Je rapporteert als theatertechnicus rechtstreeks aan de

advertisement
Functiebeschrijving
Theatertechnicus
Graad: medewerker C1-C3
Versie: 20_02_2012
1
Plaats in de organisatie
stadssecretaris
directeur cultuur
afdelingshoofd 30CC
toneelmeester
theatertechnicus
Je rapporteert als theatertechnicus rechtstreeks aan de toneelmeester. Je werkt nauw samen met de
andere theatertechnici binnen het team van de afdeling 30CC. Daarnaast heb je frequente contacten
met medewerkers van theatergezelschappen of werk je occasioneel samen met de theatertechnici van
een bezoekend gezelschap.
Doel van de functie
Als theatertechnicus is je opdracht tijdens de voorstellingen, zowel in de theaterzalen als op locatie,
de op- en afbouw van licht, geluid, podia en decor en de bediening ervan te verzorgen.
Je kan een productie zelfstandig voorbereiden en uitvoeren met een team van collega’s, eventueel
met de hulp van externe technici.
Daarnaast geef je input bij aankopen van wisselstukken en/of nieuwe apparatuur, materialen of
gereedschap.
Op deze manier garandeer je een kwaliteitsvolle dienstverlening naar interne (producties 30CC, in het
museum of een opdracht in huis) en externe klanten (bezoekende gezelschappen).
2
Resultaatsgebieden
1. Je bereidt je opdrachten voor en organiseert je werk rekening houdend met de
agenda/programmatie van de voorstellingen en met specifieke vragen van klanten
(programmatoren en productieverantwoordelijken van 30CC, bezoekende gezelschappen,
verenigingen…) en met de afgesproken timing.
Voorbeelden van activiteiten







Je neemt tijdig contact op met de klanten (programmatoren, bezoekende gezelschappen
…) voor de concrete bespreking van de noden en bijzonderheden van een voorstelling:
 Je verzorgt vooraf technische rondleidingen en maakt hiervan een verslag;
 Je onthaalt de gezelschappen op gepaste en vriendelijke wijze bij hun aankomst;
Je brengt jezelf vooraf op de hoogte van de werkregeling en toetst bij vragen of
opmerkingen af met de toneelmeester;
Je verzamelt en checkt de nodige informatie (laadplan, zaalplan, technisch lichtplan,
technisch geluidsplan …) en materialen om je opdrachten voor te bereiden en op te
starten:
 Je bereidt je werkplek voor en legt het materiaal en gereedschap klaar;
 Je organiseert zelf of zorgt voor de transporten tussen de zalen en locaties;
 Je leest en bestudeert de plannen;
 Je anticipeert op mogelijke knelpunten of problemen en komt met een voorstel tot
oplossing;
Je zorgt ervoor dat je steeds tijdig beschikt over de nodige standaard werkmaterialen
(gereedschap, onderdelen …) en je geeft de nodige bestellingen tijdig door;
Je bepaalt en plaatst de juiste rolsteigers of ladders of gebruikt een hoogtewerker;
Je geeft tijdig aan wanneer de vooropgestelde planning in het gedrang komt en reikt zelf
een voorstel tot oplossing aan;
Je verdeelt je tijd tussen de verschillende opdrachten waar je gelijktijdig mee bezig bent.
2. Je voert zelfstandig en met de nodige precisie gespecialiseerde opdrachten uit (vervoeren,
monteren en bedienen van theatermechanica, decor, licht- en geluidsapparatuur …), rekening
houdend met (veiligheids)voorschriften, interne afspraken en afgesproken timing en/of
deadlines. Je gebruikt hiervoor de juiste tools (materialen, applicatie …).
Voorbeelden van activiteiten





Je doet (preventief) periodiek onderhoud van apparatuur (theatermechanische
onderdelen, theatertechnische materialen, pneumatische en hydraulische
decoronderdelen, licht- en geluidsapparatuur …) op basis van de
onderhoudsvoorschriften en herstelt waar nodig en mogelijk;
Je meldt niet herstelbare defecten aan apparatuur aan de toneelmeester;
Je vervoert theatertechnische apparatuur en decorstukken op een veilige en efficiënte
manier van en naar de locaties en je laadt en lost de vrachtwagen op ergonomisch
verantwoorde wijze;
Je zorgt voor de theatermechanica:
 Je bevestigt spots, geluidsonderdelen en decorstukken aan de trekken en/of vaste
ophangpunten in de goede volgorde;
 Je legt de tegengewichten in;
 Je hangt de trekken op de juiste hoogte en merkt ze;
 Je bedient de trekken tijdens de voorstelling;
 Je voert eventueel changementen uit tijdens de voorstelling;
Je zorgt voor de decormontage:
 Je bevestigt decorstukken aan de trekken of het grid;
 Je bevestigt doeken en zorgt eventueel voor het inknopen en vouwen ervan;
3





