Kadernota sociaal domein Hardenberg

advertisement
De kracht van een vitale en solidaire Hardenbergse samenleving
Kadernota Sociaal Domein
We can’t solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them
Albert Einstein
December 2013
1
Inleiding
Aanleiding
Het Sociaal Domein is in beweging. Vanuit het Rijk worden steeds meer taken bij gemeenten neergelegd. De
redenen hiervoor zijn divers. Op dit moment zijn rondom jeugd, zorg, inkomen en werk veel verschillende
partijen betrokken, zijn er verschillende financieringsstromen en is er een woud aan regels, indicatiestellingen,
verplichtingen en rechten.
Het Rijk verwacht met het decentraliseren van verschillende taken binnen het Sociaal Domein hierin een grote
slag te kunnen slaan. De gedachte daarachter is dat gemeenten in staat zijn hun inwoners het beste te
ondersteunen waar nodig en dat gemeenten dit, vanwege de schaalgrootte en de mogelijkheid zaken te
verbinden, het meest efficiënt kunnen.
Deze ontwikkeling zien we al terug bij de invoering van de Wmo, waarbij de Hulp bij het Huishouden in 2007
naar de gemeenten is gedecentraliseerd.
1
Vanaf 2015 wordt dit doorgezet en worden drie grote transities doorgevoerd:
•
De Participatiewet: gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wwb, Wsw en
een deel van de Wajong.
•
De Wmo 2015: vanuit de Awbz worden de extramurale begeleiding, waaronder individuele begeleiding,
groepsbegeleiding (dagbesteding, inclusief vervoer) en een klein deel van de persoonlijke verzorging
ondergebracht bij de Wmo. Daarnaast worden de zorgzwaartepakketten 1 t/m 4 geëxtramuraliseerd.
Tevens wordt op de Hulp bij het Huishouden een forse korting doorgevoerd.
•
De Jeugdwet: alle onderdelen binnen de jeugdzorg gaan onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid
vallen.
Kansen en risico’s
Er komt met deze transities veel op gemeenten af: nieuwe taken, nieuwe verantwoordelijkheden en zelfs
nieuwe doelgroepen. De transities stellen gemeenten daarmee voor een grote uitdaging. Ook voor inwoners is
dit een grote verandering, er zal een groter beroep worden gedaan op de zelfredzaamheid en hulpvaardigheid
van inwoners en hun omgeving.
Deze uitdaging brengt kansen met zich mee. Zo is er veel overlap tussen de doelgroepen van de transities. Een
deel van de bijstandsgerechtigden heeft een zorgvraag. En binnen de groep Wajongers wordt vaak ook
gebruik gemaakt van Awbz-voorzieningen. Als gemeente zijn we straks in staat om hier koppelingen te maken
en dwarsverbanden te leggen. Deze dwarsverbanden bieden de mogelijkheid niet elk probleem vanuit een
nieuwe invalshoek te benaderen, maar een veel meer integrale aanpak te kiezen.
Naast kansen brengen de transities ook risico’s met zich mee. Zo gaat het deels om taken waar de gemeente
nog geen ervaring mee heeft. Binnen de gemeente zijn er echter allerlei partijen die deze ervaring wel hebben.
Hier willen we mee samenwerken, van leren en ervaringen mee opdoen. Denk hierbij aan welzijns- en
zorgpartijen, maar ook aan het brede maatschappelijk middenveld dat de gemeente heeft met vrijwilligers en
bijvoorbeeld kerken.
Een ander risico dat decentralisering met zich mee brengt, zijn de bezuinigingen op de budgetten. Het Rijk
draagt de taken over, maar legt hier gelijk een zogenaamde efficiencykorting op. Dit houdt in dat we als
1
In de bijlage is een uitgebreide beschrijving van deze drie transities opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de informatie die begin
december 2013 beschikbaar is.
2
gemeente de rijkstaken moeten gaan uitvoeren met minder middelen. Daar komt bij dat we binnen de
gemeente Hardenberg zien dat de begroting vanaf 2015 niet meer sluitend is als er geen bezuinigingen
worden doorgevoerd. Dit maakt ons kwetsbaar, maar het biedt tegelijkertijd de kans om vernieuwingen en
innovaties in te zetten.
Noodzaak tot veranderen
Gemeenten staan dichterbij de inwoner en zijn in staat meer integraal passende ondersteuning te bieden waar
nodig. De forse kortingen die met de transities gepaard gaan en de lokale bezuinigingen vergroten de
noodzaak van een fundamenteel andere aanpak: voortbouwen op het bestaande leidt automatisch tot nog
grotere tekorten.
Tegelijk biedt ons dit de kans om de ondersteuning kwalitatief beter vorm te geven, door te focussen op de
vraag van de inwoner en te kijken wat iemand echt nodig heeft.
Doel van de nota
Met deze nota willen we de overkoepelende visie en kaders schetsen voor de transities in het sociale domein.
We kiezen er hierbij voor de transities in de volle breedte te benaderen omdat de uitdagingen, maar vooral
ook de oplossingen, daar te vinden zijn.
In deze nota zijn opgenomen:
1.
Visie en uitgangspunten Sociaal Domein
2.
Integrale gebiedsgerichte aanpak
3.
Proceskeuzes
4.
Financieel
5.
Vervolg
Deze kaders geven richting aan de uitwerking die in de komende periode zal plaatsvinden. In deze
uitwerkingen zullen onder andere de volgende vragen beantwoord worden: Welke doelen/ resultaten hebben
we voor ogen en bij welke doelgroepen? Hoe verdelen we de beschikbare middelen over deze doelen en
doelgroepen? Hoe prioriteren we hierbij, oftewel hoe verdelen we de schaarste? Wie bepaalt of budget wordt
uitgegeven en op basis waarvan? Welke verantwoordingsinformatie vragen we over de uitgaven?
Uitwerking van deze vragen zal na vaststelling van de hierna beschreven kaders in 2014 plaatsvinden.
Proces tot nu toe
Medio oktober heeft het college van de Gemeente Hardenberg een eerste versie van de Kadernota Sociaal
Domein vastgesteld. Deze denkrichting heeft centraal gestaan in de consultatieronde die daarna is doorlopen.
Doel van deze consultatieronde was tweeledig:
•
het informeren en meenemen van belangrijke actoren in de denkrichting zoals beschreven in onderhavige
nota;
•
het ophalen van ideeën, risico’s, suggesties, etc. om deze denkrichting te wijzigen, aan te vullen, te
verdiepen etc.
3
Dit betekende concreet het volgende:
•
Huiskamergesprekken met inwoners
•
Bijeenkomst met bestuurders/managers van kernpartners
•
Bijeenkomst met plaatselijk belangen
•
Bijeenkomsten met medewerkers van kernpartners die dagelijks in de praktijk werken
•
Bijeenkomsten met adviesraden
•
Bijeenkomsten met medewerkers van Maatschappelijk domein
Genoemde bijeenkomsten hebben plaatsgevonden tussen eind oktober en eind november. Een samenvatting
van de bijeenkomsten is toegevoegd in de bijlage (bijlage 2). De verslagen van de bijeenkomsten afzonderlijk
zijn op te vragen bij de afdeling Maatschappelijk Domein.
De opbrengsten van de consultatieronde zijn zeer waardevol. De denkrichting zoals verwoord in de
oorspronkelijke nota wordt breed gedeeld. De opbrengsten gebruiken we enerzijds voor het aanscherpen van
de denkrichting zoals verwoord in onderhavige nota en anderzijds voor de uitwerking van deze kaders. In
onderhavige nota wordt op onderdelen aangegeven waar de input van de consultatieronde is gebruikt bij de
verwoording van de kaders.
4
1
De kracht van een vitale en solidaire Hardenbergse samenleving
Visie en uitgangspunten nader uitgewerkt
Grote veranderingen moeten vanuit een eenduidige en gedeelde visie worden opgepakt. In 2012 heeft de
gemeenteraad van Hardenberg de Wmo-nota ‘Samen betrokken’ vastgesteld. Hierin stond ook de visie op het
sociale domein verwoord. Hieronder zijn deze visie en uitgangspunten nogmaals weergegeven. Vervolgens
komt de uitwerking van de visie en uitgangspunten.
1.1
Visie en uitgangspunten
De gemeente Hardenberg wil de kwaliteiten van inwoners en de samenleving benutten en versterken. Zorg,
onderwijs en onderlinge hulp staan centraal. We gaan uit van een betrokken samenleving en zijn daarin een
betrokken overheid. Mensen zorgen in eerste instantie voor zichzelf en elkaar, pas als dat niet mogelijk is,
stappen wij in. De gemeente kenmerkt zich van oudsher als een samenleving met een sterke sociale
samenhang. Dit geeft een sterke basis, mensen zijn bereid elkaar te helpen, maar het is hierbij belangrijk dat
inwoners ook een vraag durven neerleggen bij de eigen omgeving. Er is vaak enige schroom om dat te doen,
mensen vinden het eenvoudiger om naar de gemeente/ overheid te stappen met hun vraag. Onze aandacht
blijft voor de groep die niet midden in de samenleving staat, die tussen wal en schip dreigt te raken. Daarbij
geldt dat regels moeten, maar dat de mens voorop staat. Verschil durven maken, de inwoner en de
professional ruimte geven.
Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 80 % van de inwoners zichzelf prima redt. Ongeveer 20 % heeft
ondersteuning nodig, waarvan 15 % tijdelijk en 5 % langdurig of permanent. De gemeente wil de 80 % sterker
en krachtiger maken, de 15 % minder afhankelijk maken en de 5 % ondersteunen waar de eigen kracht of van
de omgeving dat niet kan.
Uitgangspunten
Hoe willen we invulling geven aan deze visie? Hiervoor hebben we 5 uitgangspunten opgesteld die gelden voor
het totale maatschappelijke domein:
-
meer inwoner, minder overheid
-
meer buurt/wijk, minder centraal
-
meer preventief, minder curatief
-
meer integraal, minder versnipperd
-
meer collectief, minder individueel
Meer inwoner, minder overheid
Inwoners en hun sociale omgeving zijn eerst zelf aan zet voor de kwaliteit van de samenleving. Daarvoor is
soms ondersteuning nodig. De gemeente stimuleert goede initiatieven in de samenleving, maar neemt deze
niet over.
De gemeente is vooral verantwoordelijk voor de toegang tot de voorzieningen en voor de integrale en
sluitende aanpak van zeer kwetsbare inwoners. De gemeente zorgt voor een vangnet voor mensen die buiten
de boot (dreigen te) vallen. Daarnaast heeft de gemeente een belangrijke rol in het versterken van de kracht
van mensen.
5
Meer buurt/wijk, minder centraal
De gemeente ziet de wijk als het schaalniveau dat bij uitstek geschikt is voor het organiseren van
ondersteuning aan bewoners. Een wijk heeft een menselijke maat waardoor hulpverlening die dicht bij de
inwoner wordt georganiseerd efficiënt en effectief kan zijn. Per wijk/buurt kan gedifferentieerd inzet worden
gepleegd. Wijk/buurtgericht waar het kan, centraal waar het moet.
Meer preventief, minder curatief
Voorkomen is beter dan genezen. Zowel vanuit sociaal als financieel oogpunt. Genezen vergt altijd meer tijd
en energie dan voorkomen. Bovendien geeft voorkomen over het algemeen positievere energie dan genezen.
Meer integraal, minder versnipperd
De gemeente wil de inwoner centraal stellen, niet de regelingen of organisaties. Dit betekent minder
regeldruk voor inwoners en minder instellingen tegelijk.
Meer collectief, minder individueel
De individuele situatie van de inwoner staat centraal. Maatwerk het adagium. Toch ligt de oplossing niet
primair bij individuele voorzieningen. Naast eigen inzet en inzet van het sociale netwerk, gaat de inzet van
algemene en collectieve voorzieningen voor individuele voorzieningen. Aangetoond is dat bij veel problemen
de inzet van collectieve en algemene voorzieningen ook effectiever is dan individuele voorzieningen.
Beslispunt:
Voor het totale sociale domein kiezen we voor de volgende uitgangspunten:
1.2
-
meer inwoner, minder overheid
-
meer buurt/wijk, minder centraal
-
meer preventief, minder curatief
-
meer integraal, minder versnipperd
-
meer collectief, minder individueel
De omslag in denken: visie en uitgangspunten nader uitgewerkt
De hiervoor genoemde visie en uitgangspunten betekenen een fundamenteel andere aanpak in het Sociaal
Domein. De uitdaging bij deze aanpak is dat we de optimale verhouding creëren tussen de inhoudelijke
ambities als het gaat om de ondersteuning van onze (kwetsbare) inwoners en de krimpende middelen die we
daarvoor beschikbaar hebben.
Er ligt een kans om een lokaal ondersteuningsstelsel te bouwen dat minder versnipperd is, minder
bureaucratisch is en minder doublures en overheadkosten met zich mee brengt. Het is mogelijk een integraal
ondersteuningsstelsel te bouwen op voorwaarde dat ook de organisatie, inrichting, aansturing en bekostiging
integraal worden neergezet.
Kortom: het moet anders en beter, en het kan goedkoper.
In de navolgende hoofdstukken wordt weergegeven hoe het anders en beter kan.
6
2
Integrale gebiedsgerichte aanpak
2.1
Schaalniveaus
Vanuit het perspectief dat de vraag of behoefte van de inwoner centraal staat, organiseren we de
ondersteuning zo dichtbij mogelijk. Zowel in fysieke zin (gebiedsgericht) als in sociale zin (laagdrempelig). We
benaderen de behoeften niet in de eerste plaats vanuit doelgroepen, leeftijden of leefgebieden (lichamelijk
beperkt, jeugd, psychiatrisch, geriatrisch, werk & inkomen e.d.), maar vanuit buurten, wijken en gebieden. Dit
vraagt om een totaal andere benadering dan vanuit de huidige instituties. De inwoner met zijn of haar
hulpvraag staat centraal, niet (het aanbod van) de instituties.
De intensiteit van de ondersteuning wordt opgeschaald naar mate de inwoner minder in staat is zelf (of met
2
zijn/haar omgeving) problemen op te lossen. De afbeelding hieronder illustreert deze verhouding .
We maken bij de ondersteuning onderscheid naar drie schaalniveaus:
1.
De wijk (de buurt)
2.
De gemeente
3.
De regio (bovenregio)
2.1.1
Wijk, gebied
Om de relatie tussen de eigen kracht van de inwoner, diens rol om zelf (meer) verantwoordelijkheid te nemen
voor zelfredzaamheid en participatie en de bijdrage die we met publieke middelen daarbij leveren, zien we de
schaal van de wijk als meest belangrijke. Dichtbij de inwoner kunnen immers het beste in een vroegtijdig
stadium knelpunten gesignaleerd worden. Hier kunnen de beste preventieve en collectieve oplossingen
worden gevonden en kan de relatie tussen informele netwerken en kwetsbare inwoners worden versterkt. Ook
kan in een wijk het beste worden beoordeeld in hoeverre enkelvoudige voorzieningen zinvol kunnen worden
ingezet.
