Energievormen en werkingen van de elektrische stroom

advertisement
IP12 Impuls
06-12-2006
10:48
Pagina 1
Katern voor scholing, her- en bijscholing
02
Een uitgave van Intech Elektro & ICT en OTIB
december 2006
inHoud
1
Basiskennis
Energievormen en
werkingen van de
elektrische stroom
Energievormen en werkingen
4
van de elektrische stroom
Led, lichtbron met
toekomst
6
Fotowedstrijd ‘Zo
moet het niet!’
Er bestaan verschillende energievormen, zoals mechanische, thermische en
elektrische energie. De mechanische energie is weer onderverdeeld in kinetische en potentiële energie. Het voortbrengen van warmte, licht, kracht of van
een magnetisch veld zijn te scharen onder de diverse werkingen van elektrische stroom. Deze energievormen worden natuurkundig op aanschouwelijke
wijze verklaard en met voorbeelden verduidelijkt.
6
1. James
Otib en cursussen
in 2007
Prescott Joule
(1818 – 1889).
De omrekening van km/h in m/s volgt uit een
deling door 3,6. Voor de eenheid wordt ook
wel J (Joule) gehanteerd, naar de Engelse
natuurkundige James Joule (afbeelding 1).
Potentiële energie
Bij de zogenoemde mechanische energie zijn
er twee vormen te onderscheiden: kinetische
en potentiële energie.
Kinetische energie
Onder kinetische energie verstaan we de
energie van bewegende massa. Die wordt als
volgt berekend:
(1)
Onder potentiële energie verstaan we die
energie die een lichaam bij optillen verkrijgt
(afbeelding 2). Preciezer uitgedrukt kunnen
we zeggen dat dan twee massa’s, die elkaar
aantrekken (aarde en lichaam), van elkaar
worden verwijderd tegen hun aantrekkingskracht in. Om dat te doen moeten we arbeid
verrichten (net als bij het uittrekken van een
veer), die vervolgens als energie wordt opgeslagen. De formule voor berekening van de
potentiële energie luidt:
m = massa van het met de snelheid ν bewegende lichaam
Kinetische energie betekent dat over een
bepaalde afstand een kracht op een lichaam
is uitgeoefend om dit te versnellen, dat wil
zeggen zijn snelheid te verhogen. Als voorbeeld kunnen we de energie berekenen van
een bewegend motorvoertuig. We gaan uit
van de volgende gegevens: m = 1.000 kg
en ν = 100 km/h. Dan geldt volgens vergelijking (1):
(2)
g = valversnelling aan het aardoppervlak
(g = 9,81 m/s2)
∆h = hoogteverschil
Als we een lichaam met de massa m =
10 kg over ∆h = 10 m omhoog tillen, verkrijgt het lichaam ten opzichte van de vorige
toestand een potentiële energie van:
02 1
IP12 Impuls
06-12-2006
10:48
Pagina 2
basiskennis
water (c th = 4,18 kJ/kg.K) vullen en dat
van ν1 = 10 °C tot ν2 = 80 °C verwarmen.
Dan berekenen we de daarvoor noodzakelijke warmte-energie als volgt met vergelijking (3):
2. Potentiële energie Wpot van de massa m ten
opzichte van een referentieniveau.
Potentiële energie heeft dus altijd een referentiepunt nodig, zoals we zien.
Energie kan gedeeltelijk of volledig van de
ene vorm in de andere vorm overgaan. We
nemen bijvoorbeeld een stalen kogel op en
laten die vervolgens weer vallen. De potentiële energie wordt dan kinetische energie.
Daarbij houden we geen rekening met de
luchtweerstand, die uiteindelijk leidt tot
wrijvingswarmte. Uit het gelijkstellen van
vergelijking (1) en (2) volgt:
De omrekening van kJ in kWh volgt uit een
deling door 3.600.
