Het bolwerk van Sion veroveren

advertisement
Het bolwerk van Sion veroveren.
2Sam.5:6-10 De koning en zijn mannen trokken op naar Jeruzalem, waar de Jebusieten
woonden. De Jebusieten zeiden tegen David: U komt er niet in! Sterker nog: de lammen en
de blinden zullen u verjagen! David komt er niet in! Toch veroverde David de bergvesting
van Sion, de huidige Davidsburcht, en hij verklaarde: Wie de Jebusiet wil verslaan, hoeft
slechts de watertoevoer af te snijden.... David ging in de bergvesting wonen en noemde deze
de Davidsburcht. Hij liet een muur bouwen die liep van het Millobolwerk tot aan het paleis. In
de loop der tijd werd David steeds machtiger, want de HEER, de God van de hemelse
machten, stond hem ter zijde.
A: De geschiedenis van Sion.
De naam Sion komen we in de Bijbel voor het eerst in 2Sam.5:6-10 tegen, dit was de oude
naam voor de burcht van de vroegere bewoners van Jeruzalem, de Jebusieten; we komen
deze naam al eerder tegen in Joz.19:19 als een stad in het gebied van de stam Issachar,
maar in het Hebreeuws wordt de naam dáár als Shion uitgesproken. De naam Sion wordt in
de Hebreeuwse taal als Tsion uitgesproken, en is vrijwel identiek aan het Hebreeuwse
z.n.w. “tsiuwn”, dat drie keer in het Oude Testament voorkomt in de betekenis van een steen
die als een merkteken functioneert (2Kon.23:17, Jer.31:12, Ezech.39:15). De naam Sion is
dus een aanwijzing voor de aanwezigheid van iets wat zeer belangrijk is, en in de tijd van het
Oude Testament was dat de tempel van Salomo. Het oude Jeruzalem lag op twee heuvels:
een hogere westelijke heuvel die tegenwoordig Sion heet, en een wat lagere oostelijke
heuvel, waarop de tempel stond. De westelijke heuvel bood geen geschikt terrein voor een
burcht en had geen bron van betekenis. Toen hier later een grote stad ontstond, moest het
water door middel van zeer grote reservoirs – zoals de vijver van Hizkia en de vijver Siloah via diverse waterleidingen aangevoerd worden. Maar Sion lag vroeger op de oostelijke
heuvel. Dat blijkt het duidelijkst uit wat we lezen over de trappen die van de stad Jeruzalem
naar beneden liepen (zie NBG’51 in Neh.3:15). Volgens Neh.12:31+37 trok een muzikale
processie van de Mestpoort naar de Bronpoort, ging hier de trappen van de stad van David
op en bereikte vanuit het zuiden de tempel.
De burcht Sion moet door zijn natuurlijke ligging bijzonder sterk geweest zijn, want deze
burcht kwam pas laat in de macht van Israël. Volgens 2Sam.5:6 en 1Kron.11:5 pochten de
Jebusieten op de sterkte van hun vesting. Sion moet ten zuiden van de tempel gezocht
worden, op het smalle zuidelijke deel van de oostelijke hoogte. De rots liep naar alle kanten
oorspronkelijk steil af. Het terrein was ongeveer 300 bij 130 meter; hier bevond zich de enige
noemenswaardige bron uit de omtrek, de bron Gihon. Wanneer de burcht hier stond, was de
eigenaar ook in het bezit van de bron. David veranderde de oude naam van de bergvesting
Sion in de naam Davidsburcht (2Sam.5:9, 1Kron.11:7), ook wel de stad van David genoemd.
Informatie over de versterking van de Davidsburcht betekent dat het oude Sion uitgebreid
werd; later werden de versterkingen nog verbeterd door Salomo (1Kon.11:27) en vernieuwd
door Hizkia (2Kron.32:5, Jes.22:9) en Manasse (2Kron.33:14). Voor zo’n uitbreiding was
ruimte genoeg, want de oude burcht van de Jebusieten bedekte waarschijnlijk niet de hele
oppervlakte van de oostelijke heuvel. Maar de Davidsburcht was niet de latere tempelruimte,
zoals blijkt uit 2Sam.24:18, 1Kon.8:1, 2Kron.5:2.
De naam Davidsburcht verdrong de oude naam Sion. Alleen in profetische betekenis komt zij
voor in de Psalmen en de Profeten, waar de naam Sion niet alleen een aanduiding is van de
Tempelberg, maar vaak ook van de hele stad Jeruzalem. Zodoende is de naam Sion in
Hebr.12:22 en Openb.14:1 ook een aanduiding voor het hemelse Jeruzalem. Sion is in het
tweede deel van Jesaja de naam van het Joodse volk in ballingschap, dat in Sion thuishoort
(Jes.49:14, 51:16, 66:8); in de apocriefe boeken wordt de naam Sion als synoniem voor de
Joodse staat gebruikt. Maar nadat de Romeinen de stad Jeruzalem in 70 na Chr. verwoest
hadden, werd alleen de westelijke heuvel weer bebouwd. Niets was natuurlijker dan dat de
bewoners de naam Sion overdroegen op deze plaats. Daardoor draagt sinds de vierde eeuw
de zuidwestelijke heuvel van Jeruzalem de naam Sion.
1
B: De geestelijke oorsprong van Sion.
Ps.2:4-8 Die in de hemel troont lacht, de Heer spot met hen. Dan spreekt Hij tot hen in
woede, en Zijn toorn verbijstert hen: Ikzelf heb Mijn koning gezalfd op de Sion, Mijn
heilige berg. Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: Jij bent Mijn
zoon, Ik heb je vandaag verwekt. Vraag het Mij en Ik geef je de volken in bezit, de einden der
aarde in eigendom.
B1: Het eeuwige geheimenis van God.
Ps.2:6a Ikzelf heb Mijn koning gezalfd…
De diepste drijfveer achter de hele schepping is de liefde van God de Vader voor Zijn Zoon
Jezus; want wat de Vader ook denkt en voelt, Zijn diepste gedachten en gevoelens zijn
gericht op de expressie van Zijn liefde voor Zijn eigen eeuwige Zoon. Maar omdat Gods
liefde altijd enorm creatief is, is het hart van de Vader vol gedachten die Zijn liefde omzetten
in creatieve plannen, waarmee Hij nog meer Zijn liefde kan bewijzen aan Jezus, Zijn Zoon.
God de Vader bedacht een meesterlijk plan waarmee Hij Zijn Zoon nog meer dan ooit
tevoren Zijn liefde zou kunnen laten zien. Dit plan wordt in de Bijbel het eeuwige mysterie
van God genoemd, en alleen dit mysterie is de enige echte sleutel tot het verstaan van de
schepping van de engelen in de hemel en de schepping van de mens op de aarde. God de
Vader creëerde in Zijn mysterie een koninkrijk voor Zijn Zoon, en dit koninkrijk wordt het
koninkrijk van Zijn geliefde Zoon genoemd (Kol.1:13b). De Vader creëerde in dit mysterie
een tweevoudige dimensie, waarover Jezus als Koning zou mogen heersen; deze dimensies
noemen wij de hemel en de aarde. De hemel is de bovennatuurlijke dimensie waar God Zijn
troon plaatste (zie Openb.4) en waar de engelen rondom Zijn troon als aanbidders van God
en Jezus functioneren (Openb.5:12-14). De aarde is de natuurlijke dimensie waar God de
mens plaatste om over de aarde te heersen. Maar Jezus is door de Vader aangewezen als
Koning over beide dimensies.
Joh.3:35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan Hem overgedragen.
Efez.1:9b-10 Hij heeft ons in al Zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: Zijn voornemen
om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en Zijn besluit om alles in de
hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus.
Het is God de Vader die dit geweldige mysterie van het koninkrijk heeft bedacht om Zijn Zoon
tot Koning te kunnen aanstellen over deze tweevoudige dimensie van hemel en aarde. Niets
en niemand kan de Vader weerhouden om dit plan volledig én voor eeuwig ten uitvoer te
brengen. Het is de essentie van de schepping van het heelal in de tweevoudige dimensie van
hemel en aarde, dat Jezus Koning zal zijn over zowel de bovennatuurlijke dimensie van de
hemel als over de natuurlijke dimensie van de aarde. De heerschappij van Jezus over de
hemel vindt plaats vanaf de troon van God de Vader (Openb.3:21b), maar de heerschappij
van Jezus over de aarde zal plaatsvinden vanuit Jeruzalem, waar Jezus bij Zijn tweede komst
Zijn troon zal plaatsen in de tempel van Jeruzalem op de berg Sion (Jes.2:2-3, Ezech.43:7,
Micha 4:1-2, Zach.14:9-10).
