voortraject specialisatie museumgids Een bezoek aan een museum of tentoonstelling moet een uitnodiging zijn tot verwondering waarmee vanouds alle wijsheid begint. Ludo Abicht 0 voortraject specialisatie museumgids 1. VOORTRAJECT 1.1 Inleiding Dit voortraject betreft de voorbereiding van de specialisatie museumgids in de gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen. Deze vernieuwde opleiding is gesitueerd in het volwassenenonderwijs. Na een algemeen basisjaar kiezen de cursisten in het tweede jaar voor specialisaties zoals toeristische gids, reisleider, natuurgids én museumgids. De specialisatie museumgids is echter nog niet uitgewerkt. Toerisme Vlaanderen en de opleidingscentra stellen al langer de vraag aan de museumsector om de specialisatie museumgids uit te werken. De handschoen wordt door de afdeling Kunsten en Erfgoed opgepakt en de opdracht ‘voortraject specialisatie museumgids’ uitgeschreven. Het doel van het voortraject is ‘een gemeenschappelijk kwaliteitskader te ontwikkelen en te komen tot een onderbouwde en gedragen visie op wat een museum/erfgoedgids moet kennen en kunnen.’ Om tot dat gemeenschappelijk kwaliteitskader te komen is samenwerking met het werkveld essentieel. Belangrijke partners tijdens het hele traject zijn het Vlaams voor cultureel erfgoed steunpunt FAR0 en de provinciale museumconsulenten. Ook verschillende medewerkers van musea worden nauw betrokken en aangesproken vanuit hun expertise. Hieronder volgt een kort overzicht van de wijze waarop de uitwisseling en toetsing met het werkveld plaatsvindt. o Regelmatig overleg met een medewerker van het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed FARO en de provinciale museumconsulenten. o Voorbereiding van een informatie en uitwisselingsmoment met museummedewerkers over de specialisatie. Deze wordt voorbereidt met een kleine stuurgroep. Hierin zetelen drie vertegenwoordigers van de collegagroep publiekswerking van de Vlaamse Museumvereniging, een museumconsulent en een medewerker van FARO. o Via een mailing van de afdeling Erfgoed en Kunsten en de website van FARO worden museummedewerkers, museumconsulenten, erfgoedcellen uitgenodigd voor de ‘denkdag gidsenopleiding’ op 30/4. o Op de ‘denkdag gidsenopleiding’ zijn een veertigtal medewerkers van musea en erfgoedcellen aanwezig. Ook medewerkers van Toerisme Vlaanderen en twee opleidingscoördinatoren van opleidingscentra nemen deel. Naast het informeren over de opleiding is het doel mee te denken over de invulling van de specialisatie museumgids. In kleine groepjes wordt gebrainstormd over competenties, methodiek en inhoudelijke kennis. o Het verslag van de denkdag is op de website van FARO geplaatst zodat een breed publiek kennis kan nemen van de bevindingen van deze dag. o De bevindingen van de denkdag worden verwerkt in een eerste voorstel voor het kwaliteitskader. Deze is besproken op het overleg met van de publiekswerkers van de West -Vlaamse musea. o Een tweede, bijgewerkte versie van het kwaliteitskader wordt tot slot voorgelegd aan en uitgebreid besproken met een verruimde stuurgroep. 1 voortraject specialisatie museumgids Bij de start van het voortraject dienen zich de volgende vragen en onderzoeksrichtingen aan. 1 Wat is de stand van zaken van de gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen in het voorjaar 2008? Binnen welke opleidingsstructuur moeten wij ons voegen? Wat ligt vast en welke speelruimte is aanwezig? 2 Wat betekent deze opleiding voor de musea én de professionalisering van museumgidsen? 3 Is het zinvol om de specialisatie museumgids open te trekken naar erfgoedgids? 4 Op welke wijze kunnen en willen musea meewerken aan deze opleiding? Wat is het draagvlak binnen de sector? 5 Wat moet een gids allemaal kennen en kunnen? Wat moet er volgens de musea in zo’n specialisatie komen aan lesinhouden. Hoe willen de musea dat aankomend gidsen worden opgeleid? In de volgende hoofdstukken lichten we het onderzoek naar deze vragen en de mogelijke besluiten toe. 1.2 Gidsenopleiding Toerisme Vlaanderen Bij de start van het voortraject (februari 2008) is de stand van zaken van de vernieuwde gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen als volgt: o De opleidingen voor gids vertrekken vanuit een opleidingsprofiel opgesteld door de toenmalige DVO (Dienst voor Onderwijsontwikkeling van het Departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, nu de entiteit Curriculum van het Ministerie van Onderwijs en Vorming) in samenwerking met Toerisme Vlaanderen en de toeristische sector. Het opleidingsprofiel omschrijft de basiscompetenties waaraan een kwalitatieve gids moet voldoen en omvat een aantal opleidingsmodules die moeten leiden naar het verwerven van die basiscompetenties. o De opleiding gids bestaat uit een basisjaar met vijf modules in totaal 240 uur. Het specialisatie jaar is verdeeld over drie modules en beslaat 200 uur. Zie bijlage 1 voor een uitgebreid opleidingsprofiel. o Verscheidene door Toerisme Vlaanderen erkende opleidingscentra voor volwassenenonderwijs bieden sinds 2006 deze opleiding gids aan. Zie bijlage 2 voor een lijst van opleidingsverstrekkers. o Iedereen met een minimum opleiding secundair onderwijs kan zich aanmelden op de gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen. Na aanmelding volgt een intake gesprek waarin onder ander wordt gescreend op communicatieve vaardigheden. Het is mogelijk om vrijstellingen voor verschillende modules te bekomen. De vrijstellingen kunne verleend worden aan mensen met bepaalde diploma’s (daarvoor is een lijst gemaakt) of via een EVC procedure (= elders verworven competenties). o Aan de opleidingsverstrekker wordt geadviseerd voor de praktische en inhoudelijke organisatie van de specialisatie een pedagogische cel op te richten. Hierin zetelt onder andere een opleidingsverantwoordelijke die het hele verloop coördineert en bewaakt. Maar ook een regiocoördinator die vooral contact en overleg met het werkveld onderhoudt. o In de vernieuwde opleiding ligt meer nadruk op (overstijgende) gidsvaardigheden. In het basisjaar besteedt men 80 uur aan ‘rondleiden in de 2 voortraject specialisatie museumgids praktijk’. In deze module focust men op het inoefenen van vaardigheden m.b.t. communicatie, leiderschap en groepsprocessen. Als blijkt na het eerste jaar dat iemand niet over voldoende communicatieve vaardigheden beschikt, dan wordt hij niet toegelaten tot het tweede jaar. o Het opleidingsprofiel structureert ook de modulaire opbouw en het aantal uren van de specialisaties. De specialisaties toeristische gids en reisleider zijn opgebouwd uit drie modules: 1. De module ‘specifieke gidsvaardigheden’ (40 uur) waarin de vaardigheden die, los van bestemming, kenmerkend zijn voor een goede gids ingeoefend worden, met name een boeiend verhaal kunnen brengen en dit aftemmen op diverse bezoekersgroepen. 