VEILIGHEIDSNOTA’S BOUWBEDRIJF VADE-MECUM van het nationaal actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf N.A.V.B. Sint-Jansstraat 4 1000 Brussel Telefoon: 02/552 05 00 Fax: 02/552 05 05 E-mail: [email protected] DRIEMAANDELIJKSE UITGAVE DECEMBER 2000 AFGIFTEKANTOOR: NAMEN bundel nummer 88 VEILIGHEID OP KLEINE BOUWPLAATSEN VOORWOORD INHOUD DE BELANGRIJKSTE OORZAKEN VAN EEN ARBEIDSONGEVAL …………………………………………………………3 ORGANISATIE VAN DE BOUWPLAATS ……………………………………4 UITGRAVINGEN ……………………………………………………………………………………………5 VAN RUWBOUW TOT AFBOUW 6 …………………………………………………… Collectieve beschermingsmiddelen ……………………………………………………………6 Persoonlijke beschermingsmiddelen …………………………………………………………7 Machines ……………………………………………………………………………………………………………8 Handgereedschap …………………………………………………………………………………………11 Arbeidsmiddelen ……………………………………………………………………………………………12 Loopbrug……………………………………………………………………………………………………12 Ladders ………………………………………………………………………………………………………12 Stellingen …………………………………………………………………………………………………13 Inhaalplatform (vliegende stelling) ………………………………………………………14 Trek- en duwschoren / schoren …………………………………………………………15 Elektriciteit ………………………………………………………………………………………………………15 Orde, netheid en verlichting ………………………………………………………………………16 Sociale voorzieningen …………………………………………………………………………………16 Dranken ……………………………………………………………………………………………………………16 Vervoer van goederen …………………………………………………………………………………16 EHBO ………………………………………………………………………………………………………………17 Brand- en explosiegevaar……………………………………………………………………………18 Schadelijke producten …………………………………………………………………………………18 Ergonomie ………………………………………………………………………………………………………20 Psychosociale aspecten ………………………………………………………………………………20 Milieu …………………………………………………………………………………………………………………20 AFGEZONDERD TEWERKGESTELDE WERKNEMERS 21 ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN 21 ………………………………………… Interne dienst voor preventie en bescherming ………………………………………21 Externe dienst voor preventie en bescherming ……………………………………22 Externe dienst voor technische controles ………………………………………………22 Dynamisch risicobeheersingssysteem ……………………………………………………22 Risicoanalyse …………………………………………………………………………………………………22 Veiligheid- gezondheid en milieuplan ………………………………………………………22 Opleiding, vorming en instructies ……………………………………………………………22 Melding van risico’s ………………………………………………………………………………………23 Hiërarchische lijn ……………………………………………………………………………………………23 Coördinatie en samenwerking ……………………………………………………………………23 Medisch onderzoek ………………………………………………………………………………………23 Administratieve verplichtingen …………………………………………………………………23 Redactiecomité : Maenhout Patrick, Peeters Eddie, Simoen Luc, Van Hove Robert 2 Op de vraag « Kleine bouwplaatsen, kleine risico’s ? » zou logischer wijze een rechtevenredig antwoord verwacht kunnen worden. Niets is echter minder waar. Naar analogie met « grotere » bouwwerken zijn de risico’s inherent aan de bouwactiviteiten bij het optrekken van vb. ééngezinswoningen met elkaar vergelijkbaar. De verschillende uitvoeringsfases van het bouwwerk zijn dezelfde doch worden soms met andere technieken en op kleinere schaal gerealiseerd. Het gebruik van andere technieken impliceert ontegensprekelijk andere risico’s die op hun beurt met aangepaste maatregelen moeten bestreden worden. Het preventiebeleid van de bouwondernemingen die « kleinere » bouwwerken optrekken zal in wezen dan ook weinig verschillen van deze van de ondernemingen die zich toeleggen op de « grotere » bouwprojecten. Deze veiligheidsnota heeft tot doel u een leidraad mee te geven over de meest voorkomende / belangrijkste risico’s en algemene aandachtspunten over wettelijke bepalingen met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk tijdens het optrekken van woningen. Wij beperken ons daarenboven hoofdzakelijk tot de aspecten veiligheid en hygiëne. De overige risicobevorderende aspecten die eveneens in het dynamisch risicobeheersingssysteem moeten worden onderzocht zoals de psychosociale belasting, de ergonomie en het leefmilieu worden kort besproken. Voor diepgaande studies met betrekking tot deze domeinen moeten wij u doorverwijzen naar specialisten ter zake (vb. experten bij externe diensten voor preventie en bescherming op de werkplaats). BELANGRIJKSTE OORZAKEN VAN EEN ARBEIDSONGEVAL Een grondig onderzoek naar de oorzaken van een arbeidsongeval zou ons te ver afleiden van de praktische kant van deze veiligheidsnota. De belangrijkste oorzaken kunnen onderverdeeld worden in twee grote groepen. Onveilige arbeidsomstandigheden - Onveilige menselijke handelingen. Eén of meerdere elementen uit beide groepen kunnen echter gelijktijdig voorkomen. Onveilige arbeidsomstandigheden Onveilige handelingen 1. Het ontbreken van veiligheidscomponenten aan een machine. 1. Het verkeerd gebruik van beschermingsuitrusting. 2. Het uitvoeren van niet toegewezen opdrachten. 2. Gebrekkige veiligheidscomponenten aan een machine. 3. Het bedienen van machines zonder toestemming. 3. Inadequate beschermingen of valse veiligheid. 4. Het niet naleven van de veiligheidsvoorschriften. 4. Te veel werknemers op eenzelfde arbeidspost, ondoordachte programmering van het werk en slechte samenstelling van de ploegen. 5. Het niet naleven van de voorgeschreven werkmethode. 6. Nalaten een risico te verhelpen of een gevaarlijke situatie te melden. 7. Het onverhoeds loskoppelen of verplaatsen van lasten. 8. Het onverhoeds op gang brengen of tot stilstand brengen van voertuigen of andere arbeidsmiddelen. 9. Het buiten dienststellen van veiligheidsvoorzieningen. 5. Gebrek aan orde en netheid. 6. Ondoeltreffende of totale afwezigheid van verlichting en / of verluchting. 7. Werkvloeren en toegangen in slechte staat. 8. Ondoeltreffende controle van het intern transport. 9. Inadequate of totaal ontbrekende signalisatie. 10. Het gebruik van materialen en uitrustingen niet bestemd voor de werkzaamheden. 10. Installaties die niet of slecht afgeschermd zijn. 11. Overbelasting van toestellen. 11. Gevaarlijke werkmethodes en /of -procedures. 12. Ontbreken van veiligheidsvoorschriften. 12. Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan toestellen in werking. 13. Gebruik van niet passend gereedschap of uitrustingen of diezelfde in slechte staat. 13. Uitvoeren van de taken tegen een niet gepast ritme en snelheid. 14. Ontbreken van collectieve beschermingsmiddelen. 14. Het gooien van materialen in plaats van doorgeven of aanreiken. 15. Ontbreken van persoonlijke beschermingsmiddelen. 16. Gebruik van niet aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen. 17. Ondoeltreffend gebruik of gebruik van ladders in slechte staat. 18. Gebrekkige stapeling van materialen. 19. Gebruik van stellingen in slechte staat. Verkeerd gebruik van de stelling. 20. Aanwezigheid van gevaarlijke (werk)vloeren en grond. openingen in 22. Geen bescherming tegen vallende voorwerpen. 23. Sleuven en taluds zonder bescherming of signalisatie. beschoeiing, 16. Zich begeven onder hangende lasten. 17. Geen aandacht schenken aan veiligheidssignalisatie. 18. Onaangepast gedrag (iemand verstrooien, iemand doen schrikken, te speels, enz..). 19. Gebruik van alcoholische dranken of verdovende middelen. 20. Overschatten van eigen fysische mogelijkheden. 21. Aanwezigheid van gevaarlijke openingen in de muren en wanden. 24. Ontbreken van beschoeiing. 15. Het besturen van voertuigen op de werf tegen onveilige snelheden. niet 21. Te trage of overhaaste reacties. 22. Verstrooid werken. 23. Overmoed of het verzuimen van de veiligheidsvoorschriften. aangepaste 25. Ontbreken van de aarding. 26. Gebrek aan elektrische isolatie. 27. Genaakbare elektrische bedradingen en / of aansluitingen. 3 ORGANISATIE VAN DE BOUWPLAATS Preventie op de bouwplaats start reeds bij het inrichten van de bouwplaats zelf. Een weloverwogen studie hierover laat reeds toe de werken in alle veiligheid te starten. Om te vermijden dat een kraan verplaatst moet worden is het van belang deze onmiddellijk op de meest efficiënte plaats op te stellen rekening houdend met de volgende aandachtspunten : • opstelling op een stabiele en stevige ondergrond (eventueel fundering of grondstabilisatie voorzien), • wielen los van de bodem, • op veilige afstand van de rand van de bouwput, sleuven of andere uitgravingen, • opgepast voor eventuele luchtleidingen (hoogspanningskabels) : risico voor overslag ➞ neem contact op met de nutsmaatschappij voor het (verplicht) isoleren van de leiding(en). • vermijd een mogelijk contact met de giek van een andere bouwkraan of gebouwen in de onmiddellijke omgeving, • windvrije opstelling • rondom de kraan moet steeds een vrije en veilige doorgang gewaarborgd blijven. De volgende checklist kan u hierbij reeds een heel eind op weg helpen : JA • Is de bouwplaats voldoende afgebakend (hekwerk) ? • Is de afbakening voorzien van de nodige signalisatie (verboden toegang voor onbevoegden, verplichte helmdracht, dragen van veiligheidsschoenen, gebruik lasertoestel, geldende snelheidsbeperkingen, verlichting,…) • Zijn er voldoende toegangswegen ? • Zijn de toegangswegen toegankelijk (voldoende weerstandbiedend) voor rollend materieel ? • Zijn de toegangswegen vrij van elke vorm van belemmering (materialen, materieel, ijs, modder, water,…) ? • Zijn de doorgangen voldoende breed ? • Werd de passende signalisatie (signalisatieborden, -verlichting, noodvoetpad,…) geplaatst bij de gedeeltelijke of gehele inname van de openbare weg ? • Werd hiervoor de toestemming gevraagd aan de politiediensten ? • Werd er een signalisatieplan opgesteld (samen met politie) ? • Werd er ruimte voorzien voor de inplanting van de sociale voorzieningen (refter, kleedruimte, wasgelegenheid en toiletten) ? • Beantwoorden de sociale voorzieningen aan de voorschriften van de CAO 05.01.’84 ? • Werd de elektrische installatie (verdeelbord, stroomgenerator,..) oordeelkundig ingeplant ? • Is er een opslagplaats voorzien voor bouwmaterialen (baddingen, stellingmaterieel, palletten, wapeningsnetten, gevaarlijke producten, gasflessen, trek- en duwschoren, enz…) ? • Werd een standplaats voorzien voor het rollend materieel ? • Werd een plaats voorzien voor de afvalcontainer(s) en / of puinzakken ? Het maken van een open vuur is verboden ! • Werd er goed nagedacht over de opstellingsplaats van de kraan, de mortelmolen, silo(‘s), en zaagmachine(s) ? 