7 Jonge Egyptenaren D e huidige toestand van Egypte doet denken aan een surrealistisch schilderij. Het is moeilijk om de onderdelen ervan te ontcijferen, nog lastiger om de betekenis van het geheel te doorgronden. In het midden van het schilderij zien we donkere, ruwe lijnen; de meeste toeschouwers zouden daar afbeeldingen van woede, frustratie en soms dreiging in ontwaren. De meest opvallende van die onheilspellende lijnen in het schilderij staat voor de 45 miljoen jonge Egyptenaren onder de leeftijd van 35 jaar (met inbegrip van de grootste groep adolescenten in de geschiedenis van het land). De omstandigheden waarin veel van deze miljoenen leven, worden in veel buitenlandse media wellicht al te fors aangezet: wijken met schrijnende armoede, onbetrouwbare voorzieningen en smerige gebouwen met afbladderende gevels; miljoenen gesluierde jonge vrouwen en meisjes, sommige amper acht of negen jaar oud, met lange mouwen en rokken; smalle steegjes met niet opgehaald vuilnis en open beerputten; luidsprekers op elke straathoek waaruit Koranverzen schallen; onvriendelijke mensenmassa’s in overvolle straten; en, als markantste detail, miljoenen jongemannen met woeste ogen en stoffige gezichten, gewoonlijk in beeld gebracht terwijl ze schreeuwen, krijsen en vlaggen verbranden en die worden getypeerd als ‘destructieve krachten’, ‘boze horden’ en ‘gefrustreerde potentiële energie’. Het gaat hier om een karikatuur die de Egyptische samenleving vaak in schrille kleuren afschildert zonder oog te hebben voor haar rijke schakeringen en kleurvariaties. Niettemin stemt een minder bloemrijke beschrijving al ernstig genoeg.1 Scherpere waarnemers wijzen op de institutionalisering van de 224 7 Jonge Egyptenaren corruptie, de angstaanjagende stijging van de criminaliteit, die ook in ernst toeneemt, en een diepgewortelde minachting voor menselijke waardigheid. Zij verbinden dit met de ontaarding van maatschappelijke waarden en gedrag en verschuivingen in het waardesysteem van de samenleving, wat vooral tot uiting komt in geweldsmisdrijven gepleegd door leraren, studenten, zakenlieden en andere leden van de middenklasse. In 2008 werd een negenjarige jongen ontvoerd van Caïro naar Tanta, waar zijn lichaam verminkt en ontdaan van ledematen werd teruggevonden. In datzelfde jaar werd een leraar gearresteerd wegens het toebrengen van dodelijk letsel aan een elfjarige leerling omdat deze zijn huiswerk niet had gemaakt. Ook het aantal gevallen van seksuele intimidatie neemt toe, waarvan het beruchtste in 2007 in Caïro plaatsvond tijdens de festiviteiten aan het eind van de heilige maand Ramadan, toen tientallen jonge mannen als bezetenen de ene vrouwelijke passant na de andere aanrandden. ‘De mensen stonden gewoon toe te kijken,’ zei een ooggetuige. Daarnaast hebben verscheidene andere gruwelijke zedenmisdrijven de aandacht gevestigd op een complex van sociale problemen in Egypte, met als meest opvallende de situatie van de straatkinderen: duizenden jongens en meisjes, al vanaf hun vijfde of zesde dakloos, die leven in smerige steegjes en zandholen onder bruggen, slapen op trottoirs en in openbare parken, die bedelen of bij verkeerslichten en kruisingen gebruikte of herverpakte goederen verkopen, allen op de vlucht voor armoede, misbruik en uitbuiting. Zulke ontberingen veroorzaken niet alleen misdaad en verwaarlozing, maar ook ruwheid en hufterigheid. Elkaar snijden en zigzaggend inhalen is de gangbare praktijk geworden in het verkeer van Caïro en Alexandrië. Op elk uur van de dag of nacht vormt een koor van claxons de hysterische achtergrondmuziek op de Egyptische straten. Chauffeurs en voorbijgangers schreeuwen en vloeken naar elkaar om het minste of geringste. Geduldig in de rij staan is een zeldzaam verschijnsel geworden in de winkels of dienstencentra van Egypte. In het openbaar godslasterlijke taal uitslaan is algemeen gebruik geworden, ook steeds vaker door kinderen. De sfeer op straat is gespannen en geagiteerd. Er wordt met luide stem gesproken en ruzies breken 7 Jonge Egyptenaren 225 om de meest onbenullige redenen uit. ‘Mensen lijken bereid elkaar naar de keel te vliegen over ogenschijnlijk futiele zaken. De cultuur van tolerantie die onder Egyptenaren zo lang heeft bestaan, is aan het afbrokkelen,’ constateerde socioloog Samir Hanna.2 En de klassieke Egyptische traditie om zich als een heer te gedragen (shahama), zoals uitgebeeld in de Egyptische zwart-witfilms, is teloorgegaan. ‘Hoe kun je van een man die zestien uur gewerkt heeft verwachten dat hij in de bus opstaat voor een vrouw of een oudere man? Of als hij na die lange dag ergens stopt om brood te kopen, waarom zou hij dan een vrouw voor laten gaan? Wanneer je door het systeem tot slaaf bent gemaakt, heb je eigenlijk geen boodschap meer aan manieren,’ zei een jonge man in een enquête van Al-Ahram Weekly.3 ‘Egypte wordt langzaamaan een heel hardvochtig oord,’ is een veelgehoorde mening. Velen willen niets liever dan het land ontvluchten. In 2006 schreven omstreeks 8 miljoen Egyptenaren (meer dan 10% van de bevolking, van wie de overgrote meerderheid jonger was dan 40 jaar) zich in voor de Amerikaanse Greencard-loterij. Ook bevinden Egyptenaren zich in de topvijf van nationaliteiten die een aanvraag indienen bij de Canadese immigratiedienst. Sinds 2005 hebben duizenden jonge Egyptenaren hun leven geriskeerd in pogingen om de zuidelijke stranden van Griekenland en Italië te bereiken, om daar of in verder naar het noorden gelegen landen werk te zoeken. Volgens een rapport uit januari 2008, opgesteld door de Egyptische Organisatie voor Mensenrechten, ‘is in dit eerste decennium van de nieuwe eeuw een half miljoen Egyptenaren erin geslaagd illegaal Europa binnen te komen’. Steeds vaker worden honderden jonge, arme Egyptenaren in gammele bootjes op de Middellandse Zee opgepikt door de Libische kustwacht om vervolgens te worden opgesloten in Libische gevangenissen (niet bepaald een ontsnapping aan hun leven in Egypte). Deze uittocht is mede te verklaren als een wanhopige reactie op de harde economische omstandigheden (de officiële werkloosheid in de leeftijdsgroep onder 30 jaar bedraagt omstreeks 21%, bijna tweemaal zo hoog als het algemene werkloosheidscijfer).4 De werkloosheid is deels het gevolg van de ingrijpende economische veranderin- 226 7 Jonge Egyptenaren gen sinds de jaren negentig en van het slechte onderwijs – zo komen de meeste economie- en managementstudenten op de staatsuniversiteiten tijdens hun studie niet in aanraking met een computer, waardoor ze er niet in slagen banen in de particuliere sector te bemachtigen. Toch komt een deel van het probleem ook voort uit verouderde attitudes: veel universitair geschoolden zijn liever werkloos dan dat ze een baan als fabrieks- of handarbeider aannemen. Een dergelijke ‘vlucht uit het systeem’ is echter niet voorbehouden aan de armen. Meer dan een miljoen Egyptische afgestudeerden woont in Europa en de Verenigde Staten, van wie de overgrote meerderheid zich hoogstwaarschijnlijk nooit meer in Egypte zal vestigen5 en bij wie de band met hun land van herkomst steeds losser wordt. De overmaat aan problemen in Egypte, ook na de opstand van 2011 (toenemend sektarisme, stijgende misdaadcijfers, broze economische omstandigheden en vrees voor wat de toekomst gaat brengen), zet nieuwe generaties aan hun voorbeeld te volgen. Mayar, een econome van in de dertig die behoorde tot de beste 5% die in haar jaar afstudeerde, doorliep het lange bureaucratische proces om staatsburger van Canada te worden omdat ze ‘haar dochter niet in Egypte wilde laten opgroeien’. Er is echter nog een andere manier om ‘uit het systeem te vluchten’. Dit betreft een soort binnenlandse migratie door degenen die in het land blijven maar pogen zichzelf af te zonderen van alle moeilijkheden – en daarvoor welvarend genoeg zijn. Dankzij de macro-economische vooruitgang van Egypte zijn de consumentenuitgaven per persoon tussen 2000 en 2008 gestegen van 2647 naar 3672 dollar; voor de rijkste 20% van de bevolking waren die cijfers 5770 en 8000 dollar. Degenen die van die stijging profiteerden, hebben zich in toenemende mate teruggetrokken uit de woelige samenleving en leiden een beschermd, geïsoleerd leven. De goedbetaalde telecommunicatie-ingenieur van midden dertig (en zijn vrienden: de it-consultant, de