B2: De oorspronkelijke schepping van de aarde.
Gen.1:9-10 God zei: Het water onder de hemel moet naar één plaats stromen, zodat er
droog land verschijnt. Zo gebeurde het. Het droge noemde Hij aarde, het samengestroomde
water noemde hij zee. En God zag dat het goed was.
De geestelijke oorsprong van de berg Sion ligt volgens Ps.2:6 in het hart van de Vader, maar
de natuurlijke oorsprong van de berg Sion ligt natuurlijk in het land Israël; om de centrale
betekenis van de berg Sion te begrijpen, moeten we naar het eerste hoofdstuk van de Bijbel
gaan. Wanneer we Gen.1:9-10 goed lezen, ontdekken we dat er tijdens de schepping maar
één zee ontstond, waardoor er logischerwijs ook sprake is van één groot stuk land dat door
de Heer aarde genoemd werd. In de oorspronkelijke schepping was er dus nog niet sprake
van verschillende werelddelen, maar slechts één groot werelddeel, dat met het Hebreeuwse
woord “eretz” aangeduid wordt, en zowel land als aarde betekent. Nu zijn wetenschappers er
in de twintigste eeuw al van overtuigd geraakt, dat de verschillende werelddelen vroeger
2
tegen elkaar aan gelegen hebben, en door verschuiving uit elkaar zijn gedreven; dit wordt
platentektoniek genoemd. In de natuurlijke logica van de wetenschap wordt verondersteld dat
dit een proces is geweest van vele miljoenen jaren, maar de Bijbel laat ons zien dat dit veel
minder lang geleden is dan velen denken.
Gen.10:25 Eber kreeg twee zonen. De ene heette Peleg; in zijn tijd werd de aarde verdeeld.
Wanneer we deze tekst zo lezen, denken we dat er hier sprake is van de verdeling van het
aardoppervlak onder de zeventig volken, die in Gen.10 genoemd worden. Nu wordt er ook in
Gen.10:32b gesproken over de verspreiding van de volken over de aarde na de zondvloed;
daarbij wordt het Hebreeuwse werkwoord “parad” gebruikt dat 26 keer in het Oude Testament
voorkomt, en inderdaad de betekenis heeft van verdelen, zoals de NBG’51 het vertaalt. Maar
in Gen.10:25 wordt een ander Hebreeuwse werkwoord gebruikt, namelijk het werkwoord
“palach”, dat maar vier keer in het Oude Testament voorkomt en dat de betekenis heeft van
splijten of klieven (1Kron.1:91, Job 38:25, Ps.55:10). M.a.w. in vers 25 is er geen sprake van
de verdeling van de aarde onder de zeventig volken, maar het splijten van het aardoppervlak.
Gen.10:25 en ook 1Kron.1:91 maken dus melding van het scheuren van het aardoppervlak,
waardoor het bewoonde land werd gekliefd; blijkbaar was het een ingrijpende gebeurtenis van
zulk een omvang dat iemand de naam Peleg kreeg n.a.v. het scheuren van de aarde. Terwijl
Gen.1:9-10 suggereert dat er in de schepping sprake was van één groot grondgebied en niet
van verschillende werelddelen, veronderstelt Gen.10:25 dat dus de platentektoniek toen pas
plaatsvond. Er is namelijk met terugwerkende kracht op computermodellen aangetoond, dat
het middelpunt van de aarde in de schepping precies op de plaats lag, waar nu de stad
Jeruzalem ligt.
De oceanograaf Robert Ballard, die het gezonken schip Titanic in 1985 op de bodem van de
Atlantische oceaan ontdekte, ontdekte in 2002 tijdens een expeditie in de Zwarte Zee, dat er
vroeger mensen gewoond hebben op de bodem van de Zwarte Zee, op een plaats waar deze
zee nu ongeveer 100 meter diep is. Er is een veronderstelling die zegt dat de Zwarte Zee
vroeger een groot dal was, dat bewoond werd door mensen; maar door een ecologische ramp
stroomde dit grote dal vol met water uit de Middellandse Zee. Wanneer we dit gegeven
combineren met de gedachte dat God in Gen.1:9-10 één groot grondgebied creëerde, maar
dat later in Gen.10:25 het aardoppervlak scheurde, begrijpen we ook hoe de Bosporus, de
zeedoorgang tussen Griekenland en Turkije, ontstond, en het hele dal van de Zwarte Zee
volstroomde. Het scheuren van het aardoppervlak dreef de continenten uit elkaar, waardoor
allerlei binnenzeeën zoals de Middellandse Zee, de Rode Zee en de Zwarte Zee ontstonden.
Maar er gebeurde nog iets.
Gen.2:10-14 Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop vertakt ze zich in
vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die stroomt om heel Chawila heen, het land
waar goud gevonden wordt. Het goud van dat land is uitstekend; er is daar ook balsemhars
en onyx. De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om heel Nubië heen. De derde rivier heet
Tigris; die loopt ten oosten van Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat.
In de oorspronkelijke ligging van het paradijs was er een hoofdrivier, die het hele paradijs
van water voorzag, en die zich verdeelde in vier andere rivieren. De eerste rivier was de
Pison die om het hele land Chawila stroomde, en volgens Gen.10:7 moet dit land op het
Arabische schiereiland gelegen hebben. Camera's in ruimtesatellieten hebben opgedroogde
rivierbeddingen in de woestijn van Saudi-Arabië ontdekt, zodat het zeer waarschijnlijk is dat
de oorspronkelijke Pison daar stroomde. De tweede rivier was de Gichon, waarvan gezegd
wordt dat deze om het hele land Nubië stroomde; Nubië is een andere naam voor het land
dat later Ethiopië genoemd wordt. De naam Gichon komen we de Bijbel alleen tegen als een
waterbron in Jeruzalem (1Kon.1:33+38+45, 2Kron.32:30, 33:14); deze naam kan ontleend
zijn aan de vroegere Gichon, die door het scheuren van het aardoppervlak van ligging is
veranderd, en de rivier de Nijl geworden is. De rivieren Eufraat en Tigris liggen in Irak, en
omdat deze twee rivieren nog steeds bestaan, wordt vaak ten onrechte gedachte dat het
vroegere paradijs in het grensgebied van Turkije en Irak gelegen heeft. Maar daarbij wordt
het scheuren van het aardoppervlak in Gen.10:25 over het hoofd gezien, want het paradijs
lag op de plaats waar nu de stad Jeruzalem ligt. Dit stemt overeen met de woorden van onze
Heer, die aangeven dat Abel op het grondgebied van Israël vermoord is.
3
Matt.23:35 Al het onschuldige bloed dat op aarde (of: in het land) is vergoten, zal jullie
worden aangerekend, vanaf het bloed van Abel de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja,
de zoon van Berechja, die jullie vermoord hebben tussen het heiligdom en het altaar.
Wanneer het paradijs in het grensgebied van Turkije en Irak gelegen zou hebben, en Abel
dus in dat gebied door zijn broer Kaïn vermoord werd, zou het wel heel bizar zijn, wanneer
deze moord het Joodse volk aangerekend zou worden. Maar in deze tekst spreekt Jezus
over de eerste moord van het Oude Testament en de laatstgenoemde moord, want de
moord op Zecharja wordt in 2Kron.24:20-22 genoemd, en het boek Kronieken is het laatste
Bijbelboek in de Hebreeuwse Bijbel. Abel was de eerste profeet in de Bijbel, want hij gaf een
krachtig getuigenis door zijn offer (Hebr.11:4), en zijn bloed spreekt ook profetisch van het
bloed van Jezus (Hebr.12:24). Zecharja is de laatstgenoemde profeet in de Hebreeuwse
Bijbel, en de moord op deze beide profeten werd door Jezus het Joodse volk toegerekend,
waardoor het niet anders kan of ook Abel moet op het grondgebied van het latere Israël zijn
vermoord. Daaruit blijkt dat het paradijs in het land Israël heeft gelegen, en het is ook de
orthodoxe Joodse opvatting dat het paradijs gelegen heeft op de plaats waar nu de stad
Jeruzalem ligt, en dat de levensboom gestaan heeft op de plaats waar later de tempel van
Salomo werd gebouwd. Het is mijn bedoeling om op grond van het woord van God aan te
tonen dat de berg Sion in Jeruzalem niet alleen het geestelijke centrum voor het komende
koninkrijk van Jezus zal zijn, maar dat de berg Sion ook het natuurlijke centrum van de hele
aarde is geweest. Door de zondeval werd de relatie tussen God en mens verbroken, en als
gevolg daarvan werd later ook het aardoppervlak gescheurd als symbool van de gevolgen
van de zondeval. Maar de berg Sion is in Gods ogen zowel geestelijk als natuurlijk altijd
het middelpunt van de aarde geweest.
