Hoofdstuk 7 Tijd van pruiken en revoluties. (1700-1800) §1 1751: De encyclopedie kwam uit, het was voor het eerst dat er zoveel beroemde geleerden en schrijvers aan een kennisverzameling meededen. De encyclopedie bevatte veel verschillende technische en wetenschappelijk informatie, en ook kritiek op de kerk. Het was een typisch product va de verlichting. De aanhangers van de verlichting vonden dat het rationele denken toegepast moest worden op de gehele samenleving. Het zou een einde maken aan de tijd vam domheid, intolerantie en geloofsfanatisme. Kennis en rede waren superieur boven het geloof. De verlichting begon aanvankelijk in Engeland en Nederland, maar langzamerhand werd Parijs het centrum. In koningsbergen doceerde een filosoof: Immanuel Kant. Hij gaf de meest gebruikte defenitie van de verlichting: De bevrijding van de mens uit de onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is. Je mocht in het openbaar van je verstand gebruik maken. Opvallend aan de verlichting was de vele kritiek op de godsdienst. Ze waren niet allemaal antigodsdienstig, maar ze hadden een diepe afkeer van godsdienstfanatisme en intolerantie. De bekendste voorstander daarvan was de franse schrijver Voltaire: hij bewonderde de tolerantie en godsdienstvrijheid in engeland. Al zijn brieven eindigde hij met: Encrasez l’infâme. Verpletter het schandelijke, waarmee hij de bekrompenheid, intolerantie en bijgeloof bedoelde. Voltaire vond het onzin dat God zich nog steeds met de wereld zou bemoeien, hij was een deïst. Het heelal was gemaakt door een opperwezen, maar die had alles van tevoren al vastgesteld. Volgens Voltaire was er alleen inzicht in de bedoelingen van “God” te krijgen door gebruik van verstand en onderzoek. De bijbel was niet nodig om te weten wat goed en wat slecht was. Maar de godsdienst was wel nodig om de domme massa in toom te houden. V keek neer op democratie, volgens hem was er een absoluut vorst nodig die de kerk onder de duim hield en de vooruitgang bevorderde, zoals Frederik II bij wie V aan het hof leefde. Andere verlichte denkers moesten niet veel hebben van het absolutisme. De Engelse schrijver John Locke schreef in 1690 dat de regeringen de natuurlijk rechten van de burger moeten garanderen. (Recht op leven, vrijheid en bezit) regeringen moesten gebaseerd zijn op een contract met de burgers, en als de regering zich er niet aan hield mocht het volk in opstand komen. De franse edelman Montesqieu verafschuwde het franse depostisme. Als alle macht bij een persoon lag leed dat onvermijdelijk tot machtsmisbruik en onderdrukking. Bij bewonderde net als Voltaire Engeland. Hij schreef: Over de geest van wetten- De l’esprit des lois. Volgens hem moest de rechterlijke, wetgevende en uitvoerende macht gescheiden worden. Dat was de driemachten leer : Trias politica. Parlement maakte wetten, regering voerde ze uit, onafhankelijke rechters controleerden de naleving. Dat was de beste garantie van b=vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Hij was geen democraat, hij vond het beste systeem een mengeling van monarchie, aristocratie en democratie (dat wat Engeland op dat moment had) Verlichte denkers die WEL democratisch waren, waren Joan Dirk(NL) en Jean-Jacques Rousseau (FR) Volgens Rousseau moest de regering de algemene wet uitvoeren. Volgens Rousseau was dat niet wat de meeste mensen wilden, men moest een sociaal contract sluiten waarbij ze hun soevereiniteit (hoogste gezag) aan een volksvergadering overdroegen. R was vanuit huis een calvinist, hij was een populaire schrijver en een ster in de Parijse salons, maar hij voelde zich nooit op zijn gemak in Parijs. Hij wees alle onnatuurlijke sociale verhoudingen af. Ze bedierven de natuurlijke goedheid van de mens. Men moest in vrede met de natuur leven. Sociale verschillen werkten slechte eigenschappen in de hand. Andere verlichte denkers dachten veel minder negatief over hun tijd, maar waren het