accountant bij een toonaangevend plaatselijk bedrijf, het hoofd verkoop bij een multinational, de bankier en de dokter) is steeds meer gericht op het internet, satellietschotels en zelfs de postorderdienst van Amazon uk. Als zijn financiële situatie aanmerkelijk verbetert, 7 Jonge Egyptenaren 227 wordt het zijn volgende directe doel om een huis te kopen in een van de nieuwe, rijke en omheinde buitenwijken van Caïro, van waaruit hij en zijn vrouw hun kinderen naar een nieuwe particuliere school zullen sturen en hun vrije tijd zullen doorbrengen in besloten sportclubs en sociëteiten. Het psychologische isolement en de emotionele afscheiding doen bij deze mensen geleidelijk en subtiel het gevoel ontstaan dat er een grote beschavingskloof bestaat tussen hen (en hun keurige wereld) en de rest van hun samenleving. De vlucht van de stadscentra naar de rustige buitengebieden maakt ook deel uit van een meeromvattende verandering in de relatie van Egyptenaren met het land waarop ze wonen. De stedelijke agglomeraties (vooral Caïro en Alexandrië, maar ook al-Mahala, Tanta, al-Zakazeek en Assioet) en hun omringende gebieden zijn aan voortdurende verandering onderhevig door zowel bevolkingsgroei als binnenlandse migratie (hoofdzakelijk vanuit al-Saeed en de afgelegen streken van de Nijldelta – momenteel rond de 800.000 mensen per jaar). Hierdoor stroomden de Egyptische bevolkingscentra voller en voller terwijl de randgebieden steeds gefragmenteerder raakten. Tussen de jaren zestig van de vorige eeuw en het eerste decennium van de huidige groeide Caïro van 6 miljoen inwoners naar meer dan 15 miljoen. De bevolkingsdichtheid van de stad is met meer dan duizend inwoners per vierkante kilometer een van de hoogste ter wereld, en Alexandrië blijft daar niet ver bij achter. De uitbundigheid, energie en golven van creativiteit die Caïro en Alexandrië gedurende de twintigste eeuw kenmerkten, zijn geleidelijk geweken voor verstikkende drukte, overrompelende massaliteit en een beklemmend gevoel opeengepakt te zitten. Tegelijkertijd verruilden de rijken en de hogere middenklasse de stadscentra en de oude buurten voor nieuwe buitenwijken. Daar kozen ze doorgaans voor omheinde gemeenschappen aan de stadsranden, afgesneden van niet alleen de mensenmassa’s en de continu verslechterende infrastructuur, maar ook van de historische buurten en wijken waar Egyptenaren gedurende decennia (en soms zelfs eeuwen) vorm hadden gegeven aan de hen omringende fysieke ruimte. Caïro’s centrum, Zamalek, Garden City en Maadi kregen steeds 228 7 Jonge Egyptenaren meer het aanzien van vergane glorie. Weliswaar worden er nog steeds nieuwe boetieks, restaurants en winkelcentra geopend, maar het zwaartepunt van de stad heeft zich verplaatst naar de ‘Zesde Oktober’, ‘Palm Hills’, ‘City Views’, ‘Allegria’, de ‘Vijfde Vestiging’, alObour en al-Shorouk. Dit zijn nieuwe, rijke, onberispelijke en ruime gemeenschappen, maar ze missen de sporen (en de littekens) die de lange en rijke geschiedenis van Alexandrië en Caïro op de oude wijken heeft nagelaten.6 Als gevolg daarvan wonen, werken en recreëren voor het eerst in de Egyptische geschiedenis grote groepen mensen ver buiten het stadscentrum. Men mijdt de monumentale gebouwen en plekken – de eeuwenoude moskeeën en kerken, de barokke gebouwen en paleizen van Ismael Pasha, de Nijlboulevard, de drukke straten van Adly, Embaba en Shoubra – en de gehechtheid van de Egyptenaren aan hun materiële erfenis neemt af. Toen in 2007 al-Musafir Khana (een achttiende-eeuwse mammelukse herberg) en in 2008 Majlis al-Shoura (een modern islamitisch architectonisch juweel) afbrandden, trok dat vrijwel geen aandacht (Regaining al-Musafir Khana7 van Gamal al-Ghitani evoceert niet alleen het verloren gebouw, maar mag ook gelden als een eerbetoon aan Egyptes ‘oude toewijding aan zijn emotionele erfgoed’). In een lezing in Parijs in het midden van de jaren negentig kwam Mohamed Hassanein Heikal met een onthullende analogie. Hij merkte op dat de Franse stadsarchitect Haussmann, de ontwerper van de Rue de Rivoli en de Boulevard de Sebastopol, dezelfde man was die de Mohamed Ali-straat in Caïro ontwierp. Maar waar de Rue de Rivoli en de Boulevard de Sebastopol een ‘voorhoede van de beschaving zijn gebleven in de Lichtstad’, daar zijn ‘de lichten in de beschavingsvoorposten van Caïro gedoofd’; Caïro’s oude Operahuis heeft moeten wijken voor een bovengrondse parkeergarage. Niet alleen de rijken en de hogere middenklasse verlieten de stadscentra. De nieuwkomers (de miljoenen die van het platteland naar Caïro en Alexandrië trokken) en de nieuwe armen (de andere miljoenen die onder de barre sociaal-economische omstandigheden van de afgelopen drie decennia waren geruïneerd) waren gedwongen in 7 Jonge Egyptenaren 229 geïsoleerde gebieden aan de periferie van de Egyptische metropolen te leven. Het opvallendst is Caïro’s Dodenstad: een gebied van meer dan acht vierkante kilometer waar (op z’n minst) vier miljoen arme Caïrenen leven en werken in een overbevolkt netwerk van graftombes en mausolea, dat een min of meer zelfstandige gemeenschap vormt. Het is daar in veel opzichten benauwend, van de honderdduizenden kinderen die het zonder basisonderwijs moeten stellen tot de ontbrekende riolen en afvalverwerking, maar de stad is ook een inspiratiebron van creativiteit en improvisatietalent. Elektriciteit wordt doorgaans verkregen door vanaf nabijgelegen moskeeën of openbare ruimten leidingen over de daken te leggen, kamers worden aangepast aan de nieuwe leefomstandigheden8 en er worden voortdurend nieuwe coöperatieve inkomstenbronnen bedacht. Vergelijkbare omstandigheden, zij het op minder grote schaal, heersen in Garbage Village (Vuilnisdorp), dat meer dan vijftigduizend afvalverwerkers (en hun gezinnen) huisvest, wier levens zich net als die van de miljoenen inwoners van Dodenstad gescheiden van het eigenlijke Caïro afspelen (Garbage Dreams van Mai Iskander, een onafhankelijk geproduceerde film uit 2009, is een indringend, ontroerend en intrigerend portret van het leven in Vuilnisdorp). Ook in de Egyptische Nijldelta en al-Saeed heeft zich een verandering voorgedaan in de relatie van de Egyptenaren met de fysieke ruimte. De versnippering van het eigendom van ontgonnen land, het oprukken van bebouwing aan de Nijloevers en de binnenlandse migratiegolven zijn enkele aspecten van die verandering. Land is niet langer de enige (of zelfs voornaamste) inkomstenbron voor de meeste gezinnen in de Nijldelta en al-Saeed. Tot voor kort was het de welhaast heilige bezitting die de hele familie voedde en overging van de ene generatie op de volgende. De film ‘The Land’ (Al-Ard) die Yousef Chahine in 1969 maakte naar een roman van Abdelrahman al-Sharkawi, bracht het dagelijks leven van arme Egyptische boeren in beeld: hun stemmen en kleren, de smoorhete dagen met hun geestdodende werk en de vredige nachten, de stank van koeien en kippen in hun huizen, hun flauwe lach, hun waardigheid en armoede, hun bijgelovigheid en – vóór alles – hun bijna heilige gehechtheid aan hun land. 230 7 Jonge Egyptenaren In de laatste scène van de film wordt de oudere dorpsbewoner (gespeeld door de acteur Mahmoud al-Meligui) die tegen de landheer in verzet is gekomen wreed gestraft: zijn lichaam, met de voeten aan elkaar gebonden, is met een touw vastgeknoopt aan de benen van een paard waarop de dorpssheriff rijdt, zodat zijn kleren scheuren en hij overal bloedt. Maar terwijl hij wordt voortgesleurd, grijpt zijn hand naar de modder, de grond. Hij weigert die los te laten, weigert zijn land, zijn huis, zijn leven op te geven. Miljoen huilden toen ze deze scène zagen en het publiek vroeg zich bijna af of al-Meligui’s handen de aarde grepen of dat de aarde hem greep.9 Deze diepe verbondenheid met en erkenning van de heiligheid van de grond is langzaam aan het verdwijnen. De demografische veranderingen in Egypte hebben dit proces versterkt. De Egyptische bevolking is sinds de jaren zeventig bijna verdubbeld, waardoor de demografische structuur het aanzien van een piramide heeft gekregen: extreem smal bij de top en enorm breed aan de onderzijde. Tussen vijftigers, zestigers en zeventigers die maar met enkele miljoenen zijn en de meer dan 45 miljoen Egyptenaren beneden de 35 bestaan weinig overeenkomsten.10 De wegvallende