verslag-2016-april-tellingen - De Fûgel

advertisement
2016
Vereniging EASTERMAR’S LANSDOUWE
en de Fûgel- en natoerbeskermingswacht Eastermar.
Voor: Faunabeheerders/(jagers) en Vogelwachters (tellers),
t.a.v. de eigenaren/grondgebruikers,
Verslag van de april - avondtellingen in 2016 vergeleken met
de gegevens uit eerdere jaren.
Vooraf:
Het faunabeheerplan voor het dorpsgebied (e.o.) van Eastermar geeft aan dat in de even jaren een aantal
aandachtssoorten in kaart gebracht moeten worden. Vanaf 1992 gebeurt dat ook al. Dit voorjaar (2016)
was dus weer aan de beurt. Op de avonden van 12 tot en met 15 april j.l. vonden de tellingen plaats.
Wederom staken daarom 32 leden van de vogelwacht en faunabeheerders(jagers) vrijwillig tijd ( 4
avonden) in het tellen van enkele faunasoorten. De tellingen waren toegespitst op de volgende soorten:
Ree, Haas, Konijn en alle soorten zwanen en ganzen. Dit verslag geeft een overzicht van de resultaten.
Het werkgebied op deze telavonden omvat sinds het begin van de tellingen de graslanden, houtwallen,
elzensingels, bosjes, dobben en rietmoerassen en water, globaal gelegen tussen het Prinses
Margrietkanaal, de Boskwei, Mountsgruppe,de Lits bij Rottevalle, de oevers en ondiep water van de
Leijen, de Lits bij Eastermar en de oevers en ondiep water van het Burgumermar, (zo’n kleine 2000 ha.).
Dit was alweer de 12-de voorjaarstelling sinds 1992. De organisatie en het verslag werd weer verzorgd
door de Faunacommissie. Het veldwerk werd door groepjes tellers uitgevoerd tussen 19.00 u. en
21.00 u., telkens in een helft van het werkgebied. Dat betekende dat op de avond van 11 april het
houtwallengebied (rondom het dorp Eastermar) werd geteld en op 12 april het Elzensingelgebied (op het
Witveen). Vervolgens herhaalde zich het telwerk op 13 april in het houtwallengebied en op 14 april in het
Elzensingelgebied. De avonden met de hoogste aantallen (11 en 12 april samen en 13 en 14 april samen)
werden als het definitieve resultaat beschouwd.
Het weer was gedurende de voorjaarstelling in 2016 droog en niet koud. In het veld was het overwegend
rustig zodat er goed geteld kon worden. De resultaten waren daardoor op de vier telavonden goed
vergelijkbaar. De verschillen tussen de tellingen van de twee avonden bedroeg bij de Hazen wederom
minder dan 10% en lag nu op ruim 6% . Ook de resultaten van de tellingen van de Reeën lagen dichtbij
elkaar. De dieren lieten zich goed zien en kwamen vroeg uit de dekking. Het verschil tussen de resultaten
op twee avonden bedroeg ruim 5%.
De Reeën.
Hier volgen de resultaten van de tellingen (aantallen en dichtheden) van de Reeën in tabel – en
grafiekvorm samen met die uit de andere jaren:
Tabel 1: Aantal getelde Reeën in 2016, naar geslacht en totaal:
Reebok
Reegeit
Ree ongedet.
Ree totaal
12/4+13/4
14/4+15/4
33
78
0
35
71
0
111
106
Figuur 1. en 2. resp. aantallen en dichtheden bij Eastermar.
