Pedagogiek afrondingsopdracht.

advertisement
Pabo
Pedagogiek Passend Onderwijs
Tamsin O’Shea
Bestudering en verwerking van het zorgplan en de zorgstructuur op de stageschool plus een
verdieping van een kindbeeld met, naast literatuuronderzoek en observaties, een reflectie
op het eigen handelen.
Pedagogiek Zorgverbreding 2011-2012
3B
Inhoudsopgave
INLEIDING ........................................................................................................................................................... 3
BESCHRIJVING ZORGPLAN ............................................................................................................................ 4
Inleiding .................................................................................................................................................................................4
Zorgverbreding ..................................................................................................................................................................4
Procedure zorgverbreding ............................................................................................................................................5
Zorgbeleid .............................................................................................................................................................................5
MENING OVER HET ZORGPLAN ................................................................................................................... 6
HET HANDELINGSPLAN.................................................................................................................................. 8
PROBLEEMSTELLING ......................................................................................................................................................... 8
AANVULLENDE INFORMATIE ........................................................................................................................................ 10
KOPPELING THEORIE EN DE PRAKTIJK ........................................................................................................................ 15
FORMULEREN HANDELINGSPLAN ................................................................................................................................ 17
UITVOEREN VAN JE PLAN............................................................................................................................................... 19
REFLECTIE ....................................................................................................................................................... 20
BIJLAGEN .......................................................................................................................................................... 22
2
Inleiding
Afgelopen semester moesten we voor Pedagogiek een afrondingsopdracht maken waarbij ik
een handelingsplan moest opstellen voor een leerling uit mijn stageklas.
Daarvoor moet ik eerst een samenvatting maken van het zorgplan van de stageschool en
mijn mening daarover gegeven. Vervolgens kies ik in overleg met de stagementor een
leerling waarvoor ik een handelingsplan ga schrijven, voor een leerling die opvallend gedrag
vertoonde. Ik had ook kunnen kiezen voor een leerling die een specifieke behoefte nodig
heeft, zoals extra begeleiding, maar mij leek het meer interessant om te kunnen kijken of ik
een kind kon helpen die opvallend gedrag vertoont. Ik omschrijf de leerling aan de hand van
de resultaten uit de observaties die ik heb gedaan en een gesprek met de leerling zelf.
Daarnaast is er ook feitelijke informatie die ik van de leerkracht heb vernomen, om zo een
goed beeld van de leerling te krijgen.
Vervolgens doe ik literatuuronderzoek naar de gedragsproblemen die het kind vertoont en
naar een methode om een handelingsplan met een kind samen op te stellen. Daarbij geef ik
feitelijke informatie en zoek ik naar een manier om het probleem aan te pakken in de klas en
op school. Deze literatuur koppel ik vervolgens aan mijn bevindingen in de praktijk.
Samen met de leerling ga ik een handelingsplan opstellen die voor hem begrijpbaar is en een
doel heeft. Dit zal aan de hand van een beloningssysteem gaan. Ik bespreek dit samen met
hem. Ik probeer de theorie zoveel mogelijk in de praktijk te realiseren, maar wel op een
realistisch niveau voor deze klas. Het handelingsplan komt in het uitgereikte format van de
school te staan.
Het handelingsplan wat ik heb geschreven ga ik daarna in de praktijk uitproberen en
hanteren tijdens de lessen. De theorie wordt dus in de praktijk omgezet. Ik zal dit ook
evalueren samen met mijn stagementor. Ik rond het verslag af met het reflecteren op dit
onderzoek.
3
Beschrijving zorgplan
De school heeft een onderwijsplan, destijds werden de laatste punten aangepast, dus
sommige dingen waren nog niet helemaal up-to-date. Ik heb niet alles samengevat,
omdat er ook punten in voor kwam die niet zoveel met het zorgplan te maken hebben.
Inleiding
Het zorgplan van het SWV (Samenwerkingsverband) wil passend onderwijs realiseren
voor kinderen, waarbij de leerkrachten professioneler leren handelen en kinderen
zoveel mogelijk dichtbij huis naar school kunnen gaan.
Op groepsniveau betekent dit dat een leerkracht passend onderwijs kan bieden aan een
hele groep leerlingen door naar individuele leerlingen te kijken en daarbij verschillende
mogelijkheden en behoeften biedt. Een leerkracht moet daarvoor handelingsgericht
werken volgens deze 7 uitgangspunten:
 De onderwijsbehoeften staan centraal.
 Wisselwerking en afstemming.
 De leerkracht doet ertoe.
 Het positieve wordt gezien en benut.
 Constructieve samenwerking is belangrijk (communicatie).
 We werken doelgericht (m.b.v. hulpvragen).
 We werken systematisch en transparant.
Op schoolniveau wordt er vanuit HGW (Handelingsgericht werken) een beleid gevoerd.
Daarmee wordt er naar betere afstemming van het onderwijs op de behoefte van
leerlingen gestreefd. Door middel van een LVS (Leerling Volg Systeem) en evaluaties
worden de resultaten bekeken. De intern begeleider is de coördinator voor de
leerlingenzorg en een leerkracht kan de hulp hiervan inschakelen.
Op bovenschoolsniveau (SamenWerkingsVerband West) worden er 4 activiteiten
gedaan; ten eerste het realiseren van een slagvaardig bestuur en daarbij passende
organisatie; ten tweede het nader invullen van de zorgplicht, ten derde
professionalisering van leerkrachten gericht op passend onderwijs en als laatst het
bevorderen van ouderbetrokkenheid.
Zorgverbreding
De zorg wordt naar het kind gebracht. Passend onderwijs wordt nu verder uitgewerkt.
Onderwijs is effectiever naarmate het beter is afgestemd op de onderwijsbehoeften.
Zoveel mogelijk kinderen moeten naar een reguliere basisschool. De school is
verantwoordelijk voor het omgaan met de verschillen tussen kinderen. De school kan
het beste zelf vernieuwingen realiseren.
4
De school ziet de leerkracht als ‘manager’ van het leveren van kwalitatief goed
onderwijs aan alle kinderen. De leerkracht ziet hoe de kinderen doelen bereiken, door
onderwijsbehoeften te signaleren. Daarbij moet hij ondersteuning geven.
De interne begeleiding is er voor het signaleren, analyseren en ondersteunen van de
onderwijsbehoeften en hulp voor de leerkracht.
De hoofdpunten van zorgverbreding op deze school zijn het planmatig werken
(signaleren, analyseren en begeleiden) waarbij de 7 uitgangspunten van het HGW
centraal staan, het werken op verschillende niveaus (leerling-, groep- en schoolniveau)
en het werken aan de ontwikkeling van kinderen in brede zin, en de zorgverbreding zo
preventief mogelijk te organiseren.