4 NEEN UITGRAVINGEN Vooraleer de uitgravingswerken aan te vangen is het aangewezen bij de overheid de nodige liggingsplannen van eventuele ondergrondse nutsleidingen (elektriciteit, telefoon, gas, water en militaire leidingen) op te vragen, de aanwezige leidingen op hun juiste ligging te detecteren en ze te signaleren. De specifieke risico’s die hiermee kunnen gepaard gaan zijn : het beschadigen, breken en doortrekken van of in aanraking komen met ondergrondse en bovengrondse leidingen met eventueel brand en / of elektrocutie tot gevolg. Het is niet denkbeeldig dat een graafmachine of een vrachtwagen met opgeheven laadbak in contact komt met luchtleidingen. Elektrocutie en brandgevaar zijn mogelijke risico’s. Respecteer de veiligheidsafstand. Nieuwere toestellen zijn reeds uitgerust met een bewegingsbegrenzer. Omzichtigheid blijft echter geboden. Voor het isoleren van luchtleidingen moet beroep gedaan worden op de diensten van de elektriciteitsmaatschappij. Het is ten zeerste afgeraden binnen het draaibereik van een graafmachine post te vatten. Indien de omstandigheden dit toch vereisen moet de veiligheidshelm gedragen worden gelet het risico voor stoten en/of vallende voorwerpen. De graafmachine moet zich steeds op een veilige afstand van de bouwputrand verplaatsen om kantelen te voorkomen. Naargelang de ligging van het bouwterrein, de soort en constitutie van de grond moet men, bij het uitgraven van de bouwput, steeds rekening houden met het risico voor instorting van de bouwputwand(en). Het uitgraven onder een veilige hellingshoek verkleint de kans op instortingen. Indien nodig zal men de bouwputwanden moeten bedekken met plastiekfolie om afkalven te voorkomen bij langdurige en hevige regenbuien. Wanneer het onmogelijk blijkt onder een veilige hellingshoek uit te graven moet een adequaat beschoeiingssysteem geplaatst worden. De bovenste rand van het beschoeiingssysteem steekt minstens 15 cm uit boven het maaiveld om vallen van voorwerpen in de uitgraving te voorkomen. Trillingen ingevolge het doorgaand verkeer op de rijweg langs dewelke het bouwterrein zich bevindt beïnvloeden eveneens het risico voor instortingen. Bij de aanwezigheid van belendende gebouwen zal een onderschoeiingstechniek zich vaak opdringen. Een studie met betrekking tot de stabiliteit van de eventueel belendende gebouwen is dan ook onontbeerlijk. Indien nodig moeten stutten geplaatst worden. Om een veilige toegang tot en eventuele vlotte evacuatie uit de bouwput te kunnen verzekeren moet een voldoende aantal ladders geplaatst worden. Hou er rekening mee dat voor een veilige overstap de ladder minstens één meter moet uitsteken boven de bouwputrand. De bouwput op zich moet afgeschermd worden met stevige leuningen en een kantlijst van minimum 15 cm hoogte om vallen te voorkomen 5 VAN RUWBOUW TOT AFBOUW COLLECTIEVE BESCHERMINGSMIDDELEN Tijdens de verschillende fases van de ruwbouw tot en met de afbouw van een woning loert voortdurend het risico voor vallen van personen en voorwerpen. De meest doeltreffende bescherming tegen dit risico zijn de collectieve beschermingsmiddelen die na een weloverwogen studie geïntegreerd kunnen worden tijdens elke opbouwfase. Het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming) stipuleert dat elk werk- of loopvlak vanaf een hoogte van 2m moet afgeschermd worden met : - hetzij leuningen met tussenleuningen en kantlijst die aan de vloer aansluit; - hetzij volle of uit bestaande panelen; traliewerk - hetzij elke andere inrichting die een gelijkwaardige veiligheid biedt (bv. veiligheidsnetten). Deze collectieve beschermingsmiddelen (CBM) mogen enkel onderbroken worden op de toegangsplaats tot een ladder. Het systeem dat het gemakkelijkst en in de meeste gevallen toepasbaar is zijn de dubbele leuningen waarvan de bovenlat zich bevindt op 1m tot 1,20 m hoogte boven de werk- of loopvlakken, een tussenlat aangebracht op 40 à 50cm boven het werk- of loopvlak en een kantlijst van ten minste 15 cm hoog. Voor elk type van valrisico is er een aangepast leuningssysteem op de markt te verkrijgen. Creatieve aannemers ontwerpen en construeren soms hun eigen leuningssysteem. Het gevaar schuilt hierin dat men de kans loopt een valse veiligheid aan te brengen indien het leuningssysteem niet voldoende weerstand biedt om een val van een persoon op te vangen. De dikte van de leuningplanken varieert naar gelang de te overspannen afstand tussen de leuninghouders. 6 Indien, en enkel en alleen indien, het onmogelijk blijkt CBM te plaatsen mag overgestapt worden op individuele valbeveiliging (antivalharnas). Let op, een antivalharnas moet jaarlijks en na elke val aan een controle onderworpen worden. Dergelijke keuring wordt uitgevoerd door een erkende dienst voor technische controles op de werkplaatsen. Voorzie een voldoende stevig verankeringspunt. Collectieve beschermingsmiddelen die voor het uitvoeren van bepaalde werken tijdelijk (kortstondig) moeten weggenomen worden, worden nadien onmiddellijk teruggeplaatst. Dit moet een uitzondering blijven ! Het risico voor vallen doet zich voor in, op en bij : • De bouwput • De kelderverdieping • Eerste (en eventueel tweede) verdieping. • Gevaarlijke openingen in vloeren (vb. trapgat, toegang tot de kelder) en muren (vb. raamopeningen). • Dakconstructie. • Gebruik van stellingen (vb. schragenstelling). • Gebruik van een loopbrug. • Gebruik van een inhaalplatform (vliegende stelling). • De aanwezigheid van trappen. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Alle persoonlijke beschermingsmiddelen die op de Europese markt in omloop gebracht worden moeten van een CE-keurmerk voorzien zijn. Elk type is ontworpen voor het gebruik in specifieke omstandigheden en voor het uitvoeren van specifieke taken. Het is derhalve van groot belang geen verandering aan te brengen aan de oorspronkelijke eigenschappen van een persoonlijk beschermingsmiddel. Bij de aankoop moet elk persoonlijk beschermingsmiddel vergezeld zijn van : 1. Gebruiksinstructies. 2. Instructies m.b.t. het reinigen, onderhouden en bewaren. 3. Mogelijk te gebruiken toebehoren. 4. Onderhoudsvoorschriften uiterste gebruiksdatum. en De instructies zijn opgesteld in de taal van de gebruiker. Bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen van complexe aard zoals vb. een antivalharnas moeten vergezeld zijn van een EG-conformiteitsverslag. De fabrikanten dachten hierbij eveneens aan het comfort van de gebruiker. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden derhalve in allerlei kleuren, maten en gewichten op de markt aangeboden. Hoofdbescherming Ons hoofd is het belangrijkste lichaamsdeel dat doeltreffend beschermd moet worden. Het meest doeltreffende beschermingsmiddel tegen dergelijke risico’s is de veiligheidshelm. De veiligheidshelm moet verplicht gedragen worden in de volgende omstandigheden : • bij het risico voor het stoten van het hoofd en risico voor vallende voorwerpen : • uitvoeren van werkzaamheden op stellingen en werkvloeren met hoger gelegen verdiepingen. • bij de montage en demontage van een kraan. • activiteiten onder kraan in werking. • binnen het draaibereik van een graafkraan. • bij de opbouw en gebruik van een (materiaal)lift. • tijdens afbraakwerken. • tijdens bekistings- en ontkistingswerken. • het werken in putten, sleuven en inspectieruimten. • plaatsen van beglazing. oplopen. De wetgever voorziet dan ook het verplicht gebruik van gehoorbescherming vanaf een lawaainiveau van 90 dB(A). Hiervoor zijn verschillende types bescherming op de markt, bijvoorbeeld : Oordopjes Oorkappen Gelaatsbescherming Het gebruik van allerlei handgereedschap tijdens de ruw- en afbouwwerken brengen risico’s voor ogen en gelaat met zich mee. Wegspringende deeltjes of stralingen kunnen ernstige letsels aan de huid en ogen veroorzaken. Denken we maar aan het hanteren van een slijpschijf, (pneumatische) hamer, afkortzaag, steenzaagmachine, laswerken (gevaarlijke stralingen, rookgassen), stofvorming, enz. Elk type van bescherming moet weerom gebruikt worden in specifieke arbeidsomstandigheden. We onderscheiden de veiligheidsbril, stofbril, lasmasker, gelaatsbescherming al dan niet gemonteerd op de veiligheidshelm. Gehoorbescherming Bij het gebruik van bepaalde arbeidsmiddelen of het uitvoeren van werken in bepaalde arbeidsomstandigheden kan ons gehoor ernstige (onherstelbare) schade Ademhalingsbescherming Rookgassen (laswerken, dichtingswerken met brander, asfalteringswerken), stofvorming (gebruik van producten in poedervorm), gebruik van gevaarlijke producten die