Als verdere energievormen zijn er nog de
elektrische energie die in het elektrische
veld wordt opgeslagen (bijvoorbeeld in een
condensator) en de magnetische energie
die in het magneetveld zit (bijvoorbeeld in
een spoel). We zullen in een volgend artikel hierop nog uitgebreid ingaan.
Aan de ene kant komt het van pas om zo
te verwarmen of om de warmte doelgericht
te gebruiken, zoals dompelaar, warmtestraler, accumulerende kachel, soldeerbout,
strijkijzer, elektrische kachel en smeltpatroon. Aan de andere kant ontstaan bij de
energieoverdracht verliezen, die het rendement verslechteren. Dat bekent dat er aan
het einde van een leiding minder vermogen
4. Schema van de stroomkring van afbeelding 3.
Stroom kan warmte opwekken
Elektrische stroom zelf is onzichtbaar en
maakt zich alleen door de werking ervan
kenbaar. Ook bij het meten van stroom
We zien dat de massa geen enkele rol meer
speelt voor de snelheid die de stalen kogel
in de vrije val krijgt. Een stalen kogel die
naar een hoogte van ∆h = 10 m wordt
gebracht, bereikt daarmee een snelheid
van:
beschikbaar komt dan er bij het begin
ingestopt is. De verklaring voor het ontstane warmtevermogen is dat elektronen in
geleidend materiaal bij beweging een zekere mate van ‘interne wrijving’ ondergaan.
Dit leidt ertoe dat ze door de Coulombkracht niet voortdurend worden versneld,
maar zich met een constante driftsnelheid
bewegen, zoals de luchtweerstand de snelheid van een auto begrenst of het water de
snelheid van een schip.
Stroom kan licht opwekken
3. Proef met verwarming van een stroomgeleider.
Thermische energie
Lichamen hebben een bepaalde warmtecapaciteit Cth. Als we door verwarming een
lichaam ∆ν een temperatuurstijging geven,
dan slaat het lichaam de toegevoegde
warmtehoeveelheid ∆W th op. We kunnen
die warmtehoeveelheid met de volgende
formule berekenen:
c th = de specifieke warmtecapaciteit (=
warmtecapaciteit betrokken op de massa),
een materiaalconstante, die voor elke stof
anders is
∆ν = temperatuurverschil
Laten we nu eens een emmer met 10 l
02 2
wordt gebruik gemaakt van een werking
ervan. We gaan nu vervolgens wat dieper
in op de warmte-, licht- en krachtwerking
en op de magnetische en chemische werking.
We kijken eerst naar de proef in afbeelding
3. We zien daar een dunne, tussen twee
klemmen gespannen draad, bijvoorbeeld
van koper, die met de variabele stroom I uit
het net wordt gevoed. In afbeelding 4 is het
hierbij horende elektrische vervangingsschema te zien. Bij verhoging van de
stroom I wordt de draad warm, gaat uiteindelijk rood gloeien en smelt. In een volgende bijdrage zullen we nog zien dat elektrische geleiders een weerstand R hebben en
dat bij het vloeien van een stroom het volgende warmtevermogen wordt opwekt:
Stroom kan ook licht opwekken, zoals dat
bij de gloeilamp het geval is. Daarbij worden door botsingen van de bewegende
elektronen met het metaalatoom de elektronen in het omhulsel van het atoom op
een hoger energieniveau gebracht (atoommodel van Bohr). Bij het terugvallen op de
oorspronkelijke elektronenbaan komt vervolgens elektromagnetische energie vrij,
die in de vorm van licht zichtbaar wordt.
Bij licht gaat het net als bij warmtestraling
om een elektromagnetische golf. Het
onderscheid tussen beide ligt in de verschillende golflengten. De ene golflengte
kan door het oog worden geregistreerd, de
andere niet.
