De economische gevolgen van het uiteenvallen van landen

advertisement
VIVES
BRIEFING
2016/02
De economische
gevolgen van het
uiteenvallen van landen
Jakob Vanschoonbeek
KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES
1
VIVES BRIEFING 2016/02
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET UITEENVALLEN VAN LANDEN
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET
UITEENVALLEN VAN LANDEN
Jakob Vanschoonbeek
INLEIDING
Historisch gezien is het proces van staatsvorming een verhaal van de consolidatie van grondstoffen,
territorium en macht. Sinds de voorgaande eeuw wordt de wereld evenwel in toenemende mate
gekenmerkt door een proces van staatsdesintegratie. Daardoor wint de vraag naar de economische
gevolgen van het uiteenvallen van landen aan belang, zeker wanneer onafhankelijkheidsbewegingen
hun pleidooi steeds vaker economisch motiveren1. Zo gaf de Financial Times2 in de aanloop naar het
recente Schotse onafhankelijkheidsreferendum mee dat
“Alex Salmond, Scotland’s first minister who is leading the campaign for independence,
said […] that each household would receive an annual ‘independence bonus’ of $2,000 or each individual $1,000 - within the next 15 years if the country votes to leave the UK.
The UK government, in contrast, claimed that if Scots rejected independence each person
would receive a ‘UK dividend’ of $4,000 ... for the next 20 years."
Ondanks de huidige relevantie bestaat er echter weinig onderzoek naar de economische gevolgen van
staatsdesintegratie. Deze VIVES briefing belicht de centrale bevindingen van een recente VIVES studie3
die per capita onafhankelijkheidsdividenden berekent voor een grote groep van nieuw-onafhankelijke
landen in de periode 1950-2013.
BEREKENEN VAN HET PER CAPITA ONAFHANKELIJKHEIDSDIVIDEND
Om de economische gevolgen van het uiteenvallen van landen in te schatten wordt gebruik gemaakt
van een recent ontwikkelde statistische techniek die toelaat om, voor elk nieuw-onafhankelijk land, het
groeipad in BBP per capita te simuleren dat het zou gekend hebben, in het hypothetische geval dat het
zich niét onafhankelijk zou hebben verklaard. Door deze gesimuleerde groeipaden - die de economische
situatie in afwezigheid van onafhankelijkheid weergeven - te vergelijken met de effectief geobserveerde
groeipaden gaan we voor elk land de economische impact van onafhankelijkheid na.
Om deze methodologie te illustreren beschouwen we het voorbeeld van Oekraïne, dat zich onafhankelijk
verklaarde van de Sovjet-Unie in 1991. Om na te gaan hoe het BBP per capita-traject van Oekraïne
eruit zou hebben gezien indien het zich niét onafhankelijk zou hebben verklaard, construeren we een
gewogen gemiddelde versie van alle andere landen in de wereld4 zodat dit gewogen gemiddelde land
maximaal lijkt op Oekraïne, in termen van een aantal economische karakteristieken uit de periode
voorafgaand aan de onafhankelijkheid. De specifieke combinatie van landen die hier het beste in slaagt
Rodríguez-Pose, A. & Gill, N. (2005). “On the Economic Dividend of Devolution”, Regional Studies, 39 (4), 405-420.
Financial Times. (28 mei 2014). “Dispute over Economic Impact of Scottish Independence.”
Reynaerts, J. & Vanschoonbeek J. (2016) “The economics of state fragmentation – assessing the economic impact of secession”, VIVES
Discussion Paper 52, KU Leuven
4 Die niet zélf recent onafhankelijk zijn geworden, om besmettingseffecten te vermijden.
1
2
3
2
VIVES BRIEFING 2016/02
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET UITEENVALLEN VAN LANDEN
construeert deze gewogen gemiddelde versie van Oekraïne, kortweg ‘synthetisch Oekraïne’, als een
gewogen gemiddelde van Panama, Roemenië, de Verenigde Staten en Zuid-Korea, zie tabel 1.
Tabel 1: Optimale gewichten voor synthetisch Oekraïne
Land
gewicht
Panama
0.405
Roemenië
0.397
Verenigde Staten
0.103
Zuid-Korea
0.095
Tabel 2 bevestigt dat deze synthetische versie van Oekraïne, vergeleken met de rest van de wereld, de
economische situatie in Oekraïne veel beter weerspiegelt in de 10-jarige periode voorafgaand aan de
Oekraïense onafhankelijkheidsverklaring. Zo is er gedurende deze periode quasi geen verschil in per
capita BBP tussen Oekraïne en synthetisch Oekraïne, in tegenstelling tot de merkbaar hogere
welvaartsniveaus die dan geobserveerd werden in de rest van de wereld. Bovendien lijkt de synthetische
versie ook veel sterker op Oekraïne in termen van bevolkingsomvang, bevolkingsdichtheid,
handelsopenheid, onderwijsniveau, levensverwachting en het aantal oorlogsslachtoffers per hoofd.