allerlei giftige dampen afgeven (verven, harsen, lijmen, enz.) vormen een ernstig risico voor onze luchtwegen. De markt biedt voor elk type van risico een passend masker aan. Het is evenwel ten zeerste aan te raden de nodige informatie in te winnen bij de arbeidsgeneesheer alvorens over te gaan tot de aankoop ervan. Voetbescherming Afhankelijk van de risico’s moeten de voeten beschermd worden met passend veiligheidsschoeisel (veiligheidsschoenen, -laarzen). Deze risico’s kunnen bestaan uit knellen, stoten, vallende voor7 werpen, gevolgen van klimatologische omstandigheden (regen, modder, gladheid, enz.), indringing van scherpe voorwerpen (vb. nagels), elektrische ontladingen, asfalteringswerken, enz. Het dragen van veiligheidsschoeisel is steeds verplicht. Elk type veiligheidsschoeisel werd ontworpen voor specifieke doeleinden. Informeert u ! Handbescherming Onze handen moeten beschermd worden tegen twee vormen van risico’s : • Contact met gevaarlijke (agressieve) producten (cement, beton, additieven, verven, harsen, lijmen, enz.) en warmtebronnen : • Risico’s van mechanische aard (stoten, knellen, snijwonden, mogelijke amputatie, enz.) : - metsel- en betonwerken, - stukadoorwerken, - schilderwerken, - werken met bitumen (dakdichtingswerken), - laswerken, - plaatsen van beglazing, - asfalteringswerken. Persoonlijke valbeveiliging Daar waar het niet mogelijk blijkt een val te voorkomen door het plaatsen van collectieve beschermingsmiddelen moet overgestapt worden naar het gebruik van persoonlijke valbeveiliging meer bepaald het antivalharnas. Beschermingskledij - Laswerken Elke werknemer die bouwactiviteiten (in de breedste betekenis van het woord) uitoefent moet aangepaste werkkledij dragen. Deze wordt kosteloos door de werkgever ter beschikking gesteld, onderhouden, hersteld en ten gepaste tijde vervangen. Bepaalde arbeidsomstandigheden vereisen het dragen van specifieke arbeidskledij : - Plaatsen van beglazing - Asfalteringswerken - Werken bij ongunstige klimatologische omstandigheden (regen, koude, wind, tocht, enz.) - Werken langs openbare wegen (beperkte zichtbaarheid van de weggebruiker) ⇒ signaalkledij MACHINES Bouwplaatsmachines zijn arbeidsmiddelen met een specifieke graad van complexiteit en typische eigenschappen om welbepaalde handelingen uit te voeren. Dit kunnen vaste installaties zijn hetzij elektrisch aangedreven, hetzij aangedreven d.m.v. brandstof of mobiele machines op wielen of rupsbanden. De risico’s verbonden aan het gebruik van machines kunnen opgesplitst worden in de volgende vier groepen : 8 1.1. risico’s te wijten aan het toestel zelf : slecht functioneren van de machine, gebrek aan onderhoud, enz… 1.2. risico’s te wijten aan de bediener van het toestel : gebrek aan opleiding, onervaren, onvoldoende instructies, geen verantwoordelijkheidszin, enz. 1.3. risico’s ingevolge een ontoereikende werforganisatie : gebrek aan instructies en preventievoorschriften met betrekking tot de snelheid, de te volgen routes, signalisatie, enz. 1.4. risico’s te wijten aan omgevingsfactoren : slechte zichtbaarheid te wijten aan klimatologische omstandigheden, staat van het terrein, de aanwezigheid van ondergrondse en/ of bovengrondse nutsleidingen, enz. Rollend materieel Het aanrijden of omverrijden van personen en het kantelen van de machine zelf zijn de bijzonderste risico’s verbonden aan het gebruik van grondverzetmachines (graafkraan, wiellader, asfalteermachine, wals). Om ongevallen te voorkomen ingevolge het achteruitrijden met een machine moeten passende organisatorische maatregelen genomen worden. Een aantal bouwplaatsmachines (bv. laders en trekkers op wielen of rupsen) moeten uitgerust zijn met een inrichting (kooi) tegen vallende voorwerpen (FOPS - Falling Objects Protection System) en een kantelbeveiliging (ROPS - Rolling Over Protection System). Het is verboden personen te vervoeren met machines die hiervoor niet ontworpen werden (vb. in de laadbak). Wanneer een graafmachine als heftoestel wordt gebruikt (vb. plaatsen van rioleringsbuizen) moet er aan de machine een vaste haak met veiligheidsklep voorzien worden. Het toestel wordt dan als heftoestel beschouwd en moet hiervoor door een erkende externe dienst voor technische controles op de werkplaatsen in dienst gesteld, jaarlijks en driemaandelijks gekeurd worden. Dit geldt eveneens voor de bijhorende hijstoebehoren. Wanneer een bouwplaatsmachinist zich op de openbare weg begeeft moet hij zich houden aan de verkeersreglementen (snelheidsbeperkingen, brandblusser, verbanddoos, gevarendriehoek, aangepast rijbewijs, enz.). Bij nivelleringswerken wordt nog veel gebruik gemaakt van een schop. Het plaatsen van boordstenen gebeurt nog dikwijls manueel. Deze handelingen vragen een niet te onderschatten inspanning van het menselijk lichaam. Een ergonomische uitvoeringsmethode en de aangepaste middelen zijn hier dan ook ten zeerste aangewezen. Heftoestellen De meest frequent gebruikte heftoestellen op een bouwplaats zijn torenkranen, mobiele kranen, snel monteerbare kranen, de hijslier en de • Indienststelling en periodieke keuring (jaarlijks en driemaandelijks) door een erkende externe dienst voor technische controles op de werkplaatsen. • Keuringsattesten (of kopie) ter inzage houden op de bouwplaats. • Passend gevolg geven aan de opmerkingen vermeld op het keuringsverslag binnen de kortst mogelijke tijd. • Bovenvernoemde voorschriften zijn eveneens van toepassing op alle heftoebehoren (kettingen, hijsbanden, bakken en manden, betonkubels, palletvorken, evenaars, enz.). Hijstoebehoren moeten gekenmerkt zijn met de naam van de fabrikant, de maximum toegelaten belasting, een serienummer en datum van fabricage. Dit alles wordt in een register bijgehouden. • Regelmatige visuele controle op de staat van de hijstoebehoren. • Stabiele opstelling van het heftoestel. Verankering indien nodig (hijslier). • Haken uitgerust met een veiligheidspal (-klep). • De bediener van het heftoestel moet een passende opleiding (eigenschappen van het heftoestel) genoten hebben. Hij is een persoon met grote verantwoordelijkheidszin. • Hij bevindt zich op een veilige plaats waar hij steeds voldoende zicht heeft op de te verplaatsen last en de plaats waar de last neergezet moet worden. • Bij onvoldoende zicht over de last wordt de bediener bijgestaan door een medewerker die door middel van conventionele tekens de last naar de eindbestemming helpt begeleiden. Een passende opleiding is hiervoor eveneens een noodzaak. • Bij het gebruik van afstandsbediening mag de (kraan)bediener niet zelf de lasten aanpikken. • De last wordt op stabiele en stevige wijze omvat met de hijstoebehoren (banden, kettingen, evenaar, enz). De hiermee belaste persoon verwijdert zich tijdig van de last vooraleer de hijsbeweging op gang komt. • De werknemers die de last in ontvangst nemen stellen zich zodanig op dat zij niet door de last gekneld of omvergeduwd kunnen worden. Zij wachten tot de last volledig in rust staat vooraleer deze af te pikken. • Het aan- en afpikken vanop een vrachtwagen vraagt eveneens een veilige en stabiele opstelling van hij/zij aan wie deze opdracht toevertrouwd werd. • Het hijstoebehoren enkel gebruiken waartoe het ontworpen werd. Niet overbelasten of overladen (bakken of manden). • Dragen van de veiligheidshelm. • Het vervoer van personen (personenmand) is enkel toegelaten onder strikte voorwaarden. • Geen personen vervoeren met materiaalliften. De lift voorzien van een pictogram « Vervoer personen verboden ». Het laadplatform dient van collectieve beschermingsmiddelen voorzien te worden. • Niemand mag zich onder de last van een heftoestel bevinden of begeven. • De zone aan de voet van het heftoestel (kraan en materiaallift) moet afgebakend worden (knellen, pletten van personen). 9 materiaallift, vacuümhefapparaat voor plaatsen van beglazing. Het gebruik van heftoestellen impliceert specifieke risico’s. De volgende preventiemaatregelen / adviezen moeten hierbij in acht genomen worden : Risico’s Preventiemaatregelen 1. Vuur vatten 1. Gebruik door opgeleid en bevoegd personeel. Niet roken, geen vonken. 2. Veilige afstand bewaren, snelheidsbeperking respecteren. 3. Enkel werken op plaatsen in zicht van de bestuurder, machine uitrusten met optisch of geluidsignaal. 4. Zich niet onder de last begeven. 5. Voldoende afstand tot uitgraving, ROPS-beveiliging. 6. Zich niet opstellen achter een machine of voertuig. 7. Persoonlijke beschermingmiddelen. 8. Post vatten achter de uitlaatbuis van machine of voertuig te vermijden. 2. Botsing 3. Aanrijding persoon 4. 5. 6. 7. 