Leerlingvolgsysteem
Het leerlingvolgsysteem wordt bijgehouden in ParnasSys. Hieruit blijkt of de ontwikkeling
van de leerlingen naar wens verloopt. De gegevens van de zorgleerlingen zijn hier ook in te
vinden. Op het gebied van gedrag en sociaal emotionele ontwikkeling wordt er binnenkort
gewerkt met het programma ZIEN van ParnasSys.
Leerlingen die onder of ver boven het gemiddelde scoren hebben een specifieke
onderwijsbehoefte. Zij krijgen een aangepast onderwijsaanbod. Dit wordt besproken door
de intern begeleider, groepsleerkracht en ouders. De onderwijsbehoefte wordt omschreven
in het individueel handelingsplan.
Procedure zorgverbreding
Op deze school wordt er HGW gehanteerd. Dit komt onder andere door groepsplannen.
Om ze op te stellen wordt er elke 3 maanden tussen leerkracht en IB-er overlegd over de
onderwijs- en ondersteuningsbehoefte. Daarnaast kan de leerkracht om collegiale hulp
vragen.
De groepshandelingsplannen worden door de leerkracht opgesteld. Drie keer per jaar
worden ze geëvalueerd en aangepast. Hierin komen de onderwijsdoelen, -behoeften en
ondersteuningsbehoeften van de leerkracht.
Tijdens de 3 maandelijkse groepsbespreking worden de onderwijsbehoeften van de
leerlingen besproken (cognitief en sociaal/emotioneel). Die komen in het groepsplan, of
eventueel in een individueel handelingsplan. Er wordt geprobeerd zoveel mogelijk in de
groep uit te voeren. Anders wordt er een klassenassistent, intern begeleider of remedial
teacher ingezet. Er kan ook gekozen worden voor een externe instantie.
Extra begeleiding vindt zowel binnen, als buiten de groep plaats (individueel/kleine
groepjes). De groepsleerkracht doet zoveel mogelijk en weet ook hoe het buiten de klas
gaat via de intern begeleider.
Van iedere leerling maakt de interne begeleider een dossier. Daarin staat een
stappenplan met het doel. Dat wordt volgens het format van ParnasSys gedaan.
5
Zorgbeleid
De school streeft naar een optimale zorg voor alle kinderen, waarbij er per groep een
aantal kinderen een speciaal handelingsplan krijgen. Er moet rekening gehouden
worden met een evenwichtig balans in de groepsgrootte en tussen zorg- en nietzorgleerlingen (op sociaal/emotioneel, taal en cognitief gebied), de realisatie van
kwalitatief goed onderwijs, de groepsleerkracht die op normale wijze zijn taak kan
vervullen en kundig genoeg is om kinderen met een speciaal handelingsplan te helpen
en voldoende aanpassingen aan het gebouw indien het een ‘rugzak’-leerling betreft met
fysieke beperkingen.
Mening over het zorgplan
In de lessen pedagogiek heb ik meer kennis opgedaan over hoe een zorgplan opgemaakt
moet worden. Na het bestuderen en samenvatten van het zorgplan van mijn stageschool
heb ik hier een mening over kunnen vormen.
Ten eerste vind ik de opmaak van het zorgplan erg onoverzichtelijk. Dit wordt ook een
onderwijsplan genoemd, vandaar dat alle punten die de school erin kwijt wilden hier in
staan. Het zorgplan moet er uitgehaald worden. Het bevat wel een visie, dit hoort ook bij
een zorgplan, dus dat is goed. Zo krijgt de school een eigen identiteit.
Ik moet het zorgplan opvragen bij de IB-er en zij zei al dat ze er nog mee bezig waren het aan
te passen. Het zorgplan is niet zomaar ergens te vinden, hier moet om gevraagd worden. Ik
denk dat het misschien wel op internet geplaatst zou kunnen worden, of in ParnasSys
bijvoorbeeld. Zo kunnen ouders en leerkrachten er altijd bij. Als ze dan over bepaalde
punten twijfelen kan er naar gekeken worden en kan het eventueel aangepast worden.
Mijn stageschool, in Amsterdam West, kiest ervoor om groeps- en hulpplannen door de
leerkrachten zelf uit te laten voeren op een professionele manier. Ik denk dat dat heel nuttig
is, omdat de leerkracht het beste kan zien hoe een groep is of hoe leerlingen zijn in de klas.
Hij/zij is tenslotte degene die elke dag met deze leerlingen te maken heeft gedurende een
hele dag. De IB-er kan niet continu in de klas zijn met de leerlingen, die moet ook uitgaan
van wat een leerkracht in zijn/haar klas ziet gebeuren. De IB-er is er ook als begeleider van
de leerkrachten en ik denk dat dat heel prettig werkt. Eigenlijk word je als leerkracht dus het
vertrouwen meegegeven dat jij professioneel genoeg bent om zelf groeps- en hulpplannen
op te kunnen stellen naar aanleiding van wat jij in je klas ziet gebeuren en kun je zelf de hulp
van een IB-er inschakelen als jij daar behoefte aan hebt. Uiteindelijk is de IB-er wel de
coördinator van de zorgplannen, wat niet meer dan logisch voor mij is, want hij/zij heeft
daar voor gestudeerd.
Op bovenschoolsniveau wordt er ook gewerkt aan passend onderwijs. Hier merk ik zelf op
de stageschool vrij weinig van. Er wordt wel heel erg op aanwezigheid gelet, want elke
ochtend en middag komt er een collega langs om te controleren of iedereen in de klas
aanwezig is en om te vragen wie er te laat waren. Als een kind meerdere malen te laat komt,
6
wordt er met de ouders gesproken. Op zo’n manier laat je wel zien dat de school
professioneel wil handelen.
Ik vind het heel goed dat deze stageschool ervoor kiest om zoveel mogelijk leerlingen te
willen begeleiden op school, ook al heeft het veel extra aandacht en zorg nodig. Ik sta er ook
achter dat leerlingen, zolang het kan, naar een reguliere basisschool moeten kunnen gaan.
Zo blijven ze in de buurt van huis en worden ze niet als ‘anders’ gezien. Ik zou blij zijn als ik
zoveel mogelijk leerlingen passend onderwijs kan bieden en ook trots als het je wel lukt om
een kind toch weer een jaar kennis en vaardigheden mee te geven.
De school probeert ook preventief te handelen, wat misschien soms wel lastig is. Op deze
manier blijf je wel ‘modern’ en bij de tijd, in plaats van dat je achter de feiten aan moet
lopen. Ik vind ook dat de leerkrachten hier heel goed mee omgaan. Ik heb gemerkt dat ze
ook erg goed lijken te weten hoe de kinderen buiten school zijn, in welke situatie de
leerlingen verkeren etc.