met Rousseau eens dat een betere maatschappij maakbaar was. Het rationalisme werd ook toegepast in de economie, Adam Smith (schot) schreef dat men van nature hun economische positie willen verbeteren. De productie zou groeien als mensen meer vrijheid kregen hun voordeel na te jagen, dat zou het beste zijn voor iedereen. De regering moest zich zo min mogelijk bemoeien met de economie. §2 In de 18e eeuw was Frankrijk, op Rusland na, de europese staat met de meeste inwoners. Na de dood van de Zonnekoning zetten Lodewijk XV en Lodewijk XVI het absolutisme voort maar de adel wist in die tijd een deel van zijn privileges te herstellen, zoals alleenrecht op hogere rangen in bestuur en leger. Adel en geestelijkheid betaalde bijna geen belasting en het volk leed eronder. Het staatsinkomen bestond uit driekwart accijnzen. Dus voedsel enz werd heel duur. Boeren leden onder heerlijke rechten, ze moesten geld betalen om de molen van de heer te gebruiken, ze moesten geld betalen om het vee te laten passeren, moesten onbetaald voor hem werken of een deel van de opbrengst afstaan. De adel begon middeleeuwse rechten weer in gebruik te nemen. De landbouw stagneerde en in 1789 werkte nog ruim 80 procent van de bevolking in de landbouw. In de franse landbouwstedelijke samenleving maakten handel een nijverheid wel een groei door. Van de winsten profiteerden de gegoede burgerij. Maar de samenleving werd er niet burgerlijker van. De rijke burgers namen een aristocratische levensstijl aan. Maar onder het Acien regime (oude bestuur) kom de burgerij geen macht kopen.De overheid had ondertussen niet genoeg geld om rond te komen. Deelname aan dure oorlogen werden betaald met geleend geld, en de staatsschuld bleef groeien. Vorsten in andere landen drukten hervormingen door. Een van die vorsten, Frederik de Grote (Pruisische koning) schreef aan voltaire: Mijn belangrijkste bezigheid is het bestrijden van domheid en vooroordelen. Ik moet ze verlichten en ze zo gelukkig mogelijk maken. Hij was een absoluut vorst maar hij was ook een aanhanger van de verlichting. Hij wilde de verlichting van boven doorvoeren. Net zoals Jozef II en Keizerin Catherina de Grote. Die manier van regeren heet verlicht absolutisme. Hun motto was: alles voor het volk, niets door het volk. Frederik vond dat hij niet een goddelijk recht had om koning te zijn, maar dat hij een eerste dienaar van de staat was. Hij schafte de censuur af en zorgde voor vrijheid van meningsuiting, godsdienstige verdraagzaamheid en onafhankelijke rechters. Maar die hervormingen bleven beperkt doordat hij niets deed aan de adel. Hij wou ze niet als vijand omdat ze voor de belangrijkste officieren van zijn leger verzorgden. Nederland had geen koning en nauwelijks adel, en toch was er een bevoorrechte groep die steeds meer op de rest van de bevolking ging drukken: De regenten. Ze zagen hun ambt als aangeboren recht. In de eerste helft van de 18e eeuw hadden de regenten alle macht, behalve in Friesland, Gelderland en Groningen. Daar was de prins van Oranje stadhouder. Tijdens deze stadhouderloze periode groeide de onvrede onder het volk. In 1747 braken relletjes uit en men riep om een terugkeer van Oranje. De prins kon dus alle tegenstanders wegwerken en zichzelf in alle gewesten tot stadhouder te laten benoemen. Voor het eerste kregen alle gewesten dezelfde stadhouder. Ook werd het stadhouderschap erfelijk en kreeg de stadhouder het laatste woord bij benoemingen. De republiek leek ineens weer op een Monarchie. De Oranjes onderhielden warme contacten met de Europese vorstenhuizen en in den haag groeide een heuse hofhouding. Maar de stadhouder deed net zo weinig voor het volk als de regenten. De regenten kregen nar 1750 zelfs weer een deel van hun onafhankelijkheid terug. Ook liep de staatsschuld uit de hand, de regenten maakten daar hun eigen voordeel mee. Ze kregen veel geld van de rente op het geld dat ze aan de staat leenden. §3 Lodewijk XVI werd onthoofd, en op die manier rekende Frankrijk af met het Acien regime. Het was een onderdeel van een reeks democratsiche revoluties die was begonnen aan de nadere kant van de Atlantische oceaan. 