Tabel 2: Economische karakteristieken voor onafhankelijkheid (1981-1990)
Karakteristiek
Oekraïne
Synthetisch Oekraïne
Per capita BBP
4357.760
4495.777
6608.467
(log) Bevolkingsaantal
17.745
16.293
15.175
Bevolkingsdichtheid
84.317
84.253
216.558
Onderwijsniveau
8.831
8.570
5.367
Levensverwachting
70.048
70.994
62.988
Handelsopenheid
1.019
0.958
0.721
0
0.009
0.107
Oorlogsslachtoffers
Wereld
De centrale intuïtie van de schattingsmethode is dat het enige potentieel economisch relevante verschil
tussen Oekraïne en synthetisch Oekraïne ná 1991 erin bestaat dat Oekraïne zich onafhankelijk
verklaarde, maar haar synthetische versie niet. Om het economische effect van deze beslissing na te
gaan kunnen we dus het per capita BBP groeipad van beide landen vergelijken in de postonafhankelijkheidsperiode. Figuur 1a toont daartoe het per capita BBP groeipad van zowel Oekraïne
(volle lijn) en synthetisch Oekraïne (onderbroken lijn) in de periode 1960-2011. Merk op dat beide
groeipaden
quasi
identiek
zijn
in
de
30
jaren
voorafgaand
aan
de
Oekraïense
onafhankelijkheidsverklaring. Bijgevolg lijkt de synthetische versie van Oekraïne effectief goed in staat
om het Oekraïense BBP per capita groeipad in te schatten in afwezigheid van onafhankelijkheid.
3
VIVES BRIEFING 2016/02
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET UITEENVALLEN VAN LANDEN
Figuur 1: Evolutie per capita BBP: Oekraïne versus synthetisch Oekraïne
(a) Per capita BBP: Oekraïne vs. Synthetisch Oekraïne
(b) Economische impact van onafhankelijkheid (Oekraïne)
De schatting van de economische impact van de Oekraïense onafhankelijkheidsverklaring bestaat dan
uit de discrepantie tussen beide groeipaden, weergegeven in figuur 1b, ná de onafhankelijkheid. 5 De
figuur suggereert daarbij dat Oekraïne een onmiddellijke en toenemend nadelige impact ondervond van
zijn onafhankelijkheidsverklaring, die voornamelijk opgelopen werd in de eerste 5 jaar na
onafhankelijkheid. Bovendien blijkt deze opgelopen onafhankelijkheidskost, in het Oekraïense geval,
langdurig daar het land na de onafhankelijkheid blijvend onder-presteert in vergelijking met haar
synthetische versie. Meer bepaald geven onze schattingen aan dat, 20 jaar na de onafhankelijkheid,
het Oekraïens BBP per capita zo’n 78% onder haar potentiële niveau ligt als gevolg van de afscheiding.
VOORNAAMSTE RESULTATEN
Een blik op Oekraïne suggereert dus dat de onafhankelijkheidsdividend negatief, langdurig en
omvangrijk is. Het zou echter kunnen dat Oekraïne een uitschieter is, zowel wat betreft de onmiddellijke
als de lange termijneffecten van de onafhankelijkheid. Daarom past deze paragraaf de voorgaande
schattingsmethode toe op alle nieuw-onafhankelijke landen waarvoor voldoende gegevens beschikbaar
zijn6 en karakteriseert ze zowel land-specifieke als geaggregeerde onafhankelijkheidsdividenden,
alsook hun evolutie doorheen de tijd.
Figuur 2 geeft de resultaten van deze oefening weer: het linkerpaneel toont geschatte
onafhankelijkheidsdividenden voor alle opgenomen nieuw-onafhankelijke landen; het rechterpaneel
beperkt zich tot de 25% landen met de meest accurate simulaties. De grijze lijnen geven de schatting
van de onafhankelijkheidswinst voor één nieuw-onafhankelijk land weer (corresponderend met figuur
1a), in een periode lopend van 10 jaar voor tot 30 jaar na de onafhankelijkheidsverklaring. De zwarte
lijn toont het jaarlijks gemiddeld onafhankelijkheidsdividend voor de betrokken groep landen; de rode
lijn visualiseert de gemiddelde nettowinst in de gehele post-onafhankelijkheidsperiode.