Voor de zorgplannen wordt er dus elke 3 maanden een bespreking gehouden. Er wordt
zoveel mogelijk in de klas uitgevoerd, wat mij in eerste instantie dus ook heel logisch lijkt.
Vooral op sociaal-emotioneel vlak wordt er in de klas meestal een zorgplan uitgevoerd. Op
cognitief vlak zijn er nog buiten de klas om meer begeleiding. Zo wordt er met een groepje
leerlingen bijvoorbeeld extra gelezen, omdat zij achter lopen ten opzichte van de rest, of er
zijn een aantal leerlingen die in een plus-groep zitten. Dit wordt door de IB-er of andere
collega’s gedaan. Dit kan voor een leerkracht wel heel nuttig zijn, want in de klas heb je er
soms de tijd of de rust er niet voor. Als er dan een groepje kinderen buiten de klas begeleid
worden, dan heb je als leerkracht ook even de rust en weet je toch dat die leerlingen de
extra aandacht krijgen die zij verdienen of nodig hebben.
Ik denk dat er op de stageschool wel eens in de zoveel tijd bij een vergadering mag worden
gesproken over zorg-/handelingsplannen. Ik zou er dan voor zorgen dat iedereen met een
vraagstuk komt, bijvoorbeeld een situatie van een bepaalde leerling, en dat iedereen tips
mag inbrengen over hoe te handelen. De IB-er zou dit kunnen begeleiden. Op dit moment
wordt het individueel met de leerkracht en IB-er besproken, maar ik denk dat anderen er
ook heel veel van kunnen leren om na te denken over bepaalde situaties, want wie weet
komen ze die zelf ook nog wel eens tegen.
Wat ik erg mis in dit zorgplan is een opbouw van een handelingsplan. Ik kon er niet uithalen
welke stappen er precies genomen worden. De taken in de school zijn goed verdeeld, maar
ik kon een handelingsplan niet vinden. Ik heb aan de IB-er gevraagd welk format zij gebruikt,
omdat ik het niet terug kon vinden. Zij vertelde mij dat ze meestal het format uit ParnasSys
gebruikt, omdat daarin alles wordt bijgehouden van de leerlingen.
In ParnasSys staan op dit moment alleen plannen van de leerlingen die dat echt nodig
hebben, op cognitief of sociaal-emotioneel gebied. Ik heb geen plannen voor elke leerling
gezien, wat voor mijn gevoel misschien ook wat overdreven is. Als een leerling doet wat hij
moet doen, denk ik niet dat je je gelijk daar op moet focussen. Er wordt wel heel goed
bijgehouden wat de scores zijn met toetsen. Daar kan je natuurlijk ook al heel veel
informatie uit halen op cognitief gebied.
7
Deze school staat ontzettend open voor alle kinderen, ik heb ook gemerkt dat er heel vaak
ouders komen kijken van eventueel een nieuwe leerling. Al moet de er voor de school iets
verbouwd worden, dan nog doen ze dat, omdat ze het bij elk kind waard vinden. Ook ik voel
me er erg welkom en gewaardeerd. De leerkrachten verwachten ook niet anders dan dat zij
degene zijn die elk kind kunnen helpen en doen dat ook heel graag.
Mening leerkrachten
Ik heb aan 2 leerkrachten van mijn stageschool gevraagd naar hun ervaring en mening
over het zorgplan.
L: “Ik heb nog nooit problemen gehad met het zorgplan. Je kunt altijd goed geholpen
worden door de IB-er en de Remedial teacher. Hun taak is in mijn ogen erg belangrijk.
Het is ook erg belangrijk dat het zorgplan van een school goed en duidelijk is
geformuleerd.”
T: “Ik kan zelf helemaal niet met ParnasSys overweg, dat laat ik anderen altijd voor me
doen. Het zorgplan is wel zo opgesteld dat iedereen elkaar steunt en nodig heeft om een
plan uit te kunnen voeren. Het vervelende is alleen als bijvoorbeeld ouders niet mee
willen werken, terwijl jij als leerkracht denkt dat je het het beste weet voor een leerling,
omdat je al zo lang ervaring hebt in het onderwijs. Er wordt genoeg besproken hoe we
aan het werk moeten gaan hier op school, dat is ook het voordeel van een kleine school.
Het handelingsplan
Probleemstelling
Ik heb ervoor gekozen om eerst eens te kijken welke leerlingen bij mij opvielen, waarvoor ik
eventueel een handelingsplan kon gaan opstellen. Er waren verschillende leerlingen die ik
had kunnen kiezen; op cognitief gebied met rekenen/taal/lezen of op sociaal-emotioneel
gebied. Uiteindelijk heb ik voor het tweede gekozen, omdat ik dit nog niet eerder heb
gedaan met een leerling. Dit is denk ik ook lastiger dan op cognitief gebied, omdat je op
cognitief gebied gemakkelijker meer stof kan aanbieden of extra kan werken met die
leerling. Op sociaal-emotioneel gebied, kun je nooit precies weten wat er in het kind om gaat
waardoor het bepaalde dingen doet. Je kunt slechts een vermoeden hebben. Het zit denk ik
ook in mij om dit op een positieve manier te gaan benaderen.
Ik heb uiteindelijk voor een jongetje gekozen, J., 10 jaar oud en zit in groep 6. Ik heb in de
klas meerdere observaties afgenomen. Ik heb ook in ParnasSys gekeken hoe hij op cognitief
gebied scoort. Daarbij zit hij (net) onder het gemiddelde, maar in de klas merkte ik al dat hij
vaak gehaast werkt, waardoor hij fouten maakt. Als ik met hem samen werk, dan begrijpt hij
alles redelijk. Ik denk dat het wel een slimme jongen is. J. heeft er echter een handje van om
vaak door de klas te roepen en grapjes te maken. Tijdens een open observatie vielen mij
meerdere dingen op;
 J. bemoeit zich vaak met anderen, hij reageert op alles wat iedereen zegt.
 J. gaapt veel tijdens de les.
8
 J. steekt z’n vinger af en toe op, ook op momenten dat het niet nodig is, omdat de
meester aan het uitleggen is.
 J. trekt graag gekke bekken, bijvoorbeeld alsof hij stikt of gewurgd wordt (maar dan
zonder geluid, zodat de meester het niet hoort).
 J. zoekt aandacht bij een andere leerling zodra het even drukker is in de klas en hij
daar de mogelijkheid toe krijgt.
