Wireless Network 2,4 GHz Access Point 54 Mbps WL-105(i) Installatiehandleiding Inleiding Het Wireless Access Point is een access point voor een draadloos netwerk dat voldoet aan de specificaties van de IEEE 802.11G-norm. Dit apparaat biedt volledige ondersteuning voor een draadloos netwerk tussen pc's die draaien onder Windows 98, ME, 2000 & XP, waarbij een maximale overdrachtssnelheid van 54 Mbps kan worden gehaald. Draadloze LAN-systemen bieden vele voordelen ten opzichte van een traditioneel bekabeld netwerksysteem. Een draadloos LAN (ook wel WLAN genoemd) is flexibeler, gemakkelijker te beheren en vaak ook financieel aantrekkelijker dan de bekabelde variant. Een WLAN verzendt en ontvangt data met behulp van radiofrequentietechnologie, waardoor een bekabelde verbinding overbodig is. Dat betekent dat draadloze LAN's dataconnectiviteit en gebruikersmobiliteit combineren en dat het dankzij een vereenvoudigde configuratie mogelijk is om verplaatsbare LAN's te creëren. 1. Inhoud van de verpakking De verpakking dient de volgende items te bevatten: 2. Sitecom Wireless Network 2,4 Ghz Access Point 54 Mbps Wandcontactdoos RJ-45 Ethernet-kabel Installatiehandleiding Voedingsadapter Cd-rom Fysieke gegevens 2.1 Voorpaneel LED Status Beschrijving Power Uit Aan Knippert Knippert snel LAN Uit Groen aan Draadloos Acces Point staat uit Draadloos Acces Point staat aan Draadloos Acces Point is bezig met initialiseren Geeft aan dat de instellingen worden teruggezet op de fabrieksinstellingen Geen Ethernet-verbinding gedetecteerd 100 Mbps Fast Ethernet-verbinding gedetecteerd, geen activiteit Indicatie van dataverkeer op 100 Mbps-verbinding 10 Mbps Ethernet-verbinding gedetecteerd, geen activiteit Indicatie van dataverkeer op 10 Mbps-verbinding Geen draadloze verbinding Draadloze verbinding gedetecteerd, geen activiteit Knippert groen Oranje aan WLAN Knippert oranje Uit Knippert langzaam Knippert snel Geeft aan dat het apparaat bezig is een draadloze verbinding te maken of dat actief dataverkeer plaatsvindt 2.2 Achterpaneel Voedingsbus (5 V) Toets Reset LAN-poort Sluit hierop de 5 Volt voedingsadapter aan. Gebruik hiervoor alleen de netvoeding die bij het apparaat wordt geleverd. Het gebruik van een andere netvoeding kan het apparaat beschadigen en uw garantie doen vervallen. - De instellingen van het access point herstellen zonder deze te wijzigen: Druk de toets in en laat deze snel weer los. - De instellingen van het access point terugzetten op de fabrieksinstellingen: Druk de toets in en houdt deze vijf seconden ingedrukt. Gebruik de RJ-45 Ethernetpoort om het access point aan te sluiten op het bekabelde netwerk of de computer. 3. Het access point configureren In dit hoofdstuk worden de aandachtspunten voor een snelle configuratie van het access point voor het draadloze netwerk beschreven. In dit hoofdstuk wordt alleen informatie verschaft omtrent de basisinstellingen van het access point. U hoeft maar een paar instellingen te maken om het access point aan het draadloze netwerk toe te voegen. Raadpleeg Hoofdstuk 4 "Instellingen van het access point" voor een uitgebreide beschrijving van alle instellingen. Sluit het access point aan op de pc, hub of switch. OPMERKING: Gebruik een crossed UTP-kabel wanneer u het access point rechtstreeks aansluit op een pc. Gebruik een straight UTP-kabel wanneer u het access point aansluit op een hub of switch. Zorg ervoor dat het access point stroom krijgt door de bijgeleverde voedingsadapter te gebruiken. