IP12 Impuls 06-12-2006 10:48 Pagina 1 Katern voor scholing, her- en bijscholing 02 Een uitgave van Intech Elektro & ICT en OTIB december 2006 inHoud 1 Basiskennis Energievormen en werkingen van de elektrische stroom Energievormen en werkingen 4 van de elektrische stroom Led, lichtbron met toekomst 6 Fotowedstrijd ‘Zo moet het niet!’ Er bestaan verschillende energievormen, zoals mechanische, thermische en elektrische energie. De mechanische energie is weer onderverdeeld in kinetische en potentiële energie. Het voortbrengen van warmte, licht, kracht of van een magnetisch veld zijn te scharen onder de diverse werkingen van elektrische stroom. Deze energievormen worden natuurkundig op aanschouwelijke wijze verklaard en met voorbeelden verduidelijkt. 6 1. James Otib en cursussen in 2007 Prescott Joule (1818 – 1889). De omrekening van km/h in m/s volgt uit een deling door 3,6. Voor de eenheid wordt ook wel J (Joule) gehanteerd, naar de Engelse natuurkundige James Joule (afbeelding 1). Potentiële energie Bij de zogenoemde mechanische energie zijn er twee vormen te onderscheiden: kinetische en potentiële energie. Kinetische energie Onder kinetische energie verstaan we de energie van bewegende massa. Die wordt als volgt berekend: (1) Onder potentiële energie verstaan we die energie die een lichaam bij optillen verkrijgt (afbeelding 2). Preciezer uitgedrukt kunnen we zeggen dat dan twee massa’s, die elkaar aantrekken (aarde en lichaam), van elkaar worden verwijderd tegen hun aantrekkingskracht in. Om dat te doen moeten we arbeid verrichten (net als bij het uittrekken van een veer), die vervolgens als energie wordt opgeslagen. De formule voor berekening van de potentiële energie luidt: m = massa van het met de snelheid ν bewegende lichaam Kinetische energie betekent dat over een bepaalde afstand een kracht op een lichaam is uitgeoefend om dit te versnellen, dat wil zeggen zijn snelheid te verhogen. Als voorbeeld kunnen we de energie berekenen van een bewegend motorvoertuig. We gaan uit van de volgende gegevens: m = 1.000 kg en ν = 100 km/h. Dan geldt volgens vergelijking (1): (2) g = valversnelling aan het aardoppervlak (g = 9,81 m/s2) ∆h = hoogteverschil Als we een lichaam met de massa m = 10 kg over ∆h = 10 m omhoog tillen, verkrijgt het lichaam ten opzichte van de vorige toestand een potentiële energie van: 02 1 IP12 Impuls 06-12-2006 10:48 Pagina 2 basiskennis water (c th = 4,18 kJ/kg.K) vullen en dat van ν1 = 10 °C tot ν2 = 80 °C verwarmen. Dan berekenen we de daarvoor noodzakelijke warmte-energie als volgt met vergelijking (3): 2. Potentiële energie Wpot van de massa m ten opzichte van een referentieniveau. Potentiële energie heeft dus altijd een referentiepunt nodig, zoals we zien. Energie kan gedeeltelijk of volledig van de ene vorm in de andere vorm overgaan. We nemen bijvoorbeeld een stalen kogel op en laten die vervolgens weer vallen. De potentiële energie wordt dan kinetische energie. Daarbij houden we geen rekening met de luchtweerstand, die uiteindelijk leidt tot wrijvingswarmte. Uit het gelijkstellen van vergelijking (1) en (2) volgt: De omrekening van kJ in kWh volgt uit een deling door 3.600. Als verdere energievormen zijn er nog de elektrische energie die in het elektrische veld wordt opgeslagen (bijvoorbeeld in een condensator) en de magnetische energie die in het magneetveld zit (bijvoorbeeld in een spoel). We zullen in een volgend artikel hierop nog uitgebreid ingaan. Aan de ene kant komt het van pas om zo te verwarmen of om de warmte doelgericht te gebruiken, zoals dompelaar, warmtestraler, accumulerende kachel, soldeerbout, strijkijzer, elektrische kachel en smeltpatroon. Aan de andere kant ontstaan bij de energieoverdracht verliezen, die het rendement verslechteren. Dat bekent dat er aan het einde van een leiding minder vermogen 4. Schema van de stroomkring van afbeelding 