 J. zit af en toe heel gek op z’n stoel (benen onder z’n billen).
 J. gaat wel altijd heel snel klaar zitten voor de volgende les (wel met veel geluid).
 J. roept graag het antwoord door de klas, terwijl de rest netjes hun vinger opsteken.
 J. lacht overdreven hard om de grapjes van de meester.
 J. hoest of schraapt zijn keel soms overdreven hard.
 J. heeft de neiging om uit het niets op te staan.
Natuurlijk zijn er nog wel meer punten die genoemd kunnen worden, maar deze zijn wel erg
typisch voor hoe J. tijdens instructie en werktijd kan zijn. Vervolgens heb ik nog 2
observatiemodellen gebruikt; het ABC-schema en een tijdsteekproefformulier. Dit laatste
model heb ik 2 keer achter elkaar gebruikt.
Ik heb het ABC-schema gebruikt tijdens rekenen. J. lijkt zich te concentreren op wat de
meester zegt. Zodra hij de ruimte krijgt maakt hij een grapje zodat de klas moet lachen. Hij
maakt wel de sommen. Tijdens het zelfstandig werken kletst hij met anderen en hij praat
tegen zichzelf. Daarmee leidt hij anderen en zichzelf af. Zodra de zon begint door te komen
rent hij ineens van zijn plek om het zonnescherm naar beneden te doen (deze taak had hij
deze week). Hij zoekt afleiding van alles om hem heen, om maar niet aan zijn taak te hoeven
werken. Als hij gaat zitten, schraapt hij zijn keel heel hard, begint heel hard te hoesten etc.
D., een klasgenootje, zegt hardop “bladzijde 17”, en J. doet heel hard “ssstt”. Het lijkt alsof
hij alsmaar op alles wil reageren.
Tijdens de eerste tijdsteekproef ben ik eerst gaan kijken hoe hij met de weektaak aan de slag
was. Bijna elke dag wordt er 30/45 minuten aan de weektaak gewerkt. Dit betekent dat de
leerlingen zelf mogen kiezen welk onderdeel ze gaan doen, dit kan op elk vakgebied zijn,
zolang ze het aan het eind van de week maar af hebben. Hiervoor moet de leerling dus heel
zelfstandig aan het werk gaan. Tijdens de weektaak was J. vrij geconcentreerd bezig. Hij had
wel een klein beetje bloed op z’n hand waardoor hij een hele tijd met een papiertje op zijn
hand aan zijn weektaak zat. Bij de tweede tijdsteekproef was J. bezig met documentatie. Dit
zijn documentatieboekjes, informatieve leesboekjes, waar vragenboekjes bij horen. Dit moet
ook zelfstandig gemaakt worden. Ik merkte dat hij ook hier heel geconcentreerd mee bezig
was, totdat hij klaar was met het boekje. Hij staat dan op om bij de meester z’n werk in te
leveren, de meester is druk, dus dan loopt hij weer weg. Vervolgens bedenkt hij om een
nieuw boekje te pakken, die bladert hij door en legt het weer terug. Daarna gaat hij gek
doen achter een klasgenootje en loopt richting de wc. Voordat ie naar de wc gaat praat hij
nog met kinderen uit een andere groep 5. Hieruit blijkt dat J. zich niet langer dan nodig
concentreert op een taak.
Ik wilde graag ook weten hoe de thuissituatie van J. is, omdat dat misschien een aanleiding
kan zijn voor het gedrag van hem in de klas. In een gesprek met mijn stagmentor kwam ik
9
erachter dat zijn ouders uit elkaar zijn gegaan en dat hij alleen nog met zijn moeder woont.
Zijn vader schijnt niet bepaald een goed voorbeeld te zijn en misschien is J. daar wel heel erg
verdrietig of boos over. Hij is vaak op straat te vinden. Thuis krijgt hij waarschijnlijk niet de
aandacht die hij nodig heeft. Mijn stagementor en ik denken daarom dat hij de aandacht die
hij thuis niet krijgt, op school en in de klas wel zoekt. In een gesprek met J. geeft hij ook aan
dat hij het leuk vindt als de andere kinderen om hem moeten lachen, vooral zijn vrienden (4
jongens uit de klas).
Door middel van observaties en gesprekken met mijn stagementor en J. zelf, ben ik tot de
volgende vraagstelling gekomen;
Hoe kan ik ervoor zorgen dat J. beter kan omgaan met uitgestelde aandacht?
Deze probleemstelling is wel heel breed genomen, dus ik moest bepaalde punten die mij het
meest zijn opgevallen eruit pikken om aan te gaan werken met J.
Aanvullende informatie
Om een goed beeld te krijgen van hoe ik met J. aan de slag moest gaan heb ik naar literatuur
gezocht die een leerkracht kan helpen met gedragsproblemen om te gaan in de klas.
Hieronder heb ik een samenvatting gemaakt van de bronnen die mij helpen bij het maken
van een handelingsplan voor deze leerling.
Hoe kun je kijken naar gedragsproblemen?
Bij J. is er sprake van bepaalde gedragsproblemen. Het is voor mij dus nodig om aan de hand
van theorie te kijken naar hoe ik als leerkracht daarmee om kan gaan. Er moet ook gekeken
worden vanuit de ‘ecologische visie’1, oftewel ook naar de omgeving. De leerkracht,
klasgenoten, de plek in de klas en de thuissituatie hebben ook invloed op het gedrag van de
leerling. Het meervoudig risicomodel2 gaat er vanuit dat als je naar de omgeving kijkt, er een
1
Bronfenbrenner (1977)
2
Van der Ploeg (2007)
10
aantal factoren een extra risico vormen en dus probleemgedrag als het ware voorspellen
(gezinssituatie, vrienden, persoonlijkheid etc.). Daarnaast zijn er ook beschermende
factoren, die bijdragen aan het voorkomen van probleemgedrag (ook gezinssituatie,
vrienden, persoonlijkheid etc.). Bij gedragsproblemen moet er dus niet alleen naar het kind,
maar ook naar de omgeving gekeken worden om een oplossing te vinden.
Leerkrachtgedrag
Leerkrachtgedrag heeft heel veel invloed op gedragsproblemen. Als leerkracht heb jij de
kracht om je gedrag te kunnen veranderen, het kind vaak niet. Het effect is vaak te zien. Zorg
ervoor dat je als leerkracht voorspelbaar bent. Vertel dus wat je gaat doen en doe dit ook.
Reageer en handel zo consequent mogelijk. Afspraak is afspraak en als iemand zich daar niet
aan houdt, is het jouw taak daar wat aan te doen. Als een afspraak niet voor iedereen geldt,
moet dat goed uitgelegd worden. Probeer positieve controle uit te oefenen i.p.v. negatieve,
oftewel benoem wat goed gaat en niet wat fout gaat. Als er wat fout gaat, gebruik dan de
“ik-boodschap”, dat is minder aanvallend.