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station, ga naar de map Software en dubbelklik op het bestand "setup.exe". Met het IP-instellingsprogramma kunt u het IP-adres en subnetmask van het access point in hetzelfde bereik instellen als uw bekabelde netwerk. Het IP-instellingsprogramma detecteert het access point. Vul het wachtwoord in en klik op "Login"; het standaardwachtwoord is "default". Het IP-adres van het access point is standaard 192.168.1.1 met als subnetmask 255.255.255.0. Geef een IP-adres en subnetmask op voor het access point in hetzelfde bereik als uw bekabelde netwerk en klik op "Apply" ["Toepassen"]. Nadat het access point opnieuw is opgestart zijn de wijzigingen doorgevoerd. Open de webbrowser en vul het IP-adres van het access point in de adresbalk in; het IP-adres is standaard 192.168.1.1. Vul het wachtwoord in en klik op "Login"; het standaardwachtwoord is "default". Nadat u voor de eerste keer bent ingelogd, dient u het wachtwoord te wijzigen om een veilige verbinding te garanderen. Het scherm Setup verschijnt. Volg de onderstaande stappen om het access point snel te configureren. In hoofdstuk 4 vindt u gedetailleerde informatie voor een geavanceerdere configuratie van het access point. -IP-adres invullen Het IP-adres dient uniek te zijn in het netwerk. Zorg ervoor dat het IP-adres in hetzelfde IP-bereik ligt als het bekabelde/draadloze netwerk (192.168.1.1). Het access point heeft standaard een statisch IP-adres. Indien er een DHCP-server in het netwerk wordt gedraaid, kan het access point ook worden ingesteld als DHCPclient. Klik op "Apply" en "Reboot" om de wijzigingen te bewaren. - Subnetmask invullen Zorg ervoor dat het subnetmask van het access point exact hetzelfde is als het subnetmask van het bekabelde/draadloze netwerk. (255.255.255.0) - SSID invullen Vul de Service Set Identifier (SSID) of de netwerknaam in, bijvoorbeeld Sitecom. De SSID is een unieke ID die wordt gebruikt door access points en stations om een draadloos LAN te identificeren. Zorg ervoor dat alle draadloze stations en access points dezelfde SSID hebben. De SSID is hoofdlettergevoelig. - Channel Indien er meer dan één access point is, dient er voor elk access point een ander kanaal te worden gekozen om signaalinterferentie te voorkomen. Klik op "Apply" om de wijzigingen op te slaan. OPMERKING: 4. Een uitgebreide beschrijving van alle instellingen van het draadloze access point vindt u in Hoofdstuk 4 "Instellingen van het access point". Instellingen van het access point Dit hoofdstuk is bedoeld voor degenen die gebruik willen maken van de geavanceerdere functies voor netwerkconfiguratie en -bewaking. 4.1 Instellingen van het access point 4.1.1 Het tabblad Setup Access Point Name Geef het access point een naam. Een unieke, makkelijk te onthouden naam is het meest geschikt, zeker wanneer meerdere access points deel uitmaken van het netwerk. IP Address Het IP-adres dient uniek te zijn in het netwerk. Zorg ervoor dat het IP-adres in hetzelfde IP-bereik ligt als het bekabelde/draadloze netwerk (bijvoorbeeld 192.168.1.1). Het access point heeft standaard een statisch IP-adres. Indien er een DHCP -server in het netwerk wordt gedraaid, kan het access point ook worden ingesteld als DHCP-client. Subnet Mask Zorg ervoor dat het subnetmask van het access point exact hetzelfde is als het subnetmask van het bekabelde/draadloze netwerk (bijvoorbeeld 255.255.255.0). Operation Mode Het access point kan worden ingesteld op de IEEE 802.11g-modus of de IEEE 802.11gmodus. Met optie "Auto" functioneert het access point tegelijkertijd op 802.11b en 802.11g. SSID