De Geleedpotigen zijn verder onder te verdelen in klassen. De bekendste klasse is ongetwijfeld deze van de insecten. Hieronder vallen alle ‘kriebelbeestjes’ die 6 poten hebben. Een andere klasse wordt gevormd door de Spinachtigen. En die klasse kan dan weer verder onderverdeeld worden in orden. De bekendste orde is dan uiteraard deze van de Spinnen. Hier herbergen we de Geleedpotigen die 8 poten hebben. Andere orden worden gevormd door o.a. de Schorpioenen, de Hooiwagens, …. En tenslotte is één van de orden deze van de mijten. Dalen we verder af in de rangorde, dan komen wij op het niveau van de families terecht. Er is een tiental echte spintmijtsoorten terug te vinden op een boomkwekerij, afhankelijk van het geteelde assortiment. De bekendste echte spintmijt is ongetwijfeld de bonenspintmijt, ook rode spin geheten. Bonenspintmijten kunnen bijzonder veel plantensoorten koloniseren, vooral onder warme en droge omstandigheden. De Buxusspintmijt tast dan weer (uitsluitend) Buxus aan, de lindenspintmijt enkel linden. De coniferenspintmijt is vrijwel uitsluitend aan te treffen op Picea. Een andere spintmijtensoort die weer meerdere plantensoorten aantast is de fruitboomspintmijt. Vooral Malus, Ribes en Sorbus zijn daarvan de slachtoffers. Natrium Nu de beregening van onze boomkwekerijgewassen weer op gang komt, is het zeker interessant om eens een element onder de loep te nemen dat op bepaalde kwekerijen in het verleden zeker al zijn sporen zal nagelaten hebben: natrium. Schade van de Buxustopgalmijt Schade van de weekhuidmijt op Viburnum Weekhuidmijten Webvorming bij de Bonenspintmijt En eigenlijk wordt het vanaf nu gemakkelijk! Want er zijn maar 3 mijtenfamilies van belang in de boomkwekerij: de echte spintmijten = familie Tetranychidae de gal- en roestmijten = familie Eriophyidae de weekhuidmijten= familie Tarsonemidae Welke mijten zijn er in de boomkwekerij aan te treffen? Echte spintmijten De echte spintmijten zijn overwegend kleine mijten (0,3 - 0,8 mm), die in de meeste gevallen echter nog met het blote oog zichtbaar zijn. In volwassen stadium hebben echte spintmijtjes 8 poten. Deze mijten leven meestal aan de bladonderzijde, waar ze met hun monddelen plantencellen aanprikken en deze vervolgens leegzuigen. 2 Een leeggezogen cel zien wij aan de bladbovenzijde als een dofgeel puntje. Een massa puntjes levert een dof, mat, vaalkleurig blad op. En omdat sommige (niet alle soorten hebben dit vermogen) soorten echte spintmijten ook spinrag kunnen produceren, zie je dan bij deze soorten ook webvorming. De fruitboomspintmijt geeft trouwens niet de typische vaalverkleuring van een aangetast blad, maar wel een verbronzing ervan. Het is niet uitgesloten dat nieuwe soorten spintmijten in de boomkwekerij opduiken. Daarom is het zeker raadzaam om de vakliteratuur hierover te volgen. Gal- en roestmijten Gal- en roestmijten zijn erg kleine mijtjes die nauwelijks nog met het blote oog te zien zijn. En sommige soorten zijn zo klein dat zelfs een loep niet altijd zekerheid geeft. Roestmijten leven meestal onderaan het blad en veroorzaken door hun zuigingen een sterke vaaltot roestverkleuring van het blad. De meest door roestmijten belaagde plantengeslachten zijn o.a. Laurus nobilis, Alnus, Malus, Pyrus, Ligustrum, Fraxinus en Tilia. Galmijten veroorzaken door het zuigen groeimisvormingen, waarin zij zich terugtrekken. Opvallende knop-, blad- of groeiafwijkingen zijn daarvan het gevolg. Galmijten zijn vooral gekend bij o.a. Buxus, Taxus en Pyrus. Ook bij de gal- en roestmijten is niet uit te sluiten dat nieuwe soorten worden vastgesteld. Weekhuidmijten breiden de laatste jaren opvallend sterk uit in de boomkwekerij, vooral onder glas. Weekhuidmijten zijn andermaal bijzonder klein en niet of nauwelijks zichtbaar met het blote oog. En zelfs met een loep lijken ze op een nietig zandkorreltje. Pas als ze bewegen is elke verwarring uit te sluiten. Weekhuidmijten leven vooral in de jongste plantendelen. Door hun zuigingen zullen de bladeren een gekroesd uitzicht krijgen, dofgroen uitslaan en steeds ijler uitgroeien, waardoor een gefileerd effect ontstaat. Vooral vatbaar voor aantastingen door weekhuidmijten zijn Cornus en Viburnum, al kunnen weekhuidmijten bijzonder veel plantensoorten aantasten. Schade en bestrijding De schade die mijten aanrichten is – zoals hoger al werd aangegeven - zeer divers en niet altijd even duidelijk herkenbaar. Uw teeltbegeleider