generatie neemt de klassieke verschijningsvorm van het Egyptische karakter en de elementen van de Egyptische persoonlijkheid met zich mee, terwijl de aantredende, steeds dominantere generatie amper enig cultureel erfgoed meekrijgt. De nieuwe generatie heeft nooit een oorlog meegemaakt of erin gevochten, is nooit deelgenoot geweest van een nationaal project. Ze groeide op in een tijd waarin het land een ingrijpende transformatie onderging (de overgang van nasseristisch-seculier, socialistisch Arabisch nationalisme naar islamisme en later kapitalisme, via Sadats infitah). Het was een periode vol spanningen. De nieuwe generatie was getuige van een bijna openlijke oorlog tussen de staat en groeperingen die niet slechts het regime omver wilden werpen, maar de complete samenleving wilden transformeren. Sektarisme en de opvallende mate waarin Egyptische christenen zich terugtrokken gedurende diezelfde periode (van de jaren zeventig tot het eerste decennium van de nieuwe eeuw) beroofden de maatschappij van diversiteit en onontbeerlijke vrije ademruimte, voorheen verkre- 7 Jonge Egyptenaren 231 gen door traditionele contacten met Europa en de westerse cultuur in het algemeen. Zelfs de relatie tussen het regime (en dan in het bijzonder de president) en het volk was gespannen in die periode: het regime handhaafde zijn gezag, soms met harde hand en volstrekte minachting voor mensenrechten, zonder de klassieke emotionele banden te smeden tussen de farao (of het boegbeeld van de Egyptische familie, zoals president Sadat bij voorkeur zei) en zijn onderdanen. Al deze factoren droegen bij aan een gespannen en geagiteerde samenleving. De miljoenen jonge Egyptenaren kwamen terecht in een nerveus (en zenuwslopend) sociaal milieu. Egyptenaren waren zich scherp bewust van de stagnatie en terugval gedurende de voorbije vier decennia. En hoe hardnekkiger het vorige regime in de staatsmedia bleef vasthouden aan de noties van ‘Egyptisch leiderschap’ en ‘de Egyptische voortrekkersrol’, des te sterker de ontnuchterende dagelijkse werkelijkheid deze verslechtering naar voren deed komen. De Saudische politieke voortrekkersrol (in vergelijking met de terugtrekkende beweging in het Egyptische buitenlandse beleid gedurende de afgelopen drie decennia, zoals besproken in hoofdstuk 6), de rijkdom van de Golfregio, Libanons creativiteit en joie de vivre, de Jordaanse vernieuwing (onder een jong en energiek koninklijk paar) en de glamour van Dubai herinnerden de Egyptenaren aan hun gebrekkige omstandigheden en onfortuinlijke situatie. Alles en nog wat kreeg de schuld, van het wanbestuur en de corruptie van opeenvolgende regeringen tot het slecht functionerende systeem, van het ondoorzichtige overheidsbeleid tot de achteruitgang in maatschappelijke waarden. Te midden van de vele ziekelijke symptomen van de afbrokkelende maatschappelijke orde en het nationale verval is een algemeen gedeeld gevoel opgekomen: dat ‘er iets is misgegaan’ (‘ fee haga ghalat’) in maatschappij en waarden, en in wat de jonge, aantredende generatie erft van haar voorgangers. Feit is inderdaad dat de klassieke kanalen voor culturele overdracht ernstig verstoord zijn geraakt. De jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw waren een dieptepunt in de Egyptische cultuur. Veel kranten, tijdschriften, theaters, bioscopen en culturele instellingen werden gesloten; duizenden schrijvers, journalisten, professoren en 232 7 Jonge Egyptenaren kunstenaars zagen zich gedwongen het land te ontvluchten. Wahabitisme en salafisme wonnen terrein, zowel in sociale attitudes en normen als in de politiek. Het regime had, gedurende Sadats laatste jaren en tijdens de hele periode van Mubaraks beheersings-, confrontatieen dwangstrategie, weinig op met dissidenten en vrijdenkers. En met de afnemende publieke rol van de Egyptische christenen en de maatschappelijke koerswending van progressief liberalisme en een fascinatie voor Europa naar conservatisme en religiositeit, is de klassieke Egyptische cultuur uitgehold en gehomogeniseerd. De achteruitgang van het Egyptische onderwijsstelsel is een bijkomende negatieve factor. In Egypte bestaat leerplicht (voor kinderen van zes tot veertien jaar) en de overheid kan erop bogen dat in 2008 meer dan 19 miljoen Egyptenaren tussen de zes en achttien jaar, die tezamen meer dan 90% van alle kinderen in de schoolleeftijd vertegenwoordigen, waren ingeschreven in het primaire onderwijssysteem van het land. Daarmee is de alfabetiseringsgraad in Egypte, na decennialang rond de 50% te hebben gezweefd, gestegen tot omstreeks 71%. Niettemin verkeert het systeem als geheel in moeilijkheden, met teruglopende inschrijvingen, een tekort aan leraren en een hardnekkige sekseongelijkheid. De daadwerkelijke onderwijsdeelname in plattelandsgebieden zakt vaak onder de 50% van alle kinderen in de schoolleeftijd. De schooluitval, vooral in de armste regio’s (hoofdzakelijk al-Saeed) en de ruigere wijken van Caïro en Alexandrië, loopt vaak op tot 20 à 25% van het aantal ingeschreven leerlingen. Sekseongelijkheid blijft aanhouden. Het aantal ingeschreven meisjes op school is doorgaans 20% lager dan dat van jongens, en de schooluitval is hoger. De onderwijsvoorzieningen op scholen zijn nog steeds bedroevend. Op overheidsscholen tellen klassen vaak meer dan zestig of zeventig leerlingen. De verhouding docent-student bedraagt op de meeste scholen ongeveer één op vijftig. Speelplaatsen, laat staan muziek en teken- of practicumlokalen, zijn een zeldzaamheid. Engels staat op de basis- en middelbare scholen op het lesprogramma, maar de kwaliteit van de lessen en de beheersing van de taal door de leerlingen laten veel te wensen over. En het particulier onderwijs is in toe- 7 Jonge Egyptenaren 233 nemende mate symptomatisch voor een ander probleem: het is vanwege de hoge kosten het exclusieve domein van welvarende gezinnen, waardoor het afbreuk doet aan de beoogde gelijkheid in het onderwijsproces. Omstreeks 2005 gaf zo’n 60% van de gezinnen in de grote steden aan dat hun kinderen privéles kregen. Volgens het Egyptische cbs (Central Statistics and Mobilisation Agency oftewel capmas) gaat meer dan 60% van alle investeringen in het onderwijs naar privé-educatie. Op universitair niveau bestaan er geen banden van betekenis met internationale en vernieuwende topinstituten. Daarnaast heeft de universitaire sector te maken met een grote achteruitgang in onderzoek en ontwikkeling, een florerende handel in collegeaantekeningen en scripties en weinig nadruk op zelfstandig denken en leren ten onderscheid van examens halen en een diploma verkrijgen.11 Onder invloed van deze processen – een verandering in het waardesysteem van het land, afstand nemen van de samenleving, de kloof tussen de generaties, de verzwakking van de Egyptische cultuur, de achteruitgang in het onderwijsstelsel en schade aan het heiligste basisbeginsel van het egyptianisme, het land – hebben de banden tussen de Egyptenaren onderling en met hun land zich gewijzigd. De miljoenen jonge Egyptenaren die deel gaan nemen aan het openbare leven van hun land moesten deze banden opnieuw vormgeven, teneinde grip te krijgen op hun eigen leven en op de maatschappij. Het leek voor de hand te liggen om daarvoor de route via de politiek te kiezen, maar het openbaar bestuur of beleidsbepalende kringen staan niet open voor inbreng van de jongere generatie. Binnen de Nationaal Democratische Partij afficheerde de vleugel rondom Gamal Mubarak (vooral toen deze in opkomst was, van eind jaren negentig tot ongeveer 2005) zich graag als een lichting van hoogopgeleide, jonge Egyptenaren met een grote interesse voor het openbare leven. Maar naarmate die vleugel volwassen werd en zich een plaats verwierf aan de top van de partij en het regime, verdwenen de jonge gezichten en de jeugdorganisaties waarvoor Gamal Mubarak zich sterk had gemaakt (bijvoorbeeld de Stichting voor de Toekomst) naar de achtergrond. Wat resteerde rondom de sterke man van het regime waren telgen van steenrijke families en symbolen van het liberale kapitalisme. 