Service Set Identifier (SSID) of netwerknaam, bijvoorbeeld Sitecom. De SSID is een unieke ID die wordt gebruikt door access points en stations om een draadloos LAN te identificeren. Zorg ervoor dat alle draadloze stations en access points dezelfde SSID hebben. De SSID kan uit maximaal 32 tekens bestaan en is hoofdlettergevoelig. Channel Selecteer het gewenste kanaal uit de lijst voor de netwerkinstellingen. Indien er meer dan één access point is, dient er voor elk access point een ander kanaal te worden gekozen om signaalinterferentie te voorkomen. Data Rate De basissnelheid voor de gegevensoverdracht dient te worden ingesteld overeenkomstig de snelheid van het draadloze netwerk. De overdrachtssnelheid kan worden ingesteld op een waarde tussen 6 Mbps en 54 Mbps. Apply Klik op "Apply" om de wijzigingen op te slaan. 4.1.2 Het tabblad Password Current/New Password Het standaardwachtwoord is "default". Nadat u voor de eerste keer bent ingelogd, dient u het wachtwoord te wijzigen om een veilige verbinding met het access point te garanderen. Voer nogmaals het nieuwe wachtwoord in en klik op "Apply". 4.1.3 Het tabblad WEP Security Met deze functie kunt u encryptie inschakelen en de encryptiesleutels instellen, zodat het verzenden van data met behulp van radiofrequentietechnologie veiliger is. De encryptiefunctie is standaard uitgeschakeld. Om WEP-encryptie in te schakelen, selecteert u "Enable". Selecteer 64-bits of 128-bits encryptie in het rolmenu. De encryptiesleutel dient in alfanumerieke of hexadecimale tekens te worden ingevoerd. Gebruik 5 tekens voor 64-bits alfanumerieke encryptie en 13 tekens voor 128-bits alfanumerieke encryptie. Gebruik 10 tekens voor 64-bits hexadecimale encryptie en 26 tekens voor 128-bits hexadecimale encryptie. Alfanumerieke tekens zijn: "A-Z" en "0-9". Hexadecimale tekens zijn: "A-F" en "0-9". Klik op de toets "Apply" om de instellingen op te slaan. 64-bits 128-bits alfanumeriek hexadecimaal alfanumeriek hexadecimaal 5 tekens 10 tekens 13 tekens 26 tekens A-Z & 0-9 A-F & 0-9 A-Z & 0-9 A-F & 0-9 Open System Dit verificatietype wordt aanbevolen. Shared key Selecteer deze optie wanneer zowel de afzender als de ontvanger een geheime sleutel delen. Alle punten in het netwerk dienen hetzelfde verificatietype te gebruiken. Passphrase U kunt de WEP-sleutels handmatig instellen of de computer automatisch een 64-bits encryptiesleutel laten genereren door een woord of tekst (bijvoorbeeld "Sitecom") te kiezen als wachtzin, zodat u de WEP-sleutel niet zelf hoeft in te stellen en te onthouden. Default Key Hier kunt u aangeven welk van de bovenstaande WEP-encryptiesleutels wordt gebruikt als standaardsleutel. 4.1.4 Het tabblad Access Control In het tabblad "Access Control" kunt u bepaalde computers toestaan of weigeren verbinding te maken met het access point door het MAC-adres van de betreffende computers op te geven. Om het filteren van computers op basis van hun MAC-adres in te schakelen, selecteert u "Allow/Deny MAC Address(es) in list". Voer het MAC-adres in van de computer waarvoor u de toegang wilt toestaan of weigeren en klik op "Add". U kunt het MAC-adres rechtstreeks verwijderen indien u het MAC-adres uit de lijst wilt verwijderen. Klik op de toets "Apply" om de instellingen op te slaan. 