kan u bij twijfel helpen. Een regelmatige controle van de gewassen op de aanwezigheid van mijten (en diens natuurlijke vijanden) is daarom zeker aan te raden. Voor de bestrijding ervan verwijzen wij naar uw teeltbegeleider of naar uw fyto-adviseur. Dossier voedingselementen In onze nieuwsbrieven bezorgen wij u een overzicht van de belangrijkste voedingselementen. Per element wordt de functie besproken, het belang van het betrokken element, de noodzakelijke aanvoer en de gebrek- en eventuele overmaatsymptomen. Een tip: bewaar deze en de vorige nieuwsbrieven! Op die manier verzamel je van onze inforeeks over voedingselementen een schat aan informatie. In de landbouw kan een natriumbemesting soms wel een zekere betekenis hebben, vooral in weiden. Het toegediende natrium is dan niet bedoeld voor de plantengroei en –ontwikkeling, maar het door de planten opgenomen natrium verhoogt de smakelijkheid van het voer en ook de gezondheidstoestand van het vee. In de (sier)plantenteelt zijn natriumbemestingen zeker niet nodig en voor de meeste plantensoorten zelfs gewoonweg af te raden en dit zowel in vollegrondse teelten als in containerteelten. Opteer daarom altijd voor natriumarme of –vrije meststoffen. Waarom is natrium schadelijk voor planten? Stijgt de zoutconcentratie in een cel omdat zij voedingszouten heeft opgenomen, dan stijgt de osmotische druk van de cel, Maar deze cel zal er naar streven om de hoge zoutconcentratie af te zwakken door water op te nemen tot de osmotische waarde van de cel gelijk is aan deze buiten de cel. Hierdoor neemt het osmotische verschil tussen de cel en haar omgeving af tot uiteindelijk zelfs nul, maar de celspanning stijgt, wat ten goede komt aande celfysiologie en haar stevigheid, de waterregulatie, de afweer tegen ziekten en dergelijke. Dergelijke fase van de cel noemt men de ‘turgortoestand’. Het belangrijkste element om deze turgortoestand te bereiken is kalium. Onderzoek wees uit dat natrium in een plant echter als substituut en dus als antagonist voor kalium kan fungeren. Het door een plant opgenomen natrium wordt vooral in het sap van de cellen teruggevonden, waar het een zekere rol kan spelen in de turgortoestand van de cel. Zowel natrium als kalium zijn eenwaardig en positief geladen in hun ionvorm. Mocht om één of andere reden de osmotische druk buiten de cel hoger zijn dan binnen de cel, dan gebeurt de omgekeerde osmotische beweging. De cel zal dan water afstaan aan de omgeving. Dit proces noemt men ‘plasmolyse’. Wanneer om één of andere reden teveel zouten in het substraat terecht komen, zien we dat natrium daar accumuleert. Natrium is immers in een oplossing een eenwaardig, positief geladen ion, dat zich gemakkelijk bindt aan het substraat. De osmotische werking die hiervan uitgaat, vermindert de wateropname door de wortels uit het wortelmilieu. Dit leidt tot een geleidelijke uitdroging van de cellen. 3 BOOMKWEKERIJ Vooral de cellen die de opening van de huidmondjes regelen verslappen (de turgortoestand neemt af), waardoor de huidmondjes sluiten. Hierdoor neemt de gewasverdamping en dus de afkoeling van de plant af en kunnen de temperaturen van de weefsels oplopen met rechtstreekse verbrandingen tot gevolg. Omdat de CO2-opname daalt, vermindert ook de droge stof productie en stagneert de groei. Bovendien kunnen planten teveel natrium opnemen en een Na-vergiftiging oplopen Welke maximale Na-waarden kunnen we in substraten vooropstellen? Substraten kunnen soms onverwacht grote hoeveelheden Na-ionen accumuleren. Een zekere hoeveelheid wordt liever niet overschreden. Vooral zuurminnende plantensoorten met een lage voedingsbehoefte kunnen bij een overschrijding al schadesymptomen vertonen. Vanaf deze waarden kunnen plantensoorten de typische symptomen van zoutschade laten zien. Land Analysemethode substraat Eenheid Streefwaarde Nederland 1 – 1,5 mmol/l < 0,75 België / Luxemburg 1-5 mg/l < 75 Gietwaters en natrium Hoogwaardige meststoffen (gecoate meststoffen, oplosmeststoffen, langzaam werkende meststoffen) zijn minstens natriumarm en meestal –vrij. De grootste bron van aanvoer van natrium vormen gietwaters. Het is daarom van het grootste belang om gietwaters op een regelmatige basis te laten analyseren, ook op de aanwezigheid van natrium. Regenwater bevat in de regel nauwelijks natrium. Boorputwaters kunnen echter onverwacht rijk aan natrium zijn. Maximale Na-aanwezigheid in gietwater: Land Eenheid