Merk op dat, aangezien de per capita BBP groeipaden uitgedrukt worden in logaritmische vorm, het verschil tussen beiden in de postonafhankelijkheidsperiode een schatting geeft van de procentuele toename in per capita BBP als gevolg van de onafhankelijkheidsverklaring.
6 De steekproef bestaat uit 79 nieuw-onafhankelijke landen, allen opgelijst in appendix A5 van de originele studie (zie voetnoot 3).
5
4
VIVES BRIEFING 2016/02
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET UITEENVALLEN VAN LANDEN
Figuur 2: De economische impact van het uiteenvallen van landen
(a) Alle landen
(b) 25% beste landen
Merk op dat beide figuren weergeven dat de BBP per capita discrepantie tussen nieuw-onafhankelijke
landen en hun synthetische versies veeleer beperkt is in de periode voorafgaand aan de
onafhankelijkheidsverklaring. De synthetische versies blijken dus goed in staat om de situatie in
afwezigheid van onafhankelijkheid in te schatten. Na de onafhankelijkheid zien we evenwel dat nieuwonafhankelijke landen, net zoals Oekraïne, de neiging vertonen om te onderpresteren in vergelijking
met hun synthetische versie. Eveneens analoog aan het Oekraïense voorbeeld zien we dat de negatieve
onafhankelijkheidsdividend voornamelijk opgelopen lijkt te worden in de eerste 5 jaar volgend op de
onafhankelijkheidsverklaring, maar dat deze nadelige gevolgen ook voelbaar blijven op de langere
termijn. Meer bepaald geven de resultaten aan dat de gemiddelde per capita BBP discrepantie tussen
nieuw-onafhankelijke landen en hun synthetische versie toeneemt tot -0.21 (linkerpaneel) of -0.38
(rechterpaneel) in het 30e jaar na de onafhankelijkheid. Inwoners van nieuw-onafhankelijke landen
kennen 30 jaar na de onafhankelijkheid dus een inkomensniveau dat typisch 21% tot 38% lager ligt dan
de inkomensniveaus van landen die, in elk economisch opzicht, het sterkst op hun eigen land leken net
vóór het onafhankelijk werd.
De figuren geven evenwel ook blijk van een grote heterogeniteit in de onafhankelijkheidswinst over de
verschillende landen, waaruit duidelijk blijkt dat een aantal nieuw-onafhankelijke landen wel degelijk
economische voordelen lijkt te ondervinden van hun onafhankelijkheidsverklaring. Voorbeelden van
succesverhalen omvatten Malta, met een 20-jarige onafhankelijkheidswinst van naar schatting 40%, en
Singapore, waarvan onze basisresultaten suggereren dat de inwoners hun inkomen in diezelfde periode
met 80% zagen toenemen als gevolg van de onafhankelijkheid.
HISTORISCHE GEVALLEN VAN STAATSDESINTEGRATIE
Om deze heterogeniteit verder uit te diepen, bekijkt deze paragraaf een aantal historische gevallen van
staatsdesintegratie door de lens van onze schattingen. Meer bepaald karakteriseert figuur 3 de
economische gevolgen van de desintegratie van de Belgische, Britse, Franse en Portugese koloniale
rijken en vergelijkt deze met de geschatte effecten van de ontbinding van de Sovjet-Unie, Joegoslavië
en Tsjecho-Slowakije. Samen vertegenwoordigen deze landen zo’n 90% van onze steekproef. De grijze
lijnen geven de geschatte onafhankelijkheidsdividenden van voormalige deelgebieden weer, de zwarte
5
VIVES BRIEFING 2016/02
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET UITEENVALLEN VAN LANDEN
lijn toont de geaggregeerde onafhankelijkheidsopbrengst. De blauwe onderbroken lijnen geven het 90%
betrouwbaarheidsinterval weer van de geaggregeerde onafhankelijkheidsopbrengst.
In dit licht is interessant dat vaak beargumenteerd wordt dat voormalige Britse kolonies het in
economisch opzicht beter deden dan hun Belgische, Portugese en Franse tegenhangers omdat de
Engelsen betere instellingen7 en een beter opgeleide bevolking8 achterlieten. Dit blijkt ook uit de
resultaten, waar voormalige Britse kolonies, in tegenstelling tot nieuw-onafhankelijke landen met een
andere koloniale achtergrond, een onafhankelijkheidswinst op middellange termijn realiseerden.
Opvallend is dat, hoewel de Belgische en Portugese overheersingen vaak beschouwd worden als de
meest schadelijke en op uitbuiting gerichte koloniale regimes9, voormalige Franse kolonies de meest
nadelige economische gevolgen lijken te hebben ondervonden van de dekolonisatie. Eén mogelijke
verklaring is dat er economische voordelen gepaard gingen met de eliminatie van koloniale uitbuiting.
