HET GEBRUIK VAN GASSEN IN DE OENOLOGIE 1. GASSEN EN HUN WETMATIGHEDEN 1.1 ALGEMENE OF IDEALE GASWET De algemene gaswet, ook wel ideale gaswet of Wet van Boyle-Gay-Lussac genoemd, beschrijft het gedrag van ideale gassen onder invloed van druk, volume, temperatuur en aantal deeltjes en luidt: Daarin is: p de druk in Pa (N/m2) V het volume in m3 n de hoeveelheid gas in mol R de gasconstante (8,314472 JK-1mol-1 of 0.082057 L.atm/mol.K) T de absolute temperatuur in K Uit de algemene gaswet kunnen de volgende wetten worden afgeleid: 1. de wet van Boyle die de relatie tussen volume en druk beschrijft bij constante temperatuur ( p.V is constant) 2. de druk wet van Gay-Lussac die de relatie tussen temperatuur en druk beschrijft bij constant volume ( p / T is constant) 3. de relatie tussen druk en aantal deeltjes als de verhouding van het volume tot de temperatuur constant is. ( p / n is constant) Een ideaal gas is een theoretisch gas, waarvan de moleculen geen volume innemen en geen invloed op elkaar uitoefenen. Dit gas voldoet aan de algemene gaswet. Geen enkel bestaand gas voldoet geheel aan de algemene gaswetten omdat: de moleculen zelf een volume innemen, dat bij (zeer) hoge druk niet te verwaarlozen is; de moleculen krachten op elkaar uitoefenen, die bij (zeer) lage T niet meer te verwaarlozen zijn. Ondanks het feit dat ideale gassen niet bestaan, heeft de algemene gaswet wel nut als eerste benadering. Bij lage of matige drukken is deze benadering beter dan bij hoge druk. Als men de algemene gaswet bijvoorbeeld toepast op lucht bij atmosferische druk en kamertemperatuur, zal de fout niet meer dan een fractie van een procent bedragen. 1.2 WET VAN HENRY De Wet van Henry is een scheikundige wet vernoemd naar William Henry die van toepassing is op het moment dat een oplosmiddel in contact is met een gas. Als er contact is tussen een gas en een vloeibaar oplosmiddel, zullen er gasmoleculen gaan oplossen in het oplosmiddel. Als dit lang genoeg doorgaat, zal er een evenwicht worden bereikt, waarbij er evenveel deeltjes in of uit de oplossing gaan. De concentratie van de opgeloste stof is bij zo'n evenwicht recht evenredig met de concentratie van het gas; dit wordt de Wet van Henry genoemd. In symbolen kan de wet er zo uit zien: Concentratie opgeloste stof = H * gasconcentratie Hierbij is H de zogeheten Henry-constante (soms wordt hiervoor de letter K gebruikt, omdat het eigenlijk een soort evenwichtsconstante is). De Henry-constante geeft dus de verhouding tussen de gasconcentratie en de concentratie van de oplossing. De eenheid van de Henry-constante kan per bron verschillen. Een gebruikelijke eenheid is molair opgeloste stof per atmosfeer partiële gasdruk maar de eenheid molair opgeloste stof per mol per liter lucht wordt ook wel gebruikt. De Wet van Henry is een limietwet, die geldig is in de limiet dat de concentratie opgeloste stof naar nul gaat. Over welk concentratie bereik de wet in de praktijk geldig is hangt sterk af van hoe niet-ideaal de combinatie opgeloste stof/oplosmiddel is. Hoe sterker niet-ideaal hoe beperkter. Verder is de waarde van de Henry constante een eigenschap van de combinatie combinatie opgeloste stof/oplosmiddel, dit in tegestelling tot de constante in Roult's wet die voor het oplosmiddel geldt: dit is de evenwichtsdampdruk van het zuivere oplosmiddel alleen. ML/ML WATER 0°C 15°C 30°C N2 0,0235 0,0177 0,0149 CO2 1,713 1,075 0,760 O2 0,0492 0,0365 0,0274 1.3 WET VAN RAOULT De wet van Raoult is genoemd naar François-Marie Raoult en stelt dat voor een ideaal mengsel de partiële druk van component i in de gasfase gelijk is aan de molfractie (molaire breuk) van component i in de vloeistoffase maal de verzadigde dampspanning. Pi* = Verzadigde dampspanning van de zuivere component Pi = Partiële druk van component i xi = Fractie component i in vloeistoffase [-] PT = Σi Pi Samen met de Wet van Raoult wordt de Wet van Henry gebruikt bij de beschrijving van niet-ideale oplossingen 1.4 WET VAN FICK De Wet van Fick beschrijft de diffusie