SK samenvatting hoofdstuk 9 en 10 toetsweek 1

advertisement
SK samenvatting hoofdstuk 9
Zuur - Base
Zuur - Antizuur
PH
- log H
- log waterstof ion
- log [H+ (aq)]
[..] = mol/l  Concentratie
0
zuur
7
base
neutraal
14
Negatief logaritme dus hoe lager PH, hoe zuurder het is.
Indicator: daarmee kun je aangeven welke PH-waarde de stof heeft.
Omslagtraject: wanneer de indicator een andere kleur krijgt  omslaat (tabel 52 A)
Als je in een omslagtraject zit krijgt je een mengkleur.
Basische oplossingen: +7 PH
Zure oplossingen: - 7 PH
Neutraal is PH tussen 6 en 8
PH meter is het nauwkeurigst. Universeel indicator heeft bij elke PH een ander
kleurtje.
Gemeenschappelijke eigenschappen van zure oplossingen:
- PH kleinder dan 7
- Kleuren blauw lakmoes rood
- Geleiden stroom
- Na toevoegen magnesium ontstaat waterstof
………………………………………………..
Oxoniumion: H3O+
 Komt in alle zure oplossingen voor als H3O+ (aq)
Zuurrestion: ion dat overblijft als een zuurmolecuul H+ ionen heeft afgestaan
100% zuur, PH = 7, geleid niet, dus geen ionen
Water erbij: geleid wel, dus wel ionen en zuur wordt zuur door de H+ ionen
De base moet polair of negatief geladen zijn omdat hij H+ moet opnemen.
Base: deeltjes die H+ ionen kan opnemen
Gemeenschappelijke eigenschappen van basische oplossingen:
- PH is groter dan 7
- Ze kleuren rood lakmoes blauw
- Voelen glibberig aan
- Zijn geschikt om te ontvetten
Basische oplossingen bevatten OH- (aq) ionen.
Zuur
H+ ionen donor (geven)
Oplossen:
Base
H+ ionen accepteert (opnemen)
Oplossen:
Oplossing bevat altijd H3O+ (aq)
Oplossing bevat altijd OH- (aq)
Bijzondere basen
PH = 7  [H3O+ (aq)] = 1,0 x 10 -7 mol/L
POH eigenlijk ipv PH, want geen H3O+ maar OHPOH  - log [OH-(aq)]
POH = 7  [OH- (aq)] = 1,0 x 10 -7 mol/L
PH + POH = 14 (kan anders, maar dan is het gegeven)
POH = - log [OH-] dus [OH-] = 10 ^ -POH
Zuur
Base
Sterk
Zwak
-
Opschrijven welk zuur je hebt (oplossing)
Opschrijven welke base je hebt (oplossing)
Staan ze gunstig?
Reactie vergelijking overschrijven
Zwak
Sterk
Voorbeeld:
Zoutzuur en Natronloog
Na en Cl kunnen niet reageren dus laat je weg.
Ammonia en zwavelzuur
Protolysereactie: reactie waarbij overdracht van protonen plaats vind. Zuur – base
reactie bijvoorbeeld.
Kwalitatieve analyse: kijken naar welke stoffen aanwezig zijn.
Kwantitatieve analyse: kijken hoeveel van een bepaalde stof aanwezig is. Bij
oplossingen  titratie
Kenmerken titratie:
- 2 oplossingen die snel met elkaar reageren
- van beide oplossingen meet je de hoeveelheid
- van een oplossing weet je de molariteit (M)
- indicator gebruik je die het eindpunt of equivalentiepunt aangeeft.
Download