Per gebied kan dit tot een andere aanpak leiden, vooral omdat de samenstelling van de bevolking en het
huidige gebruik van voorzieningen zullen verschillen. De inzet is afhankelijk van de vraag van de inwoners.
Hiermee slaan we een essentieel andere weg in en worden diverse doelgroepen voor zover mogelijk
2
MPH = multi problem huishoudens
7
gezamenlijk dichterbij huis (in de wijk) bediend, waarbij optimaal gebruik gemaakt kan worden van de
informele zorg die in het gebied aanwezig is.
Om tot een goede balans te komen tussen borging van kwalitatief goede ondersteuning op passende
schaalgrootte gaan we per gebied een gebiedsteam instellen van professionals. Deze nemen samen de
verantwoordelijkheid voor de ondersteuning aan de inwoners op zich. Voor Hardenberg betekent het dat in de
gemeente vier organisatorische eenheden (gebiedsteams) onder leiding van gebiedsmanagers worden
georganiseerd, die vervolgens het werk op wijk, buurt en kernniveau zal uitvoeren. Verderop in deze nota
wordt dit nader uitgewerkt.
Dagbesteding
Voor de organisatie van dagbesteding geldt dat we deze in de eerste plaats zo dichtbij als mogelijk willen organiseren. In
eerste aanleg zal er dus per wijk bekeken worden of dagbesteding laagdrempelig georganiseerd kan worden in de eigen
buurt, wijk of kern. In een aantal gevallen zal blijken dat de organisatie hiervan ofwel vanwege beperkte volumes, ofwel
vanwege specifieke ondersteuningsvragen ‘opgeschaald’ moet worden naar het gemeentelijke niveau. Uit de
consultatieronde blijkt onder meer dat een aantal doelgroepen goed samengebracht kan worden, maar dat er ook
diverse doelgroepen zijn die specifieke ondersteuning nodig hebben zoals bij psychiatrische problematiek of jongeren
het geval kan zijn. Hoewel de toegang tot dagbesteding via het sociale gebiedsteam verleend wordt, zal de organisatie
veelal op gemeentelijk of zelfs regionaal niveau plaatsvinden door (zorg)aanbieders. Daarbij is ook een nauwe link te
leggen naar de groep aan de onderkant van de arbeidsmarkt (een deel van de huidige Wsw-populatie). Nader onderzoek
zal moeten uitwijzen hoe we de juiste prijs/ kwaliteit-verhouding kunnen realiseren.
2.1.2
Gemeente
Voor bepaalde voorzieningen die niet in alle wijken voorkomen, omdat ze gericht zijn op specifieke
doelgroepen of omdat ze vanuit een bepaalde locatie worden verzorgd, zien we de schaal van de gemeente als
volgende laag. Onder gemeente verstaan we in dit geval ook de mogelijk voorkomende intergemeentelijke
schaal tussen Ommen en Hardenberg en andere buurgemeenten. Voor de toegang tot de voorzieningen die
op deze schaal worden georganiseerd, is een lichte toets noodzakelijk. Dit is een vorm van indicatiestelling die
vanuit het gebiedsteam wordt georganiseerd, omdat daar altijd het ‘één gezin, één plan’ principe geldt.
Inwoners van de kernen die dicht tegen de gemeentegrens liggen, maken ook gebruik van voorzieningen in de
buurgemeenten en vice versa. Hier houden we rekening mee bij de inzet van en toegang tot gemeentelijke
voorzieningen.
Werkgeversbenadering
Een onderdeel dat op de schaal van de gemeente(n) georganiseerd wordt, is de werkgeversbenadering (Participatiewet).
In dat kader is het essentieel dat we niet willen dat meerdere organisaties dezelfde werkgevers benaderen, we groeien
toe naar één werkgeversbenadering. De werkgeversbenadering wordt verantwoordelijk voor de gehele populatie van de
Participatiewet (Wsw, Wwb en deel Wajong). De vraag van werkgevers staat centraal in de werkgeversbenadering. Er
wordt uit strategisch oogpunt gekeken welke partijen het best in staat zijn de gevraagde dienstverlening tegen de
laagste kosten uit te voeren. We gaan daarbij niet alleen uit van de prijs, maar ook van kwaliteit. We bieden daarom
vooraf geen bescherming aan onze natuurlijke partners, zoals team Werk/Dienstenbedrijf (intern) en Larcom/ATC
(extern), maar zullen deze als een preferred supplier behandelen, vanwege hun kennis van de doelgroep en de regio. De
werkgeversbenadering wordt in 2014 nader uitgewerkt.
8
2.1.3
(Boven) regionaal
Daarnaast zijn er specifieke voorzieningen die niet in onze gemeente aanwezig zijn. Er zijn bijvoorbeeld
landelijk werkende instellingen voor onderdelen van de jeugdzorg en hele gespecialiseerde vormen van
gehandicaptenzorg. Voor deze voorzieningen, die vaak kostbaar zijn, blijft een vorm van indicatiestelling
behouden. Dit (boven)regionale niveau betreft bijvoorbeeld de verplichte samenwerking in de jeugdzorg
(gedwongen kader) en de specialistische zintuiglijk gehandicaptenzorg (auditief en visueel) . De toegang tot
deze voorzieningen willen we zoveel mogelijk lokaal blijven regelen. We zullen vanuit onze eigen budgetten
hiervoor een vast deel moeten reserveren. De noodzaak tot het benutten van deze voorzieningen kunnen we
wel beperken, door in het voorportaal, dus in de wijk/buurt, maximaal in te zetten op preventie, eigen kracht,
etc. Daarnaast maken we afwegingen op basis van kosten en baten, omvang en schaalgrootte, die ertoe
kunnen leiden dat onderdelen in regionaal samenwerkingsverband worden opgepakt.
In de transformatie Jeugdzorg werken de gemeenten Hardenberg en Ommen samen met de regiogemeenten IJsselland+.
Deze samenwerking heeft o.a. geresulteerd in een interventiemodel die 7 verschillende niveaus in de ondersteuning
binnen de Jeugdzorg onderscheidt:
1. universele preventie, zoals inloopspreekuren Centrum Jeugd en Gezin
2. selectieve preventie, zoals casuïstiekbespreking in Zorg, adviesteams op scholen
3. lichte opvoedhulp, zoals inzet thuisbegeleiding
4. Intensieve opvoedhulp, zoals ambulante zorg GGZ, medisch kinderdagverblijf
5. specialistische opvoedhulp, zoals vrijwillige pleegzorg, plaatsing in woongroepen
6. specialistische intensieve opvoedhulp, zoals Intensieve Psychiatrische Gezinshulp bij stoornissen
7. zware vormen van hulp, zoals verplichte voogdij, pleegzorg, jeugdreclassering, 24-uurs zorg
De ondersteuning wordt op basis van de ondersteuningsvraag van het gezin ingezet door de sociale gebiedsteams. De
ondersteuning vanuit de niveaus 1 tot en met 4 betreffen een lokale verantwoordelijkheid en kunnen dus ook door de
gemeenten zelf worden georganiseerd (en ingekocht).
Van de ondersteuning die vanuit de niveaus 5 tot en met 7 wordt ingezet, is het gezien het specialisme en de volume
wenselijk om die regionaal te organiseren (en in te kopen). Het ‘besluit’ tot het inzetten van deze ondersteuning uit de
niveaus 5 en 6 zal lokaal (in de gebiedsteams) worden genomen al dan niet op basis van nog op te stellen regionale
afspraken. De ondersteuning uit niveau 7 wordt in de meeste gevallen opgelegd via een gerechtelijke uitspraak (bv.:
voogdij, pleegzorg, jeugdreclassering).
Beslispunt
We kiezen voor 3 schaalniveaus, waarbij geldt: gebiedsgericht wat kan, gemeentelijk of regionaal wat moet.
1.
De wijk, het gebied
2.
De gemeente
3.
De regio (bovenregio)
In Hardenberg organiseren we vier organisatorische eenheden (gebiedsteams), die vervolgens het werk op
wijk, buurt en kernniveau zullen uitvoeren.
9
2.2
Gebiedsteam als schakel
Per gebied gaan we een gebiedsteam instellen van professionals, die samen de verantwoordelijkheid voor de
ondersteuning aan de inwoners op zich nemen. De inzet van gebiedsteams kan op breed draagvlak rekenen bij
de geconsulteerde inwoners en organisaties.
Ondersteuningsvragen van inwoners gaan veelal over alle leefgebieden heen. Vanuit het principe
‘vraaggericht werken’ past daar een integrale benadering bij waarbij de ‘klant’ centraal staat.
Ondersteuningsvragen en –oplossingen moeten vanuit hun context bekeken worden en bij de aanpak richten
we ons daarom niet alleen op ‘het kind’ of ‘de oudere’, maar ook op zijn directe leefomgeving. We spreken
daarom in termen van huishoudens en werken volgens het principe één huishouden, één plan, één
hulpverlener die zoveel mogelijk ondersteuning zelf biedt. Het gebiedsteam is een logische plek om de
Toegang tot ondersteuning in het sociale domein op alle leefgebieden te organiseren. Uit de consultatieronde
blijkt dat er breed draagvlak is voor een brede inzet van een gebiedsteam op alle leefgebieden van het Sociaal
Domein.
Leefgebieden waarop ondersteuning wordt geboden vanuit de gebiedsteams:
•
schuldenproblematiek en inkomensvraagstukken
•
participatie en beschut werken
•
wonen
•
jeugd: gezinsrelaties en jeugdoverlast
•
gebruik maken van en (tijdelijk) ondersteunen burgerkracht
•
geestelijke gezondheid en verslaving
•
ondersteuning van mensen met een beperking en hun mantelzorgers, begeleiding,
dagbesteding en persoonlijke verzorging.
10
Uit onderstaande figuren blijkt wat er verandert. Waar in de huidige situatie meerdere hulpverleners over de
vloer kwamen en allemaal een deel van de ondersteuning boden (figuur 1), is het met de vorming van het
gebiedsteam mogelijk om inwoners integraal te ondersteunen (figuur 2).
Onderstaande figuur geeft de nieuwe situatie weer:
11
2.2.1
Schakel naar (informele) maatschappelijke organisaties
Vanuit het gebiedsteam is het van groot belang dat er een goede verbinding is naar (informele)
maatschappelijke organisaties, zoals sportverenigingen, kerken, plaatselijk belang. Juist in het vroegtijdig
signaleren van problemen en inzet op de preventie, zijn deze organisaties essentieel. Sport en cultuur leveren
een waardevolle bijdrage aan een gezonde leefstijl en participatie. Inzet hierop en een goede verbinding
hiermee kan een bijdrage leveren aan het tegengaan van bijvoorbeeld overgewicht en eenzaamheid. Het kan
de vraag naar ondersteuning en/ of gezondheidszorg beperken.
Een andere belangrijke verbinding ligt richting de scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen (en vice versa).
Vanuit het huidige CJG is al een stevige samenwerking gerealiseerd. Deze willen wij in de gebiedsteams
behouden of uitbouwen waar gewenst.
Vertegenwoordigers van al deze maatschappelijke organisaties zijn ook in de consultatieronde betrokken. Op
verschillende niveaus zijn de gesprekken gestart om verder vorm te geven aan de samenwerking.
2.2.2
Schakel naar gezondheidszorg en veiligheid & justitie
ste
In onderstaande figuur wordt de relatie tussen het gebiedsteam en enerzijds de 1
lijns gezondheidszorg en
anderzijds ‘veiligheid en justitie’ weergegeven. In de praktijk lijken de wijkagent en de wijkverpleegkundige de
verbinding tussen de verschillende domeinen het beste te kunnen leggen. Zowel de wijkverpleegkundige als
de wijkagent zullen dus een directe relatie met het gebiedsteam moeten hebben, waarbij het niet gezegd is
dat zij beide de ‘generalistische rol’ zoals die verderop is beschreven zullen invullen. Daarnaast is de verbinding
van en naar de huisartsen van belang, huisartsen signaleren veel problemen vroegtijdig en krijgen bijv. ook een
rol in de Jeugdwet, waarbij zij rechtstreeks kunnen verwijzen naar vormen van jeugdhulp.
Met het voornemen om de persoonlijke verzorging ook onder de aanspraak wijkverpleging in de
zorgverzekeringswet te laten vallen, wordt de noodzaak om een goede samenwerking met zorgaanbieders en
zorgverzekeraars te bewerkstelligen nog groter. Gemeenten werken aan de vitaliteit en de gezondheid van
burgers en hebben een preventieve taak op diverse levensgebieden, waaronder ook de gezondheidszorg.
Goede aansluiting met zorgaanbieders zoeken we in eerste aanleg op wijkniveau direct gerelateerd aan de
12
ondersteuningsbehoeften van bewoners. Daarnaast maken we centrale afspraken met andere partners,
waaronder de zorgverzekeraar Achmea, die meedoen in ‘Vitaal Vechtdal’.
Beslispunt
Via het gebiedsteam wordt de toegang tot ondersteuning in het sociale domein op alle leefgebieden
georganiseerd, volgens het principe één gezin, één plan, één hulpverlener. Het gebiedsteam heeft nauwe
verbindingen naar de gezondheidszorg, veiligheid & justitie en (informele) maatschappelijke organisaties.
2.3
De gebieden
Een belangrijk onderwerp van gesprek in de consultatieronde was de grootte van de gebieden. Daarbij kwam
naar voren dat niet de grootte van het gebied, maar de kernen en de problematiek per kern centraal
uitgangspunt moeten zijn.
We willen daarom zoveel mogelijk aansluiten bij de opgaven in een gebied en gebruik maken van bestaande
geografische en infrastructurele indelingen. De sociale kaarten die we ontwikkelen, geven hierbij de nodige
informatie. We verzamelen informatie die we per gebied inzichtelijk maken. Daarmee ontstaat er een sociale
kaart die inzicht geeft in de aard van de gebieden. Dat inzicht helpt bij het maken van keuzes voor
bijvoorbeeld de samenstelling en financiering van de gebiedsteams.
Aanwezigheid in en werken vanuit de afzonderlijke kernen en buurten is essentieel, dat is het uitgangspunt. In
de kleine kernen zal er in de praktijk laagdrempelige en nabije toegang tot ondersteuning geboden worden via
het gebiedsteam dat ter plekke aanwezig is. Organisatorisch maken deze medewerkers deel uit van één van
de vier gebiedsteams van Hardenberg. Door medewerkers organisatorisch onder te brengen in vier team is het
mogelijk voldoende professionaliteit te organiseren in te zetten op de gehele breedte van de leefgebieden op
het Sociale domein.