8 Val van materialen Kantelen van machines Knellen van personen Stof, lawaai, trillingen Intoxicatie Mortelmolen Risico’s ontstaan ingevolge : • • • • • Onstabiele opstelling van de molen Onafgeschermde draaiende onderdelen (drijfwerk) Wanordelijke toestand rondom de molen Bedieningsorganen niet binnen handbereik Beschadigde elektrische uitrusting Vrachtwagens met stortbeton / spuitbeton Naast het risico voor botsen, kantelen en omverrijden van personen onderscheiden wij nog de volgende risico’s: • Loszittende elementen van de betongeleider. • Manueel begeleiden van de geleider bij het langzaam vooruitrijden van de vrachtwagen. • Mogelijke slingerbewegingen van de betonspuitslang vooral bij bochten in, en verbindingsstukken aan de slang. • Loskomen van een onderdeel of barsten van een bepaald deel van de slang bij verstopping ingevolge de hoge druk bij het verspuiten. • Zich nooit opstellen vóór de spuitmond. De cirkelzaag De cirkelzaag moet met alle omzichtigheid bediend worden gezien het zeer groot risico voor ernstige ver10 ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ val van de molen. kwetsuren aan ledematen (amputatie). vallen en struikelen. onvrijwillig opstarten. elektrocutie. wondingen (snijwonden, amputatie van vingers en/of handen). De vol- gende preventiemaatregelen moeten strikt nageleefd worden : • Bediening door opgeleid en bekwaam personeel. • Een beschermkap aan boven- en onderzijde van het zaagblad. • Zaagblad aangepast aan - en afgesteld op het te verzagen materiaal en de machine. • Goede staat van het zaagblad (geen scheuren noch afgebroken tanden). • Exact afgesteld spouwmes. • Duwhout ter beschikking. • Te verzagen hout is vrij van nagels en cement. • Reglementaire elektrische uitrusting en bediening. • Dragen van nauwsluitende werkkledij (vooral de mouwen). • Dragen van veiligheidsbril (wegvliegende deeltjes). • Dragen van veiligheidshelm (wegvliegende deeltjes). • Orde en netheid rondom de machine (struikelgevaar, gevaar voor brand). • Minimumspanningsschakelaar binnen handbereik. Steenzaagmachine De preventiemaatregelen van toepassing bij het gebruik van een cirkelzaag zijn hier eveneens van toepassing. Er moet evenwel rekening gehouden worden met de mogelijke stofontwikkeling. Het materiaal kan nat gemaakt worden voor het verzagen of er kan gebruik gemaakt worden van een toestel voor het nat verzagen (waterverneveling) van het ceramisch materiaal dat het risico voor stofvorming gevoelig vermindert. Dit geniet de voorkeur boven het dragen van een stofmasker. De volgende algemene preventiemaatregelen zijn van toepassing op het gebruik van alle handgereedschap : • Gebruik enkel gereedschap met een CE-keurmerk. • Handleiding en instructies in de taal van de gebruiker. • Gebruik door bevoegd en opgeleid personeel. • Gebruik het gereedschap waarvoor het ontworpen werd. • Regelmatig nazicht op de staat. • Het gereedschap in perfecte staat onderhouden. • Het onderhoud enkel laten uitvoeren door een bekwaam/ bevoegd vakman. HANDGEREEDSCHAP Het handgereedschap kan onderverdeeld worden in drie grote groepen, zijnde : • Elektrisch handgereedschap (boormachine, slijp-/schijfmachine, breekhamer,…). • Pneumatisch handgereedschap (nagelpistool, breekhamer,…). • Manueel te hanteren gereedschap (hamer, moker, beitel, schroevendraaier, tang, schop, zuiger voor beglazing, enz…). • Het gereedschap niet forceren of overbelasten. • Het gereedschap niet laten rondslingeren. Na gebruik steeds opbergen. Specifiek naar elke groep apart gelden de volgende aanbevelingen : Elektrisch handgereedschap Belangrijkste risico’s Preventiemaatregelen • Elektrocutie • • • • • • • • • • • • Breuk van boor Breuk van slijpschijf Wegslingerende deeltjes door boor- of slijpwerk Stofvorming (boren en slijpen) Gebruik van dubbel geïsoleerde toestellen ➞ niet aarden ! Bijzondere aandacht voor de staat van de voedingskabel. Aansluiting d.m.v. een stekker ➞ niet rechtstreeks met de bedrading zelf ! Bij werkonderbreking de stekker uit het stopcontact verwijderen. Dragen van veiligheidsbril Dragen van veiligheidshandschoenen Dragen van (katoenen) werkkledij die het gehele lichaam beschermt. Dragen van een aangepast stofmasker. Pneumatisch handgereedschap Nagelpistool / Schiethamer Belangrijkste risico’s Preventiemaatregelen • Wegslingerende deeltjes van het te nagelen materiaal. • Ongewenst schot bij het laden of onbewaakt achterlaten van het pistool. • Volledige doorboring van het te nagelen materiaal door het gebruik van te zware patronen / nagels met risico voor andere medewerkers. • Het buitenwerking stellen van de veiligheidscomponenten. • Het speels gebruiken van het pistool. • Losschieten van de drukslang. • Enkel te gebruiken door bevoegd en voldoende opgeleid personeel met een minimum leeftijd van 18 jaar. • Stabiele en beschermde werkpost voor de bediener. • Dragen van een aangepaste veiligheidsbril en veiligheidshelm • Zich ervan vergewissen dat niemand zich in de schietzone bevindt. • Nooit de veiligheidsvoorzieningen verwijderen. • Bij herladen of reinigen het pistool naar de grond richten. • Patronen / nagels aangepast aan het werk en het te nagelen materiaal. • Het pistool nooit onbewaakt achterlaten. • Het pistool opbergen in zijn koffer. De koffer afsluiten. • Nooit richten naar personen ! • Koppelstukken correct en stevig aan elkaar bevestigen. • Luchttoevoer afsluiten vóór ontkoppelen. 11 Breekhamer Belangrijkste risico’s Preventiemaatregelen • • • • • • • • • • • • • Losschieten van de drukslang. Wegslingerende deeltjes. Stofontwikkeling. Trillingen. Lawaaioverlast. Overbelasting van lichaamsdelen. Koppelstukken correct en stevig aan elkaar bevestigen. Luchttoevoer afsluiten vóór ontkoppelen. Dragen van een aangepaste veiligheidsbril, -schoenen. Dragen van een stofmasker. Dragen van trillingswerende handschoenen. Dragen van gehoorbescherming. Regelmatige korte rustpauzes om overbelasting van lichaamsdelen te voorkomen. Manueel gereedschap Belangrijkste risico’s Preventiemaatregelen • Kneuzingen, snijwonden en pletwonden ingevolge het incorrect hanteren. • Het correct hanteren en vasthouden van het gereedschap. • Dragen van veiligheidsbril, -handschoenen, -schoenen, -laarzen en helm wanneer de omstandigheden het vereisen. • Bramen regelmatig verwijderen. • Gebruik van gereedschap aangepast aan het uit te voeren werk. • Bramen aan beitels. • Ondoeltreffend gebruik van het gereedschap (verzuimen om gepast gereedschap te gaan halen). • Het gebruik van gereedschap in slechte staat. • Te veel gereedschap met de handen dragen. • Elektrocutie ingevolge het niet gebruiken van geïsoleerd gereedschap. • • • • Nazien of de steel nog stevig vastzit. Regelmatig nazicht van de staat van het gereedschap. Gebruik van gereedschapsriem of -koffertje. Nazien of de isolatie rond de steel nog intact is. ARBEIDSMIDDELEN Een aantal hulpmiddelen zijn onontbeerlijk om de uitvoering van de werken mogelijk te maken. De meest voorkomende zijn : • loopbruggen • ladders • stellingen • stelling op ladderklampen • inhaalplatformen (vliegende stellingen) • trek- en duwschoren Het gebruik van deze hulpmiddelen brengt een reeks belangrijke risico’s met zich mee veroorzaakt door een of meerdere van de volgende factoren : • Gebreken bij het ontwerp of fabricatie van het hulpmiddel • Incorrecte opbouw / opstelling van het hulpmiddel • Onvoorzichtigheid bij het gebruik van het hulpmiddel Ernstige arbeidsongevallen tot arbeidsongevallen met dodelijke afloop waren niet zelden het gevolg hiervan. In de meeste gevallen ingevolge een valpartij. 12 De loopbrug Ladders Onder een loopbrug verstaat men een platform dat twee werkplatformen met elkaar verbindt die zich al dan niet op een verschillende niveau bevinden. Het hoofdrisico hieraan verbonden is uiteraard het risico voor vallen die bij het naleven van de volgende preventiemaatregelen tot een minimum kan herleid worden. Een ladder wordt in principe enkel gebruikt als toegangsmiddel behoudens een aantal uitzonderingen (vb. ladder in spreidstand, ladder als steunelement voor stelling op ladderklampen). Bij gebruik van trapladders moet voorkeur gegeven worden aan types van industriële makelij boven de huishoudelijke exemplaren. In het geval dat houten ladders gebruikt worden moeten zij minstens aan de volgende vereisten beantwoorden : - De bomen bestaan uit één stuk. De sporten zijn stevig vervaardigd in de bomen en vertonen geen speling. - In het hout van de bomen en sporten zitten geen knopen. - Het hout (bomen en sporten) is van goede kwaliteit en vertoont noch scheuren, noch barsten of splinters. - Houten ladders mogen niet met een dekkende verf beschilderd zijn (onzichtbare verborgen gebreken). Vernissen is toegelaten. - De loopbrug moet voldoende breed zijn (minimum 50 cm). - Valbeveiliging d.m.v. dubbele leuningen met plint. - Zowel de toegang tot de loopbrug als de loopbrug zelf is vrij van elke vorm van belemmering (vb. bouwafval, rondslingerend materiaal). - Voorkomen dat het loopvlak van de brug glad is (vb. winterperiode). - Indien van toepassing een aparte of afgebakende toegangszone voor voertuigen en werknemers. De voornaamste preventiemaatregelen kunnen als volgt omschreven worden met betrekking tot : De opstelling van de ladder Het gebruik van de ladder • Opstelling onder een hellingshoek van ongeveer 70°- 75°. • De ladder steekt minstens één meter uit boven het te betreden werkvlak (geen broze of onstabiele ondervullingen gebruiken om de gewenste lengte te bekomen !). • Bovenste steunpunt tegen een vast en effen steunvlak. • Laddervoet voorzien van antislipuitrusting of stevig geblokkeerd om verschuiving te voorkomen. Eventueel voorzien van stabilisatoren. • De ladder wordt opgesteld op een stabiel, vast en effen oppervlak. • Ladders met meer dan 25 sporten worden bovenaan stevig vastgelegd. • Vermijdt het gebruik van ladders om grote hoogtes te overbruggen. Een stelling / trappentoren zijn hiervoor perfecte alternatieven. • Gebruik nooit een ladder voor het uitvoeren van werken, enkel als toegangsmiddel. • Een ladder mag nooit door twee personen te gelijker tijd gebruikt worden. • Het bestijgen en afdalen van de ladder gebeurt met het gezicht naar de ladder toe. • Beide handen zijn vrij