B3: De centrale rol van de berg Sion in Jeruzalem.
Ps.2:6b…… op de Sion, Mijn heilige berg.
Jeruzalem was in de periode van het Oude Testament het nationale centrum van aanbidding
(Ex.23:14-17), maar in de periode van het Nieuwe Testament is Jeruzalem beslist niet het
internationale centrum van aanbidding (Luc.21:24, Joh.4:21). In deze tijd van de gemeente uit
de heidenen aanbidden alle gelovigen God in geest en in waarheid (Joh.4:23-24), maar zo zal
het niet altijd blijven. Want Jeruzalem is de stad van de grote Koning (Ps.48:3, Matt.5:35), en
dat is de meest geliefde plaats van Jezus (Ezech.7:22); Jeruzalem is de enige stad waarvan
wij weten dat Jezus over haar gehuild heeft (Luc.19:41).
Jeruzalem ligt op de navel der aarde (Ezech.38:12), midden in het land (Ps.74:12) dat door
God omschreven wordt als de parel onder de landen van de wereld (Ezech.20:6b+15b), en
Jeruzalem is de poort van de volkeren der wereld (Ezech.26:2). Op de plaats van de stad
Jeruzalem lag ook het paradijs, en daar moest Abraham zijn zoon Isaäk offeren (Gen.22:2);
dat was (waarschijnlijk) de plaats waar Jakob in een droom de hemel geopend zag, een
ontzagwekkende plaats die hij omschreef als het huis van God en de poort van de hemel
(Gen.28:17). Daar heeft de tempel van Salomo gestaan, en daar stond ook het kruis van onze
Heer Jezus Christus.
Het is ook daar dat Jezus zal terugkeren (Hand.1:11) en waar Hij Zijn troon zal vestigen voor
de periode van het duizendjarige vrederijk (Openb.20:1-7); dan zal Jeruzalem weer het
aardse centrum van aanbidding worden (Zach.14:16). Het hemelse Jeruzalem zal vanuit de
hemel neerdalen (Openb.21:2) boven de plaats van het aardse Jeruzalem, en dan zullen het
hemelse en het aardse Jeruzalem weer één stad worden. Het aardse Jeruzalem zal namelijk
de poort tot het hemelse Jeruzalem worden (Gen.28:17), want Jezus is de Koning der Joden
(Joh.19:19), maar Hij is ook de Koning van alle mensen (Hand.10:36). Vanuit Jeruzalem zal
Zijn heerschappij zich over de hele aarde uitstrekken (Zach.14:9).
Omdat Jeruzalem de toekomstige hoofdstad van de wereld is, de stad van de grote Koning
Jezus Christus, is deze stad op dit moment de grootste brandhaard in de wereld (Zach.12:2);
want het rijk van de duisternis begrijpt de centrale rol van de stad Jeruzalem beter dan het
grootste deel van de mensheid inclusief de meeste gelovigen. Daarom concentreert de
rebellie van de verzamelde naties in Ps.2 zich niet alleen tegen de Heer en Zijn Messias,
maar ook tegen de berg Sion in Jeruzalem, en dit is ook de werkelijke reden waarom het
4
Joodse volk door alle eeuwen heen zo vervolgd is geweest. Maar Jezus heeft de garantie
gegeven dat wanneer Hij terugkomt, er Joden in Jeruzalem zullen zijn die zullen zeggen:
Matt.23:39 Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer.
C: Het profetische begin van Sion.
Gen.3:23 Daarom stuurde God de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan
bewerken, waaruit hij was genomen.
Nadat Adam en Eva uit het paradijs waren weggestuurd, lezen we niets meer over de aardse
expressie van Gods tegenwoordigheid bij de mensen; het paradijs verdween van de aarde.
Daarmee verloor de aarde ook haar centrale middelpunt, en het scheuren van de aarde
versterkte nog het versnipperen van de mensheid; na de spraakverwarring in Babel werden
de mensen nog meer uit elkaar gedreven (Gen.11:8-9). Het was namelijk de tactiek van de
duivel om de centrale betekenis van Sion te vervangen door de stad Babel, en daarom
spoorde hij de mensen aan om een toren te bouwen als samenbindend middel in politiek en
religie. Gelukkig stuurde God dit in de war, en werden de mensen uit elkaar gedreven, maar
er was geen centrale plaats meer voor de mensen om naar toe te gaan en waar ze God
konden ontmoeten. Pas ongeveer 2000 jaar na de schepping lezen we voor het eerst weer
van de plaats waar het paradijs gelegen had.
Gen.14:18-20 En Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was
een priester van God, de Allerhoogste, en sprak een zegen over Abram uit: Gezegend zij
Abram door God de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde. Gezegend zij God de
Allerhoogste: uw vijanden leverde Hij aan u uit. Abram gaf aan Melchisedek een tiende van
wat hij had heroverd.
Deze drie teksten vormen slechts een kleine onderbreking van het verhaal waarin dit staat
opgeschreven, maar toch is dit gedeelte een geestelijke openbaring van grote omvang. Want
de stad Salem is de voorloper van de stad Jebus, en deze stad wordt nog later Jeruzalem
genoemd. In Ps.76:3 wordt de stad Salem in één adem genoemd met Sion, waarbij duidelijk
wordt gemaakt dat Salem en Sion op dezelfde plaats liggen, namelijk de plaats waar later de
tempel gebouwd werd. Opmerkelijk is dat dit woord Salem in Gen.33:18 gebruikt wordt als
een bijvoeglijk naamwoord en vertaald wordt met “behouden”; dit woord is namelijk sterk
verwant met het Hebreeuwse woord “shalom”, dat vrede betekent. Melchisedek was een
unieke persoon, omdat hij tegelijkertijd de koning van Salem was maar ook een priester van
God de Allerhoogste. Deze tweevoudige bediening van koning-priester was ongekend in die
tijd, en in Israël was het zelfs voor koningen verboden om als priester op te treden. Toen
koning Saul uit ongeduld zelf het offer bracht dat Samuël had moeten brengen, betekende
dat een voortijdig einde van zijn koningschap (1Sam.13:9-14). En toen koning Uzzia zelf een
reukoffer wilde brengen in plaats van de priesters, werd hij door de priesters tegengehouden,
en werd hij getroffen door huidvraat, als gevolg waarvan hij tot aan de dag van zijn dood
afgezonderd moest leven (2Kron.26:16-21).
David was een koning, maar hij wilde eigenlijk veel liever een priester zijn; om die reden trok
hij bij het brengen van de ark naar Jeruzalem zijn koningskleed uit en danste verder in een
linnen priesterkleed (2Sam.6:14, 1kron.15:27). Maar daarna moest hij weer verder in zijn
functie als koning, omdat het priesterschap niet aan hem was toebedeeld. De tweevoudige
functie van Melchisedek als koning-priester was dus bijzonder uniek, en in Ps.110 profeteert
David over de komst van de Messias, die als Koning en als Priester zal optreden. In de
Hebreeënbrief neemt de schrijver dit profetische thema over en werkt het uitgebreid uit in de
hoofdstukken 7-9, waarin hij duidelijk maakt dat Jezus de Koning-Hogepriester is die volledig
garant staat voor onze eeuwige redding. Deze opmerkelijke openbaring over Melchisedek
als koning en priester is dus sterk verbonden met de stad Salem, omdat in diezelfde stad
Jezus als Koning en Hogepriester zal zitten op Zijn troon in de tempel van Jeruzalem. Deze
woorden uit Gen.14:18-20 hebben dus een belangrijke profetische betekenis over Sion en de
centrale rol van Jeruzalem.
D: De verovering van Sion en Jeruzalem.
