De eerste helft van de twintigste eeuw Politiek De Eerste Wereldoorlog betekende natuurlijk het definitieve einde van de ‘belle epoque’. Het volk stort zich op het leven, maar in 1929 komt het tot een beurscrisis: de massale werkloosheid liep uiteindelijk uit op de Tweede Wereldoorlog. Veel staten vervallen tot linkse of rechtse dictaturen. In Rusland grijpen de communisten in 1917 de macht. In 1933 lukt het Hitler om in Duitsland de macht te grijpen. In Nederland blijft het aanvankelijk rustig mede doordat de begonnen sociale wetgeving versterkt werd aan het begin van de twintigste eeuw. De achturige werkdag werd ingevoerd en in 1917 kwam algemeen kiesrecht voor mannen: in 1922 voor vrouwen. Cultuur De cultuurbeweging die aan het begin van de 20e eeuw opkomt, wordt het modernisme genoemd. Uiteindelijk bestaat die cultuurbeweging uit verschillende kunststromingen, maar is er een gemeenschappelijk kenmerk. Ze stonden een radicaal andere kunst voor dan de vorige stromingen. De kunst heeft niet meer als bedoeling een realistische afbeelding van de werkelijkheid te maken. Veeleer is het de bedoeling van de kunstenaar een idee of gevoel uit te drukken. We noemen dit ook wel de afbeeldingfunctie versus de uitdrukkingsfunctie. Met daartussen het fin de siècle. Het modernisme wordt ook wel aangeduid met de term ‘avant-garde’ (voorhoede). De kunstenaars liepen voor op hun gebied. In de muziek kwam bijvoorbeeld de jazz op en in de film begon men montagetechniek te hanteren. In de schilderkunst komt een gedeformeerde realiteit op. Dat wil zeggen: de kunstenaar probeert zijn wereldbeeld uit te drukken en dat deed hij door de werkelijkheid uit te beelden. Dat leverde vaak juist geen ‘afbeelding’ op, maar juist een ‘uitdrukking’ van gevoel. In de jaren twintig ontstaat in Duitsland het Bauhaus. Het is een stroming die grote invloed heeft gehad. Drijvende kracht is het functionalisme. Gebruiksvoorwerpen moeten doelmatig zijn en moeten aangepast zijn aan hun functie Literatuur In de literatuur komt ook die deformatie naar voren. Gevoelens worden uitgebeeld en dat levert die typisch expressionistische schrijfwijze op. In de poëzie verdwijnt het klassieke. Er is geen strofebouw, rijm, metrum, etc. Meer. Het vrije vers komt op. Poëzie met onvolledige, ongrammaticale zinnen, zonder hoofdletters en interpunctie. De poëzie beschrijft niet langer, maar drukt een gevoel uit. De schrijver is ernaar op zoek om zijn gevoelens zo direct mogelijk te uiten zonder rekening te houden met de belemmering van het traditionele taalgebruik. De expressionisten maken veel minder gebruik van bijvoeglijke naamwoorden dan de impressionisten. Zo goed als de impressionisten probeerden de nuance van hun werkelijkheidsbeeld zo veel mogelijk naar voren te laten komen door woordkeuze, probeerden de expressionisten zo veel mogelijk met één woord hun visie op de werkelijkheid te geven. De vrije poëzie mondt dus uit in la poésie pure: gedichten waarin het niet zozeer gaat om de inhoud als wel om de sfeer die erin wordt opgeroepen. Ook in het proza komt die typisch expressionistische schrijfwijze naar voren. In de literatuur uit zich het Bauhaus in de nieuwe zakelijkheid. Dit is een stroming die graag kritisch was en vooral gericht was tegen het fascisme, dat oprukte vanuit Duitsland. Wat gezegd moest worden, moest ‘gewoon’ gezegd worden. De literatuur moest begrijpelijk zijn. Goede boeken moesten niet ingewikkeld zijn, maar moesten iets te zeggen hebben. Vooral in het literaire blad ‘Forum’ kwam de nieuw zakelijke literatuur tot leven. De schrijver en liefst ook de hoofdpersoon moest een krachtige figuur zijn. Dit noemen we het ‘ventisme’ in de literatuur op basis van een leuze die door J.C. Bloem verzonnen werd: ‘Niet de vorm maar de vent.’ Die vent was een ‘honnête homme: een fatsoenlijk en oprecht mens dat zich staande houdt tussen de fascisten en communisten. Zo was er bijvoorbeeld in deze groep schrijvers groot respect voor Douwes Dekker. Die had zich immers niet laten beïnvloeden door zijn omgeving, maar was zijn eigen weg gegaan. De mens mocht zichzelf niet laten uitleveren aan een persoon of een ideologie.