2. De module ‘bestemming’ (80 uur) dat gaat over het verwerven van de gespecialiseerde kennis voor het gidsen van een bepaalde bestemming. 3. De module ‘project bestemming’ (80 uur). Waarin de gids een aantal modelgidsbeurten bijwoont, zelf een aantal gidsbeurten doet en een thematische wandeling uitwerkt en uitvoert. o De eerste gidsen nieuwe stijl met de specialisatie toeristische gids studeren in 2008 af! Zij krijgen een erkenning van Toerisme Vlaanderen. De erkenning is niet decretaal dwz dat ook niet erkende gidsen kunnen blijven gidsen. Als we dus over erkenning spreken hebben we het over een kwaliteitslabel in dit geval ‘goedgekeurd’ door Toerisme Vlaanderen. De afronding van de opleiding heeft geen gevolgen voor het fiscale en juridische statuut van de gidsen, deze zijn op dit ogenblijk niet aan elkaar te koppelen. o Om de kwaliteit van de opleiding te garanderen zet Toerisme Vlaanderen een heel kwaliteitssysteem op voor de opleidingscentra. Een kwaliteitsraad moet dit geheel bewaken. Een medewerker van FARO is voorgedragen om als vertegenwoordiger van de museumsector aan de kwaliteitsraad deel te nemen. Toerisme Vlaanderen heeft ambitieuze doelstellingen en is op zoek naar kwaliteit. Maar kunnen ze die ook waarmaken? Is er een verschil tussen de voornemens op papier en de hardnekkige praktijk? Een grondig onderzoek naar de kwaliteit van de opleiding in de verschillende opleidingscentra kon in het tijdsbestek van deze opdracht niet worden gevoerd. Toch hebben we uit enkele gesprekken en bezoeken een indruk gekregen. Hieruit komt naar voren gekomen dat de kwaliteit per opleidingscentrum sterk kan verschillen. De opleiding is natuurlijk nieuw en vraagt nog om bijsturing. De overgang van de kennisgerichte aanpak naar competentiegericht onderwijs is soms moeilijk. De oude cultuur vanuit gidsenbonden en docenten heeft soms nog teveel invloed en botst met de nieuwe verwachtingen en eisen. Het gevaar voor oude wijn in nieuwe zakken/flessen is dan ook aanwezig. Het tegendeel is echter ook het geval en in sommige centra kiest men bewust voor de nieuwe aanpak en staat men open voor nieuwe inzichten. Omdat de kwaliteit van de opleidingscentra verschilt is het moeilijk om aan hen de verdere uitwerking van de specialisatie over te laten. Dit lijkt te pleiten om na het ontwikkelen van het kwaliteitskader, de uitwerking ook sterk vanuit de sector te sturen en te begeleiden. De opleiding is opgezet en uitgewerkt vanuit Toerisme Vlaanderen. De context en manier van denken is dan ook sterk toeristisch. Dat is natuurlijk logisch. Het museum wordt echter ook vanuit die toeristische visie benaderd. Een brede kennis vanuit het museale perspectief moet dan ook in de specialisatie naar voren komen. 3 voortraject specialisatie museumgids De modulaire opbouw in ‘specifieke gidsvaardigheden’, ‘bestemming’ en ‘project bestemming’ geldt ook voor de specialisatie museumgids. De benamingen van de modules zoals ‘bestemming’ en ‘project bestemming’ komen vanuit de toeristische context. Maar als we deze weglaten, krijgen we een opbouw waar ruimte is voor 40 uur vaardigheden of methodiek, 80 uur inhoudelijke kennis en 80 uur toepassing of praktijk. Deze bestaande indeling in methodiek, inhoud en toepassing is zinvol en biedt voor de specialisatie museumgids ook veel mogelijkheden. De optie bestaat om het aantal uren per module of zelfs de indeling van de modules te wijzigen. Hiervoor moet vanuit het opleidingscentrum een procedure opgestart worden bij het Ministerie van Onderwijs. Deze procedure neemt echter wel wat tijd, zo’n twee jaar in beslag. In deze fase van het uitwerken van de specialisatie museumgids is het pragmatisch én werkbaar om deze indeling en uren als uitgangspunt te nemen. Mocht na een tijd blijken dat een andere indeling meer mogelijkheden biedt, dan kan alsnog nog een procedure opgestart worden. Besluit: o De indeling in drie modules en het aantal uren vanuit het opleidingsprofiel is werkbaar voor het uitwerken van de specialisatie museumgids 1.2 Opleiding versus musea Wat kan deze opleiding betekenen voor de musea? De gidsenopleiding van Toerisme Vlaanderen is niet gekoppeld aan het statuut en legt geen uniformering op. Musea blijven zelf bepalen aan welke opleidingsvereisten hun gidsen moeten voldoen. Oftewel: men wordt niet verplicht om gidsen aan te nemen met een diploma (museum)gids van Toerisme Vlaanderen. De opleiding is een uitbreiding van de opleidingskeuzemogelijkheden voor de musea. Het is wél de eerste beroepsopleiding voor gids met specialisatie museumgids. Maar of de musea kandidaten van deze opleiding gaan rekruteren zal vooral van de kwaliteit van de specialisatie afhangen. Dit moet natuurlijk nog blijken. Veel musea werken met toeristische of stadsgidsen, deze zijn veelal opgeleidt volgens ‘de oude stijl’ zeg maar. Bij deze musea leeft de vraag om methodische bijscholing van deze gidsen. Een minder kennisgerichte aanpak, meer interactie, andere omgang met de collectie en meer kennis van de museumcontext zijn enkele van de vragen vanuit de musea. Voor deze musea kan de specialisatie museumgids een uitkomst of aanvulling bieden. Voor nieuwe gidsen kunnen zij eventueel de voorwaarde stellen dat deze de specialisatie hebben doorlopen. Aan de al werkende gidsen kan gevraagd worden om bijvoorbeeld de module methodiek te volgen. Dan komen we direct op een belangrijk punt voor de museumsector in verband met deze opleiding, namelijk de duur van de opleiding. Er is absoluut behoefte aan extra scholing voor museumgidsen vooral op methodisch gebied. Maar voor een deel van de gidsen die nu werkzaam zijn als gids in musea is een opleiding van twee jaar te lang. Velen hebben al een aantal jaren gestudeerd (bijvoorbeeld kunstgeschiedenis 4 voortraject specialisatie museumgids of sociaal cultureel werk) en zullen niet zo snel nog twee jaar in deze opleiding investeren. Toch kunnen onderdelen van deze opleiding ook voor deze categorie gidsen interessant zijn. Op dit moment is de specialisatie museumgids alleen te volgen