Boomkwekerij April 2009

advertisement
De Geleedpotigen zijn verder onder te verdelen
in klassen. De bekendste klasse is ongetwijfeld
deze van de insecten. Hieronder vallen alle ‘kriebelbeestjes’ die 6 poten hebben. Een andere
klasse wordt gevormd door de Spinachtigen. En
die klasse kan dan weer verder onderverdeeld
worden in orden. De bekendste orde is dan uiteraard deze van de Spinnen. Hier herbergen we de
Geleedpotigen die 8 poten hebben. Andere orden
worden gevormd door o.a. de Schorpioenen, de
Hooiwagens, ….
En tenslotte is één van de orden deze van de
mijten. Dalen we verder af in de rangorde, dan
komen wij op het niveau van de families terecht.
Er is een tiental echte spintmijtsoorten terug te
vinden op een boomkwekerij, afhankelijk van het
geteelde assortiment. De bekendste echte spintmijt
is ongetwijfeld de bonenspintmijt, ook rode spin
geheten. Bonenspintmijten kunnen bijzonder veel
plantensoorten koloniseren, vooral onder warme
en droge omstandigheden. De Buxusspintmijt tast
dan weer (uitsluitend) Buxus aan, de lindenspintmijt enkel linden. De coniferenspintmijt is vrijwel
uitsluitend aan te treffen op Picea.
Een andere spintmijtensoort die weer meerdere
plantensoorten aantast is de fruitboomspintmijt.
Vooral Malus, Ribes en Sorbus zijn daarvan de
slachtoffers.
Natrium
Nu de beregening van onze boomkwekerijgewassen weer op gang komt, is het zeker interessant
om eens een element onder de loep te nemen dat
op bepaalde kwekerijen in het verleden zeker al
zijn sporen zal nagelaten hebben: natrium.
Schade van de
Buxustopgalmijt
Schade van de weekhuidmijt op Viburnum
Weekhuidmijten
Webvorming bij de
Bonenspintmijt
En eigenlijk wordt het vanaf nu gemakkelijk!
Want er zijn maar 3 mijtenfamilies van belang in
de boomkwekerij:
de echte spintmijten = familie Tetranychidae
de gal- en roestmijten = familie Eriophyidae
de weekhuidmijten= familie Tarsonemidae
Welke mijten zijn er in de boomkwekerij aan
te treffen?
Echte spintmijten
De echte spintmijten zijn overwegend kleine
mijten (0,3 - 0,8 mm), die in de meeste gevallen
echter nog met het blote oog zichtbaar zijn. In
volwassen stadium hebben echte spintmijtjes 8
poten.
Deze mijten leven meestal aan de bladonderzijde,
waar ze met hun monddelen plantencellen aanprikken en deze vervolgens leegzuigen.
2
Een leeggezogen cel zien wij aan de bladbovenzijde als een dofgeel puntje. Een massa puntjes
levert een dof, mat, vaalkleurig blad op. En omdat
sommige (niet alle soorten hebben dit vermogen)
soorten echte spintmijten ook spinrag kunnen
produceren, zie je dan bij deze soorten ook webvorming.
De fruitboomspintmijt geeft trouwens niet de typische vaalverkleuring van een aangetast blad, maar
wel een verbronzing ervan.
Het is niet uitgesloten dat nieuwe soorten spintmijten in de boomkwekerij opduiken.
Daarom is het zeker raadzaam om de vakliteratuur
hierover te volgen.
Gal- en roestmijten
Gal- en roestmijten zijn erg kleine mijtjes die nauwelijks nog met het blote oog te zien zijn. En sommige soorten zijn zo klein dat zelfs een loep niet
altijd zekerheid geeft.
Roestmijten leven meestal onderaan het blad en
veroorzaken door hun zuigingen een sterke vaaltot roestverkleuring van het blad. De meest door
roestmijten belaagde plantengeslachten zijn o.a.
Laurus nobilis, Alnus, Malus, Pyrus, Ligustrum,
Fraxinus en Tilia.