3. Stroom kan warmte opwekken Elektrische stroom zelf is onzichtbaar en maakt zich alleen door de werking ervan kenbaar. Ook bij het meten van stroom We zien dat de massa geen enkele rol meer speelt voor de snelheid die de stalen kogel in de vrije val krijgt. Een stalen kogel die naar een hoogte van ∆h = 10 m wordt gebracht, bereikt daarmee een snelheid van: beschikbaar komt dan er bij het begin ingestopt is. De verklaring voor het ontstane warmtevermogen is dat elektronen in geleidend materiaal bij beweging een zekere mate van ‘interne wrijving’ ondergaan. Dit leidt ertoe dat ze door de Coulombkracht niet voortdurend worden versneld, maar zich met een constante driftsnelheid bewegen, zoals de luchtweerstand de snelheid van een auto begrenst of het water de snelheid van een schip. Stroom kan licht opwekken 3. Proef met verwarming van een stroomgeleider. Thermische energie Lichamen hebben een bepaalde warmtecapaciteit Cth. Als we door verwarming een lichaam ∆ν een temperatuurstijging geven, dan slaat het lichaam de toegevoegde warmtehoeveelheid ∆W th op. We kunnen die warmtehoeveelheid met de volgende formule berekenen: c th = de specifieke warmtecapaciteit (= warmtecapaciteit betrokken op de massa), een materiaalconstante, die voor elke stof anders is ∆ν = temperatuurverschil Laten we nu eens een emmer met 10 l 02 2 wordt gebruik gemaakt van een werking ervan. We gaan nu vervolgens wat dieper in op de warmte-, licht- en krachtwerking en op de magnetische en chemische werking. We kijken eerst naar de proef in afbeelding 3. We zien daar een dunne, tussen twee klemmen gespannen draad, bijvoorbeeld van koper, die met de variabele stroom I uit het net wordt gevoed. In afbeelding 4 is het hierbij horende elektrische vervangingsschema te zien. Bij verhoging van de stroom I wordt de draad warm, gaat uiteindelijk rood gloeien en smelt. In een volgende bijdrage zullen we nog zien dat elektrische geleiders een weerstand R hebben en dat bij het vloeien van een stroom het volgende warmtevermogen wordt opwekt: Stroom kan ook licht opwekken, zoals dat bij de gloeilamp het geval is. Daarbij worden door botsingen van de bewegende elektronen met het metaalatoom de elektronen in het omhulsel van het atoom op een hoger energieniveau gebracht (atoommodel van Bohr). Bij het terugvallen op de oorspronkelijke elektronenbaan komt vervolgens elektromagnetische energie vrij, die in de vorm van licht zichtbaar wordt. Bij licht gaat het net als bij warmtestraling om een elektromagnetische golf. Het onderscheid tussen beide ligt in de verschillende golflengten. De ene golflengte kan door het oog worden geregistreerd, de andere niet. Bij de fluorescentielampen gebeurt feitelijk iets soortgelijks. Elektronen die op grond van een hoge gloeispanning uit een elektrode loskomen (Coulombkracht) worden in het elektrische veld versneld en botsen IP12 Impuls 06-12-2006 10:48 Pagina 3 op gasatomen. Hierbij komen weer elektronen in het atoomomhulsel op een hoger energieniveau. Bij het terugvallen stralen zij elektromagnetische golven uit in de vorm van licht, net als bij de gloeilamp. Deze straling is bij deze tl-buizen echter zo kortgolvig dat zij voor het oog niet direct zichtbaar is (ultraviolet). Wanneer deze energierijke straling op fluorescentiestoffen valt, die op de binnenkant van de buis zijn aangebracht, ontstaat door het genoemde mechanisme opnieuw straling, die echter nu wel in het zichtbare deel van het spectrum valt. Bij de gloeilamp wordt ongeveer vijf procent van de energie omgezet in licht en 95 procent in warmte. Bij de fluorescentielampen liggen deze verhoudingen gunstiger. Daarbij wordt ongeveer twintig procent van de energie omgezet in licht en tachtig procent zijn warmteverliezen. Ook een vonk of een vlamboog wekt licht op en kan op de beschreven manier worden verklaard. F = 0,5 T • 1A • 0,5 m = 