Preventie
Er zijn een aantal punten die preventief kunnen werken op gedragsproblemen:
 Zet allereerst in op de relatie met kinderen.
 Kinderen willen “gekend” worden, de leerkracht moet ze zien staan.
 Zorg dat als de school begint, je bij de klasdeur staat en de kinderen verwelkomt.
Geef ze een hand, maak een kort praatje.
 Bekijk zo nu en dan hoe de kinderen kijken.
 Bewaak de relaties tussen de kinderen onderling. Wees alert op pestgedrag, maar
ook op sociaal gedrag. Bespreek het met je groep.
 Zorg voor een duidelijk, voorspelbare omgeving.
 Zorg voor voorspelbare lessen: vertel vooraf wat de kinderen gaan leren, liefst ook
nog waarom en evalueer de les.
 Zorg dat je goed “volgbaar” bent.
 Zorg voor een positieve groepssfeer.
 Geef de groep verantwoordelijkheid. Maak samen groepsregels aan het begin van
het schooljaar.
 Zorg dat de kinderen veel succeservaringen opdoen en benoem die ook. Doe dit
zowel voor de groep als voor individuele kinderen en wees specifiek.
 Verwacht veel van je groep en spreek dit ook uit.
 Behandel iedereen gelijkwaardig, maar niet gelijk.
 Leerkrachten zijn voor leerlingen oneindig veel belangrijker dan ze zelf denken. Dat
komt door de afhankelijke positie die de kinderen hebben t.o.v. de leraar. De
psychologische invloed van de leerkracht is zelfs preventief voor het ontstaan van
problemen.
 Benoem vooral wat goed gaat.
 Signaleer leerproblemen op tijd en pak ze aan.
 Benut het begin van het schooljaar.
Overtredingen van de afspraken, maar (nog) geen probleemgedrag
11
Als er goede regels in de klas zijn gemaakt en iedereen ze goed begrepen heeft, kunnen er
uiteraard nog overtredingen worden gemaakt. Deze kun je corrigeren. Denk daarbij aan nonverbale waarschuwingen. Ook is naar een kind toe lopen belangrijk, in plaats van in de groep
te praten. Maak duidelijk wat er gedaan moet worden. Je kunt daarna eventueel een
consequentie aan het ongewenste gedrag koppelen. Een kind kan ook tijdelijk uit een
groepje gehaald worden. Soms helpt het om een kind even een taakje te laten doen,
eventueel de klas uit.
Toch gedragsproblemen
Bij probleemgedrag kun je gemakkelijk in een valkuil terecht komen. Het blijkt dat
leerkrachten bij probleemgedrag de neiging hebben te gaan twijfelen aan hun eigen
capaciteiten. Om te voorkomen dat er door teveel emotie een vertekend beeld ontstaat
over de problemen, is het handig om te kijken met zo objectief mogelijke instrumenten.
Concretiseren van gedrag
Het is handig om de volgende dingen te achterhalen om het gedrag te concretiseren:
 Welk concreet gedrag laat het kind zien en wanneer is dat?
 Bij welke lessen speelt het ongewenste gedrag een rol?
 Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
 Hoe vaak komt het voor?
 Hoe lang is het gedrag al aanwezig?
 Wat zijn de gevolgen voor de omgeving van het kind?
 Zijn er factoren in de omgeving die het gedrag uitlokken of versterken?
Gebruik observatie instrumenten, zoals de ABC-methode, een tijdsteekproef en positiefnegatief ratio (tegenover één negatieve uitspraak/correctie staan 3 positieve), om het
probleemgedrag in kaart te brengen.
Vervolgens moet je je afvragen welk probleemgedrag het meeste effect heeft op de
omgeving, en welke je kan veranderen tot een succes. Wellicht kan de omgeving ook
veranderd worden. En vraag je af of het gedrag dat je wil zien wel kunt verwachten van dit
kind.
Aanpakken van probleemgedrag
Na deze vragen kies je het probleem uit dat je wilt veranderen. Daarbij is het belangrijk één
probleem tegelijk aan te pakken. Je moet concreet wezen en deelstappen formuleren.
Hou deze klein om de succeservaringen te kunnen opdoen. Je stelt het plan samen met
het kind (en eventueel ouders) vast. Een beloningssysteem kan hierbij helpen. Evalueer
na 6 weken en blijf realistisch.
Er zijn interventietechnieken om positief gedrag te laten toenemen. Dit zijn sociale
versterkers (complimenten), directe feedback, activiteitenversterkers (leuke klusjes),
ruilversterkers (punten verzamelen en ruilen) en materiële versterkers (sticker).
12
Ook zijn er interventietechnieken om (ongewenst) gedrag te laten afnemen. Dit kan gedaan
worden door het versterken van doelgedrag dat tegengesteld/onverenigbaar is met het
probleemgedrag, het uitdoven van probleemgedrag (aandacht weghalen) of het straffen van
probleemgedrag.
Als je straft, straf dan zo snel mogelijk, wees consequent, straf niet te lang, probeer een straf
te vinden die in relatie staat tot de overtreding, bedenk altijd of het kind jouw straf wel als
straf ervaart en vertel altijd kort waarom je straft en benoem alternatief gedrag.
De uitvoering
Nu kan het probleemgedrag aangepakt worden. Het klimaat in de groep moet structuur
hebben. Schrijf je plan op, om voor jezelf duidelijkheid te scheppen en om te kijken wat je al
bereikt hebt, maar maak dat niet te lang. Geef het kind een positief voorbeeld. Hanteer
situatiegerichte taal en geen persoonsgerichte taal. Handel consequent en geef het kind
inzicht in zijn gedrag, waarbij gedragsalternatieven ook benoemd moeten worden. Breng
frustraties van het kind onder woorden en meet regelmatig of het plan effect heeft.
Evaluatie
Stel jezelf de volgende vragen:
 Zijn de gekozen veranderingstechnieken adequaat?
 Is het plan wel voldoende met het kind doorgepraat?
 Zijn de stappen te groot of te klein?
 Is het doelgedrag haalbaar?
 Was je ABC-analyse goed?
 Zijn er positieve consequenties voor het gewenste gedrag?
 Weet het kind dat jij ziet dat het zijn best doet?
 Vraag je af met wie je moet evalueren: met jezelf, het kind, ouders? Etc.