Bij de fluorescentielampen gebeurt feitelijk
iets soortgelijks. Elektronen die op grond
van een hoge gloeispanning uit een elektrode loskomen (Coulombkracht) worden
in het elektrische veld versneld en botsen
IP12 Impuls
06-12-2006
10:48
Pagina 3
op gasatomen. Hierbij komen weer elektronen in het atoomomhulsel op een hoger
energieniveau. Bij het terugvallen stralen
zij elektromagnetische golven uit in de
vorm van licht, net als bij de gloeilamp.
Deze straling is bij deze tl-buizen echter zo
kortgolvig dat zij voor het oog niet direct
zichtbaar is (ultraviolet). Wanneer deze
energierijke straling op fluorescentiestoffen
valt, die op de binnenkant van de buis zijn
aangebracht, ontstaat door het genoemde
mechanisme opnieuw straling, die echter
nu wel in het zichtbare deel van het spectrum valt.
Bij de gloeilamp wordt ongeveer vijf procent van de energie omgezet in licht en 95
procent in warmte. Bij de fluorescentielampen liggen deze verhoudingen gunstiger.
Daarbij wordt ongeveer twintig procent van
de energie omgezet in licht en tachtig procent zijn warmteverliezen. Ook een vonk of
een vlamboog wekt licht op en kan op de
beschreven manier worden verklaard.
F = 0,5 T
•
1A
•
0,5 m = 0,25 N
Deze kracht komt ongeveer overeen met
een gewicht van m = 25 g1). Dat is niet
bijzonder veel. Als we echter meerdere
geleiders toepassen, kunnen beslist grote
7. Proefopstelling voor elektrolyse bij een keukenzoutoplossing.
Stroom heeft chemische werking
6. Magneetveld van een stroomvoerende geleider.
krachten en draaimomenten ontstaan. Van
de krachtwerking maken we bijvoorbeeld
gebruik bij elektromotoren, draaispoelinstrumenten, magneetventielen, luidsprekers, relais en installatieautomaten.
Stroom kan kracht opwekken
Op een bewegende lading in een magneetveld werkt een kracht, de zogenoemde
Lorentz-kracht. (genoemd naar de beroem-
Stroom wekt magneetveld op
Een lange, rechte, ronde geleider waarin
een stroom vloeit volgens afbeelding 6 wekt
concentrische magneetveldlijnen op. In dit
verband wordt gesproken over elektromagnetisme. Voor de fluxdichtheid B op afstand
r van het middelpunt van de geleider geldt:
5. Stroomvoerende geleider in een magneetveld
(krachtwerking).
Voor de chemische werking van de elektrische stroom kijken we naar afbeelding 7.
In een vat met water doen we keukenzout
(NaCl) en dompelen twee, met een gelijkspanningsbron verbonden elektroden in de
vloeistof (elektrolyt). Het keukenzout valt
uiteen (we zeggen dissocieert) in Na+- en
Cl--ionen. Door het elektrische veld bewegen de ionen (Coulombkracht) zodat zich
een elektrische stroom vormt. Na+ trekt
naar de minpool (kathode) en Cl- naar de
pluspool (anode). Het chloorion (Cl-) geeft
dan een elektron af. Dat betekent dat het
wordt geneutraliseerd en als chloorgas naar
het wateroppervlak stijgt. Het natriumion
krijgt bij de kathode (de minpool) een elektron en zet zich daarop af, ofwel de elektrode krijgt een laagje met het metaal natrium. Dit proces heet elektrolyse.
Bij de stroomdoorgang door het menselijk
lichaam ontstaat nog een fysiologische
werking (tinteling, elektrische schok, hartfibrillatie) die te verklaren is met de reeds
beschreven werkingen van de elektrische
stroom.
(5)
de Nederlandse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Hendrik Antoon Lorentz).
Hieruit volgt dat een geleider waarin een
stroom vloeit en die zich in een magnetisch
veld bevindt, een kracht ondervindt. Als de
geleider loodrecht op het magnetisch veld
B (afbeelding 5) staat, geldt:
(4)
Kijken we nu naar het volgende voorbeeld.