als je je inschrijft in het hele opleidingstraject. Een cursist kan niet zomaar instappen in het tweede jaar en alleen de specialisatie museumgids (of enkele modules daarvan) volgen. Er is een systeem van vrijstellingen uitgedacht. De vrijstellingen kunnen verkregen worden als je bepaalde opleidingen hebt gevolgd of via het systeem van EVC (elders verworven competenties) hierin moet je kunnen aantonen dat je via bv ervaring al verworven competenties hebt voorbepaalde onderdelen. Maar alsnog maakt dit het instappen voor een potentieel publiek voor deze specialisatie niet aantrekkelijk. Als de specialisatie museumgids of misschien zelfs enkele modules apart gevolgd kunnen worden, biedt dat meer mogelijkheden voor musea en gidsen. De specialisatie kan dan in de vorm van een bijscholing worden aangeboden. Hier hangt dan geen erkenning van Toerisme Vlaanderen aan vast maar dat is voor een deel van de museumgidsen niet zo van belang. Deze bijscholingsoptie is al met Toerisme Vlaanderen besproken. Men reageert zeker positief op het voorstel maar het gesprek met de opleidingsverstrekkers daarover moet nog gevoerd worden. Besluit: o De mogelijkheid voor de opleidingscentra om de specialisatie als bijscholing aan te bieden, geeft kansen voor het museumwerkveld. o Overleg met de opleidingscentra over de bijscholingsoptie moet nog plaatsvinden. 1.3 Museumgids of erfgoedgids Musea zijn een onderdeel van het erfgoedbrede verhaal. Kan deze hedendaagse context meegenomen worden en de specialisatie museumgids direct opengetrokken worden naar erfgoedgids? Om dit te onderzoeken zullen meer actoren uit het erfgoedveld betrokken moeten worden. Ook aspecten als de definiëring van een erfgoedgids en de afbakening of overlap met toeristische gids moet onderzocht worden. Kortom een zeer interessante denkoefening maar moet deze binnen deze opdracht gevoerd worden? Deze opdracht geeft de kans om in een al langlopend dossier een aantal concrete stappen te zetten. De denkoefening van erfgoedgids zal dit proces van concretisering van het kwaliteitskader vertragen. In deze fase is het zinvoller en pragmatischer om verder te werken vanuit de afbakening museumgids. In de inhoud van de specialisatie komen de ontwikkelingen van het werkveld en dus erfgoed zeker aan bod. De opleiding van Toerisme Vlaanderen is sterk vanuit een toeristische context en gedachtegoed opgezet. De specialisatie museumgids is een plek waar de eigenheid en sterkte van het museumwerkveld neergezet kan worden. Vanuit de ervaringen en de ontwikkelingen in de praktijk kan de module in een latere fase opengetrokken worden naar erfgoedgids. 5 voortraject specialisatie museumgids Besluit: o Kiezen voor een gefaseerde aanpak en beginnen met het uitwerken van de specialisatie museumgids o De praktijk van het erfgoed komt in de specialisatie ruim aan bod o In een latere fase kan de module opengetrokken worden naar erfgoedgids 1.4 Samenwerking De kwaliteit van de specialisatie zal voor een groot deel afhangen van de samenwerking en wisselwerking tussen de opleidingscentra en de musea. Inhoudelijke input vanuit musea zal nodig zijn bijvoorbeeld in verband met het signaleren van ontwikkelingen binnen het werkveld, het geven van inhoudelijke informatie over museum en collectie of het adviseren of leveren van gastdocenten. Maar bijvoorbeeld ook voor werkbezoeken en stages is een goede relatie belangrijk. Het is niet realistisch en haalbaar om deze organisatie bij de musea zelf neer te leggen. Ook bij de opleidingscentra zit (nog) niet genoeg expertise om deze verantwoordelijkheid alleen bij hen neer te leggen. In navolging van de specialisatie toeristische gids is het noodzakelijk om een regiocoördinator aan te stellen. Via deze bemiddelaar kan de brug tussen de twee partners gelegd worden. De provinciale museumconsulenten hebben zich achter dit project geschaard en zijn bereidt de rol van regiocoördinator op zich te nemen! Dit is heel goed nieuws en een belangrijke stap tot de realisatie van de specialisatie museumgids. De provinciale museumconsulenten kennen het werkveld en zijn gewend om te signaleren, te adviseren en te ondersteunen. Door middel van hun bemiddeling kan de uitwerking van de specialisatie op regionaal niveau aangepast worden. De musea beseffen ook dat de kwaliteit van de opleiding zal verbeteren als er een goede wisselwerking tussen opleidingscentra en de musea plaatsvindt. Zij reageren dan ook positief op de rol van de provinciale museumconsulenten. Zij willen zeker meewerken aan deze opleiding in de vorm van stageplaatsen, het leveren van inhoud of als gastdocent bijvoorbeeld. De investering moet echter wel realistisch blijven. Bij stageplaatsen komt vaak de verantwoordelijkheid alleen maar bij de stageplaats te liggen. De musea pleiten voor een goede begeleiding vanuit de opleiding. Alle musea maar ook zeker de grote musea vragen om in het praktijkgedeelte van de opleiding de kleinere musea zoveel mogelijk te betrekken. Besluit: o Musea willen meewerken maar vanuit een realistische investering o Museumconsulenten zijn bereidt de rol van regiocoördinator op zich te nemen waarmee ze de belangrijke bemiddelde rol tussen musea en opleidingscentra invullen 6 voortraject specialisatie museumgids 1.5 Denkoefening Het organiseren van een moment van uitwisseling met medewerkers van musea is een logische en belangrijke stap in dit voortraject. De opbouw van de specialisatie in modules wordt als leidraad genomen om samen na te denken over competenties, methodiek, inhoudelijk kennis en stages. De dag is zeer vruchtbaar en geeft handvaten om het kader verder uit te werken. A. Methodiek Veel gidsvaardigheden en methodieken zijn eerder overstijgend en gelden voor verschillende inhouden (zowel stad, als regio, als museum). De module ‘specifiek gidsvaardigheden’ is kennelijk met die gedachte ontwikkeld. Maar biedt deze module voldoende om de methodische kant van het gidsen van een museumgids te ondervangen? Tijdens de denkdag willen we niet vertrekken van wat al is ontwikkeld, de module ‘specifieke gidsvaardigheden’ wordt niet als uitgangspunt genomen. Het is belangrijker eerst een eigen denkoefening op gang te brengen en zelf te bedenken wat in een module methodiek moet zitten? Uit de denkdag komen voldoende onderwerpen en inhouden. Deze worden als uitgangspunt genomen om in het kwaliteitskader een eigen module methodiek te omschrijven. Met de stuurgroep worden de argumenten, voors en