Je monteert zetstukken (praktikabels, trappen, rolwagens) en plaatst eventueel
andere decorstukken (meubilair);
Je zorgt voor de correcte opstelling, werking en bediening van licht- en geluidsapparatuur:
 Je leest het technisch lichtplan en werkt volgens de aanwijzingen ervan;
 Je plaatst de juiste spots, richt en beveiligt ze;
 Je brengt kleurenfilters en messen aan op de spots;
 Je sluit de spots aan op de dimmerkast;
 Je bedient de lichttafel;
 Je plaatst versterkers, cross-overs, luidsprekers, mengtafels, monitortafel of
randapparatuur;
 Je legt kabels van microfoons naar stage box;
 Je sluit de diverse apparatuur op elkaar aan;
 Je kiest de juiste microfoons, plaatst ze en regelt ze af;
 Je bedient mengtafel, monitortafel en apparatuur;
 Je verzorgt het cuen tijdens de voorstelling.
Je zorgt eventueel voor speciale effecten:
 Je bedient de speciale effecten (optische, mechanische, geluidseffecten,
rookeffecten…);
Je bent aanspreekpunt over je specifieke werkdomein en specialisatie;
Je zorgt dat er tijdens de voorstellingen steeds permanentie is in de regiekamer.
3. Je respecteert de veiligheidsvoorschriften en leeft de milieuvoorschriften na.
Voorbeelden van activiteiten











Je neemt een ergonomische werkhouding aan tijdens heffen en tillen;
Je gebruikt aangepaste hijswerktuigen en gereedschappen voor zware lasten;
Je draagt de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen;
Je gebruikt de beveiliging bij gebruik van machines, gereedschap …;
Je gebruikt hoogtewerkers, ladders en rolsteigers zodanig dat ze niet kunnen bewegen of
omvallen;
Je schakelt, indien nodig, de stroom van een elektrische kring uit vooraleer er
werkzaamheden aan uit te voeren;
Je legt kabels zodanig dat er niet over gestruikeld kan worden;
Je controleert de ophangingspunten op correcte bevestiging en overbelasting;
Je controleert de balans met het gewicht aan de trekken bij het inleggen van
tegengewichten;
Je reinigt al het materiaal alvorens het weg te bergen;
Je sorteert het afval volgens de richtlijnen.
4. Je houdt systematisch gegevens bij over je opdrachten om correct te rapporteren aan je
leidinggevende, je collega’s, andere stadsdiensten, klanten …
Voorbeelden van activiteiten





Je zorgt voor een verslag na elk technisch bezoek met de afspraken die gemaakt werden
(technische fiche, dagplanning…) en verwerkt dit in de daarvoor aangewezen digitale
toepassingen;
Je kijkt de technische fiches van gezelschappen na en koppelt terug indien nodig;
Je registreert correct je werktijden op uurbladen;
Je zorgt steeds ruim vooraf op de hoogte te zijn van de laatste dienstregelingen;
Je maakt een logboek op over de trekkenwandinstallatie.
4
5. Je controleert je eigen werk systematisch zodat je afgeleverde resultaat aan de
vooropgestelde verwachtingen beantwoordt.
Voorbeelden van activiteiten







Je checkt je afgeleverde werk op onnauwkeurigheden, op volledigheid en juistheid voor je
je eindproduct aflevert;
Je blijft aandachtig en nauwkeurig, ook bij repetitieve taken;
Je onderhoudt zelf je materiaal of laat het regelmatig nakijken zodat het steeds
beschikbaar is;
Bij het uitvoeren van nieuwe of gewijzigde taken en/of richtlijnen stem je af met de
toneelmeester;
Je stemt af met collega’s theatertechnici over jouw deel van het werk, van een opdracht
en je respecteert hierbij de afgesproken timing;
Je streeft naar een juiste verhouding kwaliteit versus kwantiteit in je werk;
Je bewaart te allen tijde een klantgerichte houding.
6. Je houdt je kennis binnen je eigen werkdomein op punt om een optimale dienstverlening te
garanderen en input te geven voor verbetering.
Voorbeelden van activiteiten