We nemen aan dat de magnetische fluxdichtheid B = 0,5 T bedraagt en de stroom
I = 1 A. Bij een 0,5 m lange geleider krijgen we dan voor de optredende kracht met
vergelijking (4):
µ0 = permeabiliteit van vacuüm, een
natuurconstante
Meer weten over dit
onderwerp?
Ook hier geven we weer een eenvoudig
voorbeeld ter verduidelijking. De stroom
bedraagt I = 1 A en de afstand r = 5 mm.
Voor B krijgen we met vergelijking (5):
Deze waarde ligt in de orde van grootte van
het aardmagneetveld.
De volgende cursussen worden aangeboden:
- basiskennis elektrotechniek (Kenteq, www.kenteq.nl)
- elektrisch schakelen (www.rvoc.nl)
- schakel- en besturingstechniek
(www.kenteq.nl)
Meer informatie:
www.loopbaanplanner.nl
02 3
IP12 Impuls
06-12-2006
10:48
Pagina 4
led
Elektrotechniek
Led, lichtbron met toekomst
De toepassing van led’s neemt de komende jaren een grote vlucht. Hoe is
de opbouw van een led en wat is zijn functie? Wat is het voordeel van led’s
die wit licht uitstralen? Uitvoeringsvormen en enige toepassingsgebieden
worden besproken.
1. Opbouw (links) en tekensymbool van de klassieke led.
De led (light emitting diode = diode die
licht uitzendt) werd al ruim veertig jaar
geleden ontwikkeld. In het laatste decennium is het toepassinggebied ervan aanzienlijk verbreed.
Anno 2006 worden led’s bijvoorbeeld toegepast:
• als verlichting voor de displays van
mobieltjes en digitale camera’s;
• in de verkeerstechniek voor verkeerslichten en signalering;
• voor reclameborden en looplichten;
• in de autowereld voor remlichten en binnenverlichting;
• in consumentenelektronica voor afstandsbedieningen en displays;
• als decoratieverlichting;
• in oriëntatiearmaturen in bioscoop, theater en trappenhuizen.
De led-techniek heeft zich de laatste jaren
voortdurend verder ontwikkeld. De opwekking van wit licht en de verhoging van de
lichtopbrengst bij een gelijktijdige kostenreductie openen de deuren voor uitgebreide, onverwachte toepassingsgebieden –ook
voor de algemene verlichting van werkplekken.
Opbouw en functie
Bij een gloeilamp wordt licht geproduceerd
door verwarming van een metalen gloei02 4
draad. Wanneer een spanning wordt aangesloten gaat door de gloeidraad stroom
lopen, waardoor de gloeidraad heet wordt
en licht uitstraalt.
Bij fluorescentielampen wordt licht opgewekt
door het oplichten van een fluorescerende
laag. In zo’n lamp wordt de door gasontlading ontstane uv-straling omgezet in zichtbare straling, als de fluorescerende laag wordt
getroffen door de onzichtbare uv-straling.
Bij led’s wordt een vastestofkristal uit halfgeleidermateriaal elektrisch tot lichtgeven
opgewekt.
Als uitgangspunt voor de led-productie
wordt een negatief geleidend grondkristal
(n-zone) genomen. Op deze n-zone wordt
een circa 1 µm dunne p-zone aangebracht.
Zo ontstaat –net als bij de klassieke diode–
een zogenoemde pn-overgang.
Als we de led in de doorlaatrichting schakelen, dus de pluspool op de anode en de
minpool op de kathode, worden de verschillende ladingen vereffend. Bij dit proces, ook wel recombineren genoemd, komt
energie in de vorm van kleine lichtflitsen
vrij. Doordat de p-zone zeer dun is, kan er
licht uit de diode ontsnappen.