tegens van een eigen module gidsmethodiek besproken. Er zijn zeker argumenten te vinden om voor één module gidsvaardigheden te gaan die alle verschillende specialisaties overstijgt. En misschien is dat in de toekomst ook zeker mogelijk en misschien zelfs wenselijk. Maar de meeste museummedewerkers pleiten in deze fase toch voor een eigen module methodiek. De methodiek is toch niet los te maken van de context en de inhoud. Enkele argumenten: de museumcontext is echt anders dan de toeristische context en deze andere context vraagt om een andere manier van gidsen zoals meer nadruk op interactieve begeleidingsvaardigheden en actieve werkvormen. De module moet zodanig uitgewerkt en opgebouwd worden, dat het een meerwaarde is voor de gidsen die al de specialisatie toeristische gids hebben gedaan. Dus in de module zijn echt nieuwe en andere zaken te leren. Daarnaast moet de mogelijkheid bestaan om voor sommige onderdelen vrijstelling te krijgen. Besluit: o In de specialisatie museumgids wordt uitgegaan van een eigen/volwaardige module methodiek o Mogelijkheid voor vrijstelling bij onderdelen voor mensen die al de module specifieke gidsvaardigheden hebben gedaan. B. Inhoudelijke opleiding Een goede inhoudelijke kennis is een belangrijke voorwaarde voor een gids. Op welke wijze krijgt die inhoudelijke kennis een plaats in de specialisatie voor museumgids? Het museumlandschap is erg divers aan inhouden zoals kunst, historie, toegepaste kunsten, wetenschap, techniek. Moeten de gidsen breed en algemeen inhoudelijk worden geschoold? Of eerder de gelegenheid krijgen om zich te specialiseren en te verdiepen in een (museum)specifieke inhoud. Is het denken in categorieën een optie of juist in regio’s of specialisaties per stad? Wat kan in een stage, wat is de verantwoordelijkheid van het museum zelf? 7 voortraject specialisatie museumgids Genoeg vragen en ook niet direct een richting die zich aandient. De keuze voor de aanpak van de inhoudelijke opleiding is de moeilijkste noot om te kraken. Tijdens de denkdag bespreken de museummedewerkers in groepjes de voor en nadelen van een indeling in categorieën namelijk kunst, historie en wetenschap. Door deze denkpiste te bewandelen wordt duidelijk dat de indeling in categorieën niet zinvol is. De indeling van de categorieën zelf loopt al mank, veel musea hebben overlappende inhouden. Een groot gedeelte van de gespecialiseerde kennis zal toch de verantwoordelijkheid van het museum zelf blijven (interne inhoudelijke opleiding) en kan niet in zo’n opleiding gestopt. Wat dan wel? Het voorstel om geen specifieke museum inhoud aan te bieden, wordt voor het kwaliteitskader verder onderzocht en uitgewerkt. Een stevige kennis van de hedendaagse museale context is van belang. Museologie of kennis van het museumveld op micro en macro niveau maakt van de gids iemand die het brede verhaal kan integreren in zijn rondleiding. We kunnen in deze module geen inhoudelijk specialisten opleiden. Gidsen moeten vaak op korte tijd zich inwerken in nieuwe inhouden. Wel kunnen we de cursisten leren hoe ze de veelheid aan informatie moeten selecteren, en analyseren, verwerken in functie van een rondleiding. Deze overstijgend vaardigheden zijn van groot belang en worden via casestudies geoefend in de module. In de module zitten veel werkbezoeken waardoor de cursist in contact komt met de diverse museuminhoud en praktijk Deze toch wel fundamentele keuze wordt positief onthaald door het werkveld. Ze geeft ruimte om zowel overstijgende vaardigheden mee te geven als om in aanraking te komen met musea en werkingen uit de regio. In overleg met Toerisme Vlaanderen en de opleidingscentra zal wel gekeken moet worden of alle opleidingscentra in dezelfde regio deze specialisatie wel moeten aanbieden. Besluit: o In de specialisatie geen nadruk op museumspecifieke inhoud, deze opleiding blijft de verantwoordelijkheid van de musea o Wel kennis van museologie en verdieping door casestudie C. Het kwaliteitskader Bij de start van dit voortraject was het niet helemaal duidelijk wat nu precies in dat kwaliteitskader omschreven moest worden. In de loop van het proces worden beslissingen genomen en bakent het één en ander zich af. De indeling van de drie modules, het omschrijven competenties en leerinhouden; ook meer organisatorische of voorwaardenscheppende aspecten als een regiocoördinator worden duidelijk. In volgende hoofdstuk wordt het kwaliteitskader omschreven. Met dit kwaliteitskader zegt de museumsector ‘zo willen we het, dit vinden wij belangrijk’. Hierin worden de structuren en richtingen uitgezet en biedt het een uitgangspunt voor verder overleg met Toerisme Vlaanderen en de opleidingscentra over de uitwerking van de cursus. 8 voortraject specialisatie museumgids ‘Het toekomstige museum is een podium waar iedereen kan meepraten. En waar men - zoals in de eerste musea - vragen kan stellen, mekaars ideeën af kan breken om de eigen inzichten geforceerd gangbaar te maken. Dit gedroomde museum is een waardevrij museum, niet vanuit nihilisme maar vanuit de gedachte dat van daaruit het beste nieuwe waarden op te bouwen zijn. Het museum als vrijplaats voor een vrije gedachtevorming voor dromen en intuïtie. Een museum dat niet alleen tentoonstellingen maakt maar waar vooral het scherpzinnige debat wordt gevoerd’. Uit: Het experiment van de twijfel lezing Arnoud Odding en Tiziana Nespoli 9 voortraject specialisatie museumgids 2. KWALITEITSKADER 2.1 Inleiding In de specialisatie museumgids volgen we de indeling in drie modules maar kiezen voor andere accenten en benamingen. De module HOE, focust op de methodische begeleidervaardigheden, de module WAT op de context museum op macro en microniveau. Tijdens de module TOEPASSEN wordt al het geleerde in de praktijk gebracht via een stage. Ook voor een museumgids zijn attitudes en vaardigheden als een open houding, flexibiliteit en helder communiceren belangrijk. Ze lopen doorheen de verschillende modules. Maar naast het overstijgende ligt het accent in deze specialisatie op wat het zo specifiek maakt om in een museum te gidsen. Het museumwerkveld heeft zijn eigenheden en kenmerken, deze hebben consequenties voor de rol en invulling van het vak gids in een museum. Een grondige kennis van deze museale context loopt als een rode draad door alle drie de modules maar wordt vooral uitgediept in de module WAT. We bieden een stevige basis museologie aan in deze module en focussen ons niet op het opleiden