0,25 N Deze kracht komt ongeveer overeen met een gewicht van m = 25 g1). Dat is niet bijzonder veel. Als we echter meerdere geleiders toepassen, kunnen beslist grote 7. Proefopstelling voor elektrolyse bij een keukenzoutoplossing. Stroom heeft chemische werking 6. Magneetveld van een stroomvoerende geleider. krachten en draaimomenten ontstaan. Van de krachtwerking maken we bijvoorbeeld gebruik bij elektromotoren, draaispoelinstrumenten, magneetventielen, luidsprekers, relais en installatieautomaten. Stroom kan kracht opwekken Op een bewegende lading in een magneetveld werkt een kracht, de zogenoemde Lorentz-kracht. (genoemd naar de beroem- Stroom wekt magneetveld op Een lange, rechte, ronde geleider waarin een stroom vloeit volgens afbeelding 6 wekt concentrische magneetveldlijnen op. In dit verband wordt gesproken over elektromagnetisme. Voor de fluxdichtheid B op afstand r van het middelpunt van de geleider geldt: 5. Stroomvoerende geleider in een magneetveld (krachtwerking). Voor de chemische werking van de elektrische stroom kijken we naar afbeelding 7. In een vat met water doen we keukenzout (NaCl) en dompelen twee, met een gelijkspanningsbron verbonden elektroden in de vloeistof (elektrolyt). Het keukenzout valt uiteen (we zeggen dissocieert) in Na+- en Cl--ionen. Door het elektrische veld bewegen de ionen (Coulombkracht) zodat zich een elektrische stroom vormt. Na+ trekt naar de minpool (kathode) en Cl- naar de pluspool (anode). Het chloorion (Cl-) geeft dan een elektron af. Dat betekent dat het wordt geneutraliseerd en als chloorgas naar het wateroppervlak stijgt. Het natriumion krijgt bij de kathode (de minpool) een elektron en zet zich daarop af, ofwel de elektrode krijgt een laagje met het metaal natrium. Dit proces heet elektrolyse. Bij de stroomdoorgang door het menselijk lichaam ontstaat nog een fysiologische werking (tinteling, elektrische schok, hartfibrillatie) die te verklaren is met de reeds beschreven werkingen van de elektrische stroom. (5) de Nederlandse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Hendrik Antoon Lorentz). Hieruit volgt dat een geleider waarin een stroom vloeit en die zich in een magnetisch veld bevindt, een kracht ondervindt. Als de geleider loodrecht op het magnetisch veld B (afbeelding 5) staat, geldt: (4) Kijken we nu naar het volgende voorbeeld. We nemen aan dat de magnetische fluxdichtheid B = 0,5 T bedraagt en de stroom I = 1 A. Bij een 0,5 m lange geleider krijgen we dan voor de optredende kracht met vergelijking (4): µ0 = permeabiliteit van vacuüm, een natuurconstante Meer weten over dit onderwerp? Ook hier geven we weer een eenvoudig voorbeeld ter verduidelijking. De stroom bedraagt I = 1 A en de afstand r = 5 mm. Voor B krijgen we met vergelijking (5): Deze waarde ligt in de orde van grootte van het aardmagneetveld. De volgende cursussen worden aangeboden: - basiskennis elektrotechniek (Kenteq, www.kenteq.nl) - elektrisch schakelen (www.rvoc.nl) - schakel- en besturingstechniek (www.kenteq.nl) Meer informatie: www.loopbaanplanner.nl 02 3 IP12 Impuls 06-12-2006 10:48 Pagina 4 led Elektrotechniek Led, lichtbron met toekomst De toepassing van led’s neemt de komende jaren een grote vlucht. Hoe is de opbouw van een led en wat is zijn functie? Wat is het voordeel van led’s die wit licht uitstralen? Uitvoeringsvormen en enige toepassingsgebieden worden besproken. 