Op hoofdlijnen denken we aan de volgende gebieden:
Gebied
Kernen
Kern
Hardenberg
Noord
Slagharen, De Krim, Gramsbergen, Schuinesloot, Lutten
West
Dedemsvaart, Balkbrug, Rheezerveen, Westerhuizingerveld
Zuid
Bergentheim, Kloosterhaar, Sibculo, Mariënberg, Bruchterveld
13
Ieder gebied krijgt een team dat past bij de opgaven van het gebied en krijgt daarmee een team op maat. In
een gebied waar veel ouderen wonen, zal dat bijvoorbeeld betekenen dat er meer generalisten met een
specifieke kennis op het terrein van ouderen in het gebiedsteam zitten.
De gebiedsteams zijn gemakkelijk herkenbaar en benaderbaar. Om die reden sluiten we zoveel mogelijk aan
op al bestaande infrastructuren en initiatieven in alle kernen van de gemeente Hardenberg.
Beslispunt
De vier gebiedsteams passen bij de opgaven in het gebied en worden daarmee op maat. De gebiedsteams
sluiten zoveel mogelijk aan op bestaande infrastructuur..
2.4
De generalist
In het gebiedsteam opereren de professionals als generalist die ondersteuning bieden op alle leefgebieden bij
de inwoners. Een generalist is een teamspeler, die generalist kan zijn omdat hij/zij een beroep kan doen op de
deskundigheden van zijn/haar collega’s. De generalisten hebben van oorsprong verschillende specialisaties
(zoals bijvoorbeeld wijkverpleegkundige, consulent werk en inkomen, opbouwwerker, maatschappelijk
werker, ambulante werker GGZ en LVB (licht verstandelijke beperking) professional) die ze desgevraagd
inbrengen en gebruiken om elkaar te ondersteunen en te adviseren. Oftewel: een generalist naar de inwoner,
een specialist in het team.
Elke generalist opereert als een allrounder, iemand die er op uittrekt en bewoners ondersteunt zoveel mogelijk
eigen regie te (her)krijgen over zijn/haar eigen leven. De generalist gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid
en stimuleert mensen met hun omgeving hun eigen plan te maken en hun eigen prioriteiten hierin te stellen.
De generalist hanteert hiervoor de methodiek van het keukentafelgesprek.
Samen met de inwoner en zijn omgeving wordt een plan gemaakt. Dit plan is niet vrijblijvend, niet voor de
generalist, maar ook niet voor de inwoner. Door deze werkwijze ondervangen we voor een belangrijk deel ook
de zorg rondom privacy, de inwoner is immers zelf eigenaar van het plan. De generalist monitort de voortgang
van het plan.
De generalist biedt zelf ondersteuning en vormt de toegangspoort tot de specialistische (en duurdere)
hulpverlening. Vanuit deze basisfilosofie gebruiken zij hun gezond verstand en “doen zij wat nodig is”, niet
minder, maar vooral ook niet meer.
De generalisten kennen de wijken, kernen en gebieden, zij zijn er aanwezig en kennen de sociale structuren
(zoals kerken, sportverenigingen, plaatselijk belang, etc.).
De rol van de generalist, de professional, is cruciaal voor het slagen van een wijkgerichte aanpak. Deze
professional moet mandaat hebben om te handelen (zie ook wijkbudgetten). Essentieel daarbij is een breed
gedragen competentieprofiel van de betrokken medewerkers. Dit is een uitgangspunt bij de samenstelling van
de gebiedsteams. Deze wijze van inzet van generalisten vindt weerklank tijdens de consultatieronde. Daarbij is
ook aangegeven dat, omdat de inzet van de juiste generalist zo cruciaal is, daar ook het risico ligt.
14
Voorbeeld uit de praktijk waarbij de verschillende schaalniveaus en de rol van het gebiedsteam zichtbaar zijn
Ellis is 27 jaar, moeder van 3 kinderen. Vanuit de woningbouwvereniging komt er een signaal in het gebiedsteam dat er
een forse huurachterstand is en zij niet in contact kunnen komen. Het gebiedsteam staat op een onverwacht moment bij
Ellis voor deur en biedt haar hulp aan om huisuitzetting en maatregelen voor de kinderen te voorkomen. De schrik is
groot, want over deze consequenties heeft Ellis niet nagedacht. Samen kijken ze naar wat er nodig is, tijdens het gesprek
krijgt de generalist het vermoeden dat Ellis en wellicht ook 2 van haar kinderen ook andere beperkingen hebben. De
generalist zet met onmiddellijke ingang bewindvoering in en laat ondertussen onderzoek doen. Ellis blijkt licht
verstandelijk beperkt, het oudste kind wordt gediagnosticeerd met een aan autisme verwante stoornis en de jongste
blijkt een vrij ernstige auditieve beperking te hebben. De aanpak wordt nu op verschillende schaalniveaus vormgegeven,
waarbij de regie zoveel mogelijk vanuit het gebiedsteam gevoerd wordt.
Ellis krijgt ambulante begeleiding als gevolg van haar LV-beperking vanuit het gebiedsteam. Eén van de generalisten
heeft deze specifieke deskundigheid in huis en biedt haar de nodige ondersteuning en is tegelijk regisseur van het totale
gezinsplan. Het oudste kind krijgt specialistische begeleiding vanuit een gespecialiseerde jeugdzorginstelling met een
locatie in de gemeente, nauwe samenwerking met specialisten uit de regio is hier geborgd. Daarnaast ontvangt het gezin
specialistische zorg en begeleiding vanuit het auditieve centrum in Gelderland.
De generalist uit het gebiedsteam is de schakel in het geheel, draagt zorg voor goede afstemming onderling en borgt dat
het gezamenlijke plan effectief en efficiënt wordt uitgevoerd. In de loop van de tijd kan de specialistische auditieve zorg
afnemen, want het gezin kan zelf goed met de auditieve beperking omgaan en beschikt over de nodige hulpmiddelen.
Het steunnetwerk van het gezin wordt uitgebreid met een maatje voor Ellis waardoor haar zelfredzaamheid toeneemt.
De oudste zal blijvend begeleid worden, waar mogelijk zal dit wel zoveel mogelijk afgeschaald worden naar lokaal niveau,
bijvoorbeeld in het gebiedsteam in samenwerking met de school.
Beslispunt
In het gebiedsteam opereren de professionals met verschillende achtergronden als generalist die zelf
ondersteuning bieden op alle leefgebieden bij de inwoners. Daarbij geldt het principe: een generalist naar de
inwoner, een specialist in het team.
2.5
Bereikbaarheid van de gebiedsteams
Laagdrempelige toegang tot de gebiedsteams is essentieel. Dit betekent dat de teams en haar medewerkers
gemakkelijk herkenbaar en benaderbaar zijn, zowel in fysieke zin als in multimediale zin.
Binnen de gebieden gaan we waar mogelijk de aanwezige fysieke en sociale infrastructuur inzetten,
bijvoorbeeld Multifunctionele centra, maar ook kerken, faciliteiten van sportverenigingen etc.
De aanwezigheid van de medewerkers van de gebiedsteams is zoveel mogelijk daar waar inwoners zijn, dus
bijvoorbeeld op scholen, in buurtcentra, in verzorgingstehuizen en zeker ook bij inwoners thuis. Op die manier
kan de signaalfunctie op kleinere schaal goed plaatsvinden.
Uit de consultatieronde blijkt dat het daarnaast belangrijk is dat de gebiedsteams op verschillende wijzen
benaderbaar zijn (telefonisch, spreekuur, digitaal, fysiek op een locatie). Brede bereikbaarheid betekent ook
flexibele bereikbaarheid, ook buiten kantoortijden. Voor spoed- en crisissituaties wordt daarbij aangesloten op
regionaal te organiseren spoedzorg.
Beslispunt
Het gebiedsteam maakt gebruik van bestaande fysieke en sociale infrastructuur en is op verschillende wijzen
bereikbaar (telefoon, internet, fysiek).
15
2.6
Koppeling met wat er nu al gebeurt in wijken
Op dit moment zijn er in Hardenberg reeds wijkgerichte activiteiten. Zo werkt het Centrum voor Jeugd en
Gezin al enige jaren in vier gebiedsteams. Ook zijn er verschillende pilots, bijvoorbeeld in Slagharen, De Krim
en Balkbrug. Diverse zorgaanbieders maken de slag naar een wijkgerichte aanpak en voeren soms al
experimenten uit om bijvoorbeeld doelgroepen in dagactiviteiten samen te brengen. Deze initiatieven en
pilots bieden een goede basis voor de doorontwikkeling.
Daar waar het Centrum voor Jeugd en Gezin al ver ontwikkeld is in de samenwerking, ondersteuning,
vroegsignalering, en een generalistische aanpak voor de jeugd, streven we naar de vervolgstap door dit
integraal vanuit het sociaal gebiedsteam te organiseren. Dat betekent niet dat er geen specifieke
deskundigheid meer is voor de doelgroep 0-18 jaar, maar wel dat dit vanuit het sociaal gebiedsteam
georganiseerd is. We maken hierbij zoveel mogelijk gebruik van alle ervaring die al is opgedaan en zetten dit in
om de kanteling adequaat vorm te geven.
De wijksteunpunten die er in verschillende kernen reeds zijn, kunnen dienen als ‘uitvalbasis’ voor de
medewerkers van de gebiedsteams. Voor het accommoderen van activiteiten en ondersteuning als
bijvoorbeeld dagbesteding, willen wij werken aan een optimaal gebruik van het bestaande maatschappelijk
vastgoed. Een plan van aanpak dat moet leiden tot verbetering van de exploitatie van het maatschappelijk
vastgoed is in voorbereiding.
Door inkomen als essentieel onderdeel van het gebiedsteam te zien, is ook eenvoudiger invulling te geven aan
de twee sporen vanuit de Participatiewet. We maken daar onderscheid tussen de uitkeringsgerechtigden die
(op termijn) hun arbeidsvermogen kunnen benutten (werkspoor) en klanten waarvoor dit niet in lijn der
verwachting ligt (participatiespoor). Met name het Participatiespoor wordt nadrukkelijk verbonden aan het
gebiedsgericht werken. Met het participatiespoor schrijven we geen klanten af. In tegendeel, zij die (nog) niet
kunnen werken gaan we ook niet verplichten te re-integreren. We richten ons bij deze groep op activering en
participatie. Het perspectief blijft uiteindelijk werk, wanneer klanten er klaar voor zijn stromen zij dan ook
door naar het werkspoor. Het werkspoor is niet direct gekoppeld aan de gebiedsgerichte aanpak, daarbij is een
integrale werkgeversbenadering essentieel (zie eerder in deze nota).
2.7
Integrale gebiedsbudgetten
Een effectieve en efficiënte integrale aanpak begint bij de vraag van de inwoner. Daar waar een gezin
meerdere ondersteuningsvragen heeft, is het van belang dat er niet alleen vanuit de inhoud (deskundigheid
van de professional) effectieve en integrale ondersteuning ingezet wordt, maar ook dat de sturingsprikkels in
verantwoording en bekostiging hierop aansluiten.
Daar waar financiering, bijvoorbeeld zoals nu per hulpverleningstraject op basis van een indicatie ingezet
wordt, heeft een organisatie belang bij het inzetten van zoveel mogelijk (geïndiceerde) trajecten. Terwijl we
juist met elkaar meer preventief willen werken en vooral aanspraak willen maken op de Eigen Kracht en het
netwerk van de inwoner zelf. Door met integrale budgetten te werken worden uitvoerende professionals
gestimuleerd om zo effectief mogelijke ondersteuning in te zetten en een bewuste prijs-kwaliteitsafweging te
maken.
Op de schaal van een gebied is het daarom logisch om te werken met integrale budgetten per gebied. Vanuit
dat budget worden alle inspanningen bekostigd die kunnen bijdragen aan het versterken van de eigen kracht
van de inwoners en de kracht van de sociale netwerken. Ook de inzet op algemene voorzieningen in dat
16
gebied en het gebruik van enkelvoudige maatwerkvoorzieningen, worden uit dat gebiedsbudget bekostigd.
Dit budget wordt samengesteld uit de onderliggende budgetten van de verschillende transities en budgetten
die reeds bij de gemeente lagen (zoals Wmo-budget, welzijnsbudget, budget algemeen maatschappelijk werk,
budget bijzondere bijstand, schuldhulpverlening, etc.), uiteraard gericht op die onderdelen die in het gebied
geboden kunnen worden.
Ook zetten we er op in dat partnerorganisaties hun menskracht en (delen van) budgetten inzetten in de
gebiedsteams en de integrale gebiedsbudgetten.
Daarmee ontstaat voor het gebiedsteam een krachtig instrument om tot een verandering in de uitvoering te
komen. We ontwikkelen voor het gebiedsteams parameters aan de hand waarvan we het succes van die
inspanningen kunnen monitoren (zie 3.4), zodat we op termijn de budgetten kunnen verdelen op basis van wat
per gebied nodig is. Vooralsnog gaan we uit van historische uitgaven per gebied. Een verdeling van welke
voorzieningen in dat gebiedsbudget passen en welke niet, is in onderzoek. In het project Transitie Sociaal
Domein wordt momenteel gewerkt aan inzicht in de budgetten per gebied. Daartoe wordt informatie
verzameld, zowel uit eigen administratie als extern, die aan gebieden gekoppeld kan worden.
De inzet van integrale gebiedsbudgetten heeft ook gevolgen voor de subsidiëring van instellingen zoals we
deze nu kennen. Bij de verdere uitwerking van de systematiek van gebiedsbudgetten, worden deze gevolgen
ook meegenomen.
Voor de voorzieningen op gemeentelijk of (boven)regionaal niveau die worden ingezet, geldt een ander
sturingsprincipe. We gaan er vanuit dat het volume van die voorzieningen op deze schaal beter voorspelbaar
zijn. Daarom hanteren we hier een meer klassieke financiering, waarbij per dienst of traject een tarief wordt
afgesproken. De inkoop van deze diensten/voorzieningen kan op grotere schaal, zodat dit kan leiden tot
gunstigere prijs/kwaliteitverhoudingen. Voor een deel werken de gemeenten Ommen en Hardenberg samen,
voor een deel wordt hiervoor aangesloten bij het regionale samenwerkingsverband. In enkele andere gevallen
zullen er ook bovenregionaal afspraken gemaakt worden. Ook bij de inzet van deze voorzieningen, is de
toegang via de integrale gebiedsteams essentieel, waarbij ook het adagium geldt: zorg wordt zo kort als
mogelijk en zo lang als nodig ingezet.
De Praktijk
Hiervoor is het voorbeeld van Ellis uitgewerkt. Financieel betekent deze casus het volgende:
Het gebiedsteam beschikt over een integraal wijkbudget, dat wil zeggen er is één pot met geld voor het hele gebied en
het gebiedsteam bepaalt welke inzet er gepleegd wordt. De hoogte van dat budget wordt in eerste aanleg vastgesteld op
de huidige ondersteuningsbehoefte van het betreffende gebied en zal als gevolg van monitoring in de loop van de tijd
aangepast kunnen worden. Er worden resultaatindicatoren vastgesteld waarop het team verantwoording moet afleggen.
Deze prikkels moeten bewerkstelligen dat het team zo hoog mogelijke kwaliteit tegen zo laag mogelijke kosten levert.