De oorspronkelijke naam van Jeruzalem was Jebus (Joz.18:28, Recht.19:10), en de naam
5
Jeruzalem wordt pas voor het eerst in Joz.10:1 genoemd; de stad heette toen natuurlijk nog
Jebus. Maar al van vóór de grondlegging der wereld was deze plaats bedoeld als hoofdstad
voor het aardse koninkrijk van Jezus (Ps.2:6), en tijdens de reis van Israël door de woestijn
op weg naar het beloofde land sprak de Heer bij monde van Mozes over de plaats die God
zou uitkiezen om er Zijn naam te laten wonen. In het boek Deuteronomium wordt maar liefst
22 keer gesproken over deze plaats zonder naam, waarvan zeven keer in Deut.12. Abraham
moest zijn zoon Isaäk offeren op de plaats waarover God had gesproken (Gen.22:3), en
Jakob noemde de plaats waar hij God in een droom had gezien de plaats van het huis van
God, de poort van de hemel (Gen.28:17). De Heer heeft vanaf het begin geweten waar Zijn
tempel zou worden gebouwd, maar Hij hield de openbaring over deze plaats lang verborgen;
David was de eerste persoon die openbaring over deze plaats ontving.
Ps.132:13-17 De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd: Dit is voor altijd
Mijn rustplaats, hier verlang Ik te wonen. Ik zal Sion met voedsel zegenen, de armen brood
geven in overvloed, en de priesters met eer bekleden. Zijn getrouwen zullen juichen van
vreugde. Hier breng Ik Davids huis tot aanzien, hier ontsteek Ik een lamp voor Mijn gezalfde.
Zijn vijanden bekleed Ik met schande, maar op zijn hoofd schittert een kroon.
Maar in de tijd van Jozua, de rechters, de profeet Samuël en koning Saul was er nog geen
openbaring over de belangrijke rol van de stad Jeruzalem, en met name de berg Sion. Jozua
versloeg de koning van Jeruzalem (Joz.10:23-26), en ook de stad Jeruzalem werd veroverd
(Joz.12:10). Maar later blijkt dat de stam Juda de inwoners van Jeruzalem, de Jebusieten,
niet kon verdrijven, zodat de inwoners van de stad temidden van de nakomelingen van Juda
bleven wonen (Joz.15:63). Blijkbaar konden de Judeeërs Jeruzalem wel innemen, maar niet
de burcht Sion; hoewel de Judeeërs de koning van Jeruzalem doodden en de stad in brand
staken (Recht.1:4-8), bleef blijkbaar een restant weerstand bieden in de burcht Sion. De
stam Juda liet de stad Jeruzalem blijkbaar achter, en omdat deze stad op het grensgebied
van Juda en Benjamin lag, deden ook de Benjaminieten een aanval op de stad; maar ook zij
konden de burcht Sion niet veroveren (Recht.1:21). In Recht.19:10-12 lezen we dat de stad
Jeruzalem een stad vol vreemden was, waar geen Israëlieten woonden; en hoewel in de tijd
van koning Saul de stad toebehoorde aan de stam Benjamin, was deze stam er nog steeds
niet in geslaagd de burcht Sion te veroveren. Maar tijdens het koningschap van Saul
gebeurde er iets opmerkelijks, dat een zeer profetisch karakter had.
1Sam.19:54 David nam het hoofd van de Filistijn mee om het naar Jeruzalem te brengen; de
wapens die hij hem had afgenomen legde hij in zijn tent.
David versloeg de Filistijn Goliat met een slinger en een steen, waarna hij hem het hoofd
afhakte; hij bracht het hoofd van deze reus naar de stad Jeruzalem, waarvan de burcht Sion
op dat moment nog steeds in bezit van de Jebusieten was. David plaatste dus het hoofd van
een beruchte vijand in het zicht van de Jebusieten als een profetische daad, om daarmee
aan te geven dat er een moment zou komen, waarop de burcht Sion veroverd zou worden
door het volk Israël. David had blijkbaar als jongeman al het profetische inzicht dat de burcht
Sion een zeer belangrijke plaats was voor de Heer en dus ook voor Israël; daarom bracht hij
het hoofd van Goliat naar Jeruzalem. Het zwaard van Goliat legde hij in zijn tent, maar
eigenlijk moeten we hier lezen in Zijn tent, want hij bracht dit zwaard naar de tabernakel in
Nob (1Sam.21:10); later zou David dit zwaard meekrijgen als wapen, toen hij op de vlucht
was voor Saul. Dus hoewel de Benjaminieten de stad Jeruzalem wel in hun bezit hadden,
slaagden ze er niet in om de burcht Sion te veroveren. Ze accepteerden dat de burcht een
onneembare vesting was, en daarom deden ze zaken met de Jebusieten, want handeldrijven
met de Jebusieten was een lucratieve bezigheid.
Zelfs aan het eind van Davids koningschap woonde er nog steeds een Jebusiet met de
naam Arauna (Ornan), die landbouw bedreef op de berg Sion (2Sam.24:18, 2Kron.21:18).
Op diens grondgebied werd later de tempel gebouwd. Het is zeer goed mogelijk dat de David
in zijn jeugd al Goddelijke openbaring ontving over de belangrijke positie van Jeruzalem, en
met name de berg Sion; want in zijn jeugd was hij al een man naar Gods hart (1Sam.13:14).
Op ongeveer 17-jarige leeftijd werd hij met olie tot koning gezalfd, en vanaf dat moment
legde de Heilige Geest beslag op hem (1Sam.16:13). Maar hij ging daarna gewoon verder
met zijn dagelijkse bezigheid als schaapherder, en omdat hij in het dorpje Bethlehem vlakbij
6
Jeruzalem woonde, kwam hij met zijn kudde ook wel in de buurt van de berg Sion. Het kan
dus heel goed gebeurd zijn dat hij op een van zijn trektochten met de schapen openbaring
ontving over de berg Sion, doordat de Heer tegen hem zei: “Dit is voor altijd Mijn rustplaats,
hier verlang Ik te wonen” (Ps.132:14). Toen hij dus later Goliat versloeg, wist hij onmiddellijk
wat hij moest doen, en als een profetische daad bracht hij het hoofd van Goliat naar
Jeruzalem, vlak voor de poorten van Sion (1Sam.17:54).
E: Persoonlijke toepassing op de verovering van Sion.
1Kron.11:4-9 David en het leger van Israël trokken op naar Jeruzalem, het toenmalige
Jebus, waar de Jebusieten woonden. De Jebusieten zeiden tegen David: U komt er niet in!
Toch veroverde David de bergvesting van Sion. Hij had aangekondigd: Wie de Jebusieten de
eerste slag toebrengt, benoem ik tot opperbevelhebber. Joab, de zoon van Seruja, opende
de aanval en werd tot opperbevelhebber benoemd. David ging in de bergvesting wonen,
die daarom de Davidsburcht wordt genoemd. David breidde de stad rondom uit, vanaf het
Millobolwerk naar buiten, en Joab herstelde de oude stad. In de loop der tijd werd David
steeds machtiger, want de HEER van de hemelse machten stond hem ter zijde.
David was 30 jaar toen hij koning werd, en in totaal regeerde hij 40 jaar; hij regeerde eerst
7,5 jaar over Juda vanuit Hebron, en daarna nog 33 jaar over heel Israël vanuit Jeruzalem
(2Sam.5:4-5). Nadat hij op 37-jarige leeftijd koning over heel Israël geworden was, trok hij als
eerste op naar Jeruzalem om de stad te veroveren (2Sam.5:6), want hij wilde deze stad tot
zijn residentie en hoofdstad van het land maken vanwege de openbaring die God hem had
gegeven. Maar diep in zijn geest leefde ook het verlangen om een huis van gebed voor de
Heer te bouwen dat 24 uur per etmaal en 7 dagen per week zou functioneren volgens het
24/7 principe voor elk huis van gebed. David slaagde er in om de bergvesting van Sion te
veroveren (2Sam.5:7), en 2Sam.6 beschrijft het proces van zijn oorspronkelijk falen met het
daarop volgende succes in het brengen van de ark van de Heer naar de tent die David had
gereedgemaakt. De eerste daad van David als koning was dus om een plaats van rust te
zoeken voor de ark van de tegenwoordigheid van de Heer (Psalm 132). Maar voor hij dat
kon doen moest hij wel afrekenen met een weerbarstige vijand. De bergvesting Sion was
een militaire vesting die door de Jebusieten werd bewoond, dus verklaarde David de oorlog
aan de Jebusieten; daarmee was David een afschaduwing van Jezus, de Zoon van David,
die naar de aarde zal terugkeren om Zijn troon in Jeruzalem te plaatsen (Ps.48:2-4), maar
daarvoor zal de Heer eerst afrekenen met Zijn vijanden (Ps.2:6-9). In het verslag van
2Sam.5:6-8 lezen we niet precies hoe David erin slaagde om de burcht Sion te veroveren,
maar hetzelfde verslag in 1Kron.11:4-9 vertelt ons wel hoe dat gebeurde.