In afbeelding 1 is de basisopbouw te zien
van een lichtdiode. Het led-kristal bevindt
zich in een reflecterende behuizing. De zeer
dunne gouddraad verbindt het kristal met
de anode. De kathode, dus de minpool, is
te herkennen aan de afvlakking aan het
voetje van de behuizing. Bij led’s die nog
niet zijn ingebouwd in standaarduitvoeringsvorm, is de aansluiting van de kathode
korter dan de aansluiting van de anode.
Omdat het menselijk oog alleen straling in
het gebied van 380 tot 780 nm optisch
waarneemt, moeten halfgeleidermaterialen
worden gebruikt, die zichtbaar licht uitzenden –hoofdzakelijk elementen van de
hoofdgroepen III en V uit het periodieksysteem van de elementen. Daartoe horen
stoffen als galliumfosfide (GaP), aluminiumgalliumarsenide (AlGaAs) of indiumgalliumnitride (InGaN).
Een andere bijzonderheid van led’s is het
uitzenden van zogenoemd monochromatisch licht. Dat betekent dat slechts één
bepaalde lichtkleur wordt uitgestraald.
Daarentegen zenden gloeilampen alle golflengten en daarmee alle kleuren van het
zichtbare licht uit, oftewel een continu
spectrum. Vroeger waren er hoofdzakelijk
rode, groene en gele led’s. Sinds enkele
jaren is het dankzij de uitvinding van
blauwlicht uitstralende led’s mogelijk het
hele kleurenspectrum te realiseren.
Witte led’s
Voor het produceren van witlicht uitstralende led’s zijn er twee mogelijkheden. Allebei
zijn ze te verklaren op basis van de zogenoemde additieve kleurmenging.
• Bij led-kleurendisplays liggen drie kleine
kleurvlakken in rood, groen en blauw
naast elkaar. Als het oog zich op voldoende afstand bevindt, is het niet meer
mogelijk de kleurvlakken van elkaar te
onderscheiden en zo wordt één kleurvlak
gevormd. De kleurprikkel ontstaat door
toevoeging van de afzonderlijke kleuren;
door additieve menging kan op die
manier bijvoorbeeld ook wit ontstaan.
Dezelfde methode wordt ook bij beeldschermen gebruikt.
• De tweede mogelijkheid om met een led
witlicht op te wekken, is nog slimmer.
Daarbij wordt een led die blauwlicht uitzendt, voorzien van een lichtlaag die een
deel van het blauwe licht in geellicht verandert. Doordat niet al het blauwe licht wordt
omgezet, levert de uiteindelijke additieve
kleurmenging van blauw- en geellicht witlicht op (afbeelding 2). De volgens dit prin-
IP12 Impuls
06-12-2006
10:48
Pagina 5
2. Additieve kleurmenging (links) en wit licht
uitstralende superfluxled (rechts)
3. Klassieke uitvoeringsvorm (links) en
SMD-uitvoeringsvorm
(rechts).
cipe opgebouwde led’s worden luminescentieconversie-led’s genoemd.
Op deze manier is het mogelijk veel mengkleuren te maken. Zo levert de additieve
kleurmenging van led-blauw met een rode
lichtstof de kleur magenta op –een kleur
die niet mogelijk zou zijn met een conventionele led, omdat het niet om een spectraalkleur gaat.
Uitvoeringsvormen
De doorlaatstroom van de lichtdiode
neemt, met een toenemende spanning,
eerst langzaam en daarna steeds sneller
toe. Deze moet dan ook worden begrensd.
Dit kan het eenvoudigst door een voorschakelweerstand te plaatsen. De hoogte van
de uitgezonden lichtstroom gaat ongeveer
gelijk op met de stroom. Normaal werken
led’s op 20 mA.
Tegenwoordig zijn er highpower-led’s met
een hogere lichtopbrengst die werken met
een stroom van 350 mA. Een grotere
stroom zorgt echter ook voor een grotere
warmteontwikkeling. Hogere temperaturen
maken meer ladingdragers vrij, waardoor
de stroom weer toeneemt en de halfgeleider nog meer wordt verwarmd. Boven een
bepaalde temperatuurgrens wordt het halfgeleiderkristalrooster verstoord.