Door de inzet van een maatje voor Ellis hoeft de generalist minder inzet voor haar te plegen en daarmee besparen we
kosten. Door er echter wel bij betrokken te blijven als generalist (vinger aan de pols) en het maatje een
signaleringsopdracht mee te geven, kan er tijdig (weer) professioneel worden ingegrepen wanneer een escalatie dreigt.
Ook met de woningbouw kunnen afspraken gemaakt worden over vroegtijdige signalering. Bijvoorbeeld bij een
huurachterstand direct een melding te maken om te voorkomen dat een (dure) huisuitzettingsprocedure al in gang wordt
gezet en het sociaal gebiedsteam vooral acute brandjes moet blussen. Belangrijk hierbij is dat het team zelf ook
kostenbewust wordt gemaakt en de structuur transparant is.
De inwoner is er bij gebaat dat er in dit geval wel duurdere specialistische zorg wordt ingezet, zowel voor het oudste als
het jongste kind, want daarmee is het gezin het meest geholpen en voorkomen we verdere escalatie. Deze zorg wordt zo
17
kort als mogelijk en zo lang als nodig ingezet. Wanneer er een inkooprelatie ontstaat met specialistische zorg en het
gebiedsteam regie blijft voeren is het mogelijk om goed te sturen op dit principe. Voorwaarde is wel dat er goede
afspraken met andere financiers zoals de zorgverzekeraar gemaakt worden en dat er geen tegenstrijdige prikkels
ontstaan. Wanneer het auditieve centrum geprikkeld wordt om langdurige productie te verantwoorden ontstaan er
conflicterende belangen.
Beslispunt
We gaan werken met een integraal gebiedsbudget. Vanuit dat budget worden alle inspanningen bekostigd
die kunnen bijdragen aan het versterken van de eigen kracht van de inwoners en de kracht van de sociale
netwerken. We zetten er op in dat ook partnerorganisaties hun menskracht en (delen van) budgetten
inzetten in de gebiedsteams en de integrale gebiedsbudgetten.
2.8
Hoe ziet de ondersteuning er dan uit?
Wanneer er sprake is van een ondersteuningsbehoefte gaan we volgens de principes van De kanteling in de
eerste plaats uit van de Eigen kracht van inwoners. Wanneer de inwoner het zelf niet redt, wordt de intensiteit
van ondersteuning volgens dit model opgeschaald:
1.
Eigen Kracht
2.
Sociaal netwerk, waaronder mantelzorgers
3.
Vrijwilligers
4.
Algemene voorzieningen
5.
Collectieve voorzieningen
6.
Individuele voorzieningen
Hierbij gaan we ervanuit dat elke inwoner (in meer of mindere mate) beschikt over Eigen Kracht. Het kan zijn
dat deze (tijdelijk) niet inzetbaar is, maar de focus is altijd om de eigen regie over het leven weer zoveel als
mogelijk terug te brengen, ongeacht het type ondersteuning dat iemand ontvangt.
Vervolgens wordt het eigen netwerk van de inwoner aangesproken, waaronder de mantelzorg. Voor
mantelzorgers moet adequate ondersteuning geboden worden, hier zal in worden geïnvesteerd. Deze
3
ondersteuning van mantelzorgers moet ook expliciet onderdeel uitmaken van het plan dat met de inwoner(s)
gemaakt wordt.
Wanneer de inzet van eigen netwerk onvoldoende blijkt te zijn, zal er gekeken worden naar de mogelijke inzet
van vrijwilligers en pas daarna naar professionele inzet. Net als bij mantelzorgers, zal ook geïnvesteerd worden
in de ondersteuning van vrijwilligers.
Kansen liggen in de inzet en ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers, maatschappelijke stages, eigen
kracht conferenties, voorlichtingscampagnes, vroegtijdige inzet van lichtere vormen van ondersteuning,
adequate signaleringsstructuren, etc. Dergelijke initiatieven en voorzieningen (waar mogelijk algemeen in te
zetten) worden door de gemeente gestimuleerd, mits het nut er van bewezen is en waar mogelijk is de
ondersteuning tijdelijk. Hardenberg kenmerkt zich door een sterke cultuur van solidariteit. In de kernen is een
groot aantal vrijwilligers actief. Deze vrijwilligers hebben ook een signaleringsfunctie, onderhouden contacten
en zijn aanspreekpunt voor bepaalde vragen op het gebied van hulp en zorg. Uit de consultatieronde blijkt wel
dat er een grens is waarvoor een beroep gedaan kan worden op vrijwilligers.
3
Beleid op mantelzorgondersteuning wordt komende periode ook herijkt en aangepast op het te verwachten zwaardere beroep dat de
samenleving op mantelzorgers gaat doen en de bijkomende risico’s.
18
Indien de inzet van het eigen netwerk van de inwoner onvoldoende ondersteuning biedt, kunnen algemene,
collectieve of individuele voorzieningen worden ingezet. Algemene (veelal voorliggende) en collectieve
voorzieningen (zoals maaltijdvoorziening) gaan daarbij voor de inzet van individuele voorzieningen. Voor
zowel de collectieve als de individuele voorzieningen geldt dat er toegang via de gemeente (gebiedsteams) is
vereist.
Algemene voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk, voorbeelden hiervan zijn:
-
Buurt- en ontmoetingscentra/ activiteiten
-
Inloop (spreekuren)
-
Wijkgerichte activatie en participatie
Een voorbeeld van een algemene voorziening is het meldpunt armoede en schuldhulpverlening.
Tal van professionele- en vrijwilligersorganisaties hebben dagelijks contact met de doelgroep van het armoedebeleid. In
de gemeente Hardenberg gaat het daarbij bijvoorbeeld om de Voedselbank, de Formulierenbrigade van de Stuw, en het
project Thuisadministratie van Humanitas. Maar ook allerlei andere partijen hebben contact met de doelgroep, zoals het
maatschappelijk werk, de cliëntenadviesraad, vluchtelingenwerk, diaconieën, woningbouwcorporaties, werkgevers en
uiteraard andere inwoners van de gemeente. Voor een goede signalerende functie is het van belang deze partijen te
betrekken.
We kiezen voor het opzetten van een netwerkorganisatie onder de noemer Meldpunt. Deze organisatie moet gaan
fungeren als een overkoepeld orgaan waarin we de verschillende partijen bij elkaar brengen en dat toegankelijk is voor de
inwoners. De functie van het Meldpunt bestaat uit een aantal onderdelen:
1.
Signaleren: Zoals aangegeven hechten we grote waarde aan vroegtijdige signalering. Het aanpakken van
problemen in een vroeg stadium voorkomt verder afglijden.
2.
Acteren: We bundelen onze krachten in dienstverlening en aanpakken. Iedereen krijgt zijn of haar
verantwoordelijkheid binnen de aanpak.
3.
Informeren: We vinden het belangrijk dat iedereen goed op de hoogte is van de mogelijkheden die er zijn.
Elkaar over en weer informeren is hierbij van belang. Als centrale partner willen we hier graag de regie op
houden
Daar waar mogelijk willen we ook kwetsbare mensen zoveel mogelijk bewegen gebruik te maken van
algemene voorzieningen om te voorkomen dat zij uiteindelijke een beroep (moeten) doen op de ‘duurdere’
collectieve voorzieningen en/ of individuele ondersteuning.
Kenmerken van algemene voorzieningen zijn:
•
Toegankelijk voor iedereen
•
Laagdrempelig
•
Voor en door bewoners
Beslispunt
De ondersteuning vindt plaats volgens het volgende model:
1.
Eigen Kracht
2.
Sociaal netwerk, waaronder mantelzorgers
3.
Vrijwilligers
4.
Algemene voorzieningen
5.
Collectieve voorzieningen
6.
Individuele voorzieningen
19
2.9
Keuzevrijheid
2.9.1
Persoonsvolgend Budget
Bij het uitgaan van eigen kracht, hoort ook keuzevrijheid voor de inwoner. We willen onderzoeken of er een
vorm van persoonsvolgend budget ingezet kan worden. Niet alleen bij de Wmo, maar ook bij de uitvoering van
andere wetten. De wetgever heeft op dit punt nog geen duidelijkheid verschaft. Ook de relatie met de
integrale gebiedsbudgetten behoeft uitwerking.
Omdat de middelen die wij ter beschikking hebben beperkt zijn, zal er vanuit de beleidskaders een voorkeur
aangeboden worden voor de ondersteuning zoals die in de eigen wijk georganiseerd is of zoals de gemeente
die heeft ingekocht (gemeentelijk of (boven)regionaal niveau). Bij de inkoop zal de gemeente rekening
houden met een aanbod dat passend is voor de Hardenbergse samenleving. Dit betekent niet dat daar waar
een inwoner gevraagd wordt zoveel mogelijk in eigen verantwoordelijkheid zijn eigen plan te maken, hij
onnodig beknot wordt in de vrijheid een passende hulpverlener/hulpverleningsorganisatie te kiezen. Wanneer
een inwoner er voor kiest om elders de ondersteuning te halen, dan zijn de meerkosten voor rekening van de
inwoner, voor zover dit wettelijk is toegestaan.
2.9.2
Eigen Bijdrage
De totale bekostiging van de ondersteuning bestaat niet alleen uit de middelen die de gemeente vanuit het
Rijk ontvangt. Vanuit het Eigen kracht principe willen we ook een Eigen bijdrage vragen voor individuele en
collectieve voorzieningen. In principe wordt er geen eigen bijdrage voor algemene voorzieningen gevraagd,
maar wordt daar voornamelijk gekeken waar de bewoner op een andere manier een bijdrage aan de
samenleving kan leveren.
Naast het voldoen aan deze Eigen bijdrage via een geldelijke bijdrage, behoort het tot de mogelijkheden om
de Eigen bijdrage in natura (als tegenprestatie) te voldoen.
Het vragen van een Eigen bijdrage (geldelijk of in natura) vindt weerklank in de consultatieronde. Wel wordt
breed gedragen dat ook hier maatwerk geleverd moet worden, dat de Eigen bijdrage onderdeel moet zijn van
het totale plan dat opgesteld wordt.
De systematiek hiervan moet nader worden uitgewerkt, hieronder is een voorbeeld gegeven hoe dit er uit kan
zien. Essentieel blijft de ruimte die de professional van het gebiedsteam krijgt om afgewogen keuzes te maken
en maatwerk te leveren bij de uitvoering van het beleid omtrent Eigen bijdrage. Voorkomen moet worden dat
er een bureaucratisch stelsel van eigen bijdragen komt.
Eigen Bijdrage ‘in natura’
Mevrouw Berends, weduwe van 63 jaar, kan door haar reuma geen afstanden meer lopen. Ze komt zelfs niet meer in het
winkelcentrum dat 200m van haar woning verwijderd is. Ze vraagt bij het WMO-loket een scootmobiel aan op advies van
haar dochter. In gesprek met mevrouw Berends komt de WMO-consulente van de gemeente tot de ontdekking dat
mevrouw Berends weliswaar niet meer goed kan lopen, maar verder nog erg levenslustig is. Na het faillissement van de
eigen zaak en het overlijden van haar man, is mevrouw Berends achter gebleven met hoge schulden en is zij niet in staat
om de eigen bijdrage voor de scootmobiel te betalen. De WMO-consulent, als medewerker van het gebiedsteam, maakt
nu de volgende afweging:
•
Wat kan mevrouw Berends nog wel? Het blijkt mevrouw erg sociaal is aangelegd en handig is in het ‘regelen’
van zaken, ze is immers zelf altijd ondernemer geweest.
•
Wordt de scootmobiel geweigerd, omdat mevrouw haar boodschappen ook via internet bij de supermarkt kan
bestellen?
20
•
Kan mevrouw Berends gebruik maken van de collectieve voorziening, de scootmobielpool? Maar hoe gaat ze
dan haar eigen bijdrage betalen?
•
Of kan mevrouw Berends zelf een scootmobiel tot haar beschikking krijgen, waarmee zij ook voor andere buren
boodschappen kan halen en vanuit het wijkcentrum een boodschappendienst voor haar eigen buurt of
misschien we de hele wijk kan opzetten?
Aangezien mevrouw Berends in een buurt woont waar meer oudere mensen wonen, is het laten opzetten van een
boodschappendienst door de buurt in samenwerking met de lokale ondernemers een mogelijkheid waar niet alleen
mevrouw Berends mee geholpen is, maar ook meerdere mensen uit dezelfde buurt. De scootmobiel wordt aan haar
verstrekt, waarbij wordt afgesproken dat zij de boodschappendienst opzet en hier een actieve rol in blijft spelen.
Daarnaast gebruiken de buren zo af en toe ook haar scootmobiel en wisselen ze het ritje naar het winkelcentrum
onderling af.
Ook vanuit de Participatiewet willen we gaan werken met het principe van een eigen bijdrage. Uitgangspunt
hierbij is dat het ontvangen van een uitkering niet vrijblijvend is. De eigen bijdrage voor deze doelgroep
bestaat echter niet uit een financiële bijdrage maar uit een tegenprestatie. Hierbij zijn er verschillende opties:
-
Voor hen die kunnen werken vullen we de tegenprestatie in met de verplichting om inspanningen te
verrichten om zo snel mogelijk uit de uitkering te komen. We leggen deze inspanningsafspraken vast
in een contract waarop we kunnen handhaven.
-
Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt richten we de tegenprestatie op het leveren
van een bijdrage aan de samenleving. Hierbij maken we gebruik van maatwerk, de tegenprestatie
wordt gekoppeld aan de individuele mogelijkheden van de klant. Voorbeelden van een dergelijke
tegenprestatie zijn activiteiten organiseren met en voor ouderen, vrijwilligerswerk bij de
kinderboerderij of het helpen van anderen bij het op orde krijgen van de financiële administratie.
-
Ook bij degenen die gebruik maken van het minimabeleid wordt, bij wijze van eigen bijdrage,
aandacht besteed aan het leveren van een bijdrage aan de samenleving.
Beslispunt
•
We onderzoeken de mogelijkheden van een persoonsvolgend budget
•
Meerkosten bij gebruikmaking ondersteuningsaanbod buiten aanbod gemeente, zijn voor rekening
van de inwoner.
•
We vragen een eigen bijdrage voor individuele en collectieve voorzieningen, deze eigen bijdrage kan
een geldelijke bijdrage of een bijdrage in natura zijn.
2.10
Rol van de gemeente
De omslag in denken heeft ook gevolgen voor de rol van de gemeente. We zien daarin (op hoofdlijnen) een
aantal opties:
-
De gemeente voert alles zelf uit
-
De gemeente voert regie, maar voert niet (alles) zelf uit
-
De gemeente voert niets zelf uit en zet uitvoering volledig op afstand
Gezien het uitgangspunt ‘minder overheid’ is de eerste optie niet reëel. Omdat de gemeente, meer nog dan in
het verleden, (financieel) verantwoordelijk is voor een groot deel van het sociale domein en daar ook grote
(financiële) risico’s loopt, is ook het volledig buiten de deur zetten van de uitvoering en de sturing daarop
(derde optie) niet voor de hand liggend.