1Kron.11:5-6 Toch veroverde David de bergvesting van Sion. Hij had aangekondigd: Wie de
Jebusieten de eerste slag toebrengt, benoem ik tot opperbevelhebber. Joab, de zoon van
Seruja, opende de aanval en werd tot opperbevelhebber benoemd.
Uit deze gebeurtenis leren wij een belangrijk geestelijk principe, namelijk dat posities van
geestelijk leiderschap worden gegeven aan mensen die zich kwalificeren door een belangrijk
wapenfeit in de geestelijke oorlogsvoering. David werd zelf tot legeraanvoerder benoemd
vanwege zijn overwinning op Goliat en alle daarop volgende veldtochten (1Sam.18:5); en
Jezus de Zoon van David moest eerst de duivel aan het kruis verslaan (Hebr.2:14), voordat
Hij de Leidsman van onze redding kon worden (Hebr.2:10). Voordat de mannen van David
een positie van leiderschap konden ontvangen in zijn militaire staf, moesten ze zichzelf eerst
hebben bewezen in een belangrijke militaire overwinning (2Sam.23:8-39, 1Kron.11:10-47).
Elke militaire leider van David stond bekend vanwege een triomfantelijk militair feit dat hij
persoonlijk had behaald, want David wilde mensen in zijn militaire staf hebben die geloof
hadden voor grote militaire overwinningen vanwege hun persoonlijk verhaal in God. Maar
bovendien moesten ze wat karakter betreft ook zuiver zijn (Ps.101). De mannen van David
zijn een voorbeeld van gelovigen in deze tijd die sterk zijn geworden in de genade van God
en door de kracht van de Heilige Geest, en als gevolg daarvan grote daden hebben verricht
voor de zaak van Christus, ook al kunnen deze grote daden onzichtbaar blijven voor andere
gelovigen. Hun voorbeeld inspireert ons om mannen en vrouwen van God te worden die
machtig en sterk zijn in de Heilige Geest (Hebr.12:1).
7
De bergvesting van Sion was in het verleden meerdere malen onneembaar gebleken voor
het volk Israël, en daarom was het binnendringen in de burcht van Sion een goede test voor
kwalificatie voor militair leiderschap. David beloofde dat wie de Jebusieten de eerste slag
kon toebrengen, tot opperbevelhebber van zijn leger zou worden benoemd (1Kron.11:6), en
David deed daarbij de suggestie dat binnendringen via de watertoevoer naar de burcht de
beste methode was (2Sam.5:8). Het was Joab, een neef van David, die erin slaagde om via
de watertoevoer de burcht binnen te dringen, en daarom werd hij opperbevelhebber van
David’s leger. David gaf deze belofte van de positie van opperbevelhebber, omdat hij wist
dat het binnendringen in de bergvesting hoge eisen stelde aan degene die daarin zou
slagen. Er was namelijk meer voor nodig dan alleen bekwaamheid in zwaardvechten of
speergooien; deze opdracht vroeg om zowel fysieke als mentale kracht, slimheid, volharding,
creativiteit in het oplossen van allerlei problemen onderweg, allerlei eigenschappen die een
opperbevelhebber nodig had. Joab was duidelijk begiftigd met mentale bekwaamheid,
geoefend in militaire techniek, lichamelijk zeer getraind, ervaren in de oorlog, en gezalfd met
de Heilige Geest in diverse vormen van oorlogsvoering.
2Sam.5:6b De koning en zijn mannen trokken op naar Jeruzalem, waar de Jebusieten
woonden. De Jebusieten zeiden tegen David: U komt er niet in! Sterker nog, de lammen en
de blinden zullen u verjagen. David komt er niet in!
Sion werd gepresenteerd als een bolwerk van lammen en blinden, maar wel binnen de
grenzen van het door God gegeven beloofde land; daarom symboliseert de verovering van
dit bolwerk de geestelijke doorbraak van Goddelijke genezing in de wereldwijde gemeente
van Jezus Christus. Want het hele land Kanaän was al veroverd, behalve de burcht Sion, en
de aanklacht uit deze burcht komt als een spottende geest op de gemeente van Jezus af.
2 Petr.3:3-4 Vergeet vooral niet dat er aan het einde van de tijd spotters zullen komen, die
hun eigen begeerte volgen en smalend vragen: Waar blijft Hij nu? Hij had toch beloofd te
komen? De generatie voor ons is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het
begin van de schepping geweest is.
Maar dankzij het dappere optreden van Joab veroverden David en zijn leger de bergvesting,
waarna David in de burcht kon gaan wonen; hij noemde deze vesting de Davidsburcht. Maar
2Sam.5:8 verklaart dat David vanwege de spotternij van de Jebusieten een hekel kreeg aan
lammen en blinden; zo zullen ook wij moeten leren om Goddelijke haat te voelen tegen elke
vorm van onderdrukking, ziekte en zwakheid, die veroorzaakt wordt door de vijand van alle
mensen. Jezus ging rond in de kracht van de Heilige Geest, en Hij genas iedereen die in de
macht van de duivel was, omdat God met Hem was (Hand.10:38); daarbij werd Jezus sterk
gedreven door bewogenheid voor mensen (Matt.9:35-36), maar ook door liefde voor Gods
gerechtigheid en hemelse haat tegen alle ongerechtigheid (Hebr.1:9). Satan zal namelijk
nooit vrijwillig zijn gevangenen laten gaan, en er altijd op uit zijn om grote verwoesting aan te
richten in persoonlijke levens en volledige naties (Jes.14:17). David beloofde een positie van
eer in zijn leger, en gaf bovendien een strategie voor het binnendringen in de bergvesting; zo
hebben ook wij voortdurend een eeuwig vooruitzicht op hemelse beloning nodig als motivatie
om te blijven strijden tegen de vijand (Openb.22:12), maar ook voortdurend openbaring over
de geestelijke strategie die wij moeten volgen (Efez.6:10).
Joab had geen plattegrond van de vesting, en ook geen routekaart voor de watertunnel; dus
moest hij waarschijnlijk in het volledige donker zijn weg zien te vinden zonder zelf gezien te
worden door de vijand. De weg tot binnenin de bergvesting was een watertunnel die vol met
water stond; dit water spreekt van de volheid van de Heilige Geest, die wij nodig hebben om
de strijd effectief te kunnen voeren (Efez.5:18). We weten niet hoe Joab succesvol was in
zijn onderneming, maar hij vond zijn weg naar de poorten van de burcht, en opende die voor
alle soldaten van het leger van David. Zo kregen ook de apostelen van Jezus de sleutels van
het koninkrijk van God om deuren te kunnen openen voor alle gelovigen en voor ongelovigen
die het koninkrijk van God ook willen binnengaan (Matt.16:19, 18:18). En zodra het bolwerk
van zwakheid veroverd was, kwam er ruimte om de ark van Gods tegenwoordigheid naar de
tent van David in Jeruzalem te brengen. Het voorbeeld van Joab bevat vele lessen voor ons
als gelovigen in deze tijd om de manifeste tegenwoordigheid van God in het midden van de
gemeente te brengen.
8
F: De verdere geschiedenis van Jeruzalem.
1Kon.5:1, 4-5 Salomo had de heerschappij over alle koninkrijken tussen de Eufraat en het
land van de Filistijnen, en tot aan de grens met Egypte. Zolang Salomo leefde, waren ze aan
hem onderworpen en droegen ze hem schatting af........ Salomo heerste over het hele gebied
ten westen van de Eufraat, van Tifsach tot aan Gaza, over alle koninkrijken ten westen van
de rivier, en hij leefde in vrede met alle omringende landen. Zolang Salomo leefde, konden
de inwoners van Juda en Israël, van Dan tot Berseba, onbezorgd onder hun wijnrank en hun
vijgenboom zitten.