Let op: De stroombelastbaarheid
van lichtdioden hangt sterk af van
de warmteafvoer.
Wegens problemen met de warmteafvoer
en op grond van productietechnische redenen zijn er verschillende uitvoeringsvormen. Behalve de standaarduitvoeringsvorm met een hoogte van 3 mm respectievelijk 5 mm (afbeelding 3) en verschillende minitypen, worden led’s ontwikkeld die
door hun bijzondere behuizing de toepassing van een hogere stroom mogelijk
maken en daardoor een hogere lichtopbrengst realiseren. De warmteafvoer
gebeurt hierbij of door aanvullende soldeercontacten of door een koelplaat op de
achterzijde van de lamp. Een andere
mogelijkheid is om led-chips op de printplaat te monteren. Met deze techniek die
COB (chip on board) wordt genoemd, is het
mogelijk oplossingen te realiseren die een
bijzonder hoge opbouwdichtheid hebben
en daarbij toch goed de warmte afvoeren.
Afhankelijk van de soldeermethode wordt
bij elektronische onderdelen onderscheid
gemaakt tussen de op de achterzijde van
de printplaat gesoldeerde en op de bovenkant gemonteerde SMD -opbouwvormen
(surface mounted device).
maar ook om een hoge energie-efficiëntie.
Ook de kleurweergave en de met een lamp
op te wekken lichtstroom spelen een rol.
Witte led’s bereiken op dit moment een
lichtopbrengst van 30 - 50 lm/W, die van
een normale gloeilamp bedraagt circa 15
lm/W. De lichtopbrengst van moderne fluorescentielampen ligt echter in de orde van
grootte van 100 lm/W. Grote fabrikanten
van lichtdiodes werken dan ook zeer intensief aan de verbetering van de lichtopbrengst van led’s.
Het ziet ernaar uit dat door de steeds betere werking en het toenemende rendement
van lichtdioden, in de komende decennia
de invloed ervan op alle conventionele
lichtbronnen merkbaar zal zijn.
De led als puntlichtbron
De kleine uitvoeringsvorm van de led geeft
armatuurproducenten veel mogelijkheden
bij de plaatsing binnen het armatuur.
Andere voordelen zijn het geringe energieverbruik en de haast onbegrensde levensduur –een plotselinge uitval van alle lichtbronnen is zeer onwaarschijnlijk. Led’s
kunnen worden gedimd zonder dat de
lichttemperatuur verandert. Daarbij komt
nog dat de led stoot- en trilvast is. En led’s
kunnen niet imploderen en zenden geen
ongewenste uv- of ir-straling uit.
Al doorgebroken zijn halfgeleiderchips bij
oriëntatieverlichting (afbeelding 4) en representatieve verlichting in winkels en restaurants. Ook op het gebied van veiligheidsverlichting of van lees- en zaklampen is er
tegenwoordig een groot productaanbod.
Grenzen aan de toepassing?
Voor de hand liggende vraag is waarom
led’s met al die ogenschijnlijke voordelen
nog niet overal worden toegepast. Bij algemene verlichting draait het echter niet
alleen om een mogelijk lange levensduur
4. Toepassing van led’s bij oriëntatieverlichting en
230 V led-spot
GU
10 (inzet).
02 5
IP12 Impuls
06-12-2006
10:48
Pagina 6
fotowedstrijd
cursussen otib
Fotowedstrijd ‘Zo moet het niet!’
Hoezo selectief, verschillende doorsneden bij elkaar
Overzichtelijke installatie.
via een mespatroon van 100 A.