21
De tweede optie past het beste bij de visie en uitgangspunten. De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid
en regierol.
Dit uitgangspunt wordt gedeeld, zo blijkt uit de consultatieronde. Wel zijn er verschillende inzichten over wat
de ‘regierol van de gemeente’ behelst. Hieronder wordt dit verder uitgewerkt.
‘De gemeente voert regie’ wil zeggen dat de gemeente verantwoordelijk is voor de uitvoering en handhaving
van de wetten op het Sociale Domein, waaronder de Participatiewet, Wmo en Jeugdwet. De uitvoering zal
daarbij zoveel als mogelijk uitbesteed worden aan het veld, waar de nodige kennis en expertise aanwezig is.
Onder regievoeren verstaan we in ieder geval:
-
kaders stellen
-
processturing en bewaking
-
initiëren diverse pilots
-
inkopen/subsidiëren
Regievoeren betekent niet dat we als gemeente de uitvoering zelf gaan doen. Waar mogelijk maken we
gebruik van (markt)partijen die de uitvoering oppakken. Ervaring leert wel dat een strakke gemeentelijke regie
hierop noodzakelijk is, al was het alleen maar omdat de gemeente financieel (nog meer dan in het verleden)
verantwoordelijk is. Dit betekent dat we, juist ook in de beginfase, direct op de uitvoering willen sturen. Dit
kan door de inzet van een aantal gemeentelijke gebiedsmanagers. Deze constructie kennen we reeds in het
kader van het Centrum Jeugd en Gezin, maar dit willen we breder trekken naar het totale sociale domein.
In de praktijk betekent dit dat (in ieder geval in de beginjaren), er een aantal gebiedsmanagers is die door de
gemeente worden aangestuurd. Deze gebiedsregisseurs zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en
aansturing van de gebiedsteams afzonderlijk en de samenhang tussen de gebiedsteams gezamenlijk. Deze
ontwikkeling vindt plaats samen met de disciplines (leefgebieden) van het gebiedsteam. Vanuit deze
disciplines worden generalisten geleverd voor de gebiedsteams. Ook vanuit de gemeente zal inzet geleverd
worden vanuit de achtergrond van Wmo, Werk en Inkomen.
Deze rol van de gemeente zal ook gevolgen hebben voor de partners waar we mee samenwerken.
Beslispunt
De gemeente voert regie, zowel op kaderstelling als op de uitvoering. De uitvoering van de ondersteuning die
door professionals moet worden ingezet, zal grotendeels door (markt)partijen worden uitgevoerd.
22
3
Proceskeuzes
Naast inhoudelijke keuzes is er een aantal keuzes ten aanzien van het proces te maken. Deze zijn in dit
hoofdstuk weergegeven.
3.1
Budgettair neutraal
3.1.1
Budgetkorting op decentralisaties
De overheveling van de taken vanuit het Rijk gaat gepaard met forse kortingen die de komende jaren zullen
oplopen. Daarnaast spelen de gemeentelijke bezuinigingen. Het college heeft uitgesproken dat de
overheveling van taken budgetneutraal moet verlopen. Dit betekent dat we de door het Rijk opgelegde
kortingen doorvertalen en de bezuinigingen binnen de begroting van het Maatschappelijk Domein oplossen.
Op dit moment gebeurt dat al in het kader van bijvoorbeeld Jeugdzorg (transitiearrangementen, zie het kader
hieronder).
Met het besluit de persoonlijke verzorging voor 95% niet naar gemeenten over te hevelen wordt het totale
volume fors beperkt. Hierdoor is de winst bij een integrale aanpak aanzienlijk minder dan eerder is
aangenomen. Om goed te kunnen blijven aansluiten bij de vraag van de klant is willen wij goede afspraken
maken met de zorgaanbieders die persoonlijke verzorging in de wijken bieden.
3.1.2
Budgetneutraal in relatie tot gebiedsteam
Eerder is de keuze voor een integraal budget voor het gebiedsteam benoemd. Hiermee komen de
overgehevelde budgetten zoveel mogelijk in het gebiedsteam te liggen, onder regie van de gemeente door de
aanstelling van de gebiedsmanager. In feite kan het gebiedsteam budgetneutraal werken, doordat deze
werkwijze in plaats van de oude structuren neergezet worden (nieuw voor oud).
Dit betekent dat in de uiteindelijke situatie het gebiedsteam zal worden gedekt uit bestaande middelen,
hetgeen gevolgen heeft voor de huidige budgetten en afspraken met onze partners. In de implementatiefase
worden oude afspraken ‘ vervangen’ door nieuwe contracten, Duidelijk is wel dat in de overgangsfase tijdelijk
meer middelen moeten worden ingezet om de afbouw van de bestaande (oude) structuur niet even snel kan
geschieden als de opbouw van de nieuwe structuur (tijdelijk beperkt een dubbele structuur om geen ‘gaten ‘te
laten vallen). Tevens zal er een ‘innovatiebudget’ gereserveerd moeten worden om de nieuwe werkwijze en
cultuuromslag te kunnen realiseren.
Van de beschikbare budgetten voor het gebiedsteam zullen we een percentage ‘afromen’ en reserveren als
innovatiebudget voor de doorontwikkeling van het team. Deze middelen zijn ook in te zetten voor
onverwachte omstandigheden. De verwachting is dat, wanneer we uitgaan van een percentage tussen de 5 en
10% we binnen de kaders kunnen blijven van de te decentraliseren budgetten, aangezien dit aansluit op de
huidige financieringsstructuur van het zorgkantoor. In de huidige situatie reserveert het zorgkantoor namelijk
ook een deel van het totaal beschikbare budget voor ‘innovatie’. In het transitiearrangement Jeugdzorg is ook
met een dergelijk percentage rekening gehouden.
3.2
Proces, een half zachte landing
Om deze omslag, oftewel de transformatie, te bewerkstelligen hebben we meer nodig dan alleen een feitelijke
overdracht, het gaat om een proces waarvoor we een aantal jaren moeten uittrekken en waarin we flexibel
moeten kunnen inspelen op ‘onvoorziene’ omstandigheden.
Bij de aanpak hanteren we daarom een gefaseerd model waarbij we enerzijds de feitelijke transities
vormgeven en anderzijds op verschillende wijzen de transformatie regisseren. Hierbij wordt continu de
afweging tussen beoogde resultaten en de risico’s gemaakt. We kiezen voor een ‘half zachte landing’. Dat wil
23
zeggen, daar waar mogelijk gaan we met de transities per 2015 diverse voorzieningen direct regelen volgens
de nieuwe kaders, waar nodig nemen we meer tijd voor een vloeiende overgang. Er zit enige spanning op dit
proces, spanning tussen enerzijds continuïteit van zorg en anderzijds vernieuwing. De zachte landing is
daarom vooral van toepassing op de inwoners en minder op de betrokken organisaties. In onderstaand kader
wordt aangegeven dat we hierbij wel afhankelijk zijn van de mogelijkheden die de wetgever ons hierin geeft.
Uitgangspunt is hierbij de ‘inwoner centraal’. We willen zoveel mogelijk voorkomen dat de meest kwetsbare
mensen in situaties belanden waarbij de kwaliteit van de ondersteuning niet meer geborgd is. Tegelijk gaan de
decentralisaties direct gepaard met forse kortingen en zijn we gedwongen ook een aantal harde keuzes te
maken. Mogelijk betekent dit dat we een aantal dingen níet meer kunnen doen. Vanuit het maatschappelijk
belang vragen we daarom van organisaties om over het belang van de eigen organisatie heen te kijken en mee
te denken hoe we inwoners adequaat kunnen ondersteunen met een forse beperking van de middelen.
Beperkte beleidsvrijheid in relatie tot half zachte landing
Vanuit de filosofie van de half zachte landing willen we zorgdragen voor een zo soepel mogelijke overgang van de
transitie voor de huidige Awbz-clienten. Het gaat veelal om (zeer) kwetsbare mensen, waar we in de overgang rekening
mee zullen houden. Op dit moment is nog volstrekt onduidelijk hoe de daadwerkelijke beleidsvrijheid van gemeenten
hieromtrent eruit ziet en hoeveel budget er beschikbaar is. Zo worden er bijvoorbeeld nog steeds langdurige indicaties
afgegeven (tot wel 5 tot 10 jaar) voor cliënten in de huidige Awbz. De vraag is hoe we hier mee om kunnen gaan in relatie
tot de over te hevelen budget(korting). Dat betekent ook dat we bij de Awbz, in tegenstelling tot de transitie Jeugdzorg
(zie hieronder), nog geen concrete transitiearrangementen kunnen maken. Wel zijn we volop in gesprek met
marktpartijen en clienten(vertegenwoordigers) om meer grip op de materie te krijgen en ons voor te bereiden op de
mogelijke overgangsregelingen.
Voor de Jeugdzorg is dit al nader uitgewerkt en heeft tot het volgende geleid:
Het Rijk heeft de gemeenten verplicht tot het treffen van een regeling (transitiearrangementen) met de huidige
jeugdzorgaanbieders en financiers in hun regio om de ‘zwaardere zorg’ in 2015 te continueren. Het betreft de
jeugdbescherming, jeugdreclassering en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. In de regio Ijsselland+ is dit
arrangement in oktober 2013 gereedgekomen. Wij hebben gekozen voor principe afspraken (onder voorwaarden), omdat
de huidige financiële onzekerheid het nog onmogelijke maakt om budgetafspraken te maken. In principe willen we de
continuïteit van zorg waarborgen en de bewezen huidige kwaliteit van zorg behouden. De principe uitspraken hebben
betrekking op de huidige en nieuwe cliënten in 2015 en 2016. Hieraan is de voorwaarde gesteld dat een budgetkorting van
15% wordt doorgevoerd op de beschikbare budgetten (Meicirculaire 2014). De gemeenten zullen voor deze periode van
twee jaar in de bekostiging van deze zorg solidair naar elkaar zijn.
3.3
Inkopen, aanbesteden, subsidiëren
Omdat we meer integraal willen werken, willen we, naast prijs – kwaliteit, aanbieders waarmee wij voor
langere tijd een relatie aangaan en die bereid zijn te investeren in samenwerking in de keten. Dit hoeft niet te
gelden voor sommige specialistische functies die af en toe worden ingezet. We maken daarbij het volgende
onderscheid tussen inkoop van generalistische ondersteuning in de frontoffice (veelal in wijkteams) en
specialistische ondersteuning in de backoffice:
•
Generalistische ondersteuning: partnerschap, langdurige contracten
•
Specialistische ondersteuning: ‘zakelijke’ contracten.
We willen inkopen op een manier waarbij vooral het resultaat wordt geformuleerd.
Gezien de keuze voor een ‘half zachte landing’ gaan we voor de nieuwe taken in eerste instantie in overleg met
bestaande partners/aanbieders (co-creatie). Daarbij is het nadrukkelijk wel de bedoeling dat deze aanbieders
24
meegaan in de noodzakelijke innovatie, kostenreductie en regierol van de gemeente. We willen hiermee
voorkomen dat bestaande (lokale) kennis verdwijnt en de overgang voor klanten (te) groot wordt. Juist door
de dialoog met maatschappelijke partners aan te gaan, komen we tot een nieuwe vorm van inkopen waarin
voorwaarden voor individueel maatwerk voor inwoners worden opgenomen.
3.4
Monitoring en kwaliteitsborging
De omslag in denken vraagt ook om een omslag in bekostiging, meer gestuurd vanuit het resultaat en waar
mogelijk effect. Dat vergt nogal wat ontwikkeling, waardoor dit gelijk op kan lopen met de kanteling van de
uitvoering (van aanbod naar vraag; van overheid naar inwoner; etc.). We gaan in de komende periode op zoek
naar een begrippenkader, waarmee we kunnen toewerken naar het sturen op resultaten. Hierbij willen we
gebruik maken van de expertise die bij aanbieders en professionals aanwezig is.
Er wordt gewerkt aan een verbeterde planning en controlcyclus die past bij de nieuwe situatie. Scenario’s,
budgetten en resultaten, zo nodig uitgesplitst naar gebied, worden in een samenhangend geheel inzichtelijk
gemaakt op basis van een risico-inventarisatie van het gehele Sociale Domein.
Kwaliteit is een maat voor overeenkomst tussen prestatie en verwachting. Kwaliteit van zorg wordt veelal
gedefinieerd als ‘de mate van overeenkomst tussen criteria van goede zorg (wenselijke zorg) en de praktijk
van die zorg (feitelijke zorg)’. De kwaliteit zoals deze door de inwoners wordt ervaren, is daarbij het
uitgangspunt. Als gemeente willen we sturen op deze domeinen door prestatie-indicatoren (resultaat
definiëring) te benoemen en te meten, onder andere in de vorm van eenduidige en doeltreffende rapportages,
klanttevredenheids-onderzoeken en waar mogelijk langere termijn effectmetingen. De uitdaging ligt in de
balans tussen het inzichtelijk maken van de resultaten en effecten en tegelijk de organisatie zo regelarm als
mogelijk in te richten.
Beslispunt
We kiezen voor:
•
Budgetneutrale invoering van de transities
•
Een zogenaamde halfzachte landing, waarbij we enerzijds kiezen voor continuïteit van zorg voor
inwoners en anderzijds voor de noodzakelijke vernieuwing
•
Van de beschikbare budgetten voor de gebiedsteams reserveren we 10 % als innovatiebudget voor
de doorontwikkeling van de gebiedsteams.
•
•
3.5
Een inkoopstrategie, waarbij geldt:
o
Generalistische ondersteuning: partnerschap, langdurige contracten
o
Specialistische ondersteuning: ‘zakelijke’ contracten.
Het inzichtelijk maken van scenario’s, budgetten en resultaten op basis van een risico-inventarisatie.
Wat als we niet voor een totale omslag kiezen?
In voorliggende paragrafen is een compleet nieuw denkkader geschetst. Dat heeft consequenties. Enerzijds
zijn we gedwongen door beperking van financiële middelen, anderzijds kiezen we ervoor om tegelijkertijd een
kwaliteitsslag te maken. In de hierboven beschreven aanpak gaan we uit van een samenhangend sociaal
domein. Op basis van kennis en ervaring elders in het land lijkt deze aanpak te leiden tot de beoogde
transformatie. We kunnen op onderdelen kiezen om zaken anders aan te pakken of niet te doen. Dat heeft
consequenties voor andere punten. Wanneer we bijvoorbeeld de toegang niet bij een sociaal gebiedsteam
willen beleggen, komt het team in een andere positie dan hiervoor beschreven. Dat heeft gevolgen voor de
taken en competenties van de medewerkers, maar ook voor het sturings- en financieringsmodel.
25
Belangrijk bij de overwegingen is om het nieuwe stelsel in z’n totaliteit te beschouwen. Omdat we niet de
illusie hebben op dit moment alle toekomstige effecten op de maatschappij te kunnen overzien, pleiten we in
het proces voor duidelijke keuzes die in de uitwerking continue gemonitord worden om bij te kunnen stellen
waar nodig.