Koning David werd bijzonder door de Heer gezegend en overwon alle vijanden die de vrede
en rust in het land Israël bedreigden; na een gezegend koningschap met de nodige tegenslag
vanwege zijn grote blunders werd hij opgevolgd door zijn zoon Salomo. Salomo liet de tempel
voor de Heer bouwen, waarna hij het koninkrijk van Israël nog uitbreidde en grote vrede en
rust in het land gebracht. Tijdens zijn regering bereikte het volk Israël het hoogtepunt van
rijkdom en vrede door de tegenwoordigheid van de Heer in Zijn tempel en de wijsheid van
koning Salomo, waarmee hij tot in verre landen beroemd werd (2Kron.9:22-24). Maar aan het
eind van zijn leven dwaalde hij bij de Heer weg en ging hij de afgoden van zijn vele vrouwen
dienen (1Kon.11:1-8). Het gevolg was dat de natie in tweeën werd gescheurd, en alleen de
stammen Juda en Benjamin nog trouw bleven aan het koningshuis van David. De koningen
van het tienstammenrijk Israël waren zonder uitzondering allemaal goddeloos, zodat in het
jaar 722 v.Chr. de hoofdstad Samaria werd veroverd en het grootste deel van de Israëlieten in
ballingschap ging (2Kon.17:1-6).
Het koningshuis van David kende verschillende rechtvaardige koningen zoals Asa, Josafat,
Jotam, Hiskia en Josia, maar ook het merendeel van de koningen van Juda regeerden niet
rechtvaardig en dienden afgoden. Het gevolg was dat in 586 v.Chr. de hoofdstad Jeruzalem
werd ingenomen, de tempel werd verwoest en het grootste deel van het Judeese volk ook in
ballingschap ging. In 538 v.Chr. keerde een klein deel van de Judeeërs terug naar Jeruzalem
om de tempel te herbouwen, en in 516 v.Chr. werd de tempel weer ingewijd (Ezra 6:15-18).
Ezra begon met het herstel van de Joodse eredienst in de tempel, en hij onderwijs uitvoerig
uit de wet van Mozes; ook maakte hij een begin met het herstel van de stad Jeruzalem, maar
dat werd gedwarsboomd door vijanden van Juda (Ezra 4:6-23). O.l.v. Nehemia werd de stad
Jeruzalem echter weer hersteld en overleefde de volgende vier eeuwen zonder al te veel
tegenslag in een tijd van grote politieke beroering in de omringende landen en Israël zelf
(Dan.9:25). Toen brak de tijd van Johannes de Doper en Jezus Christus, de Joodse Messias,
aan, maar het grootste deel van het volk Israël wees hun boodschap af. Jezus kondigde een
volgende verwoesting van de stad Jeruzalem aan vanwege de hardnekkige weigering van
Israël om de door God gezonden Messias te aanvaarden.
Matt.23:37-39 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn
gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens
verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie stad wordt eenzaam
aan haar lot overgelaten. Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, tot de tijd
dat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”
Jezus verklaarde hier dat de Joden van Jeruzalem Hem niet meer zouden zien totdat de tijd
zou aanbreken dat zij zouden belijden: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer.”
Jezus ging 40 dagen later naar de hemel, terug naar Zijn Vader, en zal pas weer terugkeren
bij Zijn tweede komst. Maar Jezus maakte duidelijk dat het de Joden in Jeruzalem zullen zijn,
die Hem zullen verwelkomen bij Zijn tweede komst. Toch had Jezus duidelijk gemaakt dat
Jeruzalem verwoest zou worden en dat alle Joden uit het land Israël zouden verdwijnen.
Luc.21:20-24 Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat
de verwoesting van de stad nabij is. Wie in Judea is moet dan de bergen in vluchten, wie in
Jeruzalem is moet er wegtrekken, en wie op het land is moet niet naar de stad gaan, want in
die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal
gaan. Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan
de borst hebben! Want er zal ontzaglijk veel leed zijn in het land, en een zwaar vonnis zal de
bevolking treffen. De inwoners zullen omkomen door het zwaard of in gevangenschap worden
9
weggevoerd en onder alle volken worden verstrooid, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden
door heidenen, tot de tijd van de heidenen voorbij is.
Jezus had al gezegd dat dit oordeel zou komen over de generatie Joden van dat moment
(Matt.23:36). De joodse leiders die Jezus verwierpen, bevestigden dit oordeel door een vloek
over zichzelf en hun kinderen uit te roepen, terwijl zij voor Pilatus stonden en vroegen om de
kruisdood van Jezus.
Matt.27:25 En heel het volk antwoordde: Laat Zijn bloed óns dan maar worden aangerekend,
en onze kinderen.
Dit oordeel en deze zelfvervloeking gingen in vervulling in het jaar 70 na Chr, toen de Joden in
Jeruzalem in opstand kwamen tegen de Romeinse overheersing. De Romeinse generaal
Titus kwam met een groot leger naar Jeruzalem en na een felle belegering werd de stad
ingenomen en verwoest. Bijna een miljoen Joden verloren het leven; vele duizenden joodse
mannen werden buiten de stad gekruisigd, terwijl de vrouwen en kinderen als slaven werden
afgevoerd. Er was in de wijde omgeving van Jeruzalem geen boom meer te vinden, die niet
gebruikt was om Joden te kruisigen. De woorden van Jezus uit Luc.21:20-24 gingen letterlijk
in vervulling. Bovendien werd ook het woord van Jezus uit Luc.21:6 vervuld, want Hij had
gezegd dat de tempel tot op de laatste steen zou worden afgebroken. Hoewel de Romeinse
generaal Titus bevel had gegeven dat de tempel van Jeruzalem intact moest blijven, gooide
een Romeinse soldaat een brandende fakkel in het kledingmagazijn van de tempel. De tempel
vloog in brand en stortte in, waarbij al het goud op de muren van de tempel door de hitte smolt
en tussen het puin door naar beneden liep. Nadat het vuur gedoofd was braken de Romeinse
soldaten de tempel steen voor steen af om het gestolde goud te zoeken en als buit mee te
nemen naar huis. De woorden van Jezus over Jeruzalem en de tempel waren in vervulling
gegaan. De Joden in de rest van het land Israël bleven echter in het land wonen.
Maar in het jaar 132 na Chr. begon de Jood Simeon Bar Kochba een grote volksopstand
tegen de Romeinse overheersing, nadat de Romeinse keizer Handrianus een nieuwe stad in
Jeruzalem vestigde en daar een tempel, gewijd aan Jupiter, bouwde. Vele Joden zagen in Bar
Kochba de beloofde Joodse messias, en hij slaagde erin de Romeinen uit de stad Jeruzalem
te verdrijven; maar twee jaar later, in 134 na Chr. werd deze opstand neergeslagen en werd
het de Joden verboden om de stad binnen te gaan. Vanaf dat moment werd het Joodse volk
verstrooid onder alle andere volken, waarbij Luc.21:24 in vervulling ging. Vele eeuwen lang
bleven de Joden buiten het land Israël wonen, verspreid over vele landen in de wereld. De
geschiedenis van het Joodse volk leek ten einde en de profetie van Hosea ging in vervulling.
Hos.3:4-5 Zo zullen de Israëlieten geruime tijd verstoken blijven van koning en leiders, van
offers en gewijde stenen, van orakels en huisgoden. Dan zullen ze weer verlangen naar de
Heer, hun God, en hun koning David; en uiteindelijk (= in het laatst der dagen) keren ze vol
ontzag terug naar de Heer en Zijn zegen.
De Romeinen veranderden de naam Israël in Filistia, wat later verbasterd werd tot Palestina.
In het jaar 638 na Chr. werd het land door de islam veroverd, en in het jaar 1516 veroverden
de Turken van het Ottomaanse rijk het land Palestina. Zij maakten het land tot een barre
woestenij; er bleven nog maar weinig mensen in het land wonen en het land veranderde in
een dorre streek van woestijnen, moerassen en uitgeputte grond. De Turken bleven 400 jaren
in het land, en de Amerikaanse schrijver Mark Twain beschreef in 1869 na een bezoek aan
het land, hoezeer het land verwoest was.