in gassen en vloeistoffen. Deze relatie is afgeleid door Adolf Fick in 1858. J = Diffusiesnelheid [mol/m2 s] P = Constante [s-1] A = Oppervlak [m2] ΔC = Concentratieverschil [mol/m3] x = Diffusieafstand [m] De diffusiesnelheid neemt dus toe als het diffusieoppervlak groter wordt of als de afstand waarover gediffundeerd moet worden afneemt. Bij een afnemend concentratieverschil neemt ook de diffusiesnelheid af. 2. FYSISCHE EIGENSCHAPPEN N2, O2, Ar EN CO2 STIKSTOF (N2) Atoomnummer: Molmassa : Dichtheid: Smeltpunt: Kookpunt: 7 14,0067 g.mol -1 1,25.10-3 g.cm-3bij 20°C -210 °C -195,8 °C ZUURSTOF (O2) Atoomnummer: Molmassa : Dichtheid: Smeltpunt: Kookpunt: 8 15,999 g.mol -1 1.429 kg/m3 bij 20°C -219 °C -183 °C ARGON (Ar) Atoomnummer: Molmassa : Dichtheid: Smeltpunt: Kookpunt: 18 39,948 g.mol -1 1,78.10 -3 g.cm -3 bij 0 °C -189 °C -185,7 °C KOOLSTOFDIOXIDE (CO2) Molmassa: Dichtheid: Smeltpunt: Kookpunt: 44,01 g.mol -1 1,98.10 -3 g.cm -3 bij 25 °C -78 °C -78 °C Chemische samenstelling van normale omgevingslucht Stof % volume in droge lucht Stikstof (N2) Zuurstof (O2) Argon (Ar) Koolstofdioxide (CO2) Neon (Ne) Helium (He) Methaan (CH4) Krypton (Kr) Distikstofoxide (N2O) Waterstof (H2) Xenon (Xe) 78.09% 20.94% 0.93% 0.03% 0.0018% 0.00052% 0.00022% 0.00010% 0.00010% 0.00005% 0.00008% GAS N2 CO2 Ar O2 inert ja ja ja neen relatieve dichtheid (lucht = 1) 0,97 1,52 1,38 1,11 oplosbaarheid in water (mg/l) 20 2000 61 40 3. TOEPASSINGEN VOOR INERTE GASSEN 3.1 DE IMPACT VAN LUCHTZUURSTOF MINIMALISEREN - bij ontvangst van de oogst - door het inert maken van pers, cuve - tijdens pompen , filtratie, botteling N2 - lichter dan lucht en dus verbruik van 3 à 4 maal het te behandelen volume is nodig . - decarbonatie (uitdrogen )van vooral witte en rosé wijnen - weinig oplosbaar. CO2 - zwaarder dan lucht, dus 1 maal het te behandelen volume volstaat - sterk oplosbaar (licht parelend effect) Ar - zwaarder dan lucht dus 1 maal het te behandelen volume volstaat - weinig oplosbaar Commercieel beschikbare gasmengsels 100 % N2 100 % CO2 100 % Ar 50 % N2 - 50 % CO2: 80 % N2 - 20 % CO2: 80 % Ar - 20 % CO2: . Analyse methode voor gassen in wijn: - electrochemisch via gasgevoelige elektroden - enzymatische methode - volumetrische expansie methode 3.2 CRYOMACERATIE” MET CO2-SNEEUW Door ontspanning van CO2 onder hoge druk naar atmosferische druk ontstaat vast CO2-sneeuw en wordt een temperatuur van –80° C bekomen. Bij de receptie of bij het inkuipen (ontsteelde en gekneusde druiven )wordt de oogst zeer snel afgekoeld tot 5° C door gebruik te maken van dit CO2-sneeuw. Door de thermische schok barsten de epidermale cellen open en zetten aromaten, anthocyanen en tannine vrij. Voor de productie van witte wijnen wordt deze lage temperatuur behouden gedurende 12 uur, nadien worden de druiven geperst en volgt een temperatuursgecontroleerde vergisting (12 °C tot 16 °C) Voor de productie van rode wijnen kan de cryomaceratie ( 5 °C < T < 15 °C) tot 5 dagen aanhouden, waarbij de most in een gesloten omloop wordt rondgepompt. Hierdoor wordt betere extractie van primaire aromaten, kleurstoffen en tannine bekomen. Vervolgens wordt de inhoud van de cuve op een klassieke manier gevinifiëerd. Test (16 °C): klassieke schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 16° C CO2 (12 °C): CO2-sneeuw; schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 12° C CO2 (16 °C): CO2-sneeuw; schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 16° C Test (16 °C): klassieke schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 16° C CO2 (12 °C): CO2-sneeuw; schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 12° C CO2 (16 °C): CO2-sneeuw; schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 16° C Referentie: : Revue des Oenologues No 113 Emilio Celotti ; Universiteit Undine, Italië Enzo Michelet ; Labo Oenologie, Conegliano, Italië Test (16 °C): klassieke schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 16° C CO2 (12 °C): CO2-sneeuw; schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 