26
4
Financieel
In 2014 wordt gestart met de opbouw van de gebiedsteams. Werkende weg worden de gebiedsteams
ontwikkeld. Dit betekent dat veel zaken op dit moment nog niet geheel duidelijk zijn.
Wij schatten in dat het eerste jaar de grootste investering zal vragen. Het is essentieel dat we direct vanaf het
begin de gebiedsteams goed opzetten.
Pas in 2015 komen de met de transities samenhangende budgetten over naar de gemeente. Daaraan
gekoppeld zal vanwege taakuitbreiding ook budget voor uitvoeringkosten overkomen (via de algemene
uitkering of anderszins). Vanwege alle onduidelijkheid omtrent de over te hevelen budgetten is op dit moment
niet goed aan te geven hoeveel budget wij hiervoor vanaf 2015 krijgen. In onderhavige nota is opgenomen dat
we 5 tot 10 % van de budgetten willen reserveren voor doorontwikkeling van het team en onverwachte
omstandigheden. Zodra meer bekend is over de budgetten, zullen wij dit in de calculatie betrekken en
opnemen in de begroting 2015.
Om de overgang voor onze burgers goed te laten verlopen moeten wij in 2014 de organisatie omvormen en
inrichten zodat deze berekend is op de nieuwe taken. We starten met één gebiedsteam. Dit helpt ons om
meer zicht te krijgen op de werkelijke kosten die moeten worden gemaakt om dit proces goed te laten
verlopen.
Om een start te maken en een verdere uitwerking te realiseren hebben wij een voorbereidingskrediet nodig
van 600.000 euro. Dit is nodig voor investeringen op het terrein van:
•
Inzet generalisten
•
Inzet gebiedsmanagers
•
ICT voorzieningen en ICT systemen
•
Scholing en deskundigheidsbevordering
•
Communicatie
•
Een backoffice die complementair is op het gebiedsteam en meer haalt uit handhaving/terugvordering.
Wij stellen voor om dit te dekken uit:
•
Ruimte in de invoeringsbudgetten voor de transities. Voor de ontwikkeling en implementatie van de
diverse onderdelen van de transitities is invoeringsbudget beschikbaar gesteld. Deze gelden worden
op dit moment aangewend voor onder meer beleidsontwikkeling en een rekenmodel om de gevolgen
van beleidskeuzes op het gebied van de transities door te rekenen. Ruimte binnen deze budgetten zou
voor gedeeltelijke dekking van deze kosten kunnen worden ingezet.
•
Door VWS wordt budget beschikbaar gesteld voor sociale wijkteams. Vanaf 2017 gaat het om landelijk
€ 50 mln, opbouwend vanaf € 17 mln in 2015. Via de VNG loopt een lobby om deze € 50 mln reeds in
2014 beschikbaar te stellen. Als dit wordt gehonoreerd, zouden deze middelen voor dekking van de
meerkosten in 2014 kunnen worden ingezet
•
Via de subsidie-adviseur wordt nog gekeken naar mogelijke provinciale en/of europese subsidies
waaruit een deel van de meerkosten zou kunnen worden gedekt, bijvoorbeeld de opleidingskosten
•
Mogelijke onderschrijdingen in 2013 en 2014 op aan de transities gelieerde budgetten kunnen, als
deze zich voordoen, worden ingezet voor gedeeltelijke dekking. Deze middelen zullen ook (deels)
benodigd zijn voor het opvangen van de korting van 40% op het budget voor huishoudelijke hulp in
2015, de “halfzachte” landing.
27
Bij de uitwerking van het beleid op basis van de kadernota en voor de begrotingsbehandeling 2015 komen wij
met een definitieve opstelling van de (structurele) kosten en de dekking hiervoor.
Beslispunt
We financieren de kosten van de opbouw van de gebiedsteams in 2014 uit invoeringsbudgetten, eventuele
middelen vanuit het Rijk voor wijkteams, eventuele subsidies, mogelijke onderschrijdingen op aan de
transities gelieerde budgetten.
Voor 2015 volgt een nadere onderbouwing van de kosten en financiering na duidelijkheid over budgetten
2015 (mei/junicirculaire 2014). Dit wordt meegenomen in de begroting 2015.
28
5
Vervolg
5.1
Inleiding
Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken, vragen de transities een totaal andere manier van denken en
werken. Het college heeft daarbij het standpunt dat deze transformatie alleen in een proces van co-creatie kan
worden bewerkstelligd. Om deze kaders te verstevigen, te concretiseren, uit te werken, hebben we als
gemeente de inwoners, kernpartners en adviesraden hard nodig.
5.2
Na vaststelling kadernota
In hoofdstuk 1 is reeds aangegeven hoe de kaders zoals beschreven in deze nota, zijn besproken met
betrokken partijen. Daarnaast is er de afgelopen tijd op verschillende terreinen al hard gewerkt aan de
voorbereiding op de transities.
Een korte terugblik:
•
In het kader van de transitie Jeugdzorg is reeds langere tijd een regionaal proces gaande. Regionaal is een
visie vastgesteld en wordt de uitwerking van de Jeugdwet voorbereid. Ook zijn er veel contacten met de
zorgaanbieders, wat in oktober 2013 geleid heeft tot transitie-arrangementen (zie 3.2). Dit
transitiearrangement is door de landelijke transitiecommissie positief ontvangen. Lokaal is een aantal
pilots van start gegaan, waarbij geëxperimenteerd wordt met de nieuwe manier van denken en werken.
•
In het kader van de Participatiewet is een visie opgesteld waarin het werkspoor en het participatiespoor
zijn verwerkt. Naast de uitwerking van het activeren van mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt, neemt ook de integrale werkgeversbenadering hier een belangrijke rol in. Voor de
komende periode zijn met name het uitwerken van beide sporen, het uitwerken van de rol van
Dienstenbedrijf en Larcom en het ontwikkelen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de
kosten van de Wsw, speerpunten.
•
In het kader van de nieuwe Wmo lopen verschillende deelprojecten, waaronder de voorbereiding en
inventarisatie van de taken die vanuit de Awbz overkomen naar de gemeenten en het ontwikkelen van
mogelijkheden om de hulp bij het huishouden anders te organiseren.
•
Ter ondersteuning van de beleidsontwikkeling en nadere uitwerking van de gebiedsteams, ontwikkelen
we sociale kaarten en een rekenmodel. De sociale kaarten zetten we vooral in om de opgaven in de
gebieden nader te definiëren (in bijlage 3 is een aantal voorbeelden opgenomen). Het rekenmodel
ondersteunt bij de doorrekening van beleidsvoornemens. Het brengt de financiële consequenties op de
verschillende beleidsterreinen in samenhang in kaart.
•
In het kader van de samenhang tussen de verschillende projecten, is onder andere een kwartiermaker
Wijkgericht werken aangesteld, die zorgt voor de verbinding in de gebiedsteams en de doorontwikkeling
van pilots die reeds op dit terrein liepen. Daarnaast wordt de brede integrale visie ontwikkeld
(onderhavige nota).
Met het vaststellen van onderhavige nota door de gemeenteraad, staan de kaders van het nieuwe Sociale
Domein vast. Van hieruit werken we verder. De gevolgen van deze kaders voor de gemeentelijke organisatie
worden vastgelegd in een Ontwikkelingsplan MD. Gezien de keuze voor de regierol bij de gemeente, is deze
ook aan zet om de kaders in co-creatie verder uit te werken. Dit leidt medio 2014 tot implementatieplannen,
inclusief bijbehorende verordeningen etc. Deze zullen ter besluitvorming aan de gemeenteraad worden
voorgelegd. Daarbij geldt 1 januari 2015 als harde deadline, de implementatieplannen moeten er op gericht
zijn een soepele overgang naar 2015 te bewerkstelligen. De transities moeten gereed zijn op het moment van
invoering, de transformatie en verdere doorontwikkeling zal een proces zijn dat langer duurt.
29
Naast beleidsmatige uitwerkingen, zal in 2014 op verschillende terreinen ook daadwerkelijk gewerkt worden
volgens de nieuwe manier van denken, in aanloop naar de daadwerkelijke transities per 2015.
5.3
Gebiedsgericht werken
In 2014 willen we de gebiedsteams gaan vormen. Per maart 2014 zal voor gebied Noord (Slagharen, De Krim,
Gramsbergen, Schuinesloot, Lutten) gestart worden met de opbouw van het gebiedsteam. Werkende weg zal
dat team worden ontwikkeld.
Het doel is om op 1 maart in ieder geval de gebiedsmanager aangesteld te hebben. Deze gebiedsmanager zal
de opdracht meekrijgen om het startende gebiedsteam concreet samen te stellen, in te werken en samen van
start te gaan. Vooraf draagt de gemeente zorg voor de nodige randvoorwaarden zoals
bereikbaarheidsfaciliteiten, afspraken met partijen, projectplan, etc. De aan te stellen generalisten zijn alle
afkomstig uit een ‘specialistische’ organisatie en nemen hun eigen caseload in eerste aanleg mee. Hiermee
kunnen we het ‘nieuw voor oud’ vormgeven. Het team wordt ingewerkt en zal vervolgens conform het
principe één gezin, één plan, één hulpverlener aan de slag gaan in de wijken, kernen en buurten. Werkende
weg zullen vragen beantwoord worden zoals:
-
Wat is de ideale samenstelling van het team (qua inhoud en omvang)?
-
Welke randvoorwaarden moeten goed ingeregeld zijn?
-
Hoe borgen we deskundigheidsbevordering (van generalisme én specialisme)?
-
Wat is er nodig om de beoogde budgetbesparing te realiseren?
-
Hoe verhouden huidige marktpartijen zich tot het gebiedsteam?
-
Etc.
De opdracht voor het gebiedsteam (in wording) is dat er per 1 januari 2015 daadwerkelijk een goed
operationeel gebiedsteam actief is. Daarbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat ook na 1 januari
2015 het leer- en ontwikkelproces door zal gaan, maar dat we via het gebiedsteam kunnen voorkomen dat er
mensen uiteindelijk tussen wal en schip zullen belanden als gevolg van de decentralisaties.
Belangrijke voorwaarde voor een succesvol gebiedsteam is dat de medewerkers voldoen aan het
competentieprofiel. We gebruiken hiervoor het TMA-model, dat ontwikkeld is op basis van een analyse van
‘best persons’ in sociale wijkteams elders in het land.
Afhankelijk van de ervaringen van het eerste gebiedsteam zal er medio 2014 gestart worden met een tweede
team in de Gemeente Hardenberg. En in het najaar 2014 met de overige 2 teams.
Beslispunt
We starten per 1 maart 2014 met de opbouw van het gebiedsteam Noord en ontwikkelen het gebiedsteam
werkende weg. Medio 2014 wordt gestart met een tweede team en in het najaar 2014 met de overige 2
teams. Per 1 januari 2015 zijn er vier goed operationeel gebiedsteams actief.
5.4
Communicatie
Met name in de gesprekken met inwoners van de gemeente en betrokken organisaties kwam nadrukkelijk
naar voren dat het belangrijk is goed te communiceren met de inwoners. De omslag die nodig is, gaat niet van
zelf. Mensen willen weten wat het voor hen betekent en wat er van hen verwacht wordt. Het jaar 2014 moet
daarom, naast alle uitwerkingen, vooral in het teken staan van gezamenlijke uitwerking van de kaders en
communicatie. De bijeenkomsten, huiskamergesprekken en pizzabijeenkomsten werden zeer positief
ontvangen. Dit proces van interactieve beleidsvorming is iets wat gedurende het jaar 2014 ook zeker
30
voortgezet gaat worden. Daarnaast wordt er een communicatieplan opgezet voor de communicatie met
inwoners, betrokken organisaties, plaatselijk belangen, adviesraden, (nieuwe) gemeenteraad, etc. We sluiten
daarbij ook aan bij de campagne ‘De kracht van Gewoon Doen’. Vanuit de gesprekken die gevoerd zijn met
inwoners, succesvolle initiatieven, worden verhalen over wat de transformatie betekent voor inwoners verteld
en gebundeld.
31
Bijlage: nadere toelichting op de verschillende decentralisaties
Participatiewet
Wat komt er op ons af?
Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. De Participatiewet vervangt de Wet werk en bijstand.
Tegelijk met de invoering van de Participatiewet wordt de WSW afgeschaft en wordt de Wajong beperkt tot
de mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. De invoering van de Participatiewet heeft een
aantal consequenties.
WWB
Voor de WWB blijven in de Participatiewet de financieringssystematiek en de verantwoordelijkheden
gehandhaafd . Er treden met uitzondering van de toevoeging van nieuwe doelgroepen daarmee geen
wijzigingen op. Wel wordt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (IOAW) afgebouwd. Werknemers geboren op of na 1 januari 1965 kunnen geen beroep meer
doen op deze regeling. Het stoppen van de instroom in de IOAW betekent dat deze groep instroomt in de
bijstand (Participatiewet).
WSW
De WSW wordt afgeschaft. Nieuwe instroom is daarmee vanaf 2015 niet meer mogelijk en de wachtlijsten
vervallen per 2015. Personen die in de oude regeling aangewezen waren op de WSW zijn daarmee
aangewezen op de bijstand. Binnen deze zogenaamde ‘sterfhuisconstructie’ blijven voor de huidige WSW-ers
de rechten en plichten bestaan. Gemeenten blijven verantwoordelijk om deze groep werk te bieden tegen de
huidige arbeidsvoorwaarden en cao.
Wajong
De Wajong wordt alleen nog toegankelijk voor volledig arbeidsongeschikten. Nieuwe instroom, die deels
arbeidsgeschikt is, is in de toekomst aangewezen op de WWB. Alle huidige Wajongers zullen herkeurd
worden. Naar verwachting zal van de huidige Wajongers 60% onder de Participatiewet -en daarmee de
gemeentelijke verantwoordelijkheid- gaan vallen. Wanneer de overheveling zal plaatsvinden naar de
gemeente is nog onduidelijk.
Budgetten
Net als in de WWB worden gemeenten binnen de Participatiewet financieel verantwoordelijk. Hiervoor komen
er twee budgetten beschikbaar. Het huidige BUIG-budget zal aangevuld worden met middelen voor de
Wajong. Deze middelen worden overgeheveld vanuit het UWV. Daarnaast komt er een zogenaamde
gebundeld re-integratiebudget. In dit budget worden de middelen voor de re-integratie en participatie voor
alle (nieuwe) gemeentelijke doelgroepen gebundeld. Op dit budget wordt een korting toegepast. De
zogenaamde Rijksbijdrage WSW gaat op in het gebundelde re-integratiebudget. Op dit budget wordt een
korting toegepast vanwege de sterfhuisconstructie van de WSW. Hierbij gaat het Rijk er vanuit dat de kosten
voor deze groep dalen, onder meer door natuurlijk verloop.