om zich aan de ladder vast te houden. • Klein handgereedschap bevindt zich aan de gereedschapsriem of in een gereedschapskoffertje met draagriem. • Gebruik enkel ladders in goede staat. Ladders die gebreken vertonen of waaraan sporten ontbreken moeten buiten dienst gesteld worden. • De bomen en sporten worden steeds vrij gehouden van modder, vetten, enz. • Een veilige afstand moet bewaard worden bij gebruik van metalen ladders in de omgeving van elektrische spanningsvelden. Gebruik geïsoleerde ladders of ladders uit niet geleidend materiaal. • Gebruik nooit een ladder als basis voor een loopbrug of als stellingvloer. • Berg de ladders op in een droge ruimte. • Een bevoegd persoon controleert regelmatig de staat van de ladders. - Gebruik nooit de laatste sport als steunpunt. - Om bijvoorbeeld schilderwerken uit te voeren aan plafonds of om installaties te monteren schakelt men het best over op het gebruik van een stelling. • Bij een volledig uitgezette schuifladder moeten de verschillende Alhoewel een stelling één van de meest doeltreffende hulpmiddelen is bij bouwwerkzaamheden gaat het gebruik ervan soms gepaard met ernstige arbeidsongevallen. Preventiemaatregelen • Vallen bij het betreden of verlaten van de stelling. • Opbouw volgens de voorschriften van de constructeur. • Opbouw door bevoegde personen (ervaren en voldoende opgeleid). • Regelmatig nazicht door een bevoegd persoon. • Indien geen toegang eigen aan de stelling, ladder(s) als toegangsmiddel voorzien. • Gebruik van de juiste stelling (klasse) voor de uit te voeren werken. • Opstelling op stabiele, effen en voldoende weerstandbiedende ondergrond. Niet ondervullen met broos materiaal ! • Alle werkvloeren, hoger dan twee meter, uitrusten met dubbele leuningen en plint. • Werkvloeren niet overbelasten. • Vanaf een hoogte van drie meter de stelling regelmatig en stevig verankeren aan vaste delen van het bouwwerk. Ook wanneer de hoogte van de stelling 3x de kleinste basis van de stelling overschrijdt. • Afstand van de stellingvloer tot het bouwwerk beperken tot maximum 30 cm, zoniet dubbele leuningen met plint plaatsen en een reglementaire loopbrug voorzien om een veilige overstap naar het bouwwerk te kunnen verzekeren. • Minimumbreedte van de stellingvloer bedraagt 60 cm. • Stellingen met zeildoek (gevelherstellingswerken) moeten hiervoor berekend zijn. • Elke tekortkoming wordt onmiddellijk aan de hiërarchische meerdere gemeld. • Voldoende afstand bewaren, spanningsveld laten isoleren. • Eventueel de stelling aarden. • Instorten van de stelling. • Vallen van voorwerpen, stellingplanken, gereedschap, materialen, enz. - Zijn verbonden door middel van uitspreidingsstaven, touwen met voldoende doorsnede of kettingen. - Bovenaan zijn zij uitgerust met een voorziening dat loskomen onmogelijk maakt. - Het is niet toegelaten van de ene ladder naar de andere over te stappen via het bovenste gedeelte. Stellingen (algemeen) Belangrijkste risico’s • Vallen van de stellingvloer. • Ladders in spreidstand (dubbele ladders) opgesteld : delen van de ladder elkaar telkens met minstens 1 meter overlappen. • Elektrocutie in de nabijheid van een elektrisch spanningsveld. 13 Rolstelling : bijzonderste preventiemaatregelen. • • • • • Niet verplaatsen met personen of materialen op werkvloer. Wielen vastzetten vóór gebruik. Dubbele leuningen met plint vanaf 2 meter hoogte. Ladder als toegangsmiddel. Verankering wanneer de hoogte van de stelling 3x de kleinste basis van de stelling overschrijdt of stabilisatoren voorzien. Schragenstelling : bijzonderste preventiemaatregelen. • • • • • • Maximum twee rijen opeen. Opstelling niet hoger dan 3 meter. Dubbele leuningen en plint vanaf twee meter hoogte. Ladder(s) als toegangsmiddel. Schragen verzekeren met originele veiligheidsspelden. Schragen opgesteld op stabiele, effen en voldoende weerstandbiedende ondergrond. • Werkvloeren niet overbelasten. • Stabiliteit verzekeren (vb. windverbanden). Stelling op ladderklampen Dit type van stelling wordt hoofdzakelijk gebruikt voor werken van korte duur zoals vb. voegwerken, herstellingswerken aan dakgoten, enz. niettegenstaande deze werken veiliger kunnen uitgevoerd worden vanop een traditionele stelling. Een stelling op ladderklampen mag dan ook slechts gebruikt worden als aan strikte voorwaarden voldaan wordt. In de meeste gevallen stelt men de volgende inbreuken vast : • Overdreven draagwijdte van de werkvloeren (steunladders te ver uit elkaar opgesteld). • Werkvloeren met een breedte van minder dan 40 cm. • Totale of gedeeltelijke afwezigheid van dubbele leuningen. • Overbelasting van de steunladders. • Afwezigheid van veilige toegangsmiddelen (extra ladders). • Montage van onderling niet-verenigbare elementen. Gezien het risicovolle gebruik van dergelijke « stelling » stelden de diensten van de Administratie van Arbeidsveiligheid een code van goede praktijk op die strikt nageleefd moet worden. Raadpleeg hiervoor het P-blad Bouwbedrijf n° 3 te verkrijgen op het NAVB. 14 Inhaalplatformen (vliegende stellingen) Het voornaamste risico dat gepaard gaat bij het gebruik van een inhaalplatform is eveneens het risico voor vallen. Bijzonder is evenwel dat de draagstructuur van een inhaalplatform enkel en alleen uit stalen liggers moet geconstrueerd zijn. Stevige houten liggers zijn toegelaten indien het platform aan het hoofdeinde stevig ondersteund wordt. Het plat- form moet uiteraard berekend zijn voor het dragen van de lasten die erop ontvangen zullen worden. Verder moet dergelijk platform eveneens uitgerust worden met collec- tieve beschermingsmiddelen. Wanneer echter de persoon die de goederen in ontvangst neemt toch nog blootgesteld wordt aan het risico voor vallen moet een bijkomende persoonlijke valbeveiliging gedragen worden. Het platform moet regelmatig opgekuist worden en vrij blijven van elke belemmering. Trek- en duwschoren / schoren Belangrijkste risico’s Preventiemaatregelen • Vallen van de schoren tijdens het hijsen en het transport naar de plaats van bestemming. • Stoten tegen verschillende lichaamsdelen tijdens het gebruik. • Knellen van de vingers tijdens het uit- en inschuiven van de schoor. • Vallen van de schoor op de voet. • Het omvallen van de last die door de schoor gedragen wordt. • Omvallen van de schoor door gebrek aan stevige bevestiging ervan. • Naar beneden komen van de bekisting door gebrekkige opstelling van de schoren. • Snijwonden ingevolge het vervangen van de originele vergrendelingen door andere puntige voorwerpen (vb. wapeningsijzer). • Gebruik van vervormde schoren of schoren in slechte staat. • Transport en hijsen van de schoren in aangepaste manden of bakken of stevig omwonden door meerdere hijsbanden aan de uiteinden. • Indien de schoren rechtop gestockeerd worden, plaatst ze in een hoek van het bouwwerk of materiaalkeet. • Ordentelijke horizontale stapeling (niet te hoog en nooit verticaal). • Bij het transport op de schouder erop letten dat de schoor niet kan uit- of inschuiven. • Geen vervormde schoren gebruiken. • De originele borgpennen of vergrendelingen niet vervangen door andere voorwerpen. • De schoren in goede staat onderhouden (roestvorming). • Enkel schoren gebruiken die aan de uiteinden voorzien zijn van een steunplaat om de stabiliteit te kunnen waarborgen en vernageling te kunnen voorzien. • Schoren gebruiken die berekend zijn voor de te dragen lasten. • Niet ondervullen met broos materiaal. • De draaivergrendelingen regelmatig invetten om overmatige fysische inspanningen te vermijden. ELEKTRICITEIT De risico’s die gepaard gaan met het gebruik van elektriciteit / elektrisch materieel op een bouwplaats worden vaak onderschat. De volgende aandachtspunten moeten nauwlettend in het oog gehouden worden : • Gebruik enkel CE-gekeurd elektrisch materieel. • De elektrische installatie (verdeelkast(en), stroomgenerator) moet vóór ingebruikname door een erkende externe dienst voor de technische controles op de werkplaatsen in dienstgesteld en later periodiek gekeurd worden (vijfjaarlijks voor een laagspanningsinstallatie). Het hoofdbord en de verdeelkasten moeten geschikt zijn voor het gebruik op een bouwplaats (opstelling in open lucht, onderhevig aan allerlei klimatologische omstandigheden). De kast moet daarenboven geaard en uitgerust zijn met een differentieelschakelaar. De onder-spanningstaande genaakbare delen worden door middel van een PVC plaat afgeschermd om onvrijwillige aan- raking te voorkomen. Enkel een bevoegd persoon mag toegang tot de kast krijgen. • Ook elektrische hulpstukken (kabels, stekkers, stopcontacten, kabelrollen, enz.) moeten beantwoorden aan een aantal criteria, vereist voor gebruik op een bouwplaats. - De minimum doorsnede van de geleiders bedraagt 2,5 mm2 met uitzondering van de voedingskabel aan een aantal toestellen. - Verlengkabels (types zoals CTMB-N, CTMB-F, HO7RNF of van gelijkgestelde kwaliteit), stekkers en stopcontacten beantwoorden minstens aan de IP 44 beschermingsgraad (spatwaterdichtheid, stofdichtheid, mechanische weerstand) : • Elektrische kabels moeten opgehangen of afgeschermd worden om beschadiging te voorkomen. Beschadigde exemplaren moeten onmiddellijk vervangen of hersteld worden. Elke vorm van schade moet onmiddellijk gemeld worden ⇒ gevaar voor elektrocutie. • Een bevoegd persoon voor het onderhoud en toe dat het elektrisch steeds beantwoordt aan mentaire voorschriften. staat in ziet erop