Je neemt actief deel aan het werkoverleg;
Je volgt de richtlijnen over (veranderende) regels of interne afspraken binnen je dienst op;
Je neemt proactief informatie over je vakgebied door, volgt opleidingen en workshops en
overlegt de implementatie van bijvoorbeeld nieuwe theatertechnieken met je collega’s
theatertechnici en de toneelmeester;
Je doet voorstellen voor optimalisatie van de werking;
Je adviseert de toneelmeester over de aankoop van specifieke materialen.
5
Competenties
Waardegebonden competenties
1. Voortdurend verbeteren (niveau I)
Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de entiteit, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen.
Toont zich leer- en aanpassingsbereid met betrekking tot de eigen functie en situatie.





Is gemotiveerd om nieuwe “leerstof” te verwerken;
Is bereid om nieuwe methodes aan te leren;
Past nieuwe afspraken over de uitvoering van de eigen taak meteen toe in de praktijk;
Vraagt om uitleg en toelichting als iets niet duidelijk is;
Geeft aan waar zich problemen in de taak voordoen en denkt mee na over oplossingen.
2. Klantgerichtheid (niveau I)
Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de legitieme behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er
adequaat op reageren.
Reageert vriendelijk, adequaat en correct op voor de hand liggende vragen van klanten.




Helpt klanten op een vriendelijke en adequate wijze voort;
Blijft beleefd bij klachten;
Onderneemt concrete acties om de problemen en klachten van klanten op te lossen;
Verleent een correcte service aan alle klanten, ongeacht hun afkomst, geslacht, handicap enz. (bv. houdt de wachttijd voor een klant minimaal, voert
stipt uit wat werd vastgelegd, levert duidelijke producten af, neemt een lagedrempelhouding aan, is beschikbaar en bereikbaar);
 Stelt zich hulpvaardig op;
 Reageert snel en gepast op vragen van klanten;
 Kiest een aangepaste aanpak gezien de mogelijkheden en beperkingen van de klant (bv. kinderen, bejaarden, zieken).
6
3. Samenwerken (niveau I)
Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van een team, entiteit of de organisatie, ook als dat
niet onmiddellijk van persoonlijk belang is.
Werkt mee en informeert anderen.





Houdt rekening met de mening van anderen;
Behandelt anderen met respect, ongeacht hun positie, achtergrond of opvattingen;
Geeft informatie en kennis door die voor anderen nuttig of belangrijk kan zijn;
Aanvaardt groepsbeslissingen;
Toont respect voor de verscheidenheid van mensen.
4. Betrouwbaarheid (niveau II)
Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels, sociale
en ethische normen (diversiteit, milieuzorg …). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid opnemen.
Brengt sociale en ethische normen in de praktijk.






Neemt de verantwoordelijkheid op zich voor zijn eigen handelen (past geen paraplupolitiek toe);
Leeft de deontologie na die eigen is aan de functie of het functieniveau;
Spreekt anderen erop aan als ze niet conform bestaande regels en afspraken handelen;
Handelt consequent: neemt in soortgelijke omstandigheden soortgelijke standpunten in of een soortgelijke houding aan;
Kan inschatten of informatie al dan niet verder kan of mag worden verspreid;
Vertoont voorbeeldgedrag rond basisregels en afspraken.
7
Graadgebonden competenties
1. Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid (niveau I)
Spreken in een taal zodat het publiek tot wie u zich richt u begrijpt.
Weet de eigen boodschap vlot en begrijpelijk te verwoorden.






Communiceert duidelijk en ‘to the point’. Legt (technische) gegevens op een begrijpelijke wijze uit;
Beperkt het gebruik van jargon;
Antwoordt doelgericht en beknopt;
Is goed verstaanbaar (volume, articulatie, tempo);
Spreekt vlot;
Ondersteunt zijn boodschap met aangepast non-verbaal gedrag.
2. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid (niveau I)
Een schrijfstijl hanteren die past bij de boodschap en de doelgroep.
Hanteert een correcte en begrijpelijke taal.