Beschut werk
Voor degenen die onder de Participatiewet gaan vallen en door lichamelijke, verstandelijke en/of psychische
beperkingen extra begeleiding en werkplekaanpassing nodig hebben, richten gemeenten beschut werk in.
Landelijk komen er 30.000 plaatsen binnen het beschut werk. Voor mensen die in het beschut werk geplaatst
32
worden, gaat de cao van de gemeente gelden. Beschut werk kan ook bij reguliere werkgevers worden
ondergebracht, in dat geval geldt de cao van de werkgever.
Re-integratie arbeidsgehandicapten
Voor de re-integratie van arbeidsgehandicapten worden zogenaamde werkbedrijven opgericht. In deze
werkbedrijven, die een arbeidsmarktregio beslaan, gaan gemeenten, UWV en sociale partners samenwerken.
De gemeente krijgt hierin de lead. De uitwerking van de werkbedrijven is nog gaande.
Om te zorgen voor voldoende werkplekken voor arbeidsgehandicapten komt er een garantiestelling van
werkgevers. Werkgevers stellen zich garant voor 100.000 extra banen (oplopend tot 2026) voor mensen met
een arbeidsbeperking. Het gaat hier om mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimum loon (WML)
kunnen verdienen of om mensen met een arbeidsbeperking die minimaal het WML kunnen verdienen door
gebruik te maken van een voorziening gericht op persoonlijke ondersteuning op de werkplek (van een
jobcoach). Daarnaast stelt de overheid zich garant voor 25.000 extra banen voor deze groep. Wanneer
werkgevers deze garantsteling niet nakomen, komt er per 2016 een arbeidsgehandicaptenquotum, waarmee
de werkplekken worden afgedwongen.
Financieel
De onderstaande tabel en grafiek geeft een overzicht van de ontwikkeling van het aantal
uitkeringsgerechtigden en gebundelde re-integratiebudget. Dit is een prognose gebaseerd op de ontwikkeling
van het macrobudget. Hieruit blijkt dat de het gebundelde re-integratiebudget na invoering van de
Participatiewet zal gaan afnemen, terwijl de doelgroep groeit.
Besteedbaar budget
Geb. re-integratiebudget
2014
2015
2016
2017
2018
€ 12.090.000
€ 11.560.000
€ 10.801.000
€ 10.046.000
€ 9.380.000
€ 11.856.000
€ 11.307.000
€ 11.086.000
€ 10.770.000
€ 10.449.000
€ 234.000
€ 253.000
€ -285.000
€ -724.000
€ -1.069.000
Af: kosten uitvoering
WSW
Besteedbaar deel reintegratie
Tabel Ontwikkeling besteedbaarheid gebundelde uitkering Hardenberg
Grafiek: Prognose ontwikkeling doelgroepen Participatiewet 2013-2016
Doelgroep
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Hardenberg
1204
1275
133
1489
1619
1736
Tabel: Prognose omvang gemeentelijke doelgroep Participatiewet (WWB en WSW, (excl. Herkeuring Wajong)
33
Wmo 2015
Wat komt er op ons af?
In het regeerakkoord is vastgelegd dat vanuit de Awbz de volgende functies worden gedecentraliseerd:
•
Extramurale begeleiding (individueel en groep)
•
Persoonlijke verzorging
•
Zorgzwaartepakketten
4
Deze functies wil het Rijk onderbrengen in de Wmo. De Wmo wordt daarop aangepast. We spreken over de
nieuwe Wmo 2015. Naast het toevoegen van nieuwe functies, wijzigt de Wmo op meer onderdelen. Ook
budgettair verandert er het één en ander op het terrein van de Hulp bij het Huishouden (nu reeds onderdeel
van de Wmo).
Een andere belangrijke wijziging die eerder is aangekondigd is het verdwijnen van het compensatiebeginsel.
Echter op het moment dat deze nota geschreven is, is hierover nog geen definitief uitsluitsel gegeven.
Daarnaast zijn er nog onduidelijkheden over kaders zoals:
-
Definitieve afbakening van doelgroepen + bijbehorende budgetten
-
PGB/PVB
-
Eigen Bijdrage
-
Overgangsregeling (transitie-arrangementen)
Hieronder worden de wijzigingen weergegeven:
Extramurale begeleiding
Extramurale begeleiding kan individueel of in groep (dagbesteding), inclusief vervoer zijn. Bij extramurale
begeleiding gaat het om klanten met de volgende grondslag:
1.
Somatische aandoening
2.
Psychogeriatrische problematiek
3.
Psychiatrische stoornis
4.
Verstandelijke beperking
5.
Lichamelijke beperking
6.
Zintuiglijke beperking
Het gaat om mensen met een matige of ernstige beperking. Met ingang van 2010 is de begeleiding voor
mensen met een lichte beperking namelijk al uit de Awbz geschrapt.
Het doel van begeleiding is bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid zodat opname in een
instelling of verwaarlozing wordt voorkomen. De begeleiding kan ook ingezet worden ter ontlasting van
mantelzorgers.
Het gaat bijvoorbeeld om woonbegeleiding, thuisbegeleiding, dagactiviteiten, logeerhuizen, vakantieactiviteiten, ontmoetingsgroepen, etc.
In Hardenberg gaat het naar schatting om 900 mensen.
4
Op het moment van schrijven van deze nota is aangekondigd dat er 5% van de persoonlijke verzorging ondergebracht gaat worden bij
gemeenten, de overige 95 bij de zorgverzekeraars. Echter de gesprekken met de minister zijn hierover nog in volle gang en dat zou
kunnen leiden tot substantiële veranderingen in de nieuwe WMO per 01-01-2015
34
Persoonlijke verzorging
Bij persoonlijke verzorging gaat het om ondersteunen of overnemen van de zelfzorg bij mensen met een
aandoening of beperking. Ook het stimuleren om deze activiteiten zelf te doen en het aanleren ervan behoren
tot de functie persoonlijke verzorging. Het gaat bijvoorbeeld om hulp bij douchen, aankleden, eten en drinken,
aanbrengen van prothesen, doen van oefeningen etc.
In eerste aanleg wilde het Rijk de volledige taak persoonlijke verzorging vanuit de Awbz overhevelen naar de
WMO 2015. Nader onderzoek in 2013 heeft ertoe geleid dat in de kamerbrief van 6 november 2013 is
aangekondigd door de minister dat de persoonlijke verzorging voor 95% ondergebracht gaat worden in
zorgverzekeringswet onder de aanspraak wijkverpleging. Naar schatting is de overige 5% van de persoonlijke
verzorging nauwer met de functie begeleiding verweven, het gaat dan om taken zoals (met de handen op de
rug) ondersteunen bij wassen en aankleden, waarbij niet direct lichamelijk contact gemaakt wordt. Deze 5%
zal wel bij gemeenten ondergebracht worden, zoals aangekondigd in betreffende kamerbrief.
Op 29 november 2013 is in een bijzondere ledenvergadering van de VNG een resolutie aangenomen waarbij de
VNG stelt, dat ofwel de volledige persoonlijke verzorging alsnog ondergebracht moet worden bij gemeenten,
ofwel de VNG wil opnieuw met de minister in onderhandeling over een nieuw pakket aan voorwaarden met
betrekking tot de decentralisatie van de taken vanuit de Awbz naar gemeenten.
In Hardenberg krijgen op dit moment ongeveer 1100 mensen persoonlijke verzorging. 5% hiervan is circa 55
mensen die vanaf 2015 via de gemeente persoonlijke verzorging kunnen ontvangen.
Zorgzwaartepakketten
De zorgzwaartepakketten (ZZP’s) 1 en 2 voor onder andere de ouderenzorg zijn geschrapt per 1 januari 2013.
Dit betekent dat mensen met een ZZP 1 of 2 niet meer opgenomen worden in een intramurale instelling. Per
2014 wordt ook de ZZP 3 geschrapt. Per 2016 ook ZZP 4. Dit betekent dat een grote groep mensen (met een
grote zorgvraag) thuis blijft wonen en daar extramurale zorg moet ontvangen. Het proces van ‘scheiden van
wonen en zorg’ wordt hiermee doorgevoerd. Dit zal leiden tot een groter beroep op gemeentelijke
voorzieningen op het terrein van welzijn, gezondheid, wonen, etc. In verband met het verdwijnen van de ZZP 1
en ZZP 2 heeft de VNG voor 2013 een compensatie van € 15 miljoen afgesproken. Eerder was al met het Rijk
afgesproken dat ten behoeve van de compensatie voor meer uitgaven bij gemeenten onderzoek wordt
gedaan naar de (financiële) gevolgen van het schrappen van ZZP’s, voor 2014 en verder. Onduidelijk is nog wat
de gemeenten aan compensatie kunnen verwachten.
In Hardenberg gaat het om (fasegewijs) 585 mensen (zzp 1 tot en met 4).
Hulp bij het Huishouden
In het regeerakkoord was een korting van 75 % aangekondigd op het budget Hulp bij het Huishouden. In een
zorgakkoord dat in april 2013 is afgesloten, is aangegeven dat deze korting beperkt wordt tot 40 %. Ondanks
deze vermindering van de korting, kunnen we spreken van een substantiële daling van het budget. Dat is de
reden dat ook de Korting op de Hulp bij het Huishouden projectmatig wordt aangepakt.
In Hardenberg ontvangen op dit moment ongeveer 1950 personen Hulp bij het Huishouden.
35
Financieel
Het blijkt op dit moment niet mogelijk om de exacte financiële consequenties in kaart te brengen vanwege het
feit dat cijfers vanuit verschillende bestanden niet met elkaar corresponderen en we sterk het vermoeden
hebben dat ook separate bestanden niet altijd betrouwbaar zijn. Dit is een landelijk probleem en de VNG
probeert door middel van gesprekken alsnog te zorgen dat gemeenten over adequate gegevens kunnen
beschikken.
Voor nu moeten we het doen met het volgende:
Clienten (tot. Incl. Functies (tot.
AANTALLEN
PV)
Incl. PV)
Hardenberg
BGI
?
BGG
965
KVB
595
305
week
65
totaal
totaal
kosten
BUDGET
kosten BGI
kosten BGG
kosten KVB
kosten PV
vervoer
per week
per jaar
Hardenberg
€
€ 44.910
€
€ 8.954
€
€ 154.634
€ 8.040.968
90.400
4.800
5.570
Over de ZZP valt het volgende te zeggen over de omvang ervan:
kosten te
decentraliseren
ZZP per jaar
ZIN
PGB
totaal
Hardenberg
€ 13.664.000
€ 481.750
€ 14.145.750
Er zal op de functies Begeleiding, verzorging en kort Verblijf een korting van 25% worden toegepast op basis
van de huidige kosten. Welk meetmoment gehanteerd gaat worden is nog onduidelijk.
Daarnaast lijken demografische ontwikkelingen ertoe bij te dragen dat er tot 2017 een groei in behoefte zal
ontstaan van circa 20%.
Voor Hardenberg geldt dat de Hulp bij het Huishouden nu ongeveer 4,1 miljoen kost, daar blijft nog ongeveer
2,4 mln. euro van over.
Jeugdzorg
Wat komt er op ons af?
De Jeugdzorg wordt vanaf 1 januari 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat alle
onderdelen:
-
de provinciale jeugdzorg;
-
de gesloten jeugdzorg; die onder regie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport valt;
-
de jeugd geestelijke gezondheidszorg (Jeugd-GGZ) die onder de Zorgverzekeringswet valt;
-
de zorg voor lichtverstandelijke gehandicapten jongeren (Jeugd-LVG) op basis van de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);
-
de jeugdbescherming en jeugdreclassering. die onder regie van Veiligheid en Justitie valt.
Deze decentralisatie wordt gecoördineerd door het ministerie van VWS en bij wijzigingen van verschillende
wetten waaronder de nieuwe Jeugdwet, gerealiseerd.
36
In de Jeugdwet is vastgelegd dat de gemeenten verantwoordelijk worden voor alle vormen van jeugdhulp, de
uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De verantwoordelijkheid van
gemeenten omvat:
-
voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod
-
opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en
opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen en de uitvoering van
jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
-
het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp als jeugdigen en ouders het niet op
eigen kracht redden
-
het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
-
het voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling
-
regie over de gehele jeugdketen en afstemming met overige diensten op het gebied van zorg,
onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid
-
het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders die te maken hebben
met hulpverleners.
5
We hebben een uitvraag gedaan bij de lokale en regionale jeugdzorginstellingen * naar het aantal cliënten die
woonachtig zijn/waren in de gemeente Hardenberg. Dit heeft geresulteerd in de volgende aantallen cliënten,
ingedeeld naar sector Jeugd- en Opvoedhulp, Jeugd-GGZ en Jeugd- LVG:
Gemeenten
Jeugd- en
Jeugd GGZ
Jeugd LVG
Totaal
845
202
1.523
opvoedhulp
Hardenberg
476
Financieel
In de Meicirculaire 2013 heeft het Rijk het ‘voorlopig’ beschikbare budget voor 2015 per gemeente
bekendgemaakt. Het Rijk is in haar berekening van deze budgetten uitgegaan van de totale kosten in 2012
met aftrek van 4% (rijksbezuiniging in 2015). In de meicirculaire 2014 zal het Rijk de definitieve bedragen
weergeven.
In onderstaande tabel maken wij de ‘voorlopig’ vastgestelde budgetten in 2015, de totale jeugdzorgkosten op
basis van de uitvraag en de verdeling van deze kosten naar sector, inzichtelijk.
Gemeente
Bedragen
Totale kosten
% van totale
% van de
% van de
meicirculaire
jeugdzorg
kosten voor
totale kosten
totale kosten
2013
2012 obv de
Jeugd- en
voor Jeugd-
voor Jeugd-
uitvraag (excl.
Opvoedhulp
GGZ
LVG
44 %
15 %
41 %
15% korting)*
Hardenberg
11,3 mln
12,5 mln
*betreft de regionaal overeengekomen korting om de Rijkskorting op te vangen en te investeren in de preventie.
5
Hierin zijn de kleine aanbieders/vrijgevestigden niet meegenomen. Deze zijn moeilijk te traceren en het gaat om relatief kleine
aantallen.
37
Gemeentelijke bezuinigingen
Wat komt er op ons af?
Om de gemeentelijke begrotingen rond te krijgen is het noodzakelijk gebleken dat er lokale bezuinigingen
worden doorgevoerd. In Hardenberg zijn deze plannen vervat in de nota ‘Tegen de stroom in’. In totaal zijn er
in Hardenberg voor ruim 12 miljoen euro aan bezuinigingen vastgesteld.