1763: De Britse koloniën begonnen zicht te verzetten tegen de belasting die ze moesten betalen aan het moederland. Zolang ze geen vertegenwoordiging hadden wilden ze ook geen belasting betalen. Om het verzet sterker te maken vormden de dertien kolonies een gezamenlijk congres. En in 1776 riep het congres de onafhankelijkheid van de Verenigde staten van Amerika uit. Die verklaring was geïnspireerd op verlichte denkers als Locke en Montesqieu. Thomas Jefferson stelde de verklaring op, en er stondenvanzelfsprekende warheden in waarop de nieuwe staat gebaseerd was. Alle mensen zijn gelijk geschapen. En hebben onvervreemdbare rechten waaronder het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk. Hun gezag berustte op de wil van hun onderdanen en het volk mocht zijn regering wijzigen of afzetten. Uiteindelijk erkende Brittannië de onafhankelijkheid van de Verenigde staten. Daarna nam de VS in1787 de eerste geschreven grondwet van de wereld aan. Daarin werd een machtenscheiding vastgelegd. Presient Uitvoerende, Congres wetgevende, Hooggerechtshof rechtgevende. Aan de grondwet werd een bill of rights toegevoegd; gelijkheid voor de wet, en vrijheid van godsdienst. De Amerikaanse revolutie maakte veel indruk op Frankrijk. Als de Amerikanen al in opstand kwamen tegen zoiets kleins, hoeveel reden hadden zij dan niet om in opstand te komen? Uiteindelijk was de staatsschuld zo hoog dat Lodewijk XVI de Staten Generaal bijeenriep, die sinds 1614 niet meer bijeengeroepen waren. Het was break met het absolutisme, maar het was de enige manier om geld te krijgen. In ruil voor invloed zou er geld betaald worden. Toen barstte er een grote publieke discussie los. Veel misstanden werden aangeklaagd, en dan voornamelijk de Staten Generaal zelf. Eerst bestond de SG uit Adel, Burgerij en Geestelijkheid. En allen hadden een stem die evenveel meetelde, dus de adel en de geestelijkheid (2% van de bevolking) Konden de rest helemaal overstemmen. Men vond de Adel nutteloos en alleen de Burgerij deed ertoe. De burgerij eiste dat de andere standen zich bij hen aansloten, maar dat werd geweigerd. En de burgerij vormde de Nationale vergadering, maar toen ze hun vergaderzaal in wouden gaan bleek die dicht te zijn. Ze gingen naar een naastgelegen kaatsbaan en zwoeren daar bijeen te blijven tot er een grondwet was. Lodewijk XVI probeerde de vergadering uiteen te jagen. De verwachtingen onder de bevolking waren hoog, er leken goede tijden aan te komen en de koning wou die met geweld stoppen. De angst voor militair ingrijpen leidde tot een aanval op de gevangenis Bastille. Ze vermoorden de commandant en voerden zijn hoofd mee als triomf. Overal raasde de revolutie in Frankrijk, en de nationale vergadering schafte de feodale rechten af en nam in de plaats daarvan de Verklaring van de rechten van de mens en de burger aan. Volgens die verklaring was het volk souverein, mensen waren vrij en gelijk voor de wet. Daarna onteigende de Nationale vergadering de bezittingen van de kerk en loste daarmee de staatsschuld af. De nationale vergadering zat vol met rijke burgers die de macht uit handen van het bezitloze gepeupel wilden houden. Dus alleen welgestelde burgers kregen het volledige staatsburgerschap met kiesrecht. Maar voordat de grondwet ingevoerd werd sloeg de koning op de vlucht. Hij werd gevangen en tekende de grondwet alsnog, maar hij werd verdacht van het voorbereiden van een contrarevolutie. In 1971 werd een nieuwe volksvertegenwoordiging gekozen. De gematigde burgerij had weer de meerderheid, maar er zaten nu ook lede van radicale clubs in.De radicalen kregen meer macht door de oorlog met Oostenrijk en Pruisen. Veel revolutievoorstanders vertrokken naar de hoofdstad om de revolutie