12° C CO2 (16 °C): CO2-sneeuw; schilweking bij lage temperatuur (5 °C) gedurende 12 h; vergisting bij 16° C Referentie: Revue des Oenologues No 113 Emilio Celotti ; Universiteit Udine, Italië Enzo Michelet ; Labo Oenologie, Conegliano, Italië 4. DE IMPACT VAN ZUURSTOF OP WIJN Oplosbaarheid van zuurstof in wijn bij kelder tot kamertemperatuur is 6 tot 8 mg/l 4.1 HET GEBRUIK VAN ZUURSTOF TIJDENS DE VINIFICATIE EN OPVOEDING Zuurstof wordt nuttig aangewend : - gedurende de vinificatie - gedurende de rijping op vat: barrique: ± 40 mg/l O2 per jaar - gedurende de rijping op cuve eventueel met gecontroleerde toevoeging van zuurstof = micro-oxygenatie Impact op de geur oxidatie van slecht ruikende mercaptanen: S-verbindingen die ontstaan zijn onder reductieve condities (lagering op gistresten) Impact op de kleur co-polymerisatie van druiventannine met anthocyanen via aceetaldehyde tot een kleurloze verbinding die na oxidatie roodpaars kleurt; toename van de paarse kleur, toename van de kleurintensiteit , toename kleurstabiliteit. AH+ CH3 CH O [ HA-ET+] T (PAARS) HA-ET-T (KLEURLOOS) oxidatie door zuurstof (HA-ET-T)+ (ROOD-PAARS) CO-POLYMERISATIE VAN ANTHOCYANEN EN TANNINE ONDER INVLOED VAN ZUURSTOF Impact op de smaak - polymerisatie van druiventannine via aceetaldehyde tot een bruin gekleurd polymeer met een hoge molaire massa, afname van de astringentie en “groen” karakter. Eventueel vorming van neerslag. OH OH H HO O H OH OH H R' CH O CH3 OH OH OH H 3C C H H HO O H OH OH OH OH H R H HO R' - H+ O OH H OH + OH H OH R H HO O H OH OH OH H O OH CH3 C H H O H OH OH H R' POLYMERISATIE VAN TANNINES ONDER INVLOED VAN ZUURSTOF (C4-C8 BINDING) 4.2 MICRO-OXYGENATIE Door het toevoegen van zuurstof onder gecontroleerde condities aan nieuwe wijn, wordt een versnelde combinatie van polyfenolen bekomen. Resultaat: - toename kleurintensiteit en kleurstabiliteit - afname van de agressieve astringentie van tannine - afname van het vegetale geurkarakter Dosis: 0.5 tot 1 mg O2/l/maand Evaluatie: sensoriëel en chemische analyse (redoxpotentiaal ?) Wijn: Cabernet Sauvignon 2002 5 T : + 5 g/hl tannine 0,5 O2 : 0,5 mg/l/maand 1,0 O2 : 1,0 mg/l/maand Cuve bois 45 hl: houten recipiënt van 45 hl Barrique 2001: “barrique” een eerste maal gebruikt in 2001 Referentie: Revue des Oenologues No 115 Emilio Celotti, Universiteit Udine, Italië Marco Zucchetto; Universiteit Udine, Italië Wijn: Cabernet Sauvignon 2002 5 T : + tannine 5 g/hl 0,5 O2 : 0,5 mg/l/maand 1,0 O2 : 1,0 mg/l/maand Cuve bois 45 hl: houten recipiënt van 45 hl Barrique 2001: “barrique” een eerste maal gebruikt in 2001 Referentie: Revue des Oenologues No 115 Emilio Celotti, Universiteit Udine, Italië Marco Zucchetto; Universiteit Udine, Italië 4.3 DE IMPACT VAN ZUURSTOF OP WIJN NA RIJPING De impact van zuurstof op wijn na rijping is steeds negatief en moet zoveel mogelijk vermeden worden. Zuurstofopname bij filtratie 0.1 – 2.2 mg/l (= verlies van 0.4 – 8.8 mg/l vrij SO2) Zuurstofopname bij botteling: 2 mg/l (= verlies van 8 mg/l vrij SO2) De afname van de opgeloste hoeveelheid zuurstof is exponentieel en blijkt afhankelijk van het type sluiting: bv. bij screwcap is de afname trager dan bij kunststofkurk Impact op de geur: - oxidatie van alcohol: → aldehyde → zuur (azijnzuur); afname van geurintensiteit en geurcomplexiteit (verbreding), ontstaan van vluchtige zuren, sherrygeuren (maderisatie, ethanal). Impact op de kleur: - flavonen: degradatie van de flavanoïde basisstructuur; toename van de gele kleur en de kleurintensiteit. - anthocyanen: degradatie van de flavylium-structuur (sneller in aanwezigheid van licht), de reactieproducten zijn chemisch minder gekend en zijn geel tot kleurloos; afname van de rode kleur (oranjebruin) en afname van de kleurintensiteit Impact op de smaak: - oxidatie van alcoholen: afname van de zoete smaakcomponent, toename van de zure smaakcomponent - oxidatie van procyanidines tot chinonen en semi-chinonen die een polymerisatiereactie kunnen ondergaan; minder astringent, geel gekleurd