Galmijten veroorzaken door het zuigen groeimisvormingen, waarin zij zich terugtrekken.
Opvallende knop-, blad- of groeiafwijkingen zijn
daarvan het gevolg. Galmijten zijn vooral gekend
bij o.a. Buxus, Taxus en Pyrus.
Ook bij de gal- en roestmijten is niet uit te sluiten
dat nieuwe soorten worden vastgesteld.
Weekhuidmijten breiden de laatste jaren opvallend sterk uit in de boomkwekerij, vooral onder
glas. Weekhuidmijten zijn andermaal bijzonder
klein en niet of nauwelijks zichtbaar met het blote
oog. En zelfs met een loep lijken ze op een nietig
zandkorreltje. Pas als ze bewegen is elke verwarring uit te sluiten. Weekhuidmijten leven vooral
in de jongste plantendelen. Door hun zuigingen
zullen de bladeren een gekroesd uitzicht krijgen,
dofgroen uitslaan en steeds ijler uitgroeien, waardoor een gefileerd effect ontstaat. Vooral vatbaar voor aantastingen door weekhuidmijten zijn
Cornus en Viburnum, al kunnen weekhuidmijten
bijzonder veel plantensoorten aantasten.
Schade en bestrijding
De schade die mijten aanrichten is – zoals hoger al
werd aangegeven - zeer divers en niet altijd even
duidelijk herkenbaar. Uw teeltbegeleider kan u
bij twijfel helpen. Een regelmatige controle van
de gewassen op de aanwezigheid van mijten (en
diens natuurlijke vijanden) is daarom zeker aan
te raden. Voor de bestrijding ervan verwijzen wij
naar uw teeltbegeleider of naar uw fyto-adviseur.
Dossier voedingselementen
In onze nieuwsbrieven bezorgen wij u een overzicht van de belangrijkste voedingselementen. Per
element wordt de functie besproken, het belang
van het betrokken element, de noodzakelijke
aanvoer en de gebrek- en eventuele overmaatsymptomen.
Een tip: bewaar deze en de vorige nieuwsbrieven! Op die manier verzamel je van onze inforeeks over voedingselementen een schat aan
informatie.
In de landbouw kan een natriumbemesting soms
wel een zekere betekenis hebben, vooral in weiden. Het toegediende natrium is dan niet bedoeld
voor de plantengroei en –ontwikkeling, maar het
door de planten opgenomen natrium verhoogt
de smakelijkheid van het voer en ook de gezondheidstoestand van het vee. In de (sier)plantenteelt
zijn natriumbemestingen zeker niet nodig en
voor de meeste plantensoorten zelfs gewoonweg
af te raden en dit zowel in vollegrondse teelten
als in containerteelten. Opteer daarom altijd voor
natriumarme of –vrije meststoffen.
Waarom is natrium schadelijk voor planten?
Stijgt de zoutconcentratie in een cel omdat zij
voedingszouten heeft opgenomen, dan stijgt de
osmotische druk van de cel, Maar deze cel zal er
naar streven om de hoge zoutconcentratie af te
zwakken door water op te nemen tot de osmotische waarde van de cel gelijk is aan deze buiten
de cel.
Hierdoor neemt het osmotische verschil tussen de
cel en haar omgeving af tot uiteindelijk zelfs nul,
maar de celspanning stijgt, wat ten goede komt
aande celfysiologie en haar stevigheid, de waterregulatie, de afweer tegen ziekten en dergelijke.
Dergelijke fase van de cel noemt men de ‘turgortoestand’. Het belangrijkste element om deze turgortoestand te bereiken is kalium. Onderzoek wees
uit dat natrium in een plant echter als substituut
en dus als antagonist voor kalium kan fungeren.
Het door een plant opgenomen natrium wordt
vooral in het sap van de cellen teruggevonden,
waar het een zekere rol kan spelen in de turgortoestand van de cel. Zowel natrium als kalium zijn
eenwaardig en positief geladen in hun ionvorm.