1. Opbouw (links) en tekensymbool van de klassieke led. De led (light emitting diode = diode die licht uitzendt) werd al ruim veertig jaar geleden ontwikkeld. In het laatste decennium is het toepassinggebied ervan aanzienlijk verbreed. Anno 2006 worden led’s bijvoorbeeld toegepast: • als verlichting voor de displays van mobieltjes en digitale camera’s; • in de verkeerstechniek voor verkeerslichten en signalering; • voor reclameborden en looplichten; • in de autowereld voor remlichten en binnenverlichting; • in consumentenelektronica voor afstandsbedieningen en displays; • als decoratieverlichting; • in oriëntatiearmaturen in bioscoop, theater en trappenhuizen. De led-techniek heeft zich de laatste jaren voortdurend verder ontwikkeld. De opwekking van wit licht en de verhoging van de lichtopbrengst bij een gelijktijdige kostenreductie openen de deuren voor uitgebreide, onverwachte toepassingsgebieden –ook voor de algemene verlichting van werkplekken. Opbouw en functie Bij een gloeilamp wordt licht geproduceerd door verwarming van een metalen gloei02 4 draad. Wanneer een spanning wordt aangesloten gaat door de gloeidraad stroom lopen, waardoor de gloeidraad heet wordt en licht uitstraalt. Bij fluorescentielampen wordt licht opgewekt door het oplichten van een fluorescerende laag. In zo’n lamp wordt de door gasontlading ontstane uv-straling omgezet in zichtbare straling, als de fluorescerende laag wordt getroffen door de onzichtbare uv-straling. Bij led’s wordt een vastestofkristal uit halfgeleidermateriaal elektrisch tot lichtgeven opgewekt. Als uitgangspunt voor de led-productie wordt een negatief geleidend grondkristal (n-zone) genomen. Op deze n-zone wordt een circa 1 µm dunne p-zone aangebracht. Zo ontstaat –net als bij de klassieke diode– een zogenoemde pn-overgang. Als we de led in de doorlaatrichting schakelen, dus de pluspool op de anode en de minpool op de kathode, worden de verschillende ladingen vereffend. Bij dit proces, ook wel recombineren genoemd, komt energie in de vorm van kleine lichtflitsen vrij. Doordat de p-zone zeer dun is, kan er licht uit de diode ontsnappen. In afbeelding 1 is de basisopbouw te zien van een lichtdiode. Het led-kristal bevindt zich in een reflecterende behuizing. De zeer dunne gouddraad verbindt het kristal met de anode. De kathode, dus de minpool, is te herkennen aan de afvlakking aan het voetje van de behuizing. Bij led’s die nog niet zijn ingebouwd in standaarduitvoeringsvorm, is de aansluiting van de kathode korter dan de aansluiting van de anode. Omdat het menselijk oog alleen straling in het gebied van 380 tot 780 nm optisch waarneemt, moeten halfgeleidermaterialen worden gebruikt, die zichtbaar licht uitzenden –hoofdzakelijk elementen van de hoofdgroepen III en V uit het periodieksysteem van de elementen. Daartoe horen stoffen als galliumfosfide (GaP), aluminiumgalliumarsenide (AlGaAs) of indiumgalliumnitride (InGaN). Een andere bijzonderheid van led’s is het uitzenden van zogenoemd monochromatisch licht. Dat betekent dat slechts één bepaalde lichtkleur wordt uitgestraald. Daarentegen zenden gloeilampen alle golflengten en daarmee alle kleuren van het zichtbare licht uit, oftewel een continu spectrum. Vroeger waren er hoofdzakelijk rode, groene en gele led’s. Sinds enkele jaren is het dankzij de uitvinding van blauwlicht uitstralende led’s mogelijk het hele kleurenspectrum te realiseren. Witte led’s Voor het produceren van witlicht uitstralende led’s zijn er twee mogelijkheden. Allebei zijn ze te verklaren op basis van de zogenoemde additieve kleurmenging. • Bij led-kleurendisplays liggen drie kleine kleurvlakken in rood, groen en blauw naast elkaar. Als het oog zich op voldoende afstand bevindt, is het niet meer mogelijk de kleurvlakken van elkaar te onderscheiden en zo wordt één kleurvlak gevormd. De kleurprikkel ontstaat door toevoeging van de afzonderlijke kleuren; door additieve menging kan op die manier bijvoorbeeld ook wit ontstaan. Dezelfde methode wordt ook bij beeldschermen gebruikt. • De tweede mogelijkheid om met een led witlicht op te wekken, is nog slimmer. Daarbij wordt een led die blauwlicht uitzendt, voorzien van een lichtlaag die een deel van het blauwe licht in geellicht verandert. Doordat niet al het blauwe licht wordt omgezet, levert de uiteindelijke additieve kleurmenging van blauw- en