Als er onvoldoende aansluitingen zijn, haal je de kap
van het armatuur en sluit daar direct een contactdoos op aan. Alleen lastig dat de stofzuiger het pas
Onder het motto ‘Zo moet het
niet’, gaan Intech Elektro en ICT
op zoek naar foto’s van
slecht/foutief uitgevoerde installaties. Inzenders waarvan de
beelden worden geplaatst in
Intech, kunnen rekenen op een
technisch handboek van Isso.
Vermeld alstublieft kort en bondig welke
fout(en) te zien is (zijn) en uiteraard ook uw
naam en adres.
Stuur de foto’s naar:
Redactie Intech Elektro en ICT
‘Zo moet het niet!’
[email protected]
Postbus 188
2700 AD Zoetermeer
Kijk voor een overzicht van de foto’s op
www.intechei.nl, ‘Zo moet het niet’.
doet als het licht aan is!
Prijswinnaar december
De heer Konijn van De Blaauw Elektrotechniek uit Haarlem is de winnaar van de
fotowedstrijd 'Zo moet het niet!’ van afgelopen maand. Hij ontvangt het handboek
Installatietechniek van Isso, bestaande uit
twee delen. Van harte gefeliciteerd! Hij
maakte bijgaande foto's tijdens een keuring
in een bowlingcentrum.
Otib en cursussen in 2007
Op het gebied van bijscholing heeft Otib bij de oprichting tot taak gekregen
om te stimuleren dat zoveel mogelijk bedrijven met hun werknemers scholingsprogramma’s maken en uitvoeren. Parallel hieraan loopt ook de
opdracht te zorgen dat de scholingsmarkt alle voor onze branche benodigde
cursussen aanbiedt. Is dit voor een bepaalde, meestal nieuwe cursuswens
nog niet het geval, dan zorgt Otib ervoor dat deze cursus wordt ontwikkeld
en uitgevoerd.
Om vast te stellen wat nu
precies de scholingsbehoefte in de branche is,
heeft afstemming plaats
met de vakgroepen en
groottegroepen van Uneto-VNI. Jaarlijks
ontstaat zo een actueel overzicht van de
gewenste scholing. Otib presenteert het
passende aanbod van de markt digitaal en
in een brede catalogus als naslagwerk voor
werkgevers en werknemers. De beschikbare middelen voor bijscholing bij Otib worden zo ingezet voor ontwikkelingsstimulering (OSR) voor individuele werknemers en
02 6
voor de ontwikkeling van innovatieve trajecten en practica. Verder zijn er ook nog
middelen bestemd om de andere doelstellingen van Otib te realiseren, zoals instroombevordering en beïnvloeding van de
kwaliteit van het regulier onderwijs.
Voor de fusie hadden de fondsen verschillende bijscholingsregelingen. Door OFE
werd de regeling ingevuld door een concreet scholingsaanbod. Het fonds regelde
onder andere de selectie van cursussen en
opleiders, het logistieke proces en de
afboeking van de dagen.
Per 1 januari 2006 is de nieuwe Otib rege-
ling ‘OSR’ van kracht. Dit luidde in 2006
meteen de afbouw van de oude fondsregelingen in. Voor de bedrijven die gewend
zijn gebruik te maken van het voormalig
OFE-aanbod, betekent dit een behoorlijke
wijziging. Zij regelen nu zelf de selectie van
een cursus, het cursusinstituut en de aanmelding. In het kader van ledenservice
heeft Uneto-VNI, mede als ondersteuning
hierbij, het cursusloket ingericht.
Otib biedt vanaf 1 januari 2007 geen cursussen meer aan die al in het hele land
door opleiders op de markt worden verzorgd. Hieronder vallen onder andere BHV,
VCA, NEN 1010 en leidinggeven. Bij vragen
kunt u gerust contact opnemen of de website raadplegen van:
• Otib cursusorganisatie,
tel. 034 843 73 33, www.otib.nl)
• Uneto-VNI cursusloket,
tel. 079 329 10 30,
www.cursusloket.nl)
Download