Dr. P.W. Wijermans Inleiding Zoals in het vorig hoofdstuk is uiteengezet zijn het de stamcellen in het beenmerg, die ervoor moeten zorgen dat er dagelijks een adequate hoeveelheid bloedcellen wordt aangemaakt. We noemen deze cellen daarom wel de hematopoiëtische stamcellen. Alhoewel ze relatief redelijk bestand zijn tegen toxische invloed van medicijnen zijn de stamcellen vaak wel gevoelig voor de diverse medicijnen die we willen gebruiken om kwaadaardige ziekten te behandelen. Dit leidt dan tot een, meestal passagere, vermindering van de bloedcelaanmaak. Sommige cytostatica hebben maar weinig effect op de bloedcelaanmaak, andere juist veel. Er zijn zelfs middelen die potentieel heel toxisch zijn voor stamcellen en ze soms zelfs definitief kapot kunnen maken. Toch willen we die medicijnen graag gebruiken als ze nuttig zijn voor de behandeling van de onderliggende ziekte. Wanneer medicijnen toch heel effectief zijn maar ze wel heel schadelijk voor stamcellen, kan een stamceltransplantatie uitkomst bieden. Voor de behandeling van multipel myeloom is melfalan een middel dat in hoge doses zeer effectief kan zijn, maar de stamcellen definitief kan uitschakelen. Een behandeling met hoge dosis melfalan kan daarom plaatsvinden mits ondersteund door teruggave van eigen stamcellen wanneer het middel niet meer in het lichaam zijn schadelijke werking kan doen. Een autologe stamceltransplantatie is dus ondersteunend. 18 Autologe stamceltransplantatie 18 Autologe stamceltransplantatie Stamcellen in bloed Bron van autologe stamcellen kan het beenmerg zijn of het bloed. Vroeger werd uitsluitend beenmerg als bron voor de stamcellen gebruikt. Op de operatiekamer werd dan d.m.v. vele beenmergpuncties voldoende stamcellen opgezogen om daarna in de vriezer opgeslagen te worden. Dit is natuurlijk een zeer pijnlijke procedure en moet daarom onder volledige narcose plaatsvinden. Sedert ongeveer twintig jaar weten we dat onder bepaalde omstandigheden stamcellen kortdurend uit het beenmerg komen en in het bloed verschijnen. Dit geeft dan de mogelijkheid om ze eenvoudiger uit het bloed te halen. Stamcellen verschijnen in het bloed na behandeling met chemotherapie en na toediening van G-CSF. G-CSF behoort tot de zogenaamde groeifactoren die van nature de bloedcelaanmaak stimuleren. Extra toediening kan het beenmerg ertoe stimuleren de stamcellen actief te maken om snel meer bloedcellen te maken. In deze situatie komen ze ook even in het bloed. In de praktijk wordt meestal een combinatie van chemotherapie en groeifactoren gebruikt om tot voldoende stamcellen in het bloed te komen zodanig dat ze ook in voldoende mate te verzamelen zijn. Voorafgaande behandeling In de dagelijkse praktijk zal een patiënt die in aanmerking komt voor hoge doses chemotherapie die ondersteund dient te worden met een stamceltransplantatie hierop worden voorbereid. Na controle of er niet potentieel zieke cellen geoogst zullen worden omdat de ziekte nog onvoldoende onderdrukt is en controle of patiënt een transplantatie aankan, zal besloten worden tot de behandeling 55 18 Autologe stamceltransplantatie waarna stamcellen geoogst kunnen worden. Enkele dagen na de chemotherapie wordt dan gestart met de toediening van de groeifactor G-CSF (neupogen). Soms kan geprobeerd worden stamcellen te verkrijgen met alleen de toediening van G-CSF. Na enkele dagen kunnen de stamcellen in het bloed te vinden zijn. Of er voldoende zijn om ze ook met succes uit het bloed te halen, hangt van een aantal factoren af. Een van de belangrijkste factoren is de zwaarte van de voorafgaande behandeling . Zijn al vaak cytostatica gegeven die stamcelschade kunnen veroorzaken, dan kan het wel eens tegenvallen hoeveel gezonde stamcellen er nog over zijn en dan in het bloed verschijnen. De belangrijkste bijwerking van de groeifactoren (G-CSF) is pijn in de botten. Stamcellen tellen Wanneer de stamcellen hersteld zijn van de schade