geellicht witlicht op (afbeelding 2). De volgens dit prin- IP12 Impuls 06-12-2006 10:48 Pagina 5 2. Additieve kleurmenging (links) en wit licht uitstralende superfluxled (rechts) 3. Klassieke uitvoeringsvorm (links) en SMD-uitvoeringsvorm (rechts). cipe opgebouwde led’s worden luminescentieconversie-led’s genoemd. Op deze manier is het mogelijk veel mengkleuren te maken. Zo levert de additieve kleurmenging van led-blauw met een rode lichtstof de kleur magenta op –een kleur die niet mogelijk zou zijn met een conventionele led, omdat het niet om een spectraalkleur gaat. Uitvoeringsvormen De doorlaatstroom van de lichtdiode neemt, met een toenemende spanning, eerst langzaam en daarna steeds sneller toe. Deze moet dan ook worden begrensd. Dit kan het eenvoudigst door een voorschakelweerstand te plaatsen. De hoogte van de uitgezonden lichtstroom gaat ongeveer gelijk op met de stroom. Normaal werken led’s op 20 mA. Tegenwoordig zijn er highpower-led’s met een hogere lichtopbrengst die werken met een stroom van 350 mA. Een grotere stroom zorgt echter ook voor een grotere warmteontwikkeling. Hogere temperaturen maken meer ladingdragers vrij, waardoor de stroom weer toeneemt en de halfgeleider nog meer wordt verwarmd. Boven een bepaalde temperatuurgrens wordt het halfgeleiderkristalrooster verstoord. Let op: De stroombelastbaarheid van lichtdioden hangt sterk af van de warmteafvoer. Wegens problemen met de warmteafvoer en op grond van productietechnische redenen zijn er verschillende uitvoeringsvormen. Behalve de standaarduitvoeringsvorm met een hoogte van 3 mm respectievelijk 5 mm (afbeelding 3) en verschillende minitypen, worden led’s ontwikkeld die door hun bijzondere behuizing de toepassing van een hogere stroom mogelijk maken en daardoor een hogere lichtopbrengst realiseren. De warmteafvoer gebeurt hierbij of door aanvullende soldeercontacten of door een koelplaat op de achterzijde van de lamp. Een andere mogelijkheid is om led-chips op de printplaat te monteren. Met deze techniek die COB (chip on board) wordt genoemd, is het mogelijk oplossingen te realiseren die een bijzonder hoge opbouwdichtheid hebben en daarbij toch goed de warmte afvoeren. Afhankelijk van de soldeermethode wordt bij elektronische onderdelen onderscheid gemaakt tussen de op de achterzijde van de printplaat gesoldeerde en op de bovenkant gemonteerde SMD -opbouwvormen (surface mounted device). maar ook om een hoge energie-efficiëntie. Ook de kleurweergave en de met een lamp op te wekken lichtstroom spelen een rol. Witte led’s bereiken op dit moment een lichtopbrengst van 30 - 50 lm/W, die van een normale gloeilamp bedraagt circa 15 lm/W. De lichtopbrengst van moderne fluorescentielampen ligt echter in de orde van grootte van 100 lm/W. Grote fabrikanten van lichtdiodes werken dan ook zeer intensief aan de verbetering van de lichtopbrengst van led’s. Het ziet ernaar uit dat door de steeds betere werking en het toenemende rendement van lichtdioden, in de komende decennia de invloed ervan op alle conventionele lichtbronnen merkbaar zal zijn. De led als puntlichtbron De kleine uitvoeringsvorm van de led geeft armatuurproducenten veel mogelijkheden bij de plaatsing binnen het armatuur. Andere voordelen zijn het geringe energieverbruik en de haast onbegrensde levensduur –een plotselinge uitval van alle lichtbronnen is zeer onwaarschijnlijk. Led’s kunnen worden gedimd zonder dat de lichttemperatuur verandert. Daarbij komt nog dat de led stoot- en trilvast is. En led’s kunnen niet imploderen en zenden geen ongewenste uv- of ir-straling uit. Al doorgebroken zijn halfgeleiderchips bij oriëntatieverlichting (afbeelding 4) en representatieve verlichting in winkels en restaurants. Ook op het gebied van veiligheidsverlichting of van lees- en zaklampen is er tegenwoordig een groot productaanbod. Grenzen aan de toepassing? Voor de hand liggende vraag is waarom led’s met al die ogenschijnlijke voordelen nog niet overal worden toegepast. Bij algemene verlichting draait het echter niet alleen om een mogelijk lange levensduur 4. Toepassing van led’s bij oriëntatieverlichting en 230 V led-spot GU 10 (inzet). 