Hanteert een correcte spelling;
Hanteert een correcte grammatica;
Handhaaft de huisstijl en de afspraken hierover in zijn communicatie;
Schrijft in een toegankelijke taal ambtelijke brieven en nota’s.
8
3. Probleemanalyse (niveau I)
Een probleem duiden in zijn verbanden. Op een efficiënte wijze op zoek gaan naar aanvullende, relevante informatie.
Ziet de essentie van het probleem.





Verzamelt informatie over de achtergronden en oorzaken;
Maakt duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken bij het analyseren van een probleem;
Omschrijft duidelijk de kern van het probleem;
Verwerft een algemeen inzicht in de problematiek;
Gaat systematisch te werk bij het analyseren van een probleem.
4. Initiatief (niveau I)
Kansen onderkennen en uit eigen beweging acties voorstellen of ondernemen.
Neemt het initiatief om binnen het eigen takendomein acties te initiëren (reactief en ad hoc).





Doet eerst zelf al het mogelijke om een probleem op te lossen alvorens de hulp van anderen in te roepen;
Gaat uit zichzelf achter informatie aan;
Ziet werk liggen en gaat over tot actie;
Kan problemen die zich voordoen zelf afwerken;
Onderneemt uit eigen beweging gerichte acties om het concrete probleem op te lossen.
9
5. Nauwgezetheid (niveau II)
Taken nauwgezet en met zin voor detail volbrengen. Gepast omgaan met materialen.
Levert met oog voor detail correct werk af.





Voert repetitieve administratieve of technische taken foutloos uit;
Vult documenten en formulieren correct en zorgvuldig in;
Blijft aandachtig bij routineuze taken;
Controleert het eigen werk;
Merkt fouten en onnauwkeurigheden in de beschikbare informatie op, met het oog op het aanbrengen van correcties.
6. Organiseren (niveau I)
De benodigde acties, tijd en middelen aangeven en die elementen coördineren om de doelstellingen te bereiken conform de planning.
Organiseert het eigen werk.





Werkt onder tijdsdruk alles tijdig en correct af;
Kan op een bepaald ogenblik met oog voor de timing zijn werk afronden;
Pakt de zaken efficiënt aan;
Kan inspelen op wijzigende omstandigheden;
Ontwikkelt een aanpak die blijk geeft van doorzicht en overzicht.
10
Functiespecifieke competenties (niveau 1 tot en met 3)
1. Computervaardigheden




Outlook: beheren van agenda, vergaderbeheer, taken: niveau II.
Word: basiskennis en eenvoudige toepassingen van het tekstverwerkingsprogramma zoals algemene bewerkingen, tekstopmaak, werken met
afbeeldingen, tekeningen, tabellen en kolommen en afdrukbeheer: niveau I.
Excel: basiskennis en eenvoudige toepassingen binnen de excelomgeving; invoeren van gegevens, lay-out van het rekenblad gebruiken en
afdrukbeheer: niveau I.
Gevorderde kennis van computerapplicaties voor theatertoepassingen: Ciborg (planning), Cipal (zaalbezetting), ISIS (lichtsturing), Century
(trekkenwandinstallatie), Chamsys (belichting )…: niveau II.
2. Procedures en wetgeving


Kunnen omgaan met, verwerken en toepassen van informatie gerelateerd aan het eigen specifieke domein: lezen, interpreteren en uitvoeren van
laadplan, zaalplan, technisch lichtplan, technisch geluidsplan …: niveau II.
Basiskennis van de beschermkledij en weten wanneer ze gebruikt moet worden: veiligheidshelm, veiligheidsschoeisel, kniebescherming, oog- en
gehoorbescherming, ademhalingsbescherming, antislipschoenen, valbeveiliging: niveau I.
3. Sectorspecifieke competenties






Gevorderde kennis van elektriciteit, elektronica en mechanica in een theatercontext: niveau II.
Gevorderde kennis van het bedienen van theatertechnische apparatuur: niveau II.
Gevorderde kennis van geluidstechnieken, belichtingstechnieken, decorbouw : niveau II.
Gevorderde kennis van het vakjargon, eigen aan de theatertechnische wereld : niveau II.
Basiskennis van specifieke termen uit het vakjargon in andere talen (Frans of Engels) om professionele informatie te kunnen uitwisselen en te kunnen
samenwerken: niveau I.
Basiskennis van specifieke belastingverlagende werkhoudingen onder andere voor het tillen van gereedschap: niveau I.
11
Download