van inhoudelijk specialisten. We kunnen in de specialisatie nooit tegemoet komen aan de specifieke inhoudelijke vraag van elk museum. Het museumlandschap is te divers, het aanbod aan verschillende inhouden en type musea is te groot. We vinden inhoudelijk goed opgeleide gidsen absoluut belangrijk. Maar de museumspecifieke inhoudelijke opleiding blijft de verantwoordelijkheid van de respectievelijke musea. We kiezen voor een brede focus op het werkveld. De cursist maakt kennis met de diversiteit aan musea en ontdekt alle kanten van hun werking zoals collectiebeheer, restauratie, tentoonstelling én publieksbegeleiding. Op deze laatste wordt intensief ingegaan, gidsen maken veelal deel uit van een dienst publiekswerking. In de module HOE maakt de cursist vooral kennis met een brede kijk op de bezoeker en een grote waaier aan methodieken die in musea zijn ontwikkeld. Naast de brede kijk biedt de specialisatie ruimte om zich te verdiepen. Ten eerste is er veel aandacht voor het verder ontwikkelen van de eigen methodische begeleidervaardigheden in een museumcontext. Dit betekent vooral veel oefenen. Daarnaast geven we de cursist de gelegenheid om zich via een casestudie te verdiepen in een museuminhoud of tentoonstelling. Deze casestudie biedt de mogelijkheid om overstijgende vaardigheden te oefenen zoals het moeten selecteren uit een veelheid aan informatie, deze analyseren en vervolgens verwerken in functie van een rondleiding. Het contact met de praktijk wordt niet alleen in de stage gelegd maar loopt ook door de andere modules, door middel van praktijkvoorbeelden, les van gastdocenten en het afleggen van werkbezoeken. Als de cursus de specialisatie bijvoorbeeld volgt in Antwerpen dan zal deze regionale museale context worden gebruikt om te leren en onderzoek te doen. De cursist specialiseert zich niet in ‘de Antwerpse musea’. Hij moet in principe de opleiding kunnen volgen in Antwerpen en in Gent gaan gidsen. 10 voortraject specialisatie museumgids 2.2 Specialisatie museumgids 2.2.1 HOE - Methodiek (40 uur) Algemeen In het eerste jaar van de opleiding zijn de basics van het rondleiden zoals communicatieve vaardigheden, de opbouw en organisatie van de rondleiding al aan bod geweest. In de module methodiek kan de aspirant museumgids zijn methodische begeleidervaardigheden verbreden én verdiepen. De manier waarop een gids rondleidt in een museum is veranderd. Een goed opgebouwd, betekenisvol verhaal vertellen is nog steeds van belang maar hij moet meer kunnen. Rondleiden in een hedendaags museum is complexer en diverser geworden. Zo moet hij bijvoorbeeld in dialoog kunnen gaan met een divers publiek, een maatschappelijk debat opgang brengen, multimedia integreren of zelfs een beleving begeleiden. In deze module krijgt de cursist de kans om met een brede waaier aan methodieken die in musea gehanteerd worden, te oefenen. We focussen wél op de context waarin het gidsen plaatsvindt namelijk het museum maar niet op de diverse inhoudelijke verschillen van musea zoals kunst of historie. Deze museale context wordt trouwens steeds gevarieerder. Museale opstellingen veranderen; je vind niet meer alleen een object in een vitrine of een schilderij aan de muur. Er worden films getoond, persoonlijke getuigenissen vertelt, sferen gecreëerd via licht en geluid. De bezoeker wordt soms uitgenodigd om zelf naar informatie opzoek te gaan door een la open te trekken of een computer te raadplegen. Dit negeren of juist integreren? En hoe dan? Het zijn interessante uitdagingen voor een museumgids. Aan de basis van de diverse methodieken die in musea gehanteerd worden, liggen verschillende visies op het omgaan met bezoekers. Veel musea stemmen hun aanbod af op verschillende doelgroepen. We zoomen in op het perspectief van de bezoeker en maken kennis met diverse inzichten waaronder leertheorieën. Kennis van deze visies geeft de rondleider inzicht in de heterogeniteit van de bezoekers en biedt hem meer mogelijkheden om zijn rondleiding daarop af te stemmen. Vanouds her hebben musea een nauwe relatie met het onderwijs. Vanuit deze educatieve taak zijn hiervoor diverse aanpakken ontwikkeld met kijk, zoek, doe opdrachten en b.v. de atelierwerking. Met deze veelal actieve werkvormen wordt zeker kennis gemaakt en geoefend. Naast het formele leren (het onderwijs) leggen musea zich ook steeds meer toe op bezoekers die het museum gebruiken als informele leeromgeving. De aandacht voor participatie van doelgroepen als jongeren, gezinnen, ouderen of buurtbewoners wordt groter. Dialoog en actieve betrokkenheid zijn doorheen de hele publiekswerking maar zeker voor deze groepen belangrijk. Het oefenen met de interactieve begeleidingsvaardigheden krijgt dan ook een belangrijke plaats. Voor speciale doelgroepen b.v. mentaal gehandicapten of blinden of voor speciale omgevingen zoals het openluchtmuseum in Bokrijk zijn interessante speciale methodieken ontwikkeld. Het is aan te bevelen om deze ‘specials’ als keuzevak aan te bieden. 11 voortraject specialisatie museumgids A. De bezoekers Leerdoelen: o Kennis en inzicht hebben in de heterogeniteit van bezoekers en de verschillende typeringen en visies die daarover bestaan. o Deze visies en typeringen herkennen in de werkwijze/aanpak van een dienst publiekswerking (dus ook in een rondleiding). o Flexibel kunnen inspelen op de heterogeniteit van de bezoeker en de aanpak in de rondleiding daar op afstemmen. Leerinhouden: o Het museumbezoek of rondleiding bekeken vanuit bezoekersperspectief. Boek: The museum experience, the interactive experience model. o Leerpsychologie en leertheorieën. Met onder andere ontwikkeling en leerstadia, leerstijlen bijvoorbeeld van Kolb, meervoudige intelligenties van Gardner, het constructivisme. o Formeel en informeel leren. Het verschil tussen onderwijs en vrije tijd. Basis kennis over onderwijs en eindtermen. Participatie van nieuwe doelgroepen zoals jongeren en gezinnen. o Ervaren en niet ervaren museumbezoekers. o Diversiteit/interculturaliteit. Kennis en inzicht in de wijze waarop onze culturele referentiekader van invloed is op de wijze van kijken en communiceren. o Doelgroep typeringen: kinderen, jongeren, gezinnen, ouderen o Speciale doelgroepen (mentaal gehandicapten, blinden…) B. Methodieken Leerdoelen: o Een rondleiding boeiend en gestructureerd opbouwen en vertellen. o In een rondleiding actieve werkvormen toepassen aangepast aan diverse doelgroepen. o Diverse vraag en gesprekvormen