Mocht om één of andere reden de osmotische
druk buiten de cel hoger zijn dan binnen de
cel, dan gebeurt de omgekeerde osmotische
beweging. De cel zal dan water afstaan aan de
omgeving. Dit proces noemt men ‘plasmolyse’.
Wanneer om één of andere reden teveel zouten in het substraat terecht komen, zien we dat
natrium daar accumuleert. Natrium is immers in
een oplossing een eenwaardig, positief geladen
ion, dat zich gemakkelijk bindt aan het substraat.
De osmotische werking die hiervan uitgaat, vermindert de wateropname door de wortels uit het
wortelmilieu. Dit leidt tot een geleidelijke uitdroging van de cellen.
3
BOOMKWEKERIJ
Vooral de cellen die de opening van de huidmondjes regelen verslappen (de turgortoestand
neemt af), waardoor de huidmondjes sluiten.
Hierdoor neemt de gewasverdamping en dus de
afkoeling van de plant af en kunnen de temperaturen van de weefsels oplopen met rechtstreekse
verbrandingen tot gevolg. Omdat de CO2-opname
daalt, vermindert ook de droge stof productie en
stagneert de groei. Bovendien kunnen planten
teveel natrium opnemen en een Na-vergiftiging
oplopen
Welke maximale Na-waarden kunnen we in
substraten vooropstellen?
Substraten kunnen soms onverwacht grote hoeveelheden Na-ionen accumuleren. Een zekere
hoeveelheid wordt liever niet overschreden.
Vooral zuurminnende plantensoorten met een
lage voedingsbehoefte kunnen bij een overschrijding al schadesymptomen vertonen.
Vanaf deze waarden kunnen plantensoorten de
typische symptomen van zoutschade laten zien.
Land
Analysemethode substraat
Eenheid
Streefwaarde
Nederland
1 – 1,5
mmol/l
< 0,75
België /
Luxemburg
1-5
mg/l
< 75
Gietwaters en natrium
Hoogwaardige meststoffen (gecoate meststoffen,
oplosmeststoffen, langzaam werkende meststoffen) zijn minstens natriumarm en meestal –vrij. De
grootste bron van aanvoer van natrium vormen
gietwaters. Het is daarom van het grootste belang
om gietwaters op een regelmatige basis te laten
analyseren, ook op de aanwezigheid van natrium.
Regenwater bevat in de regel nauwelijks natrium.
Boorputwaters kunnen echter onverwacht rijk
aan natrium zijn.
Maximale Na-aanwezigheid in gietwater:
Land
Eenheid
Streefwaarde
Nederland
mmol/l
< 3,25
mg/l
< 75
België / Luxemburg
vale, dofgele kleur van de planten
lusteloze groei
zwak wortelstelsel, wortelrot
bladverliezende sierstruiken:
- indrogende bladranden, vooral van de
jongste bladeren, mogelijk ook de oudere
bladeren (waardoor kaligebrek kan worden
uitgesloten)
- bladval
bladhoudende gewassen:
- indrogende bladranden, vooral van de
jongste bladeren, mogelijk ook van de oudere
bladeren (waardoor kaligebrek kan worden
uitgesloten)
- bladval
- bij Prunus: kans op (zwaar) hagelschot en
indrogingen van de bladranden die nadien
afvallen
naaldconiferen:
- vooral de jongere naalden drogen fel in,
indrogende groeipunten
schubconiferen:
- zwaar indrogende groeipunten tot afsterven ervan tot enkele decimeters diep
Plantensoorten, gevoelig voor natriumovermaat:
Een assortiment planten noemen dat gevoelig is
voor natrium is eigenlijk zinloos. Bij voldoende
aanvoer van dit element zullen de meeste plantensoorten natriumvergiftigingsverschijnselen laten
zien. Anderzijds mogen wij zeker niet overdrijven:
uit onze ervaring blijkt dat de meeste boomkwekerijgewassen behoorlijke hoeveelheden natrium
verdragen. Het gevaar zit vooral in een mogelijke
Na-accumulatie van de potgrond en deze voorraad
zit dan aan het turfsubstraat gebonden en spoelt
er bij de eerste de beste regenbui echt niet uit.