Het probleemgedrag blijft hardnekkig
Een mogelijke aanpak is het afsluiten van een “gedragscontract”. Hierbij wordt met het kind
een bindende afspraak gemaakt, die ook consequenties heeft. In een gesprek met het kind
bepaal je samen een aan te pakken stukje van het gedrag. Wat moet het kind doen en wat
moet de leerkracht doen om het gedrag te voorkomen? Van wie heeft het kind hulp nodig
(vriendje/groep/leerkracht)? Stel een reëel doel en bepaal consequenties bij het wel of niet
behalen. Het gekozen gedrag, de na te streven uitkomst, van wie er hulp nodig is, de
consequenties etc. worden vastgelegd en door leerkracht en leerling ondertekend.
Gedragsverandering heeft tijd nodig, dus geef niet te snel op. Houd je aan de afspraken en
houd ook het kind daaraan.3
Kids Skilss
3
www.gedragsproblemenindeklas.nl
13
Daarnaast is er de aanpak van de Kids Skills methode.4 Dit is een methode waar het kind in
het middelpunt staat, waarbij er wordt gekeken naar wat het kind kan leren, opbouwen en
ontwikkelen. Kinderen leren op een positieve, constructieve manier problemen te
overwinnen door nieuwe vaardigheden te leren. Kids’ Skills is gebaseerd op het idee dat
kinderen eigenlijk geen problemen hebben, alleen vaardigheden die zij nog niet hebben
geleerd. Dat betekent dat de meeste problemen waar kinderen mee worden geconfronteerd
kunnen worden gezien als vaardigheden die onvoldoende ontwikkeld zijn. Door relevante
vaardigheden aan te leren, overwint het kind de problemen die daarmee samenhangen. Er
wordt niet veel aandacht besteed aan het zoeken naar de oorspronkelijke oorzaak van het
probleem van het kind, maar er wordt geconcentreerd op wat het kind moet leren.
Er staat centraal dat het kind wordt geholpen om vaardigheden te leren, tegelijkertijd heeft
deze benadering positieve effecten op de omgeving waarin het kind opgroeit, de methode
stimuleert volwassenen en andere kinderen om het kind steun te bieden en het kind te
helpen bij het leren van de vaardigheid. Binnen de methode wordt van de kinderen
verwacht dat ze actief deelnemen aan alle beslissingen en keuzes die betrekking hebben op
hun eigen ontwikkeling. Het kind is dus medeverantwoordelijk voor het verloop van het
proces. Openheid speelt een grote rol. Het voordeel hiervan is dat iedereen (het kind zelf,
volwassen en de vrienden van het kind) met elkaar meewerken aan het ondersteunen van
het terwijl het de vaardigheid leert.
De methode is verdeeld in 15 stappen:
1. Het probleem vertalen in vaardigheden.
Nagaan welke vaardigheden het kind moet leren om het probleem te overwinnen.
2. Het eens worden over de vaardigheid die geleerd moet worden.
Het probleem met het kind bespreken en het eens worden over de vaardigheid die
het gaat leren.
3. De voordelen van de vaardigheid onderzoeken.
Het kind meer bewust maken van de voordelen die het heeft om iets te kunnen.
4. De vaardigheid een naam geven.
Laat het kind de vaardigheid een naam geven.
5. Een totemfiguur kiezen.
Laat het kind een dier of een ander figuur kiezen die helpt bij het leren van de
vaardigheid.
6. Supporters werven.
Laat het kind een aantal mensen vragen om supporter te worden.
7. Meer zelfvertrouwen geven.
Laat het kind meer vertrouwen krijgen zodat het de vaardigheid kan leren.
8. Plannen maken om het te vieren.
Maak samen met het kind vooraf een plan hoe je gaat vieren wanneer het kind de
vaardigheid beheerst.
9. De vaardigheid omschrijven.
Laat het kind zelf vertellen en voordoen hoe het zich zal gedragen wanneer het de
vaardigheid beheerst.
10. Naar buiten treden.
Laat mensen weten welke vaardigheid het kind aan het leren is.
4
Furman, B. (2006)
14
11. De vaardigheid oefenen.
Spreek samen met het kind af hoe het de vaardigheid gaat oefenen.
12. Geheugensteuntjes bedenken.
Laat het kind zelf vertellen hoe het wil dat anderen reageren wanneer het zijn
vaardigheid vergeet.
13. Vieren dat het gelukt is.
Wanneer het kind de vaardigheid beheerst, is het tijd om dat te vieren en het kind de
kans te geven iedereen te bedanken die daarbij geholpen heeft.
14. De vaardigheid aan anderen doorgeven.
Stimuleer het kind om een ander kind de nieuwe vaardigheid te leren.
15. Op naar de volgende vaardigheid.
Kom tot overeenstemming met het kind over de volgende vaardigheid die het gaat
leren.
Niet alle stappen van deze methode zijn noodzakelijk om op een oplossingsgerichte manier
te werken aan het leren van vaardigheden bij kinderen. Er kunnen ook een paar van deze
stappen gebruikt worden om tot een oplossing te komen.
Hierbij moet je de volgende punten in gedachte houden. Bij oplossingsgericht werken:
 Besproei je de planten, niet het onkruid.
 Vragen complexe problemen niet om complexe oplossingen.
 Hoef je niet de oorzaak te kennen om aan verbetering te werken.
 Ga je van klacht naar kracht.
 Benut je uitzonderingen als motor voor verandering.
 Repareer je niet wat stuk is.
 Werk je resultaat- en doelgericht.
 Denk je niet in diagnostische etiketten.
 Sluit je aan bij de zienswijze van de ander.
 Zet je aan tot een andere kijk op de situatie.
 Zet je aan tot herhalen van wat werkt.
 Stimuleer je te stoppen met wat niet werkt.
 Is verbetering aansluiten op iets wat al een beetje gebeurt.
 Zie je de oplossing als een situatie waarin het probleem leefbaar is.
 Bestaan er meerdere goede oplossingen voor een probleem.5
Koppeling theorie en de praktijk
De theorie die ik heb bestudeerd heeft mij enorm geholpen om bepaalde aspecten niet te
vergeten bij het maken van dit handelingsplan. Allereerst heb ik gevraagd naar de omgeving
van J. Zijn leerkracht kon mij vertellen dat zijn ouders uit elkaar zijn, dat zijn moeder het heel
zwaar heeft gehad met zijn vader en dat hij waarschijnlijk aandacht tekort krijgt thuis. Van J.
5
Furman, B., De methode Kids’ Skilss (20..), Uitgeverij Nelissen
15
zelf heb ik vernomen dat hij het leuk vind als er kinderen om hem moeten lachen, vooral 4
van zijn beste vrienden. Daar zoekt hij ook de meeste aandacht bij. De leerkracht maakt vaak
grapjes, dat vindt hij ook erg leuk. Ook merk ik dat hij die aandacht van de leerkracht vaak
opzoekt.