materieel de regle- 15 ORDE, NETHEID EN VERLICHTING Een wanordelijke toestand op de bouwplaats is veelal een bron voor arbeidsongevallen. De voornaamste risico’s zijn struikelen en vallen. Regelmatig opruimen van afval, ordentelijk stapelen van materieel en materialen is dan ook de boodschap. Ook elektrische kabels vormen vaak een risico voor vallen. Her en der op de bouwplaats liggen de kabels kriskras door elkaar op de grond. Daarom is het aan te raden de kabels op te hangen waardoor eveneens schade aan de kabels voorkomen wordt en te gelijker tijd het gevaar voor elektrocutie uitgesloten wordt. Op die plaatsen op de bouwplaats waar het natuurlijk licht minder intens of bijna volledig afwezig is een bijkomende en doeltreffende kunstmatige verlichting onontbeerlijk. SOCIALE VOORZIENINGEN -GEZONDHEIDSINRICHTINGEN Overeenkomstig de voorschriften van de CAO 05.01.84 moeten de werknemers op een bouwplaats beschikken over sociale voorzieningen (gezondheidsinrichtingen) bestaande uit een refter, kleedruimte (kleedkasten), wasgelegenheid en toilet(ten) aangesloten op stromend water en voorzien van een afvoerleiding. Het geheel wordt verwarmd d.m.v. een aangepast verwarmingssysteem ➞ bij gasverwaming enkel bij aansluiting op goedtrekkende schoorsteen. Bij werken van korte duur kan geopteerd worden voor een chemisch toilet als bijkomende unit. Wanneer de klimatologische omstandigheden het vereisen en in ieder geval wanneer de buitentemperatuur minder dan 5°C bedraagt, worden onder de werknemers warme dranken in voldoende hoeveelheid verdeeld. Gedistilleerde alcoholische dranken en gegiste dranken met meer dan 6 % volume zijn verboden op de bouwplaatsen. gedeeltelijk van de reizigersruimte gescheiden zijn. Men mag niet meer personen vervoeren dan vermeld op het schouwingsbewijs. Voor het transport van recipiënten met gevaarlijke/ontvlambare producten werden door de overheid een aantal verplicht op te volgen beperkingen uitgevaardigd. DRANKEN De werkgever of zijn aangestelde moet drinkbaar water en aangepaste koele of warme dranken ter beschikking stellen van zijn personeel, rekening houdend met de aard van de uit te voeren werken en de wensen van de werknemers. VERVOER VAN GOEDEREN Bij de voor het gelijktijdig vervoer van zaken en personen gebruikte voertuigen moet de voor bagage of goederen bestemde ruimte door middel van een schot geheel of 16 EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN Minstens één werknemer per twintig aanwezigen op een bouwplaats moet met vrucht een opleiding van nijverheidshelper doorlopen hebben. In eenieders belang zou men kunnen stellen dat elke werknemer over een voldoende kennis van de eerste hulp zou moeten beschikken temeer daar in de woningbouw steeds met kleinere ploegen gewerkt wordt. Een draagberrie met twee dekens en een verbanddoos van het industriële type moeten steeds op de bouwplaats voor handen zijn. Een beperkte opbergruimte kan hiervoor voorzien worden in de sociale inrichtingen. Indien zich een ernstig ongeval mocht voordoen, hou dan rekening met de volgende adviezen : Aard van het ongeval Adviezen Algemeen • • • • Bedelving Brandwonden Elektrisch contact Epileptische aanval (vallende ziekte) Verstikking door gassen Vreemde voorwerpen in de ogen - vloeistoffen - vaste voorwerpen Zonnesteek • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • Bewaar zelf de kalmte en stel de gewonde gerust. Verwittig of laat de hulpdiensten verwittigen. Bedek de gewonde met een deken om temperatuursdaling te voorkomen. Verplaats nooit een ernstig gewonde behalve indien deze zich in gevaarlijke omstandigheden zou bevinden. Maak spannende kledij los (riem, spannende delen rond de hals). Geef geen dranken aan de gewonde (verstikkingsgevaar, vergroten van eventuele inwendige letsels). Geef geen opmerkingen aan de gewonde over zijn verwondingen of toestand. Vermijd een overdreven drukte rondom de gewonde (nieuwsgierigen wegzenden). Voer geen handelingen uit waarvan u niet zeker bent of zij correct zijn. Verwijder het materiaal of de voorwerpen die het slachtoffer bedekken. Trek niet aan het slachtoffer daar deze eventueel breuken kan opgelopen hebben. De kledij niet ontdoen. Indien de persoon in brand staat bedek hem / haar met een deken of kledij (geen acryl !) of laat het slachtoffer zich over de grond wentelen met gesloten mond en ogen. Afkoelen van de wonde (minimum 15 min. onderdompelen). Schakel de stroom aan de bron uit. Indien dit niet mogelijk blijkt raakt het slachtoffer slechts met niet elektrisch geleidende voorwerpen aan (geïsoleerde voorwerpen of houten voorwerpen). Zoniet kunt u zelf geëlektrocuteerd worden ! Plaatst een houten voorwerp tussen de tanden. Haal elk vreemd voorwerp uit de mond. Maak alle spannende kledij los. Zorg ervoor dat het slachtoffer zich nergens kan tegen stoten. Betreed de ruimte enkel met aangepaste persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen. Voorzie de ruimte van voldoende ventilatie. Overvloedig spoelen, een arts raadplegen. Oog bedekken en een arts raadplegen. • Begeleid het slachtoffer naar een schaduwrijke en frisse plaats. • Raadpleeg steeds een arts. 17 BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR Op het eerste zicht lijkt het misschien onwaarschijnlijk dat op een werf zich explosies of branden zouden kunnen voordoen. Niets is echte minder waar. De aanwezigheid van hout, zaagsel, brandbare en ontvlambare producten, vetten, gasrecipiënten vormen reeds één element van de vuurdriehoek. Een ontstekingsbron (vonk, vlammetje) kan voldoende zijn om een explosie of brand te veroorzaken. Dakdichtingswerken vragen hierbij bijzondere aandacht. Het smelten van bitumen in een smeltketel is vaak een bron voor ontstaan van brand. Hou rekening met de volgende voornaamste aanbevelingen : • Plaats steeds een overloopbak met voldoende capaciteit onder de smeltketel. • Plaats de ketel op ten minste : - 1 meter van elk ontvlambaar element van het bouwwerk. - 3 meter van elke andere ketel en zo mogelijk op : - 6 meter van de voedingsfles, - 6 meter van de toegangen tot de werf (trappen, ladders, noodkokers) - 10 meter van een opslagplaats van gassen (leeg of vol), ontvlambare vloeistoffen en materialen. • Verhoog nooit de temperatuur van de ketel d.m.v. een brander. • Vermijd oververhitting van de ketel (max. 240° C) ➞ zelfontbranding ! • Hou het deksel van de ketel steeds gesloten. • Vul de ketel nooit boven zijn reële inhoudscapaciteit (10 cm onder rand ketel). • Vul de ketel zeer voorzichtig met droge producten (spatten). • Voorkom dat vreemde voorwerpen in de bitumenketel terechtkomen (verstopping aftapkraantje). • Verlaat de ketel nooit zonder de brander vooraf te doven en de kraan van de gasflessen af te sluiten. • Branddeken voorzien. Iedere werknemer zou voldoende kennis moeten hebben van het bestrijden van een brand (eerste interventie). In geval van brand moet met de volgende adviezen rekening gehouden worden : • Hou steeds een blustoestel (type ABC-6kg) op de werf ter beschikking (= verplichting). • Zorg in eerste instantie voor de veiligheid van de werknemers. • Roep om hulp. • Probeer de brandbare elementen te verwijderen. • In gesloten ruimten : sluit ramen en deuren. • Schakel elektrische apparaten uit (stekkers uittrekken). • Gebruik nooit water op plaatsen waar elektrische leidingen of stopcontacten zijn (elektrocutiegevaar). • Giet geen water op brandende vloeistoffen (uitbreiding van de brand). • Sluit een brandende gasfles af. Indien dit niet mogelijk blijkt koel de fles continue af en roep de hulp van de brandweer in. Vooral in gesloten ruimten kunnen gassen zich ophopen en zich tot explosieve mengsels ontpoppen. Maak geen vuur noch vonken. Ontsteek geen schakelaar. Zorg dat de ruimte geventileerd wordt. Neem vooral geen risico’s en roep professionele hulp in. Op bijna elke bouwplaats wordt gebruik gemaakt van zuurstof en acetyleenflessen om las- en snijwerken uit te voeren. Met dergelijke flessen moet omzichtig omgesprongen worden : • Stockeer rechtop. de flessen steeds • Scheidt de lege van de volle flessen. • Plaats de beschermdop terug op de lege flessen. • Maak de flessen stevig vast of stel ze in een aangepaste kooi. • Bescherm de flessen tegen elke warmtebron (ook de zon). • Ontspan na elk gebruik de manometer. • Plaats de flessen bij gebruik rechtop of minimum onder een hoek van 30°. SCHADELIJKE PRODUCTEN In het bouwproces worden ontelbare producten gebruikt die hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks schadelijke invloed kunnen hebben op het menselijk lichaam. Een aantal algemene preventiemaatregelen gelden bij het gebruik van deze producten : - Draag passende persoonlijke beschermingsmiddelen (sluitende arbeidskledij, ademhalingsbescherming aangepast aan het product, gelaatbescherming, enz…). 