gericht inzetten en deze op verschillende niveaus voeren. o In de rondleiding andere bemiddelingsvormen die in het museum aanwezig zijn, integreren. o Ontwikkelen van een persoonlijke omgang en een creatieve en flexibele houding in het gebruik van diverse methodieken. Leerinhouden: o Verhaaltechniek. Onder andere aanbrengen van structuur via rode draad of thema, het opbouwen van een spanningsboog, taalgebruik, metaforen. o Actieve werkvormen. Toepassen van didactisch materiaal in een rondleiding, bv het gebruik van voorwerpen of materialen, werken met zoekopdrachten, museumspelen, educatieve lespakketten, atelierwerking. o Interactieve begeleidingsvaardigheden. Vraag en gesprekstechnieken kunnen vanuit verschillende doelstellingen worden ingezet (kijken, denken, mening). Op diverse niveaus in gesprek kunnen gaan met het publiek. Gesprekstechnieken en vormen vanuit oa. de communicatie, onderwijs, filosofie zoals onderwijsleergesprek, debat, dialoog. o Andere bemiddelingsvormen. Het integreren of gebruik maken van andere bemiddelingsvormen zoals computer, film, hands-on activiteiten etc. 12 voortraject specialisatie museumgids C. Keuzevakken: o ‘Verbaal beschrijven’, een methode voor blinden en slechtzienden. o Rondleiden in ‘living history’ zoals bijvoorbeeld Bokrijk. Aanpak: In de aanpak van deze module zal de cyclus van het ervaringsleren een belangrijke plaats innemen. In de leercirkel wisselen observatie en reflectie, kennis, actief experimenteren en doen elkaar af. o Kennis: Lezen en bespreken van boeken, artikelen, achtergrondinformatie. o Actief experimenten: Opdrachten: in korte opdrachten kan veel geëxperimenteerd en geoefend worden. De afstemming van de aanpak op de bezoekers wordt steeds meegenomen, bijvoorbeeld een verhaal opbouwen vanuit verschillende leerstijlen of vragen stellen aan een onervaren of ervaren museumbezoeker. Rondleidoefeningen: kleine simulatie van rondleidingen met de andere cursisten. Regelmatig wisselen in standpunt tussen groep en gids. o Reflectie: Observatie van en reflectie op eigen denken en handelen Leren geven en ontvangen van feedback. Evaluatievormen: o Gesprek of bespreking o (zelf)evaluatie o Paper o Opdracht o Proefrondleidinkjes 13 voortraject specialisatie museumgids 2.2.2 WAT – Context museum (80 uur) Algemeen In deze module zoomen we in op de hedendaagse museologische context en de diversiteit van musea op vlak van hun omgang met de inhoud en het publiek. Ook verdiept de cursist zich in één (of meerdere musea) als casestudie. Kennis van het concept museum en haar taken en basisfuncties is belangrijk voor een museumgids. Dit concept heeft nogal wat veranderingen ondergaan de afgelopen honderd jaar. Wat zijn de ontwikkelingen en wat betekent een museum in de 21e eeuw? Museologie of kennis van het museumveld op macro niveau geeft de gids voeding om het brede verhaal te integreren in zijn rondleiding. Dit, zeg maar theoretisch kader proberen we terug te vinden in onze eigen landelijke of regionale context. In Vlaanderen zien we een verschuiving naar het begrip erfgoed waar naast het materiële (de objecten, de dingen) het immateriële (verhalen, getuigenissen) zijn plaats krijgt. Musea presenteren zich ook minder als de specialist met een eenduidige waarheid. Begrippen als dialoog, confrontatie, gelaagdheid, verschillende perspectieven op hetzelfde thema lezen we terug in de beleidsteksten van musea. Dit uit zich concreet bijvoorbeeld in musea die hun depots voor publiek toegankelijk maken, een collectie archeologie die wordt geconfronteerd met hedendaagse kunst of een object waarbij filmpjes worden getoond met diverse verhalen en waar de bezoeker zijn eigen verhaal ook kan achterlaten. In de specialisatie wordt ingegaan op deze diversiteit in het omgaan met collecties en het vertellen van verhalen. Maar vooral wat dat betekent voor de wijze waarop de gids deze veranderende inhoud naar het publiek moet verwerken én vertalen. Daarnaast veranderen opstellingen sneller en zijn regelmatig tijdelijke tentoonstelling aanwezig. Een gids moet zich vaak in korte tijd nieuwe informatie eigen maken. Dit vereist vaardigheden in het verwerven en verwerken (analyseren, synthetiseren, doseren etc) van informatie. Via een case studie krijgen de cursisten de gelegenheid om zich te verdiepen in minstens één collectie of tentoonstelling en om bovenstaande vaardigheden daarop toe te passen. Opbouw: De opbouw van deze module gaat van buiten naar binnen of zoomt vanuit de breedte steeds meer in op een concrete case. Concept museum Context museum Case studies 14 voortraject specialisatie museumgids A. Concept museum (macro niveau) Leerdoelen: o Kennis van de geschiedenis en functies van een museum. o Kennis van de ontwikkelingen van musea met betrekking tot het omgaan met inhoud/collectie en het omgaan met het publiek Leerinhouden: o Definities en historie van het fenomeen museum, o De vier basisfuncties functies (ICOM), o Ontwikkelingen en verschuivingen: Erfgoed (materiele en immateriële, cultural heritage) Maatschappelijke invloeden (participatie, community building) Museum en publiek (het museum als leeromgeving) Tentoonstellen (hands on, beleving, multimedia) Aanpak: o Aanbieden van theoretisch overzicht/kader met voorbeelden uit de hele wereld B. Context museum (micro niveau) Leerdoelen: o Kennis van de context van musea op macro niveau kunnen toepassen in eigen land/regio/stad. o Verschillen, overeenkomsten in missie, doelstellingen en werking van musea benoemen. o De aanpak van publieksbegeleiding/publiekswerking (en dus ook rondleidingen)kunnen plaatsen in het geheel van missie en werking van een museum. Leerinhouden: o Museumsituatie/ landschap in Vlaanderen soorten, erfgoeddecreet, museumorganisatie etc. o Confrontatie met werkveld via: tentoonstellingsanalyse, bezoek achter de schermen en depots, werking dienst publiekswering of educatie, gesprekken met medewerkers, lezen van beleidsplannen/ visieteksten Aanpak: o Veel op werkbezoek in verschillende musea zowel in groep als zelfstandig o Uitwisseling, gesprek, reflectie. o Groepsopdracht waarin analyse gemaakt wordt en theoretisch kader wordt toegepast. Presentatie aan de groep. C. Case studies Leerdoelen: o Een complexe inhoud op een efficiënte manier verwerven, verwerken in functie van het verhaal van het museum. o Vanuit de veelheid aan informatie betekenisvolle keuzes maken; wat is zinvol voor een rondleiding? 