Ik heb geleerd dat ik als leerkracht heel veel kan doen. Ik moet vooral heel duidelijk en
consequent zijn naar J. toe en van tevoren afspraken met hem maken. Dit lijkt misschien
logisch, maar toch is het heel belangrijk om te herhalen. Zo maak ik elke ochtend een praatje
met hem, en maken we afspraken over hoe we het die dag gaan doen. Ik zorg ervoor dat ik
hem complimentjes geeft, daar groeit hij van. Ook zorg ik ervoor dat ik zijn fouten
persoonlijk even kom vertellen aan hem, niet de hele klas hoeft dat te horen.
Door middel van de observaties heb ik bepaalde conclusies over het gedrag van J. kunnen
trekken. Het belangrijkste punt waaraan ik met hem wil werken, omdat dit het meest
storend is voor de klas en de leerkracht, is het kunnen omgaan met uitgestelde aandacht
tijdens instructie en zelfstandig werken. Hiervoor beginnen we met een kleiner doel, dat mij
realistisch lijkt in 6 weken tijd. Ik heb 2 gemakkelijke punten gepakt, dat eigenlijk al
algemene regels zijn in de klas; vinger opsteken (niet roepen door de klas) en daardoor dus
ook niet bemoeien met anderen.
Omdat ik in de theorie heb gelezen dat het heel effectief kan zijn om een hulpplan samen
met het kind op te stellen, heb ik bepaalde punten uit de Kids Skills methode gebruikt. Deze
methode vind ik aan te prijzen, omdat het heel positief kijkt naar kinderen. Er wordt gewerkt
vanuit het kunnen leren van vaardigheden, in plaats van een probleem oplossen.
Met J. heb ik de volgende punten gebruikt in het gesprek dat ik samen met hem heb gevoerd
over hoe we dingen gaan aanpakken in de klas;
1. Het probleem vertalen in vaardigheden.
Ik heb J. verteld wat ik heb gezien in de klas. In ons gesprek kwam naar voren dat hij
aandacht heel leuk vond, maar samen besloten we dat dat tijdens instructie en
zelfstandig werken niet handig is.
2. Het eens worden over de vaardigheid die geleerd moet worden.
We besloten dat J. gaat leren om zijn vinger netjes op te steken, dus niet zomaar
door de klas heen roepen en dat hij zich gaat concentreren op wat de meester/juf
zegt.
3. De voordelen van de vaardigheid onderzoeken.
Hierdoor zorgen we ervoor dat J. snapt wat de bedoeling is als hij zelfstandig moet
gaan werken, hij heeft geen hulp van anderen dan nodig en hij krijgt zijn werk af.
4. Supporters werven.
Eén van zijn beste vrienden uit de klas zit vlak achter hem, hij kan hem
herinneren aan de afspraken die zijn gemaakt.
5. Plannen maken om het te vieren.
J. krijgt een beloningskaart op zijn tafel geplakt. De leerkracht bepaalt wanneer hij
een krul scoort (bij goed gedrag). Als hij 20 krullen heeft (dat heeft J. zelf als eis
gesteld), mag hij een spelletje uit de kast pakken en dit samen met een klasgenoot 15
minuten lang gaan spelen.
16
Bij deze punten is het heel belangrijk dat ik als leerkracht ook een supporter ben. En
nogmaals, aan het begin van de dag maak ik even een praatje, geef J. even aandacht en
maak afspraken over hoe goed we het gaan doen op die dag. Ik moet heel goed opletten op
wanneer hij goed gedrag vertoont en deze ook benoemen. Alles moet worden uitgelegd,
zodat J. snapt wanneer het specifieke gedrag dat we willen zien behaald is.
17
Formuleren handelingsplan
Op mijn stageschool wordt gebruik gemaakt van het format die op ParnasSys is uitgereikt.
De leerkrachten/IB-er proberen deze altijd zo kort en duidelijk mogelijk in te vullen. Dit
handelingsplan ziet er zo uit:
Probleemomschrijving
Benoem de moeilijkheden en belemmerende factoren:
J. zoekt veel aandacht bij de leerkracht en bij de andere
leerlingen. Dit kan storend zijn tijdens instructie en zelfstandig
werken. J. roept vaak door de klas.
Benoem de positieve aspecten en stimulerende factoren:
J. is gevoelig voor positieve en persoonlijke aandacht.
Hij wilt graag met z’n vrienden uit de klas spelen.
Doel
Omschrijf je doel zo concreet mogelijk.
Vanaf heden heeft J. de volgende doelen om aan te werken:
 Vinger opsteken tijdens de les, niet zomaar door de klas
roepen. In 6 weken is het haalbaar dat J. niet vaker dan
2 keer iets door de instructie heen zegt zonder vinger
op te steken.
 Niet met andere kinderen kletsen/bemoeien tijdens
instructie en zelfstandig werken. Dit betekent heel
taakgericht werken. In 6 weken tijd is het haalbaar dat
J. weet wat hij moet doen door te luisteren naar de
leerkracht, hij kan driekwart van het werk afkrijgen.
Leerkracht herinnerd hem hieraan. Hij verdient krullen bij
gewenst gedrag, op aangeven van de leerkracht. Bij 20 krullen
(door leerling zelf bedacht) op beloningskaart mag hij 15
minuten een spel uit de kast kiezen met een klasgenoot.
18
Aanpak
Welke aanpak heeft de leerling nodig om het gestelde doel te
behalen?
1. Instructie (door wie en wanneer)?:
Door de leerkracht(en).
2. Opdrachten, materialen, leeractiviteiten:
Van tevoren benoemen wat het gewenste gedrag is. Als
het goed gaat, gewenst gedrag bekrachtigen door te
benoemen.
3. Een leeromgeving die duidelijk en gestructureerd is.
4. Feedback:
Evalueren als het goed is gegaan d.m.v. benoemen.
5. Groepsgenoten die hem stimuleren door hem erop te
wijzen wat zijn taak is en die mogen meedoen bij zijn
beloning (een spelletje spelen voor 15 minuten).
6. Een leerkracht die hem helpt herinneren aan de
afspraken en hem positief stimuleert.
7. Ouder die goed gedrag thuis ook stimuleert.
8. Overige:
Wat zijn de ondersteuningsbehoeften van de ouder?
Gesprekken met de leerkracht over hoe het gaat.
Wat zijn de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht?
Gesprekken met de ouder, andere leerkrachten en IB-er.
19
Uitvoeren van je plan
Na het bespreken van het plan met J. zijn hij en ik gelijk door de kast met spelletjes gegaan
om te kijken wat voor (leerzame) spelletjes er tussen zaten. Mijn stagementor gaf al aan dat
er (te) weinig gebruik werd gemaakt van de kast. Ik ging dus samen met J. de verschillende
spelletjes bekijken en alvast voordoen, zodat hij een idee had van hoe het werkte.