234 7 Jonge Egyptenaren Een vergelijkbare ontwikkeling deed zich voor in de Moslimbroederschap. Er kwam de klad in de vitaliteit en dadendrang die de Broederschap in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw kenmerkten (en die leidden tot haar manifest van 2005, winst bij de parlementsverkiezingen en een krachtige aanwezigheid in velerlei prominente maatschappelijke kringen). De vele jonge Broederschap-leden die zich in die periode hadden geschaard om Mahdi Akef (de algemene gids) haakten geleidelijk weer af, waardoor geen vernieuwing plaatsvond van de oude en vermoeide beleidsbepalende organen, machtskringen en het publieke gezicht van de Broederschap. Zelfs de Kefaya-beweging, de prominentste burgerlijke oppositiegroepering van het land in het afgelopen decennium, slaagde er niet in substantiële aanhang (of leden) te werven onder jonge Egyptenaren. Haar retoriek (intellectualistisch en eerder betrokken op de gebreken van de politiek dan op de rauwe werkelijkheid van het dagelijks leven van de mensen) vond veel meer weerklank onder de intelligentsia dan onder de miljoenen universiteitsstudenten. Een gedeeltelijke uitzondering hierop vormt de liberale oppositie die wordt vertegenwoordigd door Aziz Siddqui’s platform dat vanaf omstreeks 2005 van zich deed spreken en, later, de Al-Ghad-partij van Ayman Noor; maar deze zijn te zwak en onbeduidend om een levensvatbaar forum te bieden. Het zal weinigen verrassen dat het met de politieke participatie van jonge Egyptenaren bedroevend gesteld was, zelfs naar de maatstaven van de Arabische wereld. Volgens ‘Het Arabisch rapport van menselijke ontwikkeling 2009’ was de opkomst bij de parlementsverkiezingen van 2005 slechts 28% en die van de presidentsverkiezingen in 2005 zelfs maar 23%. Hun dynamiek en activisme vond echter andere uitwegen, hoofdzakelijk cultureel van aard. Het vacuüm dat opgevuld moest worden, prikkelde de creativiteit van duizenden jonge schrijvers, filmmakers, zangers en musici – twintigers en dertigers. De Egyptische cinema van de eenentwintigste eeuw, met nieuwe invalshoeken, verhalen, scripts, innovatieve visuele effecten, opnamestijlen en een hoger kwaliteitsniveau, wist zijn inkomsten meer dan te verdriedubbelen ten opzichte van begin of midden jaren negentig. Het productie- 7 Jonge Egyptenaren 235 budget bedraagt nu gewoonlijk 3 tot 5 miljoen dollar, zo niet meer.12 Hun distributie heeft zich van de klassieke markten in de Golfregio en de Levant uitgebreid naar Noord-Afrika, en ook steeds meer naar de liefhebbers van wereldcinema in Europa. Sinds 2004 werd er ieder jaar ten minste één film gepresenteerd op het filmfestival van Cannes. Tevens waren er serieuze pogingen tot deelname aan grensverleggende filmfestivals als Tribeca in New York en Sundance in Utah. Dezelfde ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de Egyptische muziek: innovaties (vaak getuigend van een verfrissende originaliteit) in tonen, mixen, melodieën en begeleidende clips trokken meer luisteraars, boorden nieuwe markten aan en genereerden hoge inkomsten. Egyptische musici en componisten wonnen tussen 1998 en 2007 driemaal de prestigieuze World Music Award. Zelfs lezen, in Egypte reeds lang een zeldzaam tijdverdrijf, heeft een opleving doorgemaakt. De Arabische (en in veel gevallen illegale) vertalingen van de Harry Potter-boeken en van The Lord of the Rings en de toenemende beschikbaarheid van internet in cafés en openbare ruimten gekoppeld aan de populariteit van blogs en chatrooms, wakkerden het enthousiasme voor lezen, schrijven en recenseren aan. Tot op heden is er nog geen nieuwe Naguib Mahfouz, Yousef Idris13 of zelfs maar Alaa al-Aswany14 opgestaan, maar er experimenteren duizenden jonge schrijvers met nieuwe thema’s, structuren en taal (een evolutie van het Egyptische slang).15 Eén verfrissend voorbeeld is ‘El Koshary Today’,16 een Engelstalige website met ‘nepnieuws’, gemodelleerd naar het bijzonder succesvolle ‘The Onion’ in de Verenigde Staten en opgezet door drie Egyptenaren van ergens in de twintig. Met zijn ingehouden maar voor de goede verstaander hilarische humor en amusante directheid is El Koshary Today erin geslaagd een trouwe en groeiende schare fans aan zich te binden. De dynamiek onder jonge Egyptenaren heeft ook een innovatiegolf teweeggebracht in de zakelijke en financiële sector van Egypte. De Egyptische computer- en informaticabranche kan, ondanks het feit dat ze gering van omvang is en alle beroepsbeoefenaars geconcentreerd zijn in een beperkt aantal centra, bogen op uitstekende opleidingsinstellingen (vooral aan de Amerikaanse universiteit te Caï- 236 7 Jonge Egyptenaren ro), een groep zeer succesvolle bedrijven met internationale clientèle en verkooppunten, en een groeiende reputatie. Jonge Egyptenaren waren ook de oprichters en leiders van de meest succesvolle investeringsbank, participatiemaatschappij, telecomfirma en bouwonderneming van het hele Midden-Oosten, de Arabische wereld en Afrika, en wisten daarmee spectaculaire successen te boeken in het eerste decennium van deze eeuw. Nog interessanter is wat er in het hart van het sociaal-economische leven van de maatschappij gebeurt, weg van de industrieën en sectoren die complexe oplossingen, contacten met het Westen en toegang tot het grote geld vereisen. Duizenden jonge Egyptenaren hebben tienduizenden kleine bedrijven en ondernemingen opgericht in allerlei sectoren, van kleine textielwerkplaatsen tot fastfoodrestaurants, taxidiensten en duikcentra. Aan het eind van 2008 verwerkte het Egyptische ministerie van Handel meer dan tweeduizend nieuwe bedrijfsinschrijvingen per week. Adam Smith’ onzichtbare hand trok in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw aan de touwtjes en stimuleerde creativiteit, vernuft en vindingrijkheid. De gangbare opinie is dat Egyptenaren ten gevolge van hun eeuwenoude landbouwcultuur een gebrek aan ondernemingszin hebben. Feit is juist dat de productie van – en handel in – ruwe katoen, textiel, verfstoffen, zijde, suiker en tarwe van immens economisch belang kon worden dankzij de langdurige ervaring van Egyptenaren met landbouw en het boerenbedrijf. De kapitaalconcentratie in maar enkele centra en coterieën heeft de opkomst van een agribusiness-sector echter belemmerd.17 Ook op het gebied van liefdadigheid en sociale investeringen heeft de nieuwe generatie Egyptenaren een groot aantal non-gouvernementele organisaties opgericht die arme en behoeftige Egyptenaren bijstaan, onder meer door onderwijs te bieden en hulp bij het vinden van werk. Daaronder bevinden zich onafhankelijke instellingen als al-Mahrousa en het Philantropy Centre van de Amerikaanse universiteit in Caïro. Maatschappelijke dienstverlening en initiatieven in het kader van algemene sociale en milieuproblemen, zoals inspanningen van onafhankelijke activisten om het bewustzijn over klimaatverandering te verhogen, bieden oplossingen voor het ernstige afvalpro- 7 Jonge Egyptenaren 237 bleem in het oude deel van Caïro en trachten de problematiek van de vrouwenbesnijdenis in arme plattelandsregio’s aan te pakken. Toch ligt de belangrijkste hedendaagse bijdrage van jonge Egyptenaren niet in cinema, literatuur, zakenleven, filantropie of maatschappelijk engagement, maar in het formuleren van hun eigen definitie van egyptianisme, hun eigen definitie van een eenentwintigste-eeuws Egyptisch project. De gebrekkige communicatie tussen de inmiddels verdwijnende generatie van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en de jonge Egyptenaren, plus de algehele verzwakking van het imago van hun land, van ‘het merk Egypte’, heeft sommigen onder de opkomende generaties ertoe aangezet hun eigen begripsopvatting over hun samenleving en erfgoed te ontwikkelen. Een aantal getalenteerde jonge mensen, gedeprimeerd door de desastreuze achteruitgang van de Egyptische cultuur, waarden, attituden en gedrag, is over de afgelopen vijftig jaar heengestapt (waar ze alleen moeilijkheden en mislukkingen zien) en heeft de blik gericht naar het liberale experiment uit de jaren twintig tot veertig. De tolerantie die dat experiment had gekenmerkt, gekoppeld aan de verfijning, de schoonheid, de mondaniteit en hoffelijkheid van de toenmalige Egyptische maatschappij, het kosmopolitisme van Caïro en Alexandrië en de algehele joie de vivre van deze periode brachten die zoekers naar een nieuwe identiteit, naar een nieuw begrip van hun culturele erfgoed, in vervoering. Voor deze jonge talenten was het aanlokkelijke liberale experiment een vruchtbaar richtpunt voor de energie die hun verschijning