18 - Zorg voor een goed geventileerde werkpost. - Kledij niet meenemen naar huis (rots- en glaswol, asbest). Een eerste wasbeurt voorzien op de arbeidsplaats zelf. - Spoel de contactzones overvloedig met water. - Doe beroep op het medisch departement van uw externe dienst voor preventie en bescherming. - Was steeds alle lichaamsdelen die in contact kwamen met cement- producten met zeep. - Was de handen vóór het eten en telkens wanneer u naar het toilet gaat. - Stel hoge eisen lichaamshygiëne. aan eigen - Raadpleeg steeds de technische fiche (MSDS - Material Safety Data Sheet) van het product vóór het gebruik. - Lees aandachtig de voorschriften op het etiket van de verpakking. Laten we de belangrijkste even onder de loep nemen : • Cementproducten : kunnen belangrijke schade aanrichten aan handen, ogen, huid en ademhalingswegen te wijten aan de chemische reactie als gevolg van het droog- en verhardingsproces. Deze schade uit zich vooral in irritaties, brandwonden, verzweringen, eczemen en allergieën. • Verhardingsversnellers, bindingsvertragers, antivriesproducten en waterdichtingsproducten : deze producten (over het algemeen synthetisch) brengen globaal gezien weinig risico’s met zich mee gezien hun kleine toxiciteit en onbrandbaar karakter. Huidirritaties zijn evenwel niet uitgesloten. Het vermijden van contact met ogen, mond en neus is van groter belang. • Ontkistingsoliën : zowel het manueel (borstel, rol) aanbrengen of het verstuiven van deze oliën kunnen (ernstige) irritaties veroorzaken op de huid, in de mond, neus en ogen. • Pleisters : pleisters hebben hun meest agressieve uitwerking op de luchtwegen (irritaties) tijdens het lossen, manueel verplaatsen en het stapelen van de zakken maar in het bijzonder tijdens het mengproces. Het contact met de handen en de huid in het algemeen kan leiden tot huidirritaties, zweren en brandwonden door het uitdrogen van de getroffen zone met risico voor infecties. • Asbesthoudende producten : asbest is hoogstwaarschijnlijk het meest gekende gevaarlijk product in de bouwsector. Iedereen kent de nefaste gevolgen van asbestose. Het leidt dan ook geen twijfel dat werken waarbij asbestvezel kunnen vrijkomen een speciale procedure vereisen. Verwijdering kan enkel door een erkende gespecialiseerde firma. • Polyurethaanschuim : wordt door middel van een pistool ingespoten. Hierbij ontstaat een chemische reactie waarbij grote hoeveelheden gassen en dampen vrijkomen die bij inademing kunnen leiden tot ernstige aandoeningen van de luchtwegen. Ja, zelfs tot longkanker. • Metalen : - Koper : aan koperproducten is eerder een licht risico verbonden te wijten aan de karakteristieken en de vorm waaronder het aangeboden wordt (buizen, koppelstukken, enz…). De inname van koperoxyde partikeltjes kan schade berokkenen aan het spijsverteringsstelsel. Deze partikeltjes komen vrij bij het raspen en afkorten. - Lood : toepassingen met dit product komen minder en minder voor. Alternatieve producten werden, ter vervanging, op de markt gebracht. De risico’s verbonden aan het gebruik van lood manifesteren zich hoofdzakelijk ingevolge de inname via de mond en het inademen van vrijkomende dampen bij het solderen. Lood stapelt zich in het bloed op tot een zeker verzadigingspunt. • Insecticiden, schimmelwerende producten, impregneermiddelen : deze producten zijn zeer toxisch Product Antivries producten Asbestvezels Asfalt Bindingsvertragers Bitumen Cementproducten Epoxiverbindingen Gips Impregneermiddelen Insecticiden Isolatiematerialen (stof van -) Kalk Koperverbindingen Lakken Lijmen Loodverbindingen Ontkistingsoliën Oplosmiddelen Plastifieerders Pleisters Primers Schimmelwerende producten Steenstof Verhardingsversnellers Vernissen Verven Vloeimiddelen Waterdichtingsproducten en kunnen in het lichaam terechtkomen via de huid, de ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel door specifieke toepassingsvorm (injectie, aanbrengen met borstel of pistool). • Lakken, vernissen en verven : de risico’s verbonden aan deze producten zijn tweevoudig. Enerzijds de grote toxiciteit en anderzijds de ontbrandbaarheid. Ook deze producten kunnen bij gebruik schade toebrengen aan de huid, ademhalingswegen en het spijsverteringsstelsel. • Siliconen : hebben een zeer groot toepassingsgebied in de bouwsector. De chemische reactie bij verwerken van siliconen veroorzaakt de bij ons alom bekende azijngeur. Contact met de huid, mond, ogen en neus kan tot irritaties leiden. De risico’s voor het ademhalingsstelsel zijn minder groot zolang de gebruikte hoeveelheid, vooral in een niet-voldoende geventileerde ruimte, beperkt blijft. Kans op aandoeningen door opname via : Spijsvertering Huid+ogen Luchtwegen (na inname via mond) Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja 19 ERGONOMIE In het kader van de multidisciplinaire aanpak van het risicobeheersingssysteem moet eveneens gepeild worden naar de risico’s voor het bewegingsapparaat van de werknemers (geheel van beenderen, pezen en spieren van het menselijk lichaam) bij het uitoefenen van hun specifieke beroepsactiviteiten. Het is derhalve van primordiaal belang dat zij hierover de nodige informatie krijgen en desgevallend de nodige middelen kunnen aanwenden om hun werk te verlichten zonder daarbij afbreuk te doen aan het vooropgestelde rendement. In het vakjargon spreekt men dan over de ergonomie (optimaliseren van de wederzijdse aanpassing tussen mens en arbeid). PSYCHOSOCIALE ASPECTEN Meer dan ooit geldt de leuze « time is money » in de bedrijfswereld. Van de werknemers wordt steeds een hoger rendement verwacht. Ook bouwvakkers blijven hiervan niet gespaard. Studies over de negatieve gevolgen van een te hoge werkdruk roepen om een meer rationele planning en organisatie van het werk… De druk waaronder veelal zware handenarbeid moet verricht worden verhoogt de kans op risico’s voor het welzijn van de arbeiders. Ook hieraan moet de nodige aandacht besteed worden. de gezondheid van de werknemers die rechtstreeks of onrechtstreeks in contact kunnen komen met verontreinigde grond. problematiek (verbranden) op de bouwplaats ? MILIEU Eveneens in de bouwnijverheid gelden een aantal verplichtingen met betrekking tot de milieuproblematiek. • Beantwoordt de bouwgrond aan de regionale voorschriften inzake het milieu ? Een verontreinigde bodem kan risico’s inhouden voor 20 • Werd er rekening gehouden met de voorschriften bij het plaatsen van een mazouttank en de afval- • Wordt de gezondheid van de arbeiders niet in het gedrang gebracht door verontreinigende industriële activiteiten in de nabije omgeving ? AFGEZONDERD TEWERKGESTELDE WERKNEMERS In iedere onderneming zijn er een aantal arbeidsposten waar afgezonderd tewerkgestelde werknemers voorkomen. Een werknemer kan afgezonderd worden tewerkgesteld enerzijds in gevaarlijke omstandigheden en anderzijds in niet-gevaarlijke omstandigheden. In het eerste geval is de aanwezigheid van een persoon vereist, die in staat is snel alarm te geven. In het tweede geval zijn er aan de omstandigheden aangepaste alarmmiddelen vereist. Een werknemer is afgezonderd tewerkgesteld als hij zowel « buiten het zicht als buiten het hoorbereik van een ander persoon (niet noodzakelijk een werknemer) is ». Ieder geval van « afgezonderd tewerkgestelde werknemer » dient dus in principe afzonderlijk onderzocht en getoetst aan de omschrijving van « hoor- en zichtbereik ». Een alarmmiddel is ieder middel waardoor een werknemer zijn aan- wezigheid kan manifesteren of hulp vragen zoals bijvoorbeeld telefoon, radiotelefoon, draagbare zenderontvanger, claxon, bel, fluit, … Onder gevaarlijke omstandigheden wordt verstaan iedere situatie waar de gevaren voor val, verbranding, bezwijming, brand, elektrocutie, intoxicatie, verstikking en voor zware ongevallen ernstig worden verhoogd door de afwezigheid of onmogelijke plaatsing van collectieve beschermingsmiddelen. Voorbeeld : 1. Een werknemer voert voegwerken uit aan de gevel van een leegstaande en verafgelegen villa. Hij maakt hiervoor ondermeer gebruik van een stelling. Indien deze werknemer deze werken uitvoert op een stelling conform de veiligheidsreglementering moeten deze werken als dusdanig niet geïnterpreteerd worden als het uivoeren van werken in « gevaarlijke omstandigheden ». Bijgevolg is de aanwezigheid van een ander persoon niet vereist. De werknemer in kwestie moet wel over een aangepast alarmmiddel (radiotelefoon, draagbare zender-ontvanger, claxon, bel, fluit,…) beschikken om een eventuele noodsituatie kenbaar te kunnen maken of hulp te vragen. 2. Een werknemer voert herstellingen uit op een hellend dak van een woning. De eigenaar van de woning is aanwezig. Het uitvoeren van werken op een hellend dak - zelfs indien het gaat om kleine onderhouds- en/of herstellingswerkenwordt aanzien als het uitvoeren van werken in « gevaarlijke omstandigheden ». De aanwezigheid van een ander persoon, die in staat is snel alarm te geven, is dan ook noodzakelijk. In dit voorbeeld kan/mag de eigenaar als « een ander persoon » beschouwd worden ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN INTERNE DIENST VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING Elke werkgever moet een dienst voor preventie en bescherming oprichten binnen zijn onderneming. Aan het hoofd van de dienst staat een preventieadviseur die minstens beschikt over voldoende kennis met betrekking tot de vigerende reglementering inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De werkgever oefenen in minder dan tewerkstellen. mag deze functie uitondernemingen die twintig werknemers Vanaf 20 tot en met 49 werknemers moet de werkgever iemand aanduiden die de functie van intern preventieadviseur zal waarnemen. Het comité voor preventie en bescherming in dergelijke onderne- mingen zal hoofdzakelijk samengesteld zijn uit vakbondsafgevaardigden. In bedrijven waar geen vakbondsafgevaardigden aanwezig zijn moeten de werknemers geraadpleegd en geïnformeerd worden. Aantal werknemers Preventieadviseur 1 - 19 Werkgever of