Vervolgens hebben wij samen ook nog een potje scrabble gespeeld, wat totaal nieuw voor
hem was. Door samen met hem te spelen kon ik hem stimuleren om zich aan de afgesproken
regels te houden, zodat hij zijn 15 minuten speeltijd kon krijgen.
Ik heb ook gelijk een beloningskaart voor hem geprint en op zijn tafel geplakt en daarop
stonden ook de punten die wij hadden afgesproken, als herinnering.
Later heb ik ook nog een plaatje van een kindje die zijn vinger omhoog steekt op zijn tafel
geplakt. Dit deed ik omdat ik nog vaak zag dat hij vergat z’n vinger op te steken, dus dit
diende als extra geheugensteuntje.
Voordat de dag begon riep ik J. bij me. Dan maakten we even een kort praatje en bespraken
we de dingen hoe we het gingen doen die dag. Zo herinnerde ik hem eraan dat hij echt zijn
vinger op moest steken en niet zomaar mocht gaan roepen. Ook vroeg ik dan hoeveel
krullen hij wilde verdienen die dag. Zo kon ik hem tijdens die dag nog af en toe erop wijzen
dat hij nog even extra zijn best moest doen om dat aantal krullen te halen. Ik merk dat ik
meer complimentjes ben gaan geven aan hem door heel erg op zijn gewenste gedrag te gaan
letten in plaats van op zijn negatieve aandacht vragen.
Het beloningssysteem werkte goed, ik heb dit echter wel aan moeten passen. Het bleek dat
20 krullen toch best veel zijn, vooral omdat ik eigenlijk de enige leerkracht was die dit
hulpplan op mijn stagedagen ging uitvoeren. Omdat hij anders nooit beloond zou worden
heb ik met hem afgesproken dat 10 krullen genoeg waren voor een kwartier een spelletje uit
de kast kiezen. Dit werkte stimulerend voor hem. Ik denk dat door middel van een plan voor
hem opstellen hij ook al bepaalde aandacht van mij krijgt die hij zoekt en nodig heeft.
20
Reflectie
Ik heb mijn handelingsplan op zo’n manier opgesteld zodat het voor iedere leerkracht en de
IB-er gelijk duidelijk was wat de bedoeling was. Deze doelen heb ik samen met J. opgesteld
waardoor er denk ik makkelijk aan gehouden kon worden door hem. Het handelingsplan is
ook door de andere leerkrachten van deze groep uitgevoerd. De dingen die J. in de klas doet,
doet hij met een reden. Hij geeft zelf ook toe dat het om aandacht gaat. Die aandacht kun je
natuurlijk als leerkracht niet altijd geven, maar gewoon door kleine opmerkingen kun je hem
wel stimuleren om beter aan het werk te gaan. Ik heb hem soms ook in het middelpunt laten
staan, zodat de andere leerlingen hem ook aandacht geven.
Mijn handelingsplan past goed in het zorgplan zoals mijn stageschool heeft opgesteld.
Helaas is het zorgplan voor mij nog niet duidelijk genoeg, maar ik weet dat de school daar
ook nog mee bezig was. Het format van een handelingsplan is het grootste gemis. Ook vind
ik dat het zorgplan los ‘verkrijgbaar’ moet zijn, niet geformuleerd in een heel schoolplan.
De IB-er heeft aangegeven dat zij op dezelfde manier te werk is gegaan met een soortgelijke
leerling. Ik denk wel dat ik door middel van ‘Kids’ Skills’ een hele positieve aanpak heb
gekozen, door niet perse naar het probleem te kijken, maar naar de vaardigheid die J. nog
moest leren en het hem zelf heb laten formuleren. Hij heeft zelf ook gekozen voor de manier
waarop hij beloond werd. Ik denk ook dat die voor de andere leerkrachten een methode is
die zeker de moeite waard is om op z’n minst een keer door te lezen.
Ik ben van mening dat je als leerkracht een heel belangrijk rol hebt in de ontwikkeling van
kinderen. Elk kind is anders. Mijn visie op ‘omgaan met verschillen’ is hierdoor ook verder
ontwikkeld. Bij de ene is het nodig om extra aandacht te geven, zoals ik nu heb gedaan. Een
ander kind heeft extra begeleiding nodig bij bepaalde vakken (lezen, taal, rekenen etc.). En
soms moet je juist kinderen hun gang laten gaan. Je wilt als leerkracht altijd de beste zorg
voor elk kind kunnen geven. Een leerkracht moet adaptief zijn, zijn manier van lesgeven
kunnen aanpassen aan de verschillen van leerlingen. Het moet materiaal aanbieden op het
niveau van een leerling. Zo blijft er een uitdaging voor elke leerling, maar niet een
onmogelijke opgave. Als leerkracht moet je altijd reëel blijven naar wat haalbaar is bij
individuele leerlingen.
Met deze afrondingsopdracht pedagogiek heb ik gewerkt aan de volgende competenties:
 Individuele zorg: Kan een hulpplan uitvoeren. Ik heb een hulpplan d.m.v. observaties,
door het bestuderen van een zorgplan, literatuur over een manier van het opstellen
van een hulpplan en overige literatuur over gedrag. Vervolgens heb ik het hulpplan in
de praktijk uitgevoerd en hierop gereflecteerd.
21
 Coaching en interactie: Beheerst technieken om de interactie met anderen te
bevorderen. Zo heb ik om collegiale consultatie gevraagd, aan de IB-er en aan mijn
stagementor, hoe zij erover dachten en of zij nog ideeën hadden. Maar ook over hoe
het is gegaan. Ook heb ik met de ouder van J. gesproken om te laten weten waar ik
mee bezig was met hem.
 Interpersoonlijk: Heeft aandacht voor individuele leerlingen, stimuleert hen en geeft
feedback op positieve en negatieve aandacht. Bij J. was dit juist heel belangrijk,
omdat het hem energie lijkt te geven als je hem complimenteert, ook voor de hele
klas. Negatieve aandacht probeerde ik soms te negeren, of ik probeerde duidelijk te
maken dat dat de afspraak niet was die we gemaakt hadden.
 Kennis van het onderwijs: Neemt verantwoording voor het eigen functioneren
binnen de onderwijskundige ontwikkelingen van de eigen onderwijsorganisatie. Ik
heb me verdiept in hoe een zorgplan op een basisschool in elkaar zit en hier ook mee
gewerkt. Mijn rol bij het hulpplan is ook belangrijk geweest voor de school, vooral de
IB-er was hier blij mee.
22
Bijlagen
23
24
25
Download