op het toneel van de Egyptische samenleving had losgemaakt. In het eerste decennium van de nieuwe eeuw verscheen er een overvloed aan films, tv-series en romans die het liberale experiment verheerlijkten en bezongen, in het bijzonder de tolerante waarden en de ontspannen modus vivendi ervan. Tijdens de Ramadan van 2010 (het hoogseizoen in het Egyptische televisiejaar) was een van de succesvolste tv-programma’s het door een op jongeren gerichte satellietzender uitgezonden Kan Yama Kan (ruwweg ‘Was in het verleden’): een nostalgische show over het Egyptische leven en de Egyptische samenleving in de jaren dertig en veertig. De rage voor de jaren twintig, dertig 238 7 Jonge Egyptenaren en veertig leidde zelfs tot een groot aantal nieuwe en exclusieve restaurants in Caïro en Alexandrië waar de inrichting ‘jaren dertig chic’ is, de obers de oude fez (tarbouche) dragen en het menu is georiënteerd op de ‘klassieke Egyptische keuken’. Deze jonge Egyptenaren, bijna allen afkomstig uit Egyptes liberaal-kapitalistische kamp, proberen aldus een betoverend maar vervlogen verleden op te roepen om het heden dat ze verfoeien daarnaar te modelleren. Ook sommige jonge islamisten hebben op het falen van hun beweging gereageerd door inspiratie in het verleden te zoeken (of daarin te vluchten): de vroege islamitische samenleving te Medina, het Abbasidische tijdperk in Bagdad, het Omajjadentijdperk in Andalusië, Saladins overwinningen of de grote mammelukken. Op islamistische schermen en in islamistische programma’s en chatrooms zingt een groot aantal ‘islamitische predikers’ de lof van ‘onze glorieuze geschiedenis’, ‘nobele waarden’, ‘de genade en compassie van de islam’ en ‘de zuiverheid van vroegere islamitische samenlevingen’. De terugkeer naar het roemvolle verleden vulde de zendingsdrang van de islamitische beweging in het heden aan en voorzag die van een emotioneel pendant voor de liberale nostalgie. De sprong naar het verleden kwam ook voort uit het historische en contextuele vacuüm waaraan de Egyptische maatschappij lijdt. Keer op keer heeft het land moeten meemaken hoe het verleden werd verworpen en zijn leiders verdacht werden gemaakt. De Wafd zette alle uitdagers van Saad Zaghloul (en later Mustafa al-Nahas) binnen en buiten de partij op een zijspoor – van Adly Yakan Pasha in de jaren twintig tot Makram Ebeid Pasha in de jaren veertig. Nasser hekelde het ‘voorbije tijdperk’ en legde alle hoofdfiguren daaruit het zwijgen op. Sadat maakte het hele nasseristische project zwart, terwijl Nasser zelf gedurende de tweede helft van de jaren zeventig een openlijk doelwit voor de staatsmedia werd. De islamitische beweging meed alle Egyptische leiders, en haar militaire vleugel schilderde velen van hen af als ongelovigen. En recentelijk heeft de liberaal-kapitalistische elite zich gedistantieerd van alles wat aan deze elite vooraf is gegaan. Zelfs in de cultuur viel dezelfde trend waar te nemen: Taha Hussein, al-Akkad, Tawfik al-Hakeem, Naguib Mahfouz, Yousef Idris, Moha- 7 Jonge Egyptenaren 239 med Hassanein Heikal en anderen zijn allemaal het mikpunt geweest van grove lastercampagnes. Als gevolg van dat bekladden van het verleden, de snelle transformaties van de maatschappij gedurende de afgelopen zes decennia en de grote verschillen tussen de verschillende ideologieën en projecten van de opeenvolgende tijdvakken hebben de mensen, vooral de jongeren, geen nationale vanzelfsprekendheden meer over. In het moderne Egypte ontbreekt eenstemmigheid over enige notie, project of persoon in zijn recente geschiedenis. Zijn langste conflict in de afgelopen zeventig jaar (de vier oorlogen tegen Israël) scheen betekenisloos tegen de achtergrond van een Egypte dat de pijler van de Pax Americana vormde in het Midden-Oosten. De grondslagen van zijn revolutie van 1952 (sociale gelijkheid en de Arabisch-nationalistische identiteit) zijn restanten van het verleden die losstaan van de werkelijkheid van vandaag. Zijn held (Nasser) wordt óf aanbeden óf verdoemd, zonder een objectieve waardering van zijn rol in ’s lands geschiedenis. Zelfs zijn twee traditionele religies lijken momenteel op voet van oorlog met elkaar te staan. Het ontbreekt de jongeren niet alleen aan een rolmodel of een duurzaam nationaal project waarmee ze zich kunnen vereenzelvigen, maar ook aan een nationaal aanvaard verhaal van hun geschiedenis. Veel waarnemers hebben dit teruggrijpen naar het verleden geïnterpreteerd in de context van de overkoepelende politieke strijd die zich in Egypte afspeelt tussen de liberale kapitalisten binnen het regime en de islamitische beweging. Zo waren de creatieve figuren in de cinema, muziek en literatuur door het ophemelen van liberale waarden de restanten van Egyptes liberale experiment aan het opdringen aan het land, terwijl de filantropen werden bewogen door religieuze drijfveren. En de beleggingsspecialisten van de participatiemaatschappijen, de investeringsbankiers en de talloze zakenmannen (en -vrouwen) waren bondgenoten en jonge partners van het regime, terwijl duizenden kleine en middelgrote bedrijven deel uitmaakten van de economische infrastructuur van de islamitische beweging in het land. Die visie hield er echter geen rekening mee dat de inspanningen van de jongeren écht onafhankelijk waren van de liberale kapitalisten 240 7 Jonge Egyptenaren en de islamisten; ze kwamen voort uit de behoefte van miljoenen jonge Egyptenaren om zich te verheffen boven hun onfortuinlijke situatie (met inbegrip van de strijd tussen het regime en de islamitische beweging) en zich vast te klampen aan iets waar ze trots op konden zijn, een referentiekader, het geraamte van een identiteit. Een meer overtuigende kritiek op deze inspanningen en bijdragen is derhalve dat de meeste ervan inderdaad niet meer dan geraamtes zijn. De jonge liberalen haalden uit Egyptes liberale experiment wel de bekoorlijke en gepolijste façade; maar ze misten de diepgang (of de belangstelling) om de werkelijke stand van zaken in die periode uit te spitten. Ze negeerden het nare feit van de buitenlandse bezetting, de centrale politieke realiteit van Egypte in de jaren twintig, dertig en veertig. Ze gingen voorbij aan de cruciale intellectuele strijd die zich binnen het liberale experiment afspeelde tussen de ‘mediterranisten’ die Egypte binnen Europa wilden plaatsen en de ‘easternists’. Ze sloegen geen acht op de gigantische sociaal-economische kloof die de Egyptische maatschappij destijds kenmerkte (ondanks de overeenkomsten met de huidige situatie). En hoewel hun verpakking beslist aantrekkelijk was (zoals de hoge kwaliteit van de tv-series en films waarin het liberale experiment werd omarmd), ontbrak het hun aan volharding en intellectuele moed. Ze beriepen zich op de uiterlijkheden van het liberalisme; maar ze zetten niet de stap om de confrontatie aan te gaan met het salafisme en de wijze waarop dat zich aan het verleden vastklampte (zoals uitnemende liberale intellectuelen als Taha Hussein hadden gedaan op het hoogtepunt van het liberale experiment). Met de jonge islamisten was het niet beter gesteld. Hun keuze van de beelden die de puurheid van de vroege islamitische maatschappij van de Profeet Mohamed moesten illustreren en van de glorieuze overwinningen van de Abbasiden, Saladin en de mammelukken was een schoolvoorbeeld van excessieve historische subjectiviteit, waarmee ze de geschiedenis censureerden en opzettelijk (of uit onwetendheid) voorbijgingen aan de vrijwel continu aanhoudende episodes van bloedvergieten en interne strijd. En net zoals bij de liberalen het geval was, blonken de jonge islamisten uit in de verpakking van hun 7 Jonge Egyptenaren 241 boodschap: jonge, zoetgevooisde, goedgeklede, welbespraakte predikers. Zij misten echter de overtuigingskracht, scherpzinnigheid en wetenschappelijke interesse van islamitische denkers als Mohamed Abdou, al-Akkad of zelfs recentelijk Seleem al-Awaa of Gamal alBanna, die zich moedig verdiepten in de werkelijke islamitische geschiedenis en experimenteerden met nieuwe interpretaties. Er waren ook initiatieven van jonge Egyptenaren en Arabisch nationalisten (vooral in de journalistiek en literatuur) die ijverden voor een heropleving van Egyptes traditionele rol in de regio. Zij zetten een campagne op touw om ‘Gaza te redden’, maakten films die de ‘martelaren van de Arabische natie’ eerden en bepleitten zelfs bescheiden programma’s voor ‘pan-Arabische eenheid’; maar het schortte aan de diepte en vastberadenheid van Nasser of de virtuositeit en beheersing van Heikal. Hun boodschap getuigde meer van rumoer en geestdrift dan van een diepgaand inzicht in het Egyptische project. Bovendien beperkten de jongeren de blik tot het binnenland. Hun oproepen om ‘het verleden tot voorbeeld te nemen’ waren gespeend van creativiteit in de zin dat ze geheel voorbijgingen aan Egyptes nationale veiligheid of strategische positionering. Noch de liberalen noch de islamisten die troost vonden in het bekoorlijke en roemvolle verleden, presenteerden serieuze visies op Egyptes aanpak van zijn internationale betrekkingen. Dat kwam deels doordat jongeren waren buitengesloten van de politiek en doordat hun creativiteit en ondernemingszin nauwelijks verband hielden met de ervaring van de oudere generatie die nu van het toneel verdween. Maar het was ook het gevolg van futloosheid en indolentie. De luidste stemmen in het kamp der jonge liberalen verheerlijkten in diverse toonaarden het ‘liberale, mediterrane Egypte’, maar verzuimden te omschrijven wat voor soort relatie het mediterrane Egypte met de Verenigde Staten zou moeten onderhouden in het licht van de bezetting van Irak en Afghanistan, hoe Egypte zich moest positioneren binnen (of met betrekking tot) de Arabische wereld en op welke uitgangspunten de relatie met Israël gebaseerd moest zijn, gezien de verslechterende situatie in de Palestijnse gebieden. De jonge islamisten vermeden behendig iedere discussie over hoe ‘een terugkeer naar ons glorieuze islamitische ver- 242 7 Jonge Egyptenaren leden’ van invloed zou zijn op Egyptes buitenlands beleid, over het vredesverdrag met Israël of zelfs over wat hun islamitische oproep betekende voor Egyptes Arabische of mediterrane erfgoed. De verschillende ondernemingen van jonge Egyptenaren zijn pas een paar jaar oud en hebben nog een lange weg te gaan. Veel van deze inspanningen weerspiegelen feitelijk de gevolgen van de zwakke verbanden tussen de generaties, het extreem slechte onderwijssysteem, het decennialang uitgesloten zijn van politieke deelname, het verstikkende conservatisme, het zich terugtrekken van het liberalisme, de afnemende contacten met het Westen en de kwijnende Egyptische cultuur van de afgelopen paar decennia. En bij hun pogingen om op een zinnige manier met dat erfgoed om te gaan staan zij voor een veel zwaardere opgave dan veel van hun voorgangers, zozeer heeft Egypte zijn verleden in die recente decennia verwaarloosd. Het zou onterecht zijn om de aspiraties van de jonge Egyptenaren te vergelijken met Egyptes liberale experiment en/of met het Arabisch nationalisme van Nasser, zoals sommige commentatoren hebben gedaan. Zoals besproken in hoofdstuk 1, was het eerste het resultaat van een veelomvattende culturele renaissance die zich over meer dan een halve eeuw uitstrekte, een vastberaden streven naar ontwikkeling en vooruitgang, en een politieke en sociale beweging die beoogde ‘Europa te evenaren’. En het Arabisch nationalisme vloeide, niettegenstaande de krachtige impuls die Nasser er persoonlijk aan gaf, voort uit meer dan dertig jaar experimenteren met arabisme en ‘easternism’. Deze generatie wordt bezield door een verlangen om te ontsnappen aan de failliete boedel waarmee ze naar haar idee is opgezadeld. Talloze jonge Egyptenaren, uit velerlei sectoren (zakenleven, academische wereld, amusementsindustrie, sociale dienstverlening en de kunsten), doen hun recente verleden en het heden af als één groot fiasco. De economische stagnatie waardoor meer dan 40% van de bevolking onder de internationale armoedegrens leeft, het weinig succesvolle buitenlands beleid gekoppeld aan de daling in internationaal aanzien, de uitholling van gemeenschapszin in het land en het gevoel van alomtegenwoordige mislukking en bijna totale instorting – dat alles heeft de jongeren (van wie velen kunnen bogen op een veel be- 7 Jonge Egyptenaren 243 tere opleiding en kennis van de wijdere wereld dan hun ouders) ertoe gebracht de nalatenschap van de vorige generaties af te wijzen als iets dat hun niets te bieden heeft en waar ze niets van kunnen leren. Er doet zich een schrijnend gebrek aan binding tussen de generaties gelden, en een verwerping door de jongeren van al het oude. Deze verwerping is zelfs waarneembaar in fictie voor adolescenten. Was in de jaren tachtig de meest succesvolle serie in dit genre Ragol al-Mustaheel (een soort Egyptische James Bond, die als geheim agent voor de staat werkt), in de nieuwe eeuw maakte een opstandige held zijn debuut die het staatssysteem en de maatschappelijke normen aan zijn laars lapt. De opkomst van de nieuwe sterren in het zakenleven, geldwezen, universitaire wereld, amusementsindustrie en journalistiek is vooral een kwestie geweest van vervanging van oude normen, leiders en handelwijzen, in plaats van dat oude structuren zijn voortgezet en uitgebouwd. In de publieke sector zijn complete managementteams (waarvan sommige met een respectabele staat van dienst) gedwongen met pensioen gestuurd en vervangen door jonge managers afkomstig uit de particuliere sector. Staatsbanken hebben een totale metamorfose ondergaan waarbij mba’ers met werkervaring bij investeringsbanken in Londen en New York een generatie van oudere bureaucraten vervingen. Zelfs op cultureel vlak (vooral in literatuur en cinema, twee gebieden waarop het recente Egyptische erfgoed bij uitzondering aanbevelenswaardig is) vertonen de Egyptische bestsellers en succesfilms enorme verschillen wat betreft stijl, thematiek en zelfs taalgebruik ten opzichte van traditionele Egyptische romans en films. Wie zich tot de geschiedenis wendt om uit vroegere ervaringen te putten en het recente verleden als een volslagen fiasco afwijst, gaat uit van de veronderstelling dat de dynamiek van jonge Egyptenaren wezenlijk superieur is aan die van hun voorgangers (op grond van beter onderwijs en meer wereldwijsheid, en vanwege de wijdverbreide minachting voor de recente geschiedenis en wat die heeft gebracht). Velen hellen over tot de opvatting dat deze nieuwe inspanningen de ‘falende maatschappij’ weer op weg zouden kunnen helpen naar een nieuwe veelbelovende toekomst; dat het nieuwe elan in het zakenle- 244 7 Jonge Egyptenaren ven, de academische wereld, amusementsindustrie, sociale dienstverlening en de kunsten zal leiden tot de opkomst van economische, financiële en culturele ‘centres of excellence’ in Egypte (temidden van de arme massa’s) die vervolgens positieve domino-effecten teweegbrengen in alle geledingen van de economie en de samenleving, wat het land uiteindelijk naar ontwikkeling en vooruitgang zal voeren. Daartoe is nog een lange en moeizame weg te gaan. Bijna alle hiervoor genoemde bijdragen en initiatieven – in zakenleven, filantropie en cultuur – komen van bovenaf, staan nog steeds los van daadwerkelijke publieke invloed en missen al met al het vermogen om gebundeld te worden tot een nationaal project. Ze slaan niet aan bij het overgrote deel van jonge Egyptenaren, wier voornaamste zorg is om simpelweg het hoofd boven water te houden, werk te vinden, sociale contacten te onderhouden en vaardigheden op te doen. Zelfs geografisch zijn de meeste van die initiatieven, geconcentreerd als ze zijn in Caïro en Alexandrië en sommige gebieden in de Nijldelta, afgescheiden van het merendeel van ’s lands jongeren – bijvoorbeeld van hen in afgelegen regio’s als al-Saeed of al-Nuba.18 De succesvolle zakelijke conglomeraten zijn de voornaamste werkgevers in het land geworden. De nieuwe culturele en artistieke golf heeft in de Egyptische jeugd zijn voornaamste afzetmarkt en meest enthousiaste publiek gevonden. En ook de vele filantropische groeperingen hebben gewerkt met duizenden achtergestelde jonge Egyptenaren in arme wijken. Toch blijft de daadwerkelijke betrokkenheid van de miljoenen jonge Egyptenaren miniem. De overgrote meerderheid van de 45 miljoen Egyptenaren onder de 35 jaar zit klemvast in de onderdrukte economische onderklasse en houdt zich slechts bezig met overleven. Nieuwe gelegenheden voor zakelijk succes of een baan benutten gaat niet alleen hun capaciteiten en verworven vaardigheden te boven, maar ook hun bevattingsvermogen; sociaal