Sinds 1980 toen er voor het eerst werd geteld (tbv. de voorbereiding van de RVK Oostermeer) werden er
26 Reeën waargenomen. Die kwamen uitsluitend voor in het houtwallenlandschap. Dat bleef tot 1994 het
geval. In dat jaar werd er, tijdens de avondtellingen, voor het eerst in het elzensingel landschap een bok
gezien. Inmiddels was het aantal in het houtwallenlandschap verdubbeld en de dichtheden waren al
toegenomen tot ruim 4 dieren per 100 ha. Na 2000 bereikte het aantal met ruim 80 exemplaren en een
dichtheid van het dubbele aantal dieren een eerste hoogtepunt. Daarna stabiliseerde het aantal. Tot ca
2010 toen er voor het eerst meer dan 100 Reeën werden gezien. De laatste jaren nam de stand in het
hele werkgebied nog iets toe tot ruim 110 exemplaren. De dichtheid bedraagt nu in het houtwallengebeid
om en nabij de 7 Reeën per 100 ha. liggen. In het kleinere Elzensingel landschap namen de aantallen
lange tijd nog toe. Het hoogste aantal werd waargenomen in 2014 toen er 52 exemplaren werden geteld.
Er lijkt nu ook in dit landschapstype sprake te zijn van stabiliserende aantallen met een dichtheid van ca
10 dieren per 100 ha. Dus nogal hoger dan in het Houtwallen landschap. Wellicht is dit een gevolg van de
grotere eenheden onbebouwde graslanden en daardoor ongetwijfeld grotere rust in het leefgebied. In
vergelijking met andere leefgebieden zijn deze dichtheden niet aan de hoge kant. Er zijn gebieden in
Nederland waar wel 25 Reeën en meer per 100 ha. leven. Het leefgebied van de Reeën bij en in de
omgeving van Eastermar is totaal bijna 1500 ha groot. Dat betekent dat nu op elke 15 hectare ruim 1 dier
aanwezig is (en in de zomer als de kalveren groot zijn geworden dus nog meer!) . Op kaart 1 staan de
locaties waar de Reeën gedurende de avondtellingen met de hoogste aantallen verbleven.
Gedurende de tellingen zijn vanaf 1992 ook de geslachten van de dieren opgeschreven. Daaruit blijkt dat
het aantal bokken altijd kleiner is dan het aantal geiten. Die verhouding schommelt nogal omdat vooral de
bokken zich veel meer verplaatsen over grotere afstand dan de geiten. Ondanks deze grotere mobiliteit is
de gevonden verhouding bok:geit van geregeld iets meer dan 2 geiten op 1 bok hoog te noemen in
vergelijking met die van andere vergelijkbare gebieden.
Het gevonden beeld ziet er als volgt uit: figuur 3. De geslachtsverhoudingen.
Sinds 2011 zijn er zo’n 75 Reegeiten in ons werkgebied. De volgende rekensom kan gemaakt worden.
Niet alle Reegeiten krijgen elk jaar een kalf. En soms krijgt een geit zelfs 2 kalveren zoals dikwijls is
waargenomen. Stel dat van de 75 geiten er 55 ruim één kalf krijgen (= 65 kalveren). En stel dat er 25
dieren de winter overleven (=40%). Ook de geiten overleven niet allemaal. Stel dat er 15 dood gaan
(ziekte, verkeerslachtoffers; er wordt bij Eastermar niet op gejaagd) dan zijn het volgende voorjaar
theoretisch in totaal (oude geiten plus jonge dieren, bok en geit) 85 exemplaren in leven. In die zelfde
periode waren er 35 bokken. Stel dat iets minder dan de helft van de bokken dood gaat en uit het gebied
verdwijnt dan blijven er ruim 20 over. Samen lijkt dat voldoende om de populatie bij Eastermar e.o.
tegenwoordig op peil te houden. Het is maar een voorbeeld om te laten zien dat veel dieren niet in leven
blijven. Jaarlijks gaan er nogal wat dood. Wel gebleken is dat het er ruim voldoende zijn om in groot
aantal ons landschap te verfraaien. Velen genieten van de Reeën. Het is ongetwijfeld ook de meest
gefotografeerde soort.
Soms gaan er stemmen op om de dieren te bejagen. Bij Eastermar zijn er weinig goede argumenten aan
te voeren om dat toe te staan. Dat tonen de cijfers en het geringe aantal klachten ook duidelijk aan.
Hazen.