15 voortraject specialisatie museumgids Leerinhouden: De cursist kiest als case een museumcollectie of tentoonstelling waarin hij zich inhoudelijk verdiept. Naast het verwerven van een brede kennis is het leren keuzes maken in functie van een rondleiding van belang. Het aanbod en de keuze van de cases zal in overleg met de sector via de regiocoördinator plaatsvinden. Optie 1: in overleg tussen het opleidingscentrum en de museumsector zijn er drie of vier cases op voorhand gekozen. De keuzes kunnen zowel inhoudelijk (bv twee uiteenlopende inhouden) als pragmatisch (een nieuw museum gaat open) worden gemaakt. Optie 2: de cursist kiest zelf (uit lijst van musea die zich engageren) onderdeel B geeft daarvoor voldoende context, informatie Musea zelf leveren de informatie aan die volgens hen relevant is om te bestuderen. Aanpak: o Begeleide zelfstudie o Opdrachten: korte opdrachten kunnen de focus houden op niet alleen het verweven van de informatie (zoveel mogelijk weten) maar ook op het verwerken (wat heb ik daaraan in functie van het verhaal). o Groepswerk: van elkaar leren hoe informatie te verwerken in functie museum/publiek Evaluatievormen: o Presentatie groepsopdracht o Paper met analyse van bevindingen o Reflectie op werkproces 16 voortraject specialisatie museumgids 2.2.3 TOEPASSING - Stage (80 uur) Algemeen In deze stagemodule komt alles samen. De cursist moet (minstens één) rondleiding zelfstandig voorbereiden deze geven en daarin alle verworven kennis, vaardigheden en attitudes verwerken. De stage is niet de eerste confrontatie met de museumpraktijk. Tijdens de andere modules is er al veel contact geweest met musea, diensten publiekswerking en museummedewerkers. De nadruk ligt nu niet meer op het kennismaken met de dienst publiekswerking. Dit is wel de fase waar de cursist concreet toewerkt naar het zelf geven van rondleidingen. De keuze van de stageplaatsen zal per regio verschillen en afhangen van het aantal musea dat zich engageert voor een stage. Idealiter zijn de casestudie en de stageplaats hetzelfde. Het laatste stuk van de vorige module en de stage kunnen dan ook wat in elkaar overlopen. Tijdens de stage ligt de nadruk niet alleen op het geven van een rondleiding. Door diverse rondleidingen te observeren krijgt de cursist de gelegenheid om geleerde kennis en inzichten te toetsen aan een concrete situatie en daarover te reflecteren. Ook de voorbereiding van de rondleiding wordt in deze module begeleidt. Afhankelijk van de stageplaats kan de cursist ook gevraagd worden om een nieuwe rondleiding of aanpak te ontwikkelen. Leerdoelen: o Een geobserveerde rondleiding kritisch kunnen bespreken vanuit geleerde kennis en inzichten. o Een museale rondleiding gestructureerd voorbereiden waarin de keuze van de inhoud, rode draad en aanpak zijn afgestemd op de doelgroep. o Een interactieve rondleidingen voor diverse doelgroepen kunnen geven. Leerinhouden: A. Observatie Volgen, observeren en bespreken van een aantal rondleidingen voor verschillende doelgroepen. B. Voorbereiden Voorbereiden van een rondleiding voor minstens twee verschillende doelgroepen op papier. Deze voorbereidingen worden besproken en eventueel bijgestuurd. C. Rondleiden Rondleiden voor verschillende doelgroepen (minstens twee). Als het organisatorisch lukt dan is dit een rondleiding voor een ‘echte’ groep. Aanpak: Musea die zich aanbieden als stageplaats engageren zich om een gedeelte van de begeleiding op zich te nemen en de cursist mee te beoordelen. De begeleidende docent blijft echter een actieve rol spelen in de stage. 17 voortraject specialisatie museumgids Evaluatievormen: o Voorbereiding rondleiding op papier o Reflectie/zelfevaluatie op eigen rondleiding o Rondleiding 2.3. Begeleiding 2.3.1 Regiocoördinator De regiocoördinator is de bemiddelaar tussen het museumwerkveld en de opleidingsverstrekkers. Elke provincie heeft een museumconsulent die bereidt is om deze rol op zich te nemen. Zij zullen vooral een aanspreekpunt zijn voor musea en opleidingscentra en een belangrijke rol vervullen in de afstemming van de wensen en noden van beide partners. De regiocoördinator zal bijvoorbeeld adviseren en bemiddelen bij de keuze van casestudies en stageplaatsen, recente ontwikkelingen en noden vanuit het werkveld signaleren en helpen met het benaderen van docenten en gastdocenten. 2.3.2 Docentenprofiel De docenten voor de specialisatie moeten voeling of ervaring hebben met zowel het gidsen als de museum/erfgoedsector. Zeker voor de module methodiek moet de docent zelf diverse methodieken kunnen hanteren. De docent methodiek neemt bij voorkeur ook de rol van begeleider vanuit de opleiding op zich bij de stagemodule. Voor de module context museum is de kennis van de hedendaagse museumsector vooral van belang. Het is aan te bevelen om per module een vaste docent te voorzien die voor onderdelen aangevuld kan worden met gastdocenten. Naast hun inhoudelijke expertise moeten de docenten zelf diverse lesmethodieken kunnen hanteren en naast een docerende ook een dialogerende en coachende rol op zich nemen. 18 voortraject specialisatie museumgids ‘Musea bieden een pauzemoment en creëren zo de lacune die nodig is om een perspectief op de wereld te ontwikkelen.’ Aaron Betsky 19 voortraject specialisatie museumgids 3. UITWERKING 3.1 Inleiding Het voorliggende kwaliteitskader is ontstaan door de goede samenwerking met het Vlaams steunpunt cultureel erfgoed FARO, de provinciale museumconsulenten en de musea. In de museumsector is zeker een draagvlak ontstaan voor de specialisatie museumgids. Ook de samenwerking met Toerisme Vlaanderen en de opleidingscentra is open en constructief. Een goede dynamiek is op gang gebracht tussen de verschillende partners. We staan verder dan ooit. De krijtlijnen die voor de specialisatie zijn uitgetekend, bieden perspectief op een inhoudelijk sterke opleiding of cursus. Zeker het luik ‘context museum’ is nieuw en biedt een meerwaarde voor de cursist. Een sterke relatie met het werkveld is via de bemiddeling van de museumconsulenten verzekerd. Dit kwaliteitskader is een belangrijke stap in de concretisering van de specialisatie museumgids. Het is echter nog maar een eerste fase. Volgende stappen moeten nog gezet worden om het kwaliteitskader verder uit te werken. Het is belangrijk om gebruik te maken van de positieve dynamiek en snel werk te maken van de vervolgstappen. 