werk, activisme en engagement bij algemene maatschappelijke kwesties zijn luxes die minachtend en verbitterd worden weggelachen; en vermaak en cultuur worden in kleine doses genoten indien de veeleisende dagelijkse routine het toestaat.19 Deze scheiding tussen de belangrijkste maatschappelijke dy- 7 Jonge Egyptenaren 245 namiek (die onveranderlijk werd aangedreven door slimme jonge Egyptenaren) en de meerderheid van de bevolking betekende voor de maatschappij een enorm verlies. Miljoenen mensen werden door hun verlammende economische omstandigheden belet tot deelname aan de belangrijkste (en veelbelovende) veranderingen die hun maatschappij onderging. ‘Het Arabisch rapport van menselijke ontwikkeling 2009’ concludeerde dat de positie van de jongeren ‘in bijna alle leefaspecten’ hachelijk is. Ze zijn in hun leven ‘amper vrij’ om hun eigen beslissingen te nemen en hun sociaal-politieke omgeving ontmoedigt iedere zinvolle maatschappelijke participatie, zowel in politiek als economisch opzicht. Daar komt bij dat de voortdurende schending van hun rechten hen ertoe aanzet niet alleen het heersende regime te verwerpen, maar de hele maatschappij waarin ze zich opgesloten en vernederd voelen.20 Toch waren er ook enkele positieve trends gaande. Omstreeks 2005 waren er, voor het eerst sinds de jaren vijftig, meer Egyptenaren werkzaam in de private dan in de publieke sector. Ten tijde van deze belangrijke verschuiving ging het regime echter ook gewoon verder met de subtiele maar consistente ontmanteling van het sociale vangnet waarop de Egyptenaren sinds de jaren zestig hadden vertrouwd. Dat hield in dat de prijs van de voornaamste voedingsmiddelen steeg (wat begin 2008 de aanzet was tot omvangrijke demonstraties en rellen), de gezondheidszorg sluipenderwijs werd geprivatiseerd, de overheidsgarantie om banen voor nieuwe afgestudeerden te creëren van nul en generlei waarde bleek en de economie voor een steeds groter deel op een onmiskenbaar kapitalistische leest werd geschoeid. Veel waarnemers benadrukken de corruptie en reusachtige inkomensverschillen die als neveneffect van deze veranderingen optreden. Minstens zo belangrijk is echter de opkomst van een nieuwe economische klasse, met actieve leden uit veel segmenten van de samenleving, die deelnemen aan en belangen hebben in het economische systeem van het land. Deze zakenmensen (eigenaars en aandeelhouders, alsook managers en werknemers) zijn economisch onafhankelijk van wat zich bij de overheid en de publieke sector voltrekt, waardoor zij zich veel assertiever en onafhankelijker opstellen tegenover de elementen 246 7 Jonge Egyptenaren die de ontwikkeling van het land tegenhouden. Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat nieuwe en relatief onbeduidende samenwerkingsverbanden van kleine en middelgrote ondernemingen actief betrokken zijn bij wetsontwerpen, op de manier van witboeken zoals westerse overheden die hanteren. Van belang is ook dat het nieuwe algemene belastingstelsel van de regering-Mubarak tot stand kwam via overlegplatforms, waarbij de industrie en speciale belangengroepen inbreng hadden in diverse onderdelen en regelingen. Dit verlangen naar actieve betrokkenheid komt op steeds meer terreinen tot uiting. Volgens veel waarnemers speelden de nieuwe media en het internet, satellietzenders en de grotere openheid naar de buitenwereld een cruciale rol in de golf van politiek activisme die zich sinds 2003-2004 heeft voorgedaan in Egypte (van de zijde van actieve beroepsverenigingen, florerende universiteiten en een grote schare bloggers). Dat is allemaal juist, maar wellicht was een nog doorslaggevender factor het zelfbewustzijn dat voortvloeide uit economische zelfstandigheid. Naarmate onder steeds meer jonge Egyptenaren (zowel in de hogere als de lagere sociaal-economische segmenten) het besef doordrong dat ze nooit voor de overheid of de publieke sector zouden werken – omdat die in de Egyptische maatschappij niet langer de voornaamste leveranciers van banen zijn – gaf dat de aanzet tot het nieuwe activisme. Die trend is nu niet meer te stuiten – en wint aan momentum. Voor de toekomst van Egypte is het nu een van de belangrijkste vragen hoe (en niet langer of ) de private sector en de vertegenwoordigers daarvan hun economische macht zullen omzetten in politieke macht. Een andere belangrijke trend onder jonge Egyptenaren doet zich voor op de terreinen waar het nieuwe kapitalisme jonge mensen de gelegenheid biedt hun creativiteit en vernieuwingsdrang uit te leven. Zo werden er in 2009 drie nieuwe investeringsfondsen gelanceerd die zich uitsluitend richten op de achtergebleven gebieden in al-Saeed; ze worden alle beheerd door een dertigtal jonge Egyptenaren die uit New York en Londen naar hun land zijn teruggekeerd. Ook in de ict-sector in Egypte bruist het van nieuwe ondernemingsinitiatieven, gecombineerd met kapitaalinjecties en kennisname van de mo- 7 Jonge Egyptenaren 247 dernste technologieën. Dezelfde trend vindt plaats in sectoren als het toerisme, levensmiddelen, transport, vastgoed en consumptiegoederen. Drijfveren voor persoonlijk gewin en maatschappijverbetering komen hier samen, wat een bron kan vormen voor ontwikkeling en vooruitgang. Het land ondergaat ook een opleving als het gaat om de rol van (en respect voor) de burgermaatschappij. Na in de decennia van opkomend islamisme langdurig te zijn genegeerd en gedemoniseerd, herwint de burgermaatschappij iets van het verloren terrein. Hoewel de door de islamitische beweging (en de Kerk) opgezette sociale infrastructuur de meest wijdverbreide en doeltreffende sociale netwerken in het land blijven, spant een aantal particuliere groepen zich momenteel in om de noodlijdende sociale voorzieningen van de overheid aan te vullen. De opkomst van particuliere universiteiten, ondernemersverenigingen, kamers van koophandel, consumentenorganisaties en de grote hoeveelheid onafhankelijke bladen en tv-kanalen die Egypte sinds 2000 heeft gekend, vormt een onderdeel van deze trend. Allemaal geven ze nadrukkelijk blijk van egyptianisme (in tegenstelling tot islamisme of ‘christianisme’) in diverse sociale aspecten en ondernemingen. Zo worden de royaalste en meest gewilde universitaire beurzen van het land vandaag de dag verstrekt door drie particuliere, onafhankelijke stichtingen in plaats van door de overheid of een religieuze instantie; de beroepsverenigingen en de Rechtersclub behoorden tot de voortrekkers van de golf van politiek activisme na de eeuwwisseling; de vier onafhankelijke Egyptische kranten met de hoogste verspreiding (met name onder jonge Egyptenaren) zijn standvastig seculier. Kenmerkend voor dat laatste is dat Al-Dostour, Al-Masry al-Youm, Sout al-Ummah en Al-Shorouk erin slagen op intelligente en prikkelende wijze over islamitische (en christelijke) interessegebieden te schrijven zonder enige concessie te doen aan hun seculiere invalshoek. Zelfs het islamisme is aan het veranderen. Onder analisten bestaat de hardnekkige neiging het politieke islamisme te versimpelen door het te vereenzelvigen met de Moslimbroederschap; maar dat is niet (zoals vaak wordt beweerd) de voornaamste of meest algemeen ver- 248 7 Jonge Egyptenaren breide islamitische kracht in het land. Die karakteristiek gaat veeleer op voor de salafistische bewegingen (besproken in de hoofdstukken 1 en 3). Salafisten, die de vroegere vrome moslims en hun gemeenschappen als exemplarische modellen beschouwen, hebben de grootste aanhang onder jonge Egyptenaren. Zij hebben een betrekkelijk onbesmet blazoen: geen verleden van geweldsdaden, geen organisatiestructuur, geen manifesten en geen opzichtige politieke ambities, wat de reden is dat ze werden getolereerd (en soms aangemoedigd) door het voorgaande regime. Niettemin is hun invloed vele malen groter dan die van de georganiseerde politieke islam. Ze zijn vanouds op veel meer verschillende terreinen aanwezig dan politieke of militante groeperingen. De politieke en militante islam is, ten gevolge van zijn organisatorische structuren, gegroeid door middel van geografische expansie. In het geval van het militante islamisme bijvoorbeeld verliep die groei vanuit al-Saeed (waar in het midden en eind van de jaren zeventig een betrekkelijk lichte politiemacht aanwezig was) naar Caïro en Alexandrië. Salafistische