38
Bijlage 2: hoofdlijnen opbrengsten consultatieronde
Om de denkrichting van de colleges van Ommen en Hardenberg (verwoord in de kadernota Sociaal Domein)
te consulteren met partners van de gemeenten, plaatselijk belangen, inwoners van de gemeenten,
adviesraden en gemeenteraden, is een aantal bijeenkomsten gepland. Hieronder is dat weergegeven:
•
Group Decision Room bijeenkomst met Bestuurders partners gemeenten: 30 oktober
•
Group Decision Room bijeenkomst met Plaatselijk belangen: 30 oktober
•
Pizzabijeenkomsten met managers en uitvoerend medewerkers van partners: 4, 14 en 18 november
•
Huiskamergesprekken met inwoners van gemeenten: 6, 11, 13 (2), 14 en 28 november
•
Overleg met adviesraden Hardenberg: 28 november
•
Bijeenkomst gemeenteraad Hardenberg: 26 november
In deze bijlage de hoofdlijnen van de opbrengsten van de:
•
GDR-bijeenkomsten
•
Huiskamergesprekken
•
Pizzabijeenkomsten
Group Decision Room bijeenkomst 30 november: Bestuurders/managers partners gemeenten
Hieronder de hoofdlijnen op basis van de gestelde vragen (de toelichting op de stemmen (stemverklaringen)
zijn opgenomen in het rapport, deze is op te vragen bij Maatschappelijk Domein):
Rol van de Gemeente
Deze vraag werd als volgt beantwoord:
1.
De gemeente voert regie, maar voert niet (alles) zelf uit (15 stemmen)
2.
De gemeente voert niet zelf uit en zet uitvoering volledig op afstand (4 stemmen)
3.
De gemeente voert alles zelf uit (0 stemmen)
4.
Blanco (1 stem)
Leefgebieden gebiedsteam
Bij deze vraag komt de volgende volgorde naar voren:
1.
Schuldenproblematiek en inkomensvraagstukken
2.
Jeugd: gezinsrelaties en jeugdoverlast
3.
Ondersteuning van mensen met een beperking en hun mantelzorgers
4.
Ondersteuning burgerinitiatieven
5.
Wonen
6.
Participatie en beschut werken
7.
Persoonlijke verzorging
8.
Woonbegeleiding
9.
Huishoudelijke hulp
10. Geestelijke gezondheidszorg en verslaving
11. Dagbesteding
39
Professionals gebiedsteams
Bij deze vraag komt de volgende volgorde naar voren:
1.
Wijkverpleegkundige
2.
Maatschappelijk werker
3.
Welzijnswerker
4.
Wijkagent
5.
Medewerker specifiek met kennis van burgers met een licht verstandelijke beperking
6.
Ambulant werker Geestelijke gezondheidszorg
7.
Consulent inkomen (incl. schulddienstverlening)
8.
Medewerker verslavingszorg
9.
Consulent werk
10. Vertegenwoordiger namens de bewoners
11. Vrijwilligers
12. Andere professional: genoemd zijn huisarts, jongerenwerker, jeugdverpleegkundige (CJG)
Ideale schaalgrootte
1.
Niet op basis van inwonersaantallen, maar per kern, buurt of dorp (12 stemmen)
2.
Blanco (2 stemmen)
3.
Niet op basis van inwonersaantallen, maar op basis van problematiek (2 stemmen)
4.
10.000- 15.000 inwoners (1 stem)
5.
0 – 5000 inwoners (geen stem)
6.
5.000 – 10.000 inwoners (geen stem)
7.
15.000 – 20.000 inwoners (geen stem)
8.
Per gemeente één gebiedsteam (geen stem)
Stellingen
Er is ook een aantal stellingen voorgelegd, hierin staan de stellingen in volgorde van aflopende score (dus van
meeste eens naar minste eens):
1.
Breng burgers niet naar systemen, maar breng deskundigheden naar burgers.
2.
Sociale gebiedsteams kunnen alleen een succes worden als ze optimaal bij de burgerkracht aansluiten,
zowel bij individuele burgers als op straat- of wijkniveau.
3.
De professional die werkzaam is in een gebiedsteam, is een generalist voor de burger, maar is op basis van
zijn of haar specifieke deskundigheid ook een specialist in een team.
4.
Gebiedsteam zijn zelfsturende teams en budgetverantwoordelijk.
5.
De drie transities zijn in de nota voldoende integraal benaderd.
6.
Het gebiedsteam pakt in het gebied alles op – van alle WMO-aanvragen (ook de enkelvoudige) tot
intensievere (multi) problematiek, van de inzet van vrijwilligers tot participatie van mensen.
7.
Als organisatie zijn wij bereid om een deel van ons budget in te zetten voor een gebiedsteam.
8.
Een sociaal gebiedsteam moet financieel beloond worden als deze meer participatie en zelfredzaamheid
in gebieden weet te realiseren.
9.
Een vertegenwoordiger van de gemeente moet altijd plaatsnemen in een sociaal gebiedsteam.
Verder waren er nog 2 vragen over wat de organisaties bij kunnen dragen aan de visie en wat ze bij kunnen
dragen aan de gebiedsteams. Voor de reacties daarop wordt verwezen naar het volledige rapport.
40
Group Decision Room bijeenkomst 30 november: Plaatselijk belangen
Hieronder de hoofdlijnen op basis van de gestelde vragen (de toelichting op de stemmen (stemverklaringen)
zijn opgenomen in het rapport, deze is op te vragen bij Maatschappelijk Domein):
Rol van de Gemeente
Deze vraag werd als volgt beantwoord:
1.
De gemeente voert regie, maar voert niet (alles) zelf uit (16 stemmen)
2.
De gemeente voert niet zelf uit en zet uitvoering volledig op afstand (0 stemmen)
3.
De gemeente voert alles zelf uit (0 stemmen)
4.
Blanco (1 stem)
Leefgebieden gebiedsteam
Bij deze vraag komt de volgende volgorde naar voren:
1.
Ondersteuning van mensen met een beperking en hun mantelzorgers
2.
Persoonlijke verzorging
3.
Jeugd: gezinsrelaties en jeugdoverlast
4.
Dagbesteding
5.
Ondersteuning burgerinitiatieven
6.
Geestelijke gezondheidszorg en verslaving
7.
Woonbegeleiding
8.
Wonen
9.
Huishoudelijke hulp
10. Schuldenproblematiek en inkomensvraagstukken
11. Participatie en beschut werken
Professionals gebiedsteams
Bij deze vraag komt de volgende volgorde naar voren:
1.
Wijkverpleegkundige
2.
Wijkagent
3.
Maatschappelijk werker
4.
Vrijwilligers
5.
Welzijnswerker
6.
Medewerker specifiek met kennis van burgers met een licht verstandelijke beperking
7.
Vertegenwoordiger namens de bewoners
8.
Ambulant werker Geestelijke gezondheidszorg
9.
Medewerker verslavingszorg
10. Consulent werk
11. Consulent inkomen (incl. schulddienstverlening)
12. Andere professional: genoemd zijn huisarts, jongerenwerker, ouderenzorg
41
Ideale schaalgrootte
1.
Niet op basis van inwonersaantallen, maar per kern, buurt of dorp (9 stemmen)
2.
Niet op basis van inwonersaantallen, maar op basis van problematiek (5 stemmen)
3.
Blanco (1 stem)
4.
5.000 – 10.000 inwoners (1 stem)
5.
Per gemeente één gebiedsteam (1 stem)
6.
0 – 5000 inwoners (1 stem)
7.
10.000- 15.000 inwoners (geen stem)
8.
15.000 – 20.000 inwoners (geen stem)
Toegankelijkheid gebiedsteam
Bij deze vraag komt de volgende volgorde naar voren:
1.
Flexibele werktijden, ook buiten kantoortijden
2.
Telefonisch
3.
Op bezoek bij mensen thuis/keukentafelgesprek
4.
Spreekuur op vaste dag of tijdstip
5.
Digitaal
6.
Fysiek in medisch centrum
7.
Fysiek in wijkcentrum
Verder waren er nog 2 vragen over de bijdrage die een dorp, kern of wijk kan leveren aan de ontwikkeling van
gebiedsteams (accommodaties, burgerinitiatieven, etc.) en met welke partijen/verenigingen de gebiedsteams
in ieder geval moeten samenwerken. Voor de reacties daarop wordt verwezen naar het volledige rapport.
Huiskamergesprekken
Op- en aanmerkingen vanuit de inwoners:
•
Lever maatwerk, maar sluit als professional goed aan bij de vraag van de burger!
•
Geef de burger de ruimte om zelf met oplossingen te komen voor zijn of haar problematiek.
•
Belang van de burger en dan met name bij kinderen, moet voorop staan.
•
Bij opvoedingsproblemen tijdig ondersteunen, dit voorkomt veel narigheid.
•
PGB niet stopzetten
•
Inwoners moeten zelf zorgorganisatie kunnen kiezen.
•
De professional moet zich niet te veel laten leiden door protocollen. Moet veel meer out of the box
kunnen denken.
•
Professional moet objectief zijn.
•
Laat bezuiniging niet de drijfveer zijn voor deze wijziging in beleid.
•
Er heerst nog al veel schaamte bij de inwoners. Men loopt niet te koop met vragen en problemen
rondom financiën en (lichamelijke) verzorging . Dit wil men ook zeker niet kwijt bij een vrijwilliger of
buurvrouw. Hiervoor ziet men zeker een toegevoegde waarde richting het sociale gebiedsteam.
•
Toegang sociaal gebiedsteam moet laagdrempelig zijn. Men loopt maar niet zo overal binnen!
•
Inwoners zullen niet snel met vragen komen.
•
Tijdens vakantieperiode zou er vervanging moeten zijn voor de mantelzorger, zodat zij ook op
vakantie kunnen. Flexibel inzetbaar en aansluiten bij de vraag.
•
Relatie tussen burger en professional is enorm belangrijk. Daarom zeker voorstander voor één
aanspreekpunt per gezin (regisseur).
42
•
Eigen bijdrage mag je zeker vragen! Met name een eigen bijdrage in de vorm van inzet voor de
maatschappij wordt als zeer positief ervaren.
•
Zorg dat de lijntjes kort zijn tussen burger en professional.
•
De gemeente zal zeker toezicht moeten houden om misbruik en fraude te voorkomen.
•
Zorg voor goede communicatie
•
Plaatselijk belang blijven betrekken
Pizzabijeenkomsten
Op- en aanmerkingen vanuit de aanwezige managers/professionals:
Rol van de gemeente;
•
Voor de uitvoerende taken is het van belang dat ook een generalist vanuit de gemeente aanwezig is
in een gebiedsteam. Op die manier zijn de lijntjes naar de gemeente ook kort.
•
Beleidsmatig is de gemeente aan zet door de kaders te schetsen.
•
Decentralisaties betekent dat de verantwoordelijkheid bij de gemeente komt te liggen. Dit biedt
kansen ook omdat de financiering voor een groot deel bij de gemeente komt. Het is dan ook
noodzakelijk dat de gemeente de regie pakt.
•
De gemeente kan als orgaan kan de regie pakken. Dit is een grote kans.
•
Gemeente is een onafhankelijke partij.
•
Regie niet neerleggen bij een uitvoerende partij. Die hebben belangen.
•
Er moet wel een gezamenlijke verantwoordelijkheid komen, waar ook uitvoerende organisaties en
instellingen hun verantwoordelijkheid krijgen en ook zeer zeker pakken.
•
Gemeente moet niet op proces zitten.
•
Vorm van CJG wordt als voorbeeld gezien hoe de gemeente regie kan neerzetten.
•
Je zou ook kunnen kiezen voor een vorm van aanbesteding waarin je voorwaarden neerzet waarbij je
uitdrukkelijk wilt dat partijen samenwerken. Anders ga je uberhaupt niet met partijen in zee.
•
Je hebt partners nodig om de dingen goed neer te zetten. De praktijk erbij betrekken is van groot
belang.
•
Vertrouw op professional
Cultuur
•
Het is een echte cultuuromslag bij professionals, maar ook zeker bij burgers.
•
Het zit ook in onze taal.
•
Zorg dat de regie bij de burger blijft. Het is echt zorgen voor en niet zorgen dat! Weten cliënten wel
dat ze regie hebben?
•
We moeten met elkaar de klant centraal houden. Wat is zijn of haar hulpvraag? Luisteren we wel
goed naar de vraag van de cliënt? Laten we dit eens doen.
•
De klant moet kunnen kiezen.
•
Zeg bij eigenkracht en zelfredzaamheid niet telkens dat het een bezuiniging is, maar dat het ook
•
Partijen die niet willen samenwerken zullen niet overleven.
•
Wanneer wordt het ingewikkeld? Als je met meer partijen hetzelfde doet dan krijgt je toch
mooi is om te blijven samenwerken!
concurrentie.
•
Wij moeten leren om de regie bij de cliënt te houden? Belangrijk punt bij de scholing.
Dit heeft echt tijd nodig! Hier moeten we ook de tijd voor nemen.
•
Er zal echt een gedragsverandering moeten plaatsvinden.
43
Eigen bijdrage
•
Vanuit eigen kracht is het ook verstandig om een eigen bijdrage te vragen.
Wat is eigen bijdrage? Dit is per definitie niet alleen een geldelijke bijdrage, maar kan ook een
tegenprestatie zijn.
•
Eigen bijdrage is ook een cultuuromslag bij personen.
•
Dit zorgt ook voor een kostenbewustwording bij de cliënt. Het is ook belangrijk om de kosten
inzichtelijk te maken bij de cliënt.
•
Er zijn rechten en plichten.
•
Hoe ga je om met de eigen bijdrage voor mensen die de rest van hun leven gebruik moeten blijven
maken van een voorziening?
•
Focus bij een eigen bijdrage niet alleen op een financiële eigen bijdrage, maar juist ook op een
maatschappelijke bijdrage aan de samenleving. Voorbeeld in nota m.b.t. de scootmobiel vindt men
mooi.
•
Ook na afloop van een bijvoorbeeld een schuldhulpverleningstraject zou je nog een bijdrage kunnen
•
Bied maatwerk, ook bij eigen bijdrage
•
Eigen bijdrage mag niet betekenen dat inwoner noodzakelijke ondersteuning weigert.
vragen. Dan juist niet in geld, maar meer in de ambassadeurs rol.
Gebiedsteam
•
In elk team moet wel een generalist zitten van de gemeente voor wmo/wwb.
•
Team zie ik als medewerkers die wel inhoudelijke vragen moeten kunnen beantwoorden.
•
Inwoners moeten weten waar ze terecht moeten met hun vragen. Moet zeker laagdrempelig zijn.
•
Medewerker van een team is regisseur van een bepaalde casus.
•
Regisseur stuurt ook op casuïstiek niveau.
•
Signalen vanuit de praktijk zullen ook via de medewerker van de gemeente weer terecht moeten
komen bij beleid, vb. problematiek op de vakantieparken.
•
Maak gebieden niet te groot.
•
Dure specialistische zorg apart van gebiedsbudget.
•
Team moet innovatiebudget beschikbaar hebben.
•
Wijkagent en wijkverpleegkundige hebben signalerende functie.
•
Taak van gebiedsteams is signaleren en verbinden
44
Bijlage 3: Voorbeelden sociale kaarten
45
AMW: Algemeen maatschappelijk werk
46
47
48
49
Download