02 5 IP12 Impuls 06-12-2006 10:48 Pagina 6 fotowedstrijd cursussen otib Fotowedstrijd ‘Zo moet het niet!’ Hoezo selectief, verschillende doorsneden bij elkaar Overzichtelijke installatie. via een mespatroon van 100 A. Als er onvoldoende aansluitingen zijn, haal je de kap van het armatuur en sluit daar direct een contactdoos op aan. Alleen lastig dat de stofzuiger het pas Onder het motto ‘Zo moet het niet’, gaan Intech Elektro en ICT op zoek naar foto’s van slecht/foutief uitgevoerde installaties. Inzenders waarvan de beelden worden geplaatst in Intech, kunnen rekenen op een technisch handboek van Isso. Vermeld alstublieft kort en bondig welke fout(en) te zien is (zijn) en uiteraard ook uw naam en adres. Stuur de foto’s naar: Redactie Intech Elektro en ICT ‘Zo moet het niet!’ [email protected] Postbus 188 2700 AD Zoetermeer Kijk voor een overzicht van de foto’s op www.intechei.nl, ‘Zo moet het niet’. doet als het licht aan is! Prijswinnaar december De heer Konijn van De Blaauw Elektrotechniek uit Haarlem is de winnaar van de fotowedstrijd 'Zo moet het niet!’ van afgelopen maand. Hij ontvangt het handboek Installatietechniek van Isso, bestaande uit twee delen. Van harte gefeliciteerd! Hij maakte bijgaande foto's tijdens een keuring in een bowlingcentrum. Otib en cursussen in 2007 Op het gebied van bijscholing heeft Otib bij de oprichting tot taak gekregen om te stimuleren dat zoveel mogelijk bedrijven met hun werknemers scholingsprogramma’s maken en uitvoeren. Parallel hieraan loopt ook de opdracht te zorgen dat de scholingsmarkt alle voor onze branche benodigde cursussen aanbiedt. Is dit voor een bepaalde, meestal nieuwe cursuswens nog niet het geval, dan zorgt Otib ervoor dat deze cursus wordt ontwikkeld en uitgevoerd. Om vast te stellen wat nu precies de scholingsbehoefte in de branche is, heeft afstemming plaats met de vakgroepen en groottegroepen van Uneto-VNI. Jaarlijks ontstaat zo een actueel overzicht van de gewenste scholing. Otib presenteert het passende aanbod van de markt digitaal en in een brede catalogus als naslagwerk voor werkgevers en werknemers. De beschikbare middelen voor bijscholing bij Otib worden zo ingezet voor ontwikkelingsstimulering (OSR) voor individuele werknemers en 02 6 voor de ontwikkeling van innovatieve trajecten en practica. Verder zijn er ook nog middelen bestemd om de andere doelstellingen van Otib te realiseren, zoals instroombevordering en beïnvloeding van de kwaliteit van het regulier onderwijs. Voor de fusie hadden de fondsen verschillende bijscholingsregelingen. Door OFE werd de regeling ingevuld door een concreet scholingsaanbod. Het fonds regelde onder andere de selectie van cursussen en opleiders, het logistieke proces en de afboeking van de dagen. Per 1 januari 2006 is de nieuwe Otib rege- ling ‘OSR’ van kracht. Dit luidde in 2006 meteen de afbouw van de oude fondsregelingen in. Voor de bedrijven die gewend zijn gebruik te maken van het voormalig OFE-aanbod, betekent dit een behoorlijke wijziging. Zij regelen nu zelf de selectie van een cursus, het cursusinstituut en de aanmelding. In het kader van ledenservice heeft Uneto-VNI, mede als ondersteuning hierbij, het cursusloket ingericht. Otib biedt vanaf 1 januari 2007 geen cursussen meer aan die al in het hele land door opleiders op de markt worden verzorgd. Hieronder vallen onder andere BHV, VCA, NEN 1010 en leidinggeven. Bij vragen kunt u gerust contact opnemen of de website raadplegen van: • Otib cursusorganisatie, tel. 034 843 73 33, www.otib.nl) • Uneto-VNI cursusloket, tel. 079 329 10 30, www.cursusloket.nl)