groeperingen, die nauwelijks een organisatiestructuur hebben, verbreiden zich daarentegen lukraak en in hoog tempo. Het salafistische gedachtegoed, dat in Egypte al meer dan drie decennia aan aanhang wint, is gebaseerd op een religieuze levensvisie en een strikte en uiterst conservatieve sociale code, en het staat per definitie een islamistisch buitenlands beleid voor. In tegenstelling tot het politieke islamisme, dat duidelijke doelstellingen heeft, is het salafisme een abstracte leer die voldoende flexibel is om uiteenlopende ambities en oriëntaties in zich te verenigen en absorberen. De toenemende salafistische invloeden oefenen inmiddels zo’n omvattende greep uit op de Egyptische maatschappij dat jonge Egyptenaren in steeds grotere getale antiseculier, antiliberaal en antiwesters worden. Toch zien we dat aan de andere kant van het sociale spectrum miljoenen jonge Egyptenaren, de eerste digitale generatie, in hoge mate verwesterd zijn; er zijn bijzonder liberale uitingen in muziek, films en literatuur, en in attitudes, levensstijlen en smaakvoorkeuren. Maar de interessantste veranderingen vinden plaats in sommige van de armste wijken van Caïro en Alexandrië en in dorpen diep in al-Saeed. Mil- 7 Jonge Egyptenaren 249 joenen jongeren in achterstandsposities worden voor het eerst blootgesteld aan de wereld op manieren die aspiraties en ambities wakker roepen. Hoewel meer dan 50% van hen nog steeds geen toegang heeft tot moderne scholen en ziekenhuizen, laat staan een pc, realiseren ze zich door die opening naar de wereld dat het leven uit veel meer kan bestaan dan de onmiddellijke omgeving waarin ze geboren zijn. Eén gevolg daarvan is dat op de meest onwaarschijnlijke plaatsen in Egypte de vraag naar cursussen Engels, computerkunde en secretariële en zakelijke basisvaardigheden gigantisch is gestegen. Zo is de vestiging die de British Council in Egypte heeft de grootste ter wereld. Ook het aantal opleidingsplekken op het werk neemt toe. Achter de woeste ogen, stoffige gezichten en mensenmassa’s die velen in het Westen associëren met conservatisme, woede en potentieel gevaar zijn er miljoenen die, ondanks hun erbarmelijke omstandigheden, op bewonderenswaardige wijze naar een betere toekomst streven. Deze meer positieve trends in het huidige Egypte traden in wisselwerking met de nieuwe ontwikkelingen in het zakenleven, geldwezen, cultuur, maatschappelijke investeringen en filantropie. Het resultaat daarvan was positieve energie, wachtend op een ontlading. De nieuwe dynamiek die de Egyptische samenleving momenteel ervaart, na de turbulente gebeurtenissen van de afgelopen zestig jaar en vooral het elan dat de revolutie heeft opgewekt, zou de aanzet kunnen geven tot een gefaseerde ontwikkeling en progressie die de Egyptische samenleving tot op heden niet heeft ondergaan. De Grote Depressie, de twee wereldoorlogen en een periode van dynamiek en jeugdrebellie (eind jaren zestig) hebben de westerse maatschappijen de kant op gestuurd van maatschappelijke volwassenheid, de dominantie van een solide en kolossale middenklasse, een nationaal streven naar levenskwaliteit, respect voor individualisme en het koesteren van democratie. Op eenzelfde manier zou het huidige krachtenspel in Egypte de laatste ontwikkelingsstoot kunnen zijn – na de nasseristische expansie, de schokgolven van de infitah, militant islamisme en sektarisme en religieus conservatisme – waardoor de Egyptische samenleving dezelfde eindbestemmingen zou kunnen bereiken. De nieuwe ontwikkelingen zouden verder kunnen evolueren 250 7 Jonge Egyptenaren tot de volgende fase van vooruitgang, die Egypte zestig jaar geleden met het abrupte einde van het liberale experiment werd ontzegd. De hoop zou hierbij dan gevestigd zijn op de uitbreiding en groei van een in toenemende mate stabiele en (van de staat) economisch onafhankelijke middenklasse, die de strijd voor meer rechten zal voortzetten en daarbij de wijsheid, volwassenheid en verbondenheid met het land zal bezitten om deze rechten te verkrijgen door middel van vreedzame veranderingen en minimale sociaal-economische verstoringen. Maar diezelfde wisselwerking en dynamiek zouden ook valse beloften kunnen blijken. Na de val van het regime-Mubarak kwamen er vele breuklijnen bloot te liggen, en staken spoken en demonen die dat regime had bezworen opnieuw de kop op. Bandieten en criminele bendes hielden huis in bepaalde delen van het land. Wapens waren bijna overal verkrijgbaar. Ten gevolge van het feit dat het Egyptische regime gedurende meer dan drie decennia had vertrouwd op dwang om zijn politieke tegenstanders eronder te houden, zagen sommige groepen in de periode na de revolutie van 2011 hun kans schoon om het recht in eigen hand te nemen aangaande hun voormalige vervolgers. Er deden zich enkele uitbarstingen voor waarbij tientallen doden en gewonden vielen, met name in al-Saeed waar bepaalde voorheen militante groepen veel aanhang bezitten en steun genieten. De seculiere boodschap die de revolutie in haar eerste paar weken uitdroeg, begon ernstige tegenstand te ondervinden; de aanwezigheid van salafistische groepen is prominenter geworden en zij hebben, net als andere maatschappelijke groeperingen, geprobeerd de onzekere sociaal-politieke omstandigheden te benutten om hun gedachtegoed te verbreiden. Ook heeft de Egyptische economie zwaar te lijden gehad. In minder dan drie maanden is de Egyptische centrale bank meer dan 15% van zijn reserves kwijtgeraakt bij zijn pogingen het Egyptische pond te steunen, als onderdeel van de noodzakelijke inflatiebestrijding in een land dat het overgrote deel van zijn voedsel importeert. Omstreeks een derde van het in de financiële markten van het land geïnvesteerde buitenlandse kapitaal werd teruggetrokken. De geldcirculatie in Egypte daalde dramatisch in diezelfde periode. Het toerisme 7 Jonge Egyptenaren 251 zakte in, de hotelkamers bleven grotendeels onbezet. En daarnaast trokken de stijgende mondiale voedsel- en energieprijzen een enorme wissel op het subsidiebudget, dat toch al een grote kostenpost voor de staat was. Deze problemen bleken een grote stuurloosheid teweeg te brengen in een land waar de staat het gezag, de beleidsuitvoering en de besluitvorming altijd op centraal niveau had gehouden. Het zou kunnen dat het momentum en de positieve energie, vrijgemaakt door de opstand van 2011, niet meer blijken te zijn dan opflakkeringen in een hopeloze situatie en langzaam wegsterven. De onafhankelijke en steeds zelfbewustere private sector zou ervoor kunnen terugdeinzen zijn rol te verbreden en Egyptes diverse sociaaleconomische problemen aan te pakken om zich in plaats daarvan terug te trekken in beschermde zones en zich te storten op door de export gedreven industrieën en sectoren, en zijn inkomsten en geldstromen te koppelen aan internationale, migrerende kringen in plaats van ze in de thuismarkt te steken. De jonge creatieve durfals zouden kunnen nalaten zich tot een echte sociale machtsfactor te ontwikkelen die in staat is maatschappelijke verandering tot stand te brengen, maar zich blijven beperken tot het bieden van amusement en zich tevreden stellen met lange rijen voor de theaterkassa’s. Maatschappelijk werkers, filantropen en de honderden bevlogen actiegroepen zouden eveneens in de marge van de afmattende maatschappelijke werkelijkheid kunnen blijven opereren en langs elkaar heen kunnen blijven werken aan projecten die slechts beperkte, lokale resultaten opleveren. Deze ontwikkelingen zouden Adam Smith’ onzichtbare hand kunnen verlammen en de maatschappij zou ten prooi kunnen vallen aan wanhoop. De meerderheid van de jonge Egyptenaren staat vrijwel buiten de maatschappij en leeft onder uiterst deprimerende omstandigheden. Ook heerst er ontgoocheling over de onzekerheden en ontwrichtingen die Egyptes nieuwe politieke landschap met zich mee heeft gebracht. Dat alles zou een wervelstorm van beroering over het land kunnen ontketenen waarin chaos een einde maakt aan alle hoop. Momenteel lijkt Egypte op de gekwelde Egyptenaar aan het begin van Naguib Mahfouz’ Autumn Quail, die de indruk maakt ‘in 252 7 Jonge Egyptenaren het midden tussen nergens en overal te staan’.21 De richting waarin de Egyptische maatschappij zich zal ontwikkelen, zal afhangen van de variabelen die we in de conclusie bespreken.