4.1.5 Het tabblad Advanced Setup Beacon Interval Deze waarde vermeldt de frequentie-interval van het baken. De standaardwaarde is 100. U kunt een waarde invoeren tussen 20 en 1000 milliseconden. De waarde die bij Beacon Interval staat, is de frequentie-interval van het baken. Een baken is een pakket dat door het access point naar alle knooppunten wordt verzonden om het draadloze netwerk te synchroniseren. RTS Threshold De standaardinstelling van 2346 dient voor deze waarde te worden gehandhaafd. Alleen wanneer u een inconsistente datastroom waarneemt, kan de waarde in geringe mate worden aangepast. Fragmentation Length Het fragmentatiemechanisme wordt gebruikt voor het verbeteren van de efficiency wanneer er veel dataverkeer plaatsvindt binnen het draadloze netwerk. Wanneer u grote bestanden verstuurt in een draadloos netwerk, kunt u de fragmentatiedrempel inschakelen en de datapakketgrootte opgeven. Het mechanisme splitst de datapaketten op in fragmenten van de ingestelde grootte. Het fragmentatiemechnisme bepaalt bij welke maximale grootte van een datapakket het datapakket gesplitst en er wordt een nieuw pakket aangemaakt. Het wordt aangeraden om de standaardwaarde van 2346 niet te wijzigen. Een lagere instelling leidt tot kleinere pakketten, waardoor er meer pakketten worden aangemaakt voor elke verzending. Het wordt aanbevolen deze waarde indien nodig slechts in geringe mate te veranderen. DTIM Interval De standaardwaarde is 1. Er kan een waarde van 1 tot 255 worden ingesteld voor de interval van de Delivery Traffic Indication Message (DTIM). Een DTIM-veld is een aftelveld dat clients informeert met betrekking tot het volgende venster voor berichten aan alle netwerkadressen of een groep van netwerkadressen. Wanneer het access point berichten aan alle netwerkadressen of een groep netwerkadressen voor geassocieerde clients in zijn buffer heeft geplaatst, wordt de volgende DTIM verstuurd met een DTIM Interval-waarde. Access point-clients luisteren naar de bakens en ontvangen de berichten aan alle netwerkadressen of een groep van netwerkadressen. Preamble Type Hier kunt u de lengte bepalen van het PLCP-synchronisatieveld voor de communicatie tussen het access point en de netwerkkaart. ("Short" is efficiënter maar biedt minder compatibiliteit). Selecteer de gewenste instelling en klik op de toets "Apply" om de instelling door te voeren. 4.1.6 Het tabblad Factory Default In dit tabblad vindt u een optie om de instellingen van het access point terug te zetten op de fabrieksinstellingen. Selecteer "Yes" en "Apply" om de standaardinstellingen te herstellen. 4.1.7 Het tabblad Firmware Update Firmware-updates zorgen er meestal voor dat bepaalde fouten worden gecorrigeerd of problemen worden opgelost, maar kunnen er ook voor zorgen dat nieuwe functionaliteit wordt toegevoegd. Het verdient aanbeveling de firmware niet bij te werken wanneer u geen problemen ondervindt bij het gebruik van het access point. Raadpleeg de lijst met vaak gestelde vragen (FAQ) en de bijbehorende antwoorden op de website van Sitecom voor meer informatie. Download de meest recente firmware-versie van www.sitecom.com en sla deze op een lokale vaste schijf. Voer de locatie van het firmware-upgradebestand in of blader naar de betreffende map en klik op "Upgrade". 4.2 Status van het access point Station List In het tabblad "Station List" wordt de statusinformatie getoond van het 802.11g Wireless LAN Access Point getoond, inclusief ID, MAC Address, Channel/Freqency en Status alsmede een lijst van de beschikbare stations. Behalve informatie over de huidige status van het access point en alle stations die momenteel deel uitmaken van de Basic Service Set (BSS). About In het tabblad "About" wordt de productinformatie kort beschreven. De productinformatie omvat Firmware Version, Regulatory Domain en MAC Address.