In diezelfde geest wordt betoogd dat voormalige Sovjetstaten het economisch minder goed deden dan
andere Centraal- en Oost-Europese nieuwe landen, onder meer omwille van een meer doorgedrongen
politieke corruptie en de afwezigheid van toetredingsmogelijkheden tot de Europese Unie 10. Consistent
met deze visie blijken voormalige Sovjetstaten, volgens onze schattingen, de meest nadelige en
persistente economische gevolgen te hebben ondervonden van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
De kosten die gepaard gingen met de Tsjecho-Slowaakse ‘Fluwelen Scheiding’ waren in vergelijking
zowel meer bescheiden als van kortere duur, terwijl de opvolgerstaten van Joegoslavië de nadelige
economische gevolgen van onafhankelijkheid - als die er al zijn - relatief snel lijken te kunnen opvangen.
ECONOMISCHE KANALEN
Een laatste deel van de studie onderzoekt via welke kanalen een onafhankelijkheidsverklaring het
economisch groeipotentieel in nieuw-onafhankelijke staten beïnvloedt. Daartoe bekijken we of er
patronen te bemerken zijn in de geschatte onafhankelijkheidswinsten: doen grote landen het beter dan
hun kleinere tegenhangers? Zijn er verschillen zichtbaar tussen meer open en meer gesloten
economieën? Spelen politieke instellingen of militaire conflicten een rol?
Hoewel de resultaten minder éénduidig zijn, suggereren ze dat de post-onafhankelijkheidsdip in BBP
per capita voornamelijk het gevolg is van het geleden gebiedsverlies - wat wijst op het bestaan van
schaalvoordelen, een kortstondige terugval in de handel en een kortstondige regressie naar een meer
autoritair politiek systeem. Nieuw-onafhankelijke landen lijken evenwel in staat de economische
onafhankelijkheidskost (deels) op te vangen wanneer ze handelsbarrières afbouwen, daarmee mogelijk
de economische kost van een kleine binnenlandse markt opvangend, of democratische hervormingen
doorvoeren. We vinden geen evidentie dat kleinere landen meer nadelige effecten ondervonden van
hun onafhankelijkheid, noch dat militair conflict de onafhankelijkheidskost significant vergrootte.
Acemoglu, D., Simon, J. & Robinson, J. A. (2001). “The Colonial Origins of Comparative Development: An Empirical Investigation”, The American
Economic Review, 91 (5), 1369-1401; Acemoglu, D. & Robinson, J. A. (2009). “Reversal of Fortune : Geography and Institutions in the Making of
the Modern World Income Distribution”, The Quarterly Journal of Economics, 117 (4), 1231-1294.
8 Grier, R. M. (1999). “Colonial Legacies and Economic Growth”, Public Choice, 98 (3), 317-335.
7
Bertocchi, G. & Canova, F. (2002). “Did Colonization Matter for Growth? An Empirical Exploration into the Historical Causes of Africa's
Underdevelopment”, European Economic Review, 46 (10), 1851-1871.
10 Roland, G. (2002). “The Political Economy of Transition”, Journal of Economic Perspectives, 16 (1), 29-50; Svejnar, J. (2002). “Transition
Economies: Performance and Challenges”, Journal of Economic Perspectives, 16 (1), 3-28; Fidrmuc, J. (2003). “Economic reform, democracy and
growth during post-communist transition”, European Journal of Political Economy, 19 (3), 583-604.
9
6
VIVES BRIEFING 2016/02
DE ECONOMISCHE GEVOLGEN VAN HET UITEENVALLEN VAN LANDEN
Figuur 3: Historische gevallen van staatsdesintegratie
(a) Voormalige Belgische kolonies
(b) Voormalige Britse kolonies
(c) Voormalige Franse kolonies
(b) Voormalige Portugese kolonies
(e) Voormalig Joegoslavische landen
(f) Voormalige Sovjetstaten
(g) Voormalig Tsjecho-Slowaakse landen
Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving
Waaistraat 6 - bus 3550
3000 Leuven, België
Jakob Vanschoonbeek
KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES
Aspirant van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen
[email protected]
De VIVES Briefings stellen zich tot doel het debat over de economische en maatschappelijke ontwikkeling
van regio's te stofferen. Dit doen ze door middel van korte bijdragen naar de hand van eigen en geaffilieerde
onderzoekers. De briefings zijn veelal gebaseerd zijn op lopend fundamenteel onderzoek.
Een elektronische versie van de briefing is beschikbaar op de VIVES website:
http://www.feb.kuleuven.be/VIVES
Download