te verdedigen. De Pruisen dreigden iedereen te doden die zich tegen het herstel van de oude orde verzetten, dit bracht de volkwoede weer tot uitbarsting en honderden aristocraten werden vermoord. Onder de druk van die moorden zette de volksvertegenwoordiging de koning af en schreef nieuwe verkiezingen uit. Met kiesrecht voor alle mannen die de revolutie trouw zwoeren. Het nieuwe parlement riep de republiek uit en veroordeelde de koning ter dood. Ook kwam er een nieuwe jaartelling oom de breuk met het verleden te symboliseren. Iedereen was nu een burger. De roep om Democratie nam toe, Radicale democraten wilden de afgevaardigden voortdurende controleren. In 1793 joeg een menigte de gematigde leden weg en maakten zo de weg vrij voor Jacobijn Robespierre, een democraat en een aanhanger van Rousseau, die de revolutie wilde zuiveren van (in zijn ogen) onbetrouwbare en corrupte elementen. Hij gaf revolutionare tribunalen de toestemming om verraders te ter dood te veroordelen. Veel revolutionairen kwamen ook onder de guillotine terecht, de revolutie verslond haar eigen kinderen. Na een jaar werd Robespierre zelf opgepakt en vermoord. Daarna werd de volksinvloed teruggedrongen tot napoleon een dictatuur oprichtte. Napoleon gaf de Adel de oude rechten echter niet terug en schafte ze af in zijn veroverde gebieden. Nadat hij verslagen was probeerden de winnaars alles weer te herstellen, maar de grondwet bleef bestaan en de idealen van de democratische revoluties bleven het verzet tegen de oude orde stimuleren. §4 Voltaire schreef Candide of het Optimisme. Over de barbaasre behandeling van de slaven door de Nederlanders. Het was de amneir van schrijvers om te helpen bij het afschaffen van de slavernij. Een spaanse priester, Las Casas, kwam terug uit de spaanse kolonie waar hij had gezien hoe veel indianen bezweken door ziektes wreedheid en slavenarbeid. Hij wist de paus te overtuigen dat Indianen gelijk waren aan de blanken, maar dit had tot gevolg dat de Spanjaarden zwarten uit Afrika gingen halen. Vlak voor zijn dood kwam Las Casas tot de conclusie dat ook negers mensen waren, maar dat werd pas anderhalve eeuw na zijn dood gepubliceerd. In de romeinse tijd was slavernij heel normaal, en tijdens de middeleeuwen kwam de horigheid in plaats van de slavernij. Waarom kocht men dan zwarte slaven ? Ze waren heel geschikt voor landbouw-werk, en mijnen-werk waar de europezen geen vrijwilligers voor konden vinden. Eerst vonden de Nederlanders slavernij onmenselijk, maar toen ze er aankwamen deden ze evengoed mee. Nederland vervoerde een half miljoen, Engeland drie miljoen en Portugal 5 miljoen. De driehoekshandel hield in dat veel mensen, krijgsgevangenen enz, verkocht werden als slaven. Die driekhoekshandel werd beheerst door de WIC. Slaven werden behandeld alsof het beesten waren, ze moesten wrede straffen ondergaan, kregen weinig medische hulp, werden gebrandmerkt en van elkaar gescheiden. Slaven moesten europese namen dragen. Rond 1700 ontstond blank protest tegen de slavernij. Ze werden geïnspireerd door de verlichting en het christendom. Volgens Adam Smith was het economisch ongunstig. Mensen werkten beter als ze loon kregen, en niet slaag. In Groot-Brittanie ontstond een sterke afschaffingbeweging. In 1772 behaalde die zijn eerste succes toen de Britse opperrechter slavernij in Groot-Brittannië zelf verbood. Elke slaaf die in GB aankwam was vrij. En in 1787 richtten de Britse abolitionisten de SOCIETY FOR THE ABOLITOPN OF SLAVE TRADE op. Ze beïnvloedden de publieke opinie door pamfletten. Als propagandamiddel werd een tekening van een zwarte man met de tekst : I AM NOT A MAN AND A BOTHER gebruikt. In 1807 leidde het tot een wet die het de Britten verbood om slavenhandel te bedrijven en in 1833 tot de afschaffing van de slavernij in alle Britse kolonieen. Andere lande volgden snel. Alleen portugal handhaafde in de tweede helft van de 19e eeuw nog slavenhandel.