werknemer met elementaire kennis PBW. 20 - 49 Werknemer met elementaire kennis PBW. 50 - 199 Werknemer met Niv. II attest PBW. 200 - … Werknemer met Niv. I attest PBW eventueel bijgestaan door werknemer met Niv. II attest PBW. 21 EXTERNE DIENST VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING Sinds januari 2000 moet elke onderneming beroep doen op een erkende externe dienst voor preventie en bescherming voor die items met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waarvoor de onderneming intern niet over de nodige deskundigheid beschikt. Kleine ondernemingen (ondernemingen van de groep D - werkgever = preventieadviseur - en onderne- mingen van de groep C zonder preventieadviseur van het Niv. I of II) zijn volledig toegewezen op de diensten van de externe dienst voor preventie en bescherming waarmee zij een contract hebben afgesloten. EXTERNE DIENST VOOR TECHNISCHE CONTROLES De verplichte periodieke controles van vb. hijstoestellen en hun toebehoren moeten toevertrouwd worden aan een erkende externe dienst voor technische controles op de werkplaatsen. De vroegere benaming « Keuringsorganisme » zal u vertrouwder in de oren klinken. DYNAMISCH RISICOBEHEERSINGSSYSTEEM Elke werkgever is verplicht binnen zijn onderneming een welzijnsbeleid uit te stippelen op basis van een dynamisch risicobeheersingssysteem met het oog arbeidsongevallen en gezondheidsrisico’s voor zijn werknemers uit te sluiten of te beheersen. co’s per groep werknemers en de risico’s ter hoogte van de individuele werkpost. Op basis van deze analyse stelt de werkgever een vijfjaar- lijks globaal preventieplan op dat per jaar vertaald wordt in een jaarlijks actieplan. RISICOANALYSE De werkgever is ertoe gehouden een grondige schriftelijke analyse op te stellen van de risico’s binnen de onderneming in haar geheel, de risi- VEILIGHEIDS-, GEZONDHEIDS-, EN MILIEUPLAN Vóóraleer de uitvoeringsfase van de werken aan te vatten wordt een schriftelijke risicoanalyse (veiligheids-, gezondheids- en milieuplan = VGM-plan), met betrekking tot de specifieke arbeidsposten, tijdens de verschillende bouwfases, opgesteld. Hierin worden de opeenvolgende activiteiten, de gebruikte tech- Veiligheids-, gezondheids- en milieuplan Activiteiten Arbeidsmiddelen nieken, de hieraan verbonden risico’s en de te nemen preventiemaatregelen vastgelegd. Naarmate de werken vorderen zal het VGM-plan, Risico’s Preventiemaatregelen indien zich nieuwe risico’s voordoen (vb. ingevolge het gebruik van nieuwe technieken), aangepast moeten worden. OPLEIDING, VORMING EN INSTRUCTIES Een (technisch) opgeleide medewerker staat borg voor een beter rendement. Dit geldt eveneens voor wat betreft de veiligheid en gezondheid bij de uitoefening van zijn/haar specifieke opdrachten. De wetgever vertrouwde de werkgever de taak toe als een goede huisvader te zorgen voor zijn personeel. Hij is er dan ook toe gehouden passende opleidingen te geven aan elke werknemer wanneer nodig. Het hoeft geen betoog dat nieuwkomers (schoolverlaters) weinig kaas gegeten hebben van de risico’s 22 inherent aan de diverse arbeidsposten/uitvoeringsfases in de bouwsector. Een aangepast onthaal (onthaalbrochure) is onontbeerlijk. Doch eveneens ervaren medewerkers hebben nood aan opleiding en vorming wanneer zij bijvoorbeeld nieuwe taken toevertrouwd krijgen of wanneer gebruik gemaakt wordt van nieuwe technieken. Zij moeten op regelmatige tijdstippen geïnformeerd worden over de risico’s. Daarenboven moeten zij passende instructies en opleiding(en) krijgen om hun veiligheid en gezondheid en deze van de (collega) werknemers, actief op dezelfde bouwplaats, te vrijwaren. In dit kader kunnen regelmatig korte infosessies inzake de risico’s voor de veiligheid en gezondheid inherent aan de nieuwe of voortgezette werken, met vermelding van de passende veiligheidsmaatregelen (zie VGM-plan), door een hiërarchische overste (ploegbaas/werfleider) of de preventieadviseur gegeven worden. In het vakjargon spreekt men van toolbox-meetings. MELDING VAN RISICO’S Elke werknemer is verplicht mee te werken aan het veiligheidsbeleid dat door zijn werkgever gevoerd wordt. Hij moet dan ook gunstig reageren op de gegeven instructies en op doeltreffende wijze gebruik maken van de middelen die hem ter beschikking gesteld worden. Wanneer hij / zij een risico vaststelt moet de hiërarchische meerdere hierover worden ingelicht. Samen wordt er gezocht naar de meest adequate oplossing voor het indijken van het vastgestelde risico. In bepaalde gevallen zal beroep moeten gedaan worden op een deskundige (intern preventieadviseur, extern preventieadviseur of een ander competent persoon). twijfeld wordt dit eveneens beïnvloed door de budgettaire grootte en de te respecteren uitvoeringstermijnen van het project. De werfleider of ploegbaas draagt in elk geval een belangrijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het (doen) naleven van de preventiemaatregelen bij de uitvoering van de werken. DE HIËRARCHISCHE LIJN De organisatie en de hiërarchische structuur op een bouwplaats zal variëren van werf tot werf en afhangen van de structuur binnen de bouwonderneming zelf. Onge- COÖRDINATIE / SAMENWERKING Wanneer verschillende ondernemingen gelijktijdig op eenzelfde werkplaats (werf) werknemers tewerkstellen moeten zij samenwerken bij de uitvoering van de maatregelen met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van de werknemers en hun optreden op dit vlak coördineren. Het nieuwe KB Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen dat in de nabije toe- komst van kracht wordt zal alle te respecteren procedures omschrijven met betrekking tot de coördinatie inzake veiligheid, gezondheid en milieu op de bouwplaatsen. ding van de functie afgeleverd. Hieronder verstaat men de bedieners van heftoestellen en bouwplaatsmachines waarvoor daarenboven de minimum leeftijd van 18 jaar vereist is. Een derde en eveneens bijkomend medisch onderzoek is verplicht voor het vervoer van personeel georganiseerd en uitgebaat door de werkgever met eigen, gehuurd of in leasing genomen materiaal en op eigen verantwoordelijkheid. De desbetreffende bestuurder moet houder en drager zijn van een bewijs van « geneeskundige schifting ». Opgelet, niet te verwarren met de bovenvernoemde « medische kaart voor een veiligheidsfunctie» ! ! Deze medische onderzoeken worden uitgevoerd bij het medisch departement van de externe dienst voor preventie en bescherming op de werkplaats (voorheen « Arbeidsgeneeskundige dienst » genoemd) bij dewelke uw onderneming is aangesloten. MEDISCH ONDERZOEK Werknemers die in de bouwsector arbeid verrichten ressorteren onder de categorie van werknemers die blootgesteld zijn aan risico’s voor hun gezondheid. Zij moeten aan een jaarlijks medisch onderzoek onderworpen worden. Een aantal functies in de bouwnijverheid wordt beschouwd als « veiligheidsfuncties » waarvoor een specifiek medisch onderzoek wordt uitgevoerd. Hiervoor wordt door de arbeidsgeneesheer een « kaart van medisch onderzoek » met vermel- ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN Naast de wettelijk voorziene administratieve verplichtingen eigen aan de interne dienst voor preventie en bescherming moet eveneens voldaan worden aan de volgende formaliteiten: Meldingsplicht Indien de werken meer dan dertig werkdagen duren moeten deze spontaan 15 dagen vóór de aanvang ervan aan het NAVB gemeld worden door middel van een meldingsformulier dat u op eenvoudige vraag gratis wordt toegestuurd. Deze melding geldt ook voor activiteiten met een verhoogd risico. De meldingsplicht valt onder de verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer. • Alle werknemers die jaarlijks aan een medisch onderzoek moeten onderworpen worden. Het departement Arbeidsveiligheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid verwacht eveneens een melding van die werken die verhoogde risico’s inhouden zoals uitgravingen dieper dan 1,20 meter, … • De werknemers die risicovolle activiteiten uitvoeren. Bij te houden registers en lijsten • Alle arbeidsmiddelen die in de onderneming gebruikt worden. De werkgever is ertoe gehouden een inventaris op te stellen en bij te houden onder vorm van een lijst of register over : • De werknemers die een veiligheidsfunctie bekleden. • De chauffeurs die personen vervoeren. • Alle gevaarlijke producten die gebruikt worden. • Alle te keuren arbeidsmiddelen. 23 24 Reproduction autorisée moyennant accord du C.N.A.C. Ces fascicules sont publiés en néerlandais sous le titre «VEILIGHEIDSNOTA’S BOUWBEDRIJF» Les conseils publiés par le C.N.A.C. ne l’engagent que dans l’état de la réglementation et de la technique et ne soustraient pas le lecteur à l’obligation de s’informer et au respect de la réglementation. • Paraissent 4 fois par an. • Sont envoyées automatiquement, en annexe de Sécurité Construction, à toutes les entreprises de la construction. • Un exemplaire est envoyé directement aux délégués syndicaux des entreprises de la construction en annexe de Sécurité Construction. • Les travailleurs peuvent demander à titre privé un exemplaire gratuit par le biais de leur organisation syndicale et ce, jusqu’à épuisement des stocks • Commandes supplémentaires = 100 F (secteur de la construction) et 150 F (autres secteurs). Editeur responsable: C. HEYRMAN, Rue St-Jean 4 - 1000 BRUXELLES - Numéro d’inscription auprès de la Bibliothèque Royale (dépôt légal 2515 )