3.2 Vervolgstappen Naast overleg met Toerisme Vlaanderen en opleidingscentra over het voorgestelde kwaliteitskader, stellen we voor om een proefproject te starten waar we de uitwerking van de specialisatie verder kunnen begeleiden en sturen. A. Overleg met Toerisme Vlaanderen en de opleidingscentra naar aanleiding van het kwaliteitskader. 1. Specialisatie museumgids als bijscholing. In het kwaliteitskader wordt voorgesteld om de specialisatie museumgids behalve als onderdeel binnen een tweejarige opleiding ook aan te bieden als bijscholing. In onze optiek biedt dit kansen voor beide partners (museumsector en opleidingscentra). Er moet overlegd worden of dit een haalbare optie is en zo, ja onder welke voorwaarden dit dan kan plaatsvinden. 2. Module methodiek. We gaan uit van een volledige module methodiek. De module moet zodanig uitgewerkt en opgebouwd worden, dat het een meerwaarde biedt voor de gidsen die al de specialisatie toeristische gids hebben gedaan. Daarnaast moet de mogelijkheid bestaan om voor sommige onderdelen vrijstelling te krijgen. 3. Rol van de regiocoördinator. De rol van regiocoördinator moet verduidelijkt en afgebakend worden. Hierover moeten in samenwerking met de museumconsulenten en de opleidingscentra afspraken gemaakt worden. 4. Voorstel proefproject. Het voorstel is om de verdere uitwerking van de specialisatie te vervolgen in een proefproject. In overleg met Toerisme Vlaanderen moet de partners in het proefproject (één of twee opleidingcentra) gekozen worden. Ook aanpak en timing moeten besproken worden. 20 voortraject specialisatie museumgids B. Proefproject Het kwaliteitskader is een belangrijk startpunt maar als we de opleidingscentra de specialisatie zelf verder laten uitwerken, krijgen we alsnog versnippering en verschil in kwaliteit. Een proefproject biedt de kans om veel inhoudelijke en organisatorische zaken uit te proberen. In het proefproject willen we de specialisatie in samenwerking met een opleidingscentrum verder uitwerken én geven. Vanuit deze ervaringen kunnen we de andere opleidingcentra een stevig programma aanbieden. Stappen 1. Keuze opleidingscentra In het voortraject zijn goede contacten gelegd met het PCVO in Gent. Zij staan te trappelen om de specialisatie museumgids aan te bieden en om mee te werken aan een proefproject. Ook het CVO De Oranjerie Diest heeft aangegeven mee te willen werken. 2. Formeren kerngroep Een coördinator vanuit de museumsector begeleidt en coördineert het proefproject en werkt daarvoor samen met een kerngroep. In de kerngroep zitten vertegenwoordigers van de verschillende partners zoals Toerisme Vlaanderen, de opleidingscentra (b.v de opleidingscoördinator), de museumsector ( b.v de regiocoördinator namelijk de provinciale museumconsulent) 3. Uitwerking modules De verschillende modules worden verder uitgewerkt door werkgroepjes van specialisten. Inhouden moeten verder uitgewerkt, lesprogramma’s opgesteld, syllabi uitgeschreven, docentengezocht etc. Timing In een zeer ambitieuze timing wordt de specialisatie uitgewerkt in het najaar van 2008 en proefgedraaid in het voorjaar van 2009. De andere opleidingscentra kunnen dan vanaf najaar 2009 de specialisatie museumgids aanbieden. Een meer realistische timing geeft in het schooljaar 2008/2009 de ruimte om de specialisatie uit werken en in het najaar 2009 de specialisatie museumgids als proef in één of twee opleidingcentra aan te bieden. 21 voortraject specialisatie museumgids BIJLAGE 1 HET OPLEIDINGSPROFIEL Het opleidingsprofiel van de opleidingen gids en reisleider bestaat uit een basisjaar met vijf modules dat gemeenschappelijk is voor de opleidingen gids en reisleider en een finaliteitjaar gids of reisleider, dat bovendien nog gericht is op een bepaalde bestemming. Het totale traject komt overeen met 440 lestijden. De minimum instapvereisten zijn een diploma secundair onderwijs of een EVC procedure. De basisopleiding, 1e jaar bestaat uit vijf modules: 1. Voorbereidingsproces (40u): Het verwerven van basisinzichten over communicatie en elementaire technische kennis voor een gids/reisleider. In de deelmodule ‘informatieverwerving- en verwerking’ worden de cursisten al doende vertrouwd gemaakt met de wijze waarop de degelijk en betrouwbaar materiaal kunnen opsporen bij het voorbereiden van een gidsbeurt of reis. 2. Basiskennis algemene en politieke geschiedenis(40u): De nadruk ligt op het verwerven van die kennis over geschiedenis die de cursist in staat moet stelen om gidsbeurten of reizen inhoudelijk vorm te geven. 3. Basiskennis kunst en cultuurbeschouwing (40u): Deze module heeft als doel de cursist bepaalde aspecten van kunst en cultuur te leren begrijpen die hem of haar in staat moet stellen om gidsbeurten of reizen inhoudelijk vorm te geven. 4. Basiskennis natuur- en landschapslezen(40u): Hierin leert de cursist aspecten over geografie, geologie, ecologie en economische geografie, fauna en flora die nuttig zijn om gidsbeurten of reizen inhoudelijk vorm te geven. 5. Rondleiden in de praktijk (80u): Men focust op het inoefenen van vaardigheden mbt communicatie, leiderschap en groepsprocessen. In het tweede jaar bestaat de finaliteit toeristische gids uit drie modules: 1. Specifieke gidsvaardigheden(40u): Waarin de vaardigheden die, los van bestemming, kenmerkend zijn voor een goede gids ingeoefend worden, met name een boeiend verhaal kunnen brengen en dit aftemmen op diverse bezoekersgroepen. 2. Bestemming gids (80u): Dat gaat over het verwerven van de gespecialiseerde kennis voor het gidsen van een bepaalde bestemming. 3. Project bestemming gids(80u): Waarin de gids een aantal model gidsbeurten bijwoont, zelf een aantal gidsbeurten doet en een thematische wandeling uitwerkt en uitvoert. Deze opbouw in drie modules en het aantal lesuren zijn ook voor de specialisatie reisleider uitgewerkt. 22 voortraject specialisatie museumgids BIJLAGE 2 OVERZICHT OPLEIDINGSVERSTREKKERS De volgende opleidingsverstrekkers worden door Toerisme Vlaanderen erkend als opleidingspartner. Provincie West-Vlaanderen - Syntra West Roeselare - CVO Spermalie Brugge Provincie Oost-Vlaanderen - Mercator PCVO Gent - Syntra Midden-Vlaanderen Sint-Niklaas Provincie Antwerpen - PCVO Antwerpen - CVO Turnhout 1 - Syntra AB Turnhout - Karavaan Mechelen - Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie (CVN) Provincie Limburg - Syntra Limburg, campus Genk - Provincie Limburg Training en Opleiding (PLOT) Genk Provincie Vlaams-Brabant - CVO De Oranjerie Diest - Syntra Brussel - CVO COOVI Elishout Anderlecht 23