Streefwaarde Nederland mmol/l < 3,25 mg/l < 75 België / Luxemburg vale, dofgele kleur van de planten lusteloze groei zwak wortelstelsel, wortelrot bladverliezende sierstruiken: - indrogende bladranden, vooral van de jongste bladeren, mogelijk ook de oudere bladeren (waardoor kaligebrek kan worden uitgesloten) - bladval bladhoudende gewassen: - indrogende bladranden, vooral van de jongste bladeren, mogelijk ook van de oudere bladeren (waardoor kaligebrek kan worden uitgesloten) - bladval - bij Prunus: kans op (zwaar) hagelschot en indrogingen van de bladranden die nadien afvallen naaldconiferen: - vooral de jongere naalden drogen fel in, indrogende groeipunten schubconiferen: - zwaar indrogende groeipunten tot afsterven ervan tot enkele decimeters diep Plantensoorten, gevoelig voor natriumovermaat: Een assortiment planten noemen dat gevoelig is voor natrium is eigenlijk zinloos. Bij voldoende aanvoer van dit element zullen de meeste plantensoorten natriumvergiftigingsverschijnselen laten zien. Anderzijds mogen wij zeker niet overdrijven: uit onze ervaring blijkt dat de meeste boomkwekerijgewassen behoorlijke hoeveelheden natrium verdragen. Het gevaar zit vooral in een mogelijke Na-accumulatie van de potgrond en deze voorraad zit dan aan het turfsubstraat gebonden en spoelt er bij de eerste de beste regenbui echt niet uit. Een aantal plantengeslachten of -soorten is echter vrij gevoelig voor natriumovermaat en kan zelfs als een soort van verklikkerplant fungeren: Weigela, Cotoneaster, Pinus, Fagus, Abies, Picea, Thuja,… Wanneer gietwater grotere hoeveelheden natrium bevatten, zal de aanrijking van de substraten met natrium vooral gebeuren tijdens langdurig warme en droge perioden. Natrium in de boomkwekerij de gebreksymptomen 4 Er zijn geen gebrekverschijnselen van natrium bekend. Nieuwsbrief Natrium in de boomkwekerij de overmaatverschijnselen Na-overmaat bij Fagus Na-overmaat bij Pinus ACTUELE INFORMATIE VOOR DE VOORUITSTREVENDE BOOMKWEKER - April 2009 Advies & Voorlichting: Albert Sijtzema Tel. +31 (0) 6 557 785 68 [email protected] In deze uitgave Nieuw product in de kijker - COMPO® Past Mijten in de boomkwekerij Dossier: voedingselementen - Natrium Noortje Plinke Tel. +32 (0)497 58 89 13 [email protected] Paul Mertens Tel. +32 (0)497 58 89 02 [email protected] Met COMPO® PAST hebt u een vlot smeerbare en sneldrogende entpasta ter beschikking, bijzonder geschikt voor het koud enten van boomkwekerijgewassen, zowel op het veld als bij af te enten containerplanten en voor fruitbomen. De enten zijn onmiddellijk na het gebruik beschermd tegen regen en uitdroging. COMPO® PAST barst niet en blijft voldoende lang intact om de vergroeiing van ent en onderstam te verzekeren, waardoor de slaagkansen van de entingen toenemen. Nieuw product in de kijker COMPO® PAST is een unieke entwas, aangewezen voor het koude enten van boomkwekerijgewassen en fruitbomen. Het gebruik van COMPO® PAST biedt veel voordelen: Het product is volledig waterproof. Eénmaal COMPO® PAST opgedroogd is, kan er geen regenwater meer doordringen tot de entplaats. Het kan gemakkelijk op de aangebrachte ent gesmeerd worden met behulp van een spatel of – na verdunning met water – met een borstel. COMPO® PAST droogt na de toepassing snel op waardoor de entplaats onmiddellijk en volledig beschermd is. Met COMPO® PAST verloopt het enten snel, efficiënt en gemakkelijk. COMPO® PAST spoelt met de regen niet af. Het product vriest niet kapot of schilfert niet af. Het product heeft helemaal geen storende geur, maar is vrijwel geurloos. Geen barsten in het opgedroogde product en daardoor geen latere, onverwachte uitdrogingen van de ingesmeerde enten. Geen geknoei meer met warm te gebruiken entwas en dus geen kansen meer op entverbrandingen. Mijten in de boomkwekerij Wat zijn mijten? Wanneer in boomkwekerijkringen over mijten wordt gesproken, dan is dit vaak met enige aarzeling in de stem. Want voor de meeste boomtelers zijn mijten onbekende organismen die – en daar is iedereen het wel over eens – toch voor flink wat schade kunnen zorgen. Maar eigenlijk kennen we mijten niet echt goed. En toch hoeven zij niet die geheimzinnige status te hebben. Misschien is het daarom aangewezen om vooraf de plaats van de mijten in de systematiek aan te duiden. Mijten behoren tot stam van de Geleedpotigen. Kort omschreven zijn geleedpotigen nog het best te herleiden tot die ‘vervelende kriebelbeestjes’.