Maar al in 1560 na Chr. erkenden de grote Engelse en Schotse leiders onder de protestanten
dat God nog een roeping voor Israël had die nog vervuld moest worden; zij schreven in de
kantlijn van de Bijbel bij Rom.11:15+25 dat God liet zien dat er een tijd komen zou dat het
hele Joodse volk - hoewel niet ieder afzonderlijk - verenigd zou worden met de gemeente van
Christus. In 1649 preekte de Engelsman John Owen voor het Britse Lagerhuis, waarbij hij
voorspelde dat er een tijd zou komen waarin het oude verbondsvolk Israël samen met de
volheid van de heidenen één gemeente zou vormen. Vele anderen volgden in latere eeuwen
zijn voorbeeld en predikten ook de terugkeer van de Israëlieten naar hun eigen land Israël en
een geestelijke terugkeer naar de Joodse Messias Jezus. In 1860 schreef Benjamin Disraeli,
die een natuurlijke en wedergeboren Jood was, en als Brits staatsman premier was in 1868
en van 1874 -1880, een boek over de relatie tussen het Joodse volk en de tweede komst van
10
Christus. In de 19e eeuw ontstond er een ontwaken onder het joodse volk, vooral in Engeland
dat toen de grootste politieke macht op het wereldtoneel was. In 1880 werd er een nieuwe
Joodse encyclopedie over de Hebreeuwse taal uitgegeven door de Jood Eliëzer Ben Jehuda.
In 1896 publiceerde de Jood Theodor Herzl - 1764 jaar na de opstand van Bar Kochba - het
boek “De Jodenstaat”. In het volgende jaar 1897 vond het eerste Zionistische congres plaats
te Bazel in Zwitserland, waar de Zionistische beweging ontstond; er was een historisch begin
gemaakt met de terugkeer van de Joden naar Jeruzalem en Israël. Toch trokken tot aan de
eerste wereldoorlog maar weinig Joden naar Israël, terwijl vele Joden Europa verlieten om
naar de Verenigde Staten te gaan. Maar de vervulling van de profetieën was begonnen en er
werd een begin gemaakt met de terugkeer van de Joden naar Jeruzalem.
In 1917 veroverde Engeland het land Palestina op de Turken onder aanvoering van generaal
Allenby, waarbij de stad Jeruzalem zonder slag of stoot werd ingenomen; het land kwam
onder Brits bestuur. De Britse regering stemde in met de Balfour-verklaring; hierin werd het
standpunt uiteengezet waarover het Brits kabinet akkoord was geraakt tijdens de bijeenkomst
op 31 oktober 1917. Dit standpunt hield in dat Groot-Brittannië de zionistische plannen voor
een Joods nationaal tehuis in Palestina ondersteunde, alhoewel niets mocht worden gedaan
om aan de rechten van de bewoners afbreuk te doen. Deze verklaring beloofde het Joodse
volk een bepaald geografisch gebied volgens de Bijbelse grenzen van Gen.15:18, maar vijf
jaar later maakte Winston Churchill met één pennestreek een einde aan deze verklaring. Hij
creëerde een nieuw gebied met de naam Transjordanië - dat is nu Jordanië - en door deze
ene daad werd 78 procent van het totale landoppervlak aan de Arabieren geschonken. Zo
komt het dat het begin van het land Israël in 1948 maar 22 procent was van het grondgebied
dat eens aan het Joodse volk werd gegeven.
Sinds de deportatie van de Joden in het jaar 134 na Chr. leek het erop dat het Joodse volk als
natie opgehouden was met bestaan, ware het niet dat Jezus beloofd had dat de Joden in
Jeruzalem Hem zouden verwelkomen bij Zijn tweede komst naar de aarde met de woorden:
Hosanna, gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer (Matt.23:39). M.a.w. de Joden
zouden volgens deze woorden van Jezus weer terugkeren naar Jeruzalem. Ook had Jezus
gezegd dat de Joden uit het land Israël zouden verdwijnen, totdat de tijd van de heidenen
voorbij was (Luc.21:24). Ook Hosea had geprofeteerd dat de Joden in de eindtijd weer
zouden gaan verlangen naar de Heer hun God en naar David hun koning.
In 1882 waren er volgens de Joodse gegevens slechts ongeveer 24.000 Joodse inwoners in
Palestina, verspreid over 17 kibboetziem; een van de eerste pioniers was Eliëzer Ben Jehuda
die de Hebreeuwse taal omvormde tot een moderne taal. Een andere pionier van het eerste
uur was de in Polen geboren David Green die later onder de naam David Ben Goerion de
eerste minister-president van Israël werd. Theodore Herzl had in 1897 profetisch gesproken
toen hij voorspelde dat de staat Israël binnen 50 jaar geboren zou worden.
Na de Eerste Wereldoorlog gaf de nieuw opgerichte Volkenbond in 1920 de controle over
Palestina aan Groot-Brittannië, maar door angst voor represailles van de Arabieren keerden
de Britten zich tegen de Joodse immigranten. Vluchtelingen kregen geen toestemming om in
de haven van Haifa aan wal te gaan en de quota voor terugkerende Joden werd in hoge mate
gereduceerd. Er moest nog een tweede wereldoorlog en een generatie vol lijden overheen
gaan voordat de wereld voldoende gemotiveerd was om de Joden het thuisland te geven dat
hen beloofd was.
De duivel wist uit de woorden van Jezus, dat het Joodse volk Hem zou verwelkomen bij Zijn
tweede komst naar de aarde; de duivel zette dus alles op alles om dat te voorkomen en het
antisemitisme vond een gruwelijk dieptepunt in de holocaust tijdens de tweede wereldoorlog,
waarbij onder leiding van de satanist Adolf Hitler zes miljoen Joden werden vergast en
vermoord. Bovendien zocht Hitler contact met o.a. de moefti van Jeruzalem om ook de Joden,
die al in Israël waren, te laten vermoorden. Maar op bovennatuurlijke wijze kwam in 1948 de
staat Israël toch tot stand; het onmogelijke was toch mogelijk geworden. De Amerikaanse
president Harry Truman heeft een belangrijke doorslaggevende rol gespeeld in de positieve
uitslag van de stemming in de Verenigde Naties op 29 november 1947; 33 staten stemden
voor, 13 tegen en er waren 10 onthoudingen. De staat Israël werd geboren in mei 1948. Na
enkele oorlogen kwamen de Joden in het jaar 1967 ook weer in bezit van de stad Jeruzalem;
11
dit jaar is in ieder geval het laatst mogelijke startpunt van de laatste generatie voordat Jezus
terugkomt. Het ontstaan van de staat Israël en het Joodse bestuur over Jeruzalem is het
begin van de eindtijd.
G: Het werkelijke doel van Jeruzalem.
Jes.2:2-4 Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal
staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Alle volken zullen daar samen
stromen, machtige naties zullen zeggen: Laten we optrekken naar de berg van de HEER,
naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen
zijn paden bewandelen. Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de
HEER. Hij zal rechtspreken tussen de volken, over machtige naties een oordeel vellen. Zij
zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk
zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is.
De Bijbel begint met de beschrijving van de eerste mensen in het paradijs van Eden, waar zij
in relatie met Jezus rondwandelden en met Hem samenwerkten in het cultiveren van de tuin.
Het hoofddoel voor de mens is om het beeld van God te zijn (Gen.1:26-27), waardoor het
voor de mens mogelijk is om een zeer intieme relatie met God de Vader en Zijn Zoon Jezus
Christus te hebben. De lokatie voor deze relatie was het paradijs, en het paradijs lag op
dezelfde plek als waar nu de stad Jeruzalem ligt. De bestemming van deze lokatie is nog
steeds dezelfde, want volgens de woorden van Jes.2:2-4 zullen na de terugkeer van Jezus
alle volken naar Jeruzalem toestromen om door Hem onderwezen te worden en daar ook
hun aanbidding aan de Vader en Jezus te geven (Openb.21:22-26). Het hoofddoel van de
tweede komst van Jezus zal zijn om in Jeruzalem de troon van David in ere te herstellen, en
Zijn heerschappij zal zich van daaruit over de hele aarde verspreiden (Zach.14:9). Maar ook
zal in Jeruzalem de tent van David in ere worden hersteld (Amos 9:11), d.w.z. dat de tempel
in ere zal worden hersteld als het huis van gebed. Dit was ook het doel van Jezus bij Zijn
eerste komst, toen Hij vlak voor Zijn kruisiging de tempel van Jeruzalem binnenging.
