rechter of een richter optrad,
een bevrijder. Het meest primitieve en barbaarse boek van de Bijbel!
8.
Ruth, is een klein en bekoorlijk verhaal over de jeugd van Davids overgrootmoeder Ruth.
9. en 10.
Samuël I en II geven het begin van het koningschap.
11. en 12.
Koningen I en II verhalen over de vorsten tot aan de ballingschap
13. en 14.
Kronieken I en II geven min of meer dezelfde geschiedenis van David tot aan de ballingschap, vooraf gegaan van een lange lijst van namen van Adam tot David (zie ook het evangeliën
Matteüs hierover!). De stijl is fraaier, minder stoer en kleurrijker dan van Samuël en Koningen.
Veel aandacht voor de erediensten. Het stamt uit de priesterkringen na de ballingschap.
15.
Ezra en
16.
Nehemia. Zij verhalen hoe de ballingen terugkeren naar de puinhopen van Jeruzalem en
hoe zij stad en gemeenschap weer opbouwen.
1DK. Tobias,
2DK. Judith en
3DK. Esther, drie boekjes (deuterocanoniek) over goddelijke redding.
4DK en 5DK.
Makkabeërs I en II, het slot van de historische boeken, die handelen over de opstandelingen strijd van de Makkabeesche broeders . Deze strijd werd in de tweede eeuw voor Christus
gevoerd tegen de Griekse bezetter.
De volgende boeken zijn m.i. van meer belang:
Dichterlijke en Wijsheids geschriften
18.
Job, een groot en fel gedicht over het menselijk lijden en de vraag naar Gods rechtvaardigheid. Het vraagt naar het waarom en is een roep om Gods openbaring. God openbaart zich dan
door de grootheid van de natuur, maar ook als Eén wiens gedachten wij niet kunnen volgen. God
openbaart zich uiteindelijk ook aan Job die Hem 'met eigen ogen ziet'. Het bevat zeer diepzinnige
gedachte-beelden. C.G. Jung heeft er indringend over geschreven in zijn "Antwoord aan Job".
19.
Psalmen de meest gelezen (en gezongen!) dichtbundel van de mensheid. Zoals de
waterdruppel heel het landschap weerspiegelt, zo vinden we in de psalmen heel het scala van
menselijke emoties, klachten, vreugden, verdriet en lofprijzing tot God. De psalmen worden allen
aan David toegeschreven, maar dat kan niet op historische gronden worden volgehouden. Dit
geldt overigens ook voor de boeken van Mozes. Toch zijn mogelijk terecht enkele psalmen van
de hand van David, (18 en 23) en eventueel de eerste 40 in z'n totaal.
20.
Spreuken, staan op naam van de wijze Salomo, maar ook dit is niet historische vol te
houden. Het is een verzameling levenswijsheid in korte spreekwoorden. Vooraf gaat een lofzang,
waarin de goddelijke oorsprong van de wijsheid wordt bezongen. Hieraan ontlenen wij veel van
onze 'Bezinning op de Wijshied'; ook de 'Maria wijding' en in de Psalm van de Wijsheid uit de
Vespers put uit dit bijbelboek.
21.
Prediker, is ook een wijsheidsboek, maar korter en anders van stemming. Zeer lezenswaard.
22.
Hooglied, de benaming die Luther gaf aan het boek dat 'Lied der liederen' heet in het
hebreeuws. Verrukkelijke liefdes poëzie, maar door de Kerk gereduceerd tot een dialoog tussen
Christus en zijn bruid, de Kerk.
6DK. Wijsheid (van Salomo), bezingt de lof van Gods wijsheid in de geschiedenis van Israël.
24.
Wijsheid van Sirach of Ecclesiasticus, dat betekent 'kerkelijk boek'. Werd als een
verzameling wijsheids spreuken samengesteld rond 200 vChr. door een zekere Jezus Sirach.
Nuchter, praktische wijsheid uit de patriarchale tijd, en voor deze tijd. ...
Profetische boeken
Dit zijn de meest gloedvolle delen uit het OT, woorden die nog klinken op de straten en pleinen
van Jeruzalem en elders.
De eerste vier grote profeten, zo genoemd omdat hun boeken het langst zijn!
23.
Jesaja (Isaias), ca. 150 jaar vóór de ballingschap; een 'klassieke' profeet, wiens woord
beukt en troost. Een zeer bemoedigend laatste deel (vanaf hoofdstuk 40) is van de hand van latere
leerlingen van Jesaja. Hoofdstuk 9 en 55: prachtig, en van een bijzonder wijsheid (Advent en
Kersttijd teksten..)
24.
Jeremia (Jeremias), de kwetsbare, een dichter met een gevoelig oog voor mens, dier en
plant. Behoefte aan tederheid en een keiharde boodschap streden in hem; leefde in de verschrikkelijke tijd vóór en tijdens de ballingschap.
25.
Klaagliederen (van Jeremias), waarschijnlijk bestemd om te dienen als liturgie op de
puinhopen van Jeruzalem.
8DK. Baruch, profetie, toegeschreven aan Jeremia's leerling.
26.
Ezechiël, een profeet uit de ballingschap. Een geladen boek, symbolische handelingen,
visioenen, uitgewerkte vergelijkingen, en eindigend met een hoopvol uitzicht op een nieuwe tijd
en een nieuwe tempel.
27.
Daniël gevolgd door de twaalf kleine profeten:
28 t/m 39.
Hosea tot Maleachi
Dan zijn er nog de deuterocanonieke boeken:
9DK. Daniël (grieks) en
10Dk. Gebed van Manasse
De vier canonieke evangeliën
Al gauw in de jonge Christelijke gemeenschappen ontstond de behoeft aan boeken die vertelden
'wat er onder ons is gebeurd'.
Zo ontstonden de vier evangeliën uit mondelinge en schriftelijke overleveringen. Het leven van
Jezus kennen wij niet uit één maar uit vier parallelle geschriften (en uit andere niet-canonieke
bronnen, w.o. gnostische). Dit is iets unieks in de literaire geschiedenis. Ieder van deze
geschriften bevat de blijde boodschap (evangelie) als geheel. Zij worden aangeduid naar hun
schrijver.
* Matteüs, de apostel geworden tollenaar
* Markus, een jonge leerling uit Jeruzalem in wiens moeders huis de gemeente bijeen kwam (en
misschien is dit wel de zaal van het laatste Avondmaal).
* Lukas, de gezel van Paulus, de geliefde arts en tenslotte
* Johannes 'die door Jezus bemind werd' en een heel hoge leeftijd bereikte.
Volgens de vroegste traditie is het evangelie van Mattheüs het oudste. Men vermoedde dat het tot
stand kwam rond het jaar 50 in Palestina of Syrië. Men neemt nu algemeen aan dat het - zeker in
z'n huidige vorm - veel later is ontstaan. Het evangelie van Markus is dan het oudste, ontstaan
rond 63 in Rome. Het definitieve evangelie van Mattheüs en dat van Lukas, in Griekenland is
geschreven, schat men te zijn ontstaan in de jaren 70-80. Het evangelie van Johannes is veel later
geschreven: aan het eind van de eerste eeuw, in Klein-Azië.
De eerste drie evangeliën, de z.g. synoptische, komen soms woordelijk met elkaar overeen. Zij
hangen dus op de een of ander manier met elkaar samen. Het evangelie van Johannes is een zeer
persoonlijk geschrift en toont weinig invloed van de synoptische. Het is een nieuw 'ooggetuige'
verslag zouden we kunnen zegen, na meer dan 60 jaar ervaring van Jezus door de Heilige Geest.
Download