die door de chemotherapie is ontstaan, zullen ze weer meer bloedcellen gaan aanmaken in het bloed. Wanneer we dit aan zien komen, is ook het moment aangebroken dat de stamcellen in het bloed verschijnen. Vaak wordt dan dagelijks gekeken of er al voldoende aanwezig zijn om tot collectie over te gaan. De term die u wel kunt horen is dat er dan voldoende CD34 positieve cellen aanwezig zijn in het bloed. Stamcellen hebben namelijk een uniek kenmerk (CD34 genaamd) dat we in het laboratorium kunnen meten. Collectieprocedure Wanneer er voldoende stamcellen in het bloed gemeten worden, kan overgegaan worden tot het verzamelen van deze cellen om ze te bewaren. Dit geschiedt middels een afereseprocedure. Het bloed wordt na het aanprikken van een bloedvat uit het lichaam geleid naar een soort centrifuge. In deze centrifuge worden de diverse onderdelen van bloed gescheiden. Zo ontstaat er een laag plasma, witte bloedcellen en rode bloedcellen. Het afereseapparaat is in staat die cellen weg te zuigen die bewaard of juist verwijderd dienen te worden. Bij verwijdering van plasma spreken we van een plasmaferese, bij rode bloedcellen van een erythrocytaferese en bij het opzuigen van witte bloedcellen van een leucaferese. Het niet weggezogen materiaal wordt via een tweede infuus weer aan de patiënt teruggegeven. Het oogsten van stamcellen geschiedt door een leucaferese. In de fractie witte bloedcellen zitten ook de zogenaamde CD34 positieve cellen; de hematopoiëtische stamcellen. Wanneer er voldoende verzameld zijn, gaat het zakje met stamcellen naar een zogenaamd stamcellaboratorium om geschikt gemaakt te worden om ingevroren te worden. Dat verdient een goede voorbereiding want anders vriezen ze stuk. Eenmaal in de vriezer zijn de stamcellen jaren te bewaren. Teruggave van de stamcellen Wanneer de intensieve chemotherapie gegeven is, moeten daarna de stamcellen teruggegeven worden. Het moment van teruggave hangt af van het moment dat de chemotherapie 'uitgewerkt is', d.w.z. dat de stamcellen niet meer kunnen worden beschadigd. Daarna worden de stamcellen middels een infuus teruggegeven. Dit gebeurt zo snel mogelijk omdat stamcellen buiten de vriezer en buiten het lichaam maar een beperkte levensduur hebben. Deze procedure kent bijna geen bijwerkingen. Kriebel in de keel en een vieze smaak zijn de belangrijkste. Dit komt door het middel DMSO dat ervoor moet zorgen dat de stamcellen bij de invriesprocedure niet kapot vriezen. 56 Herstel van de bloedaanmaak Na de teruggave van de stamcellen duurt het circa 14 dagen voordat de getransplanteerde stamcellen weer goed bloedcellen kunnen aanmaken. Vrijwel altijd lukt dit mits de getransplanteerde stamcellen van goede kwaliteit waren en er voldoende teruggegeven zijn. Is dat het geval, dan kan Wettelijke bepalingen De wetgever heeft de stamceltransplantatie onderworpen aan een aantal voorwaarden. Niet ieder ziekenhuis in Nederland mag deze procedure uitvoeren. U dient vooraf toestemming te geven voor het verzamelen en invriezen van de stamcellen. Stamcellen zijn lang houdbaar en soms niet meer nodig. De vraag dient zich aan hoe lang ze bewaard moeten worden. Voor dit laatste zijn nog geen vaste regels, maar levenslang bewaren van stamcellen is misschien technisch wel mogelijk maar niet uitvoerbaar. Op dit moment zullen de meeste centra ze 10 jaar bewaren als er geen uitzicht is op gebruik. Dit geldt ook voor eventuele resten. Wordt dan niet alles gebruikt? Neen. In principe zal de behandelend arts besluiten (ruim) voldoende stamcellen terug te geven maar niet meer dan nodig is. Je bent er immers vaak niet zeker van dat er niet een zeer geringe hoeveelheid kwaadaardige cellen in het transplantaat kunnen zitten. 18 Autologe stamceltransplantatie er toch soms een niet volledig herstel optreden. We spreken van repopulatie als er weer voldoende bloedcellen zijn aangemaakt. Heel soms duurt dit aanzienlijk langer dan 14 dagen. 57