Matt.21:12-14 Jezus ging de tempel binnen, Hij joeg iedereen weg die daar iets kocht of
verkocht, gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers
omver en riep hun toe: Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn,”
maar jullie maken er een rovershol van! Toen kwamen er in de tempel blinden en verlamden
naar Hem toe, en Hij genas hen.
Jezus kwam uit de richting van Jericho (Matt.20:29), waarna hij bij Betfage op de Olijfberg
kwam (Matt.21:1); daar stuurde Hij twee van Zijn leerlingen er op uit om een ezelin te gaan
halen, en vervolgens reed Jezus op deze ezelin Jeruzalem binnen via de Schaapspoort
(Matt.21:2-10). Maar in plaats van bij de Schaapspoort rechtsaf te slaan naar de Romeinse
burcht Antonia om volgens de Messiaanse verwachting van de Joden de Romeinen de stad
en daarna het land uit te jagen, sloeg Jezus linksaf en ging naar de tempel, waar Hij de
handelaars en geldwisselaars de tempel uitjoeg. Volgens de visie van de apostel Johannes
deed Jezus dit ook aan het begin van Zijn openbare bediening (Joh.2:13-16), zodat Jezus
dus zowel aan het begin als aan het eind van Zijn publieke optreden de tempel reinigde van
winstbejag. Daarbij citeerde Jezus een tekst uit Jesaja om de werkelijke bedoeling van de
tempel duidelijk te maken.
Jes.56:6-8 En de vreemdeling die zich met de HEER heeft verbonden om hem te dienen en
zijn naam lief te hebben, om dienaar van de HEER te zijn, ieder die de sabbat in acht neemt
en niet ontwijdt, ieder die vasthoudt aan mijn verbond, hem breng ik naar mijn heilige berg,
hem schenk ik vreugde in mijn huis van gebed; zijn offers zijn welkom op mijn altaar. Mijn
tempel zal heten ‘Huis van gebed voor alle volken’. Zo spreekt God, de HEER, die bijeen
brengt wie uit Israël verdreven waren: Ik breng er nog meer bijeen dan al bijeengebracht zijn.
Het opmerkelijke is dat Jezus na het uitdrijven van de handelaars uit de tempel direct daarop
blinden en verlamden in de tempel genas (Matt.21:14); de tempel is de beste plaats waar
blinde en verlamde mensen bij Jezus kunnen komen voor genezing. De tempel als huis van
gebed zal bij uitstek de plaats zijn, waar de volken van de aarde genezing zullen ontvangen
(Openb.22:2); en deze genezing zal hoofdzakelijk plaatsvinden door onderwijs uit het woord
van God (Jes.2:2-4). Bij Zijn tweede komst zal Jezus Zijn troon op de aarde plaatsen in Zijn
12
hoofdstad Jeruzalem, en van daaruit zal Zijn heerschappij op de aarde verspreid worden; het
resultaat zal een wereldwijde vrede zijn, eerst voor de periode van 1000 jaar.
Jes.9:5-6 Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op Zijn
schouders. Deze namen zal Hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige
vader, Vredevorst. Groot is Zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. En
Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in
eeuwigheid. Daarvoor zal Hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten.
H: De burcht van Sion opnieuw veroveren.
Ps.2:1-12 Waartoe leidt het woeden van de volken, het rumoer van de naties? Tot niets. De
koningen van de aarde komen in verzet, de wereldmachten spannen samen tegen de HEER
en Zijn gezalfde: Wij moeten Hun juk afwerpen, ons van Hun boeien bevrijden. Die in de
hemel troont lacht, de Heer spot met hen. Dan spreekt Hij tot hen in woede, en Zijn toorn
verbijstert hen: Ikzelf heb Mijn koning gezalfd, op de Sion, Mijn heilige berg. Het besluit
van de HEER wil Ik bekendmaken. Hij sprak tot Mij: Jij bent Mijn Zoon, Ik heb Je vandaag
verwekt. Vraag het Mij en Ik geef Je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom. Jij
kunt ze breken met een ijzeren staf, ze stukslaan als een aarden pot. Daarom, koningen,
wees verstandig, wees gewaarschuwd, leiders van de aarde. Onderwerp u, toon de HEER uw
ontzag, breng Hem bevend uw hulde. Bewijs eer aan Zijn Zoon met een kus, anders ontvlamt
Zijn woede, en uw weg loopt dood, want bij het geringste ontsteekt Hij in toorn. Gelukkig wie
schuilen bij Hem.
Zoals David ongeveer 3000 jaar geleden de burcht Sion op de Jebusieten veroverde om daar
zowel zijn koningshuis als de tempel, het huis van gebed, te plaatsen, zo hebben wij de taak
om de troon van Jezus en het huis van gebed te realiseren in drie verschillende gebieden.
H1: De burcht Sion in ons eigen leven.
Ps.2:10-12 Daarom, koningen, wees verstandig, wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.
Onderwerp u, toon de HEER uw ontzag, breng Hem bevend uw hulde. Bewijs eer aan Zijn
Zoon met een kus, anders ontvlamt Zijn woede, en uw weg loopt dood, want bij het geringste
ontsteekt Hij in toorn. Gelukkig wie schuilen bij Hem.
Als gelovigen is het voor ons van het grootste belang om de troon en heerschappij van Jezus
in ons eigen hart volop ruimte te geven, zodat Hij vanaf Zijn troon het huis van gebed in ons
persoonlijke leven gestalte kan geven. Want Jezus heeft Zijn liefde voor ons op het kruis van
Golgotha bewezen, en met Zijn bloed heeft Hij ons van onze zonden bevrijd, zodat Hij Zijn
koninkrijk in ons gestalte zou kunnen geven, om van daaruit ons tot priesters voor God, Zijn
Vader, te maken (Openb.1:5-6, 5:9-10). Daarom roept de Bijbel ons op om ons als levende
stenen te laten gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel, waar wij heilige priesters
kunnen zijn om geestelijke offers aan God te brengen (1Petr.2:5).
H2: De burcht Sion in gemeente, stad en land.
Jes.56:7b-8 Mijn tempel zal heten ‘Huis van gebed voor alle volken’. Zo spreekt God, de
HEER, die bijeen brengt wie uit Israël verdreven waren: Ik breng er nog meer bijeen dan al
bijeengebracht zijn.
In de tweede plaats zal het voor de gemeente van Jezus Christus in de eindtijd van het
allergrootste belang zijn om elke geloofsgemeenschap om te vormen tot een huis van gebed,
dat 24 uur per etmaal, zeven dagen per week en 52 weken per jaar functioneert. Want alleen
in de identiteit van huis van gebed zal de gemeente van Jezus Christus in de eindtijd over
alle zonde en goddeloosheid triomferen.
H3: De burcht Sion in Jeruzalem.
2Petr.3:12 U die uitziet naar de dag van God en het aanbreken daarvan bespoedigt.
Tenslotte is het voor elke individuele gelovige en elke geloofsgemeenschap op zowel lokaal
als nationaal en internationaal niveau van het hoogste belang om de terugkeer van Jezus te
bespoedigen door verkondiging van het evangelie tot in de verste uithoeken van de aarde
(Matt.24:14), te bidden voor de vrede van Jeruzalem ter wille van het herstel van het huis
13
van gebed in de hoofdstad van de wereld (Ps.122:6-9), te bidden voor de redding van het
volk Israël (Rom.10:1), en dit volk jaloers te maken op de buitengewone rijkdom van het
geloof in Jezus Christus (Rom.11:11). Want pas wanneer wij als gelovigen uit de heidenen
de volheid van het evangelie in ons eigen leven ervaren, zullen wij in staat zijn om de Joden
effectief te bereiken met de rijkdom van het evangelie (Rom.11:25-26 NBG’51). De eindtijd
zal bij uitstek de tijd zijn waarin de meeste Joden tot geloof in Jezus zullen komen, zodat zij
klaargemaakt worden om Jezus, de Joodse Messias, te verwelkomen in de stad Jeruzalem.
Matt.23:37-39 Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn
gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens
verzamelt onder haar vleugels, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie stad wordt eenzaam
aan haar lot overgelaten. Ik verzeker jullie: vanaf nu zullen jullie Mij niet meer zien, tot de
tijd dat je zult zeggen: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!”
Wanneer Jezus is teruggekeerd, zal eens en voor altijd de burcht Sion voorgoed veroverd
zijn en voor altijd dienen als residentie voor Jezus Christus, Koning en Hogepriester.
V.v.d.B. 
14
Download