Een aantal plantengeslachten of -soorten is echter vrij gevoelig voor natriumovermaat en kan
zelfs als een soort van verklikkerplant fungeren:
Weigela, Cotoneaster, Pinus, Fagus, Abies, Picea,
Thuja,…
Wanneer gietwater grotere hoeveelheden natrium bevatten, zal de aanrijking van de substraten
met natrium vooral gebeuren tijdens langdurig
warme en droge perioden.
Natrium in de boomkwekerij
de gebreksymptomen
4
Er zijn geen gebrekverschijnselen van natrium
bekend.
Nieuwsbrief
Natrium in de boomkwekerij
de overmaatverschijnselen
Na-overmaat bij Fagus
Na-overmaat bij Pinus
ACTUELE INFORMATIE VOOR DE VOORUITSTREVENDE BOOMKWEKER - April 2009
Advies & Voorlichting:
Albert Sijtzema
Tel. +31 (0) 6 557 785 68
[email protected]
In deze uitgave
Nieuw product in de kijker
- COMPO® Past
Mijten in de boomkwekerij
Dossier: voedingselementen
- Natrium
Noortje Plinke
Tel. +32 (0)497 58 89 13
[email protected]
Paul Mertens
Tel. +32 (0)497 58 89 02
[email protected]
Met COMPO® PAST hebt u een vlot smeerbare en
sneldrogende entpasta ter beschikking, bijzonder
geschikt voor het koud enten van boomkwekerijgewassen, zowel op het veld als bij af te enten
containerplanten en voor fruitbomen.
De enten zijn onmiddellijk na het gebruik beschermd
tegen regen en uitdroging.
COMPO® PAST barst niet en blijft voldoende lang
intact om de vergroeiing van ent en onderstam
te verzekeren, waardoor de slaagkansen van de
entingen toenemen.
Nieuw product in de kijker
COMPO® PAST is een unieke entwas, aangewezen voor het koude enten van boomkwekerijgewassen en fruitbomen.
Het gebruik van COMPO® PAST biedt veel
voordelen:
Het product is volledig waterproof. Eénmaal
COMPO® PAST opgedroogd is, kan er geen
regenwater meer doordringen tot de entplaats.
Het kan gemakkelijk op de aangebrachte ent
gesmeerd worden met behulp van een spatel of
– na verdunning met water – met een borstel.
COMPO® PAST droogt na de toepassing snel op
waardoor de entplaats onmiddellijk en volledig
beschermd is.
Met COMPO® PAST verloopt het enten snel,
efficiënt en gemakkelijk.
COMPO® PAST spoelt met de regen niet af.
Het product vriest niet kapot of schilfert niet
af.
Het product heeft helemaal geen storende
geur, maar is vrijwel geurloos.
Geen barsten in het opgedroogde product
en daardoor geen latere, onverwachte uitdrogingen van de ingesmeerde enten.
Geen geknoei meer met warm te gebruiken
entwas en dus geen kansen meer op entverbrandingen.
Mijten in de boomkwekerij
Wat zijn mijten?
Wanneer in boomkwekerijkringen over mijten
wordt gesproken, dan is dit vaak met enige aarzeling in de stem. Want voor de meeste boomtelers
zijn mijten onbekende organismen die – en daar is
iedereen het wel over eens – toch voor flink wat
schade kunnen zorgen.
Maar eigenlijk kennen we mijten niet echt goed.
En toch hoeven zij niet die geheimzinnige status te
hebben. Misschien is het daarom aangewezen om
vooraf de plaats van de mijten in de systematiek
aan te duiden.
Mijten behoren tot stam van de Geleedpotigen.
Kort omschreven zijn geleedpotigen nog het best
te herleiden tot die ‘vervelende kriebelbeestjes’.
Download