Heel anders is de situatie bij de hazen. Hoewel deze dieren moeilijker te tellen zijn, leren de resultaten
van de tellingen ook dat de gevonden cijfers behoorlijk betrouwbaar zijn. Alleen wanneer er overdag veel
onrust in het veld is, blijken de resultaten per avondtelling in hetzelfde gebiedsdeel iets meer dan 10 % af
te wijken. Dat was in al die jaren eenmaal het geval namelijk in 2010 toen de resultaat afwijking in het hele
werkgebied 13% bedroeg. Meestal ligt het verschil tussen de tellingen tussen de 5 en 10%. In tabel 2
staan de resultaten van de avondtellingen in 2016.Voor de locatie waar de hoogste aantallen Hazen
werden waargenomen, zie kaart 2.
Tabel 2: Aantal getelde Hazen per data in het hele werkgebied (ca 1400 ha.) in 2016.
12/4+13/4
Haas totaal
55
14/4+15/4
63
De eerste tellingen in 1992 uit de reeks in de volgende figuur (4) betreffen niet het gehele werkgebied. De
cijfers uit 1992 zijn geëxtrapoleerde resultaten. Vanaf 1994 is het gehele werkgebied, net als bij de andere
aandachtsoorten, integraal geteld. Voor hazen is het leefgebied in het dorpsgebied, het meer besloten
houtwallenlandschap ca. 925 ha. en in het veel opener elzensingellandschap van het Witveen ca. 465
ha. groot. Dat is dus kleiner dan dat van de Reeën omdat Hazen niet of nauwelijks in de moerasoevers
van de meren voorkomen.
Vanaf het begin van het veldwerk in 1992 was al duidelijk dat er in het houtwallenlandschap minder
Hazen voorkwamen dan in het elzensingellandschap. Hazen houden meer van openheid. De dichtheden
waren daar voorheen ruim 3 keer zo hoog namelijk ruim 20 Hazen per 100 ha. tegen 6 dieren per 100 ha
in het Houtwallenlandschap. De laatste jaren is het verschil vrijwel verdwenen. Dat is vooral het gevolg
van de grote achteruitgang van het aantal in de graslanden van het Witveen, het elzensingellandschap.
De dichtheid daalde daar van ruim 20 Hazen per 100 ha in de periode 1994 tot en met 2000 naar 6
exemplaren per 100 ha in 2016. In het houtwallenlandschap lag dat aantal tot 2014 vaak nog ruim boven
de 5 dieren maar bleek nu ook te zijn gedaald en uit te komen op 3 per 100 ha; het laagste aantal sinds
1994 !
Figuur 4. en 5.,resp. de aantallen en de dichtheden bij Eastermar.
Tot 2000 bleken er gemiddeld ruim 110 Hazen in de kleinere oppervlakte (!) graslanden van het Witveen,
het elzensingellandscgap, te leven en iets meer dan de helft (ruim 50 dieren) in het dorpsgebied van
Eastermar (het houtwallenlandschap). In 2002 was er sprake van een sterke daling van de aantallen. In
de jaren daarna trad herstel op maar het niveau in het elzensingellandschap bleef veel meer achter dan
dat van het houtwallenlandschap. Een tijdelijke verbetering liet 2010 zien met de hoogste aantallen in het
houtwallenlandschap. Helaas is kennelijk de situatie in het elzensingellandschap zo verslechterd dat de
stand inmiddels weggezakt is tot het laagste aantal van de afgelopen 3 jaren. Het aantal in het
houtwallenlandschap daalt nu al sinds 2012 en is nagenoeg gelijk aan dat van het slechte jaar 2004. Van
een stabiele populatie zoals van voor 2000 is in het hele werkgebied geen sprake meer. De oorzaak moet
wel haast een complex van factoren zijn. In het hele gebied wordt nauwelijks op Hazen gejaagd (1 x per
jaar) en als dat gebeurt dan slechts op een oppervlakte die nooit meer dan de helft van het gebied betreft.
De afgelopen jaren worden slechts 3 à 4 dieren geschoten. Ook de predatoren zijn in de jaren 90 in het
hele Lânsdouwe gebied niet of nauwelijks in aantal toegenomen. De vliegende predatoren en de Vos
worden om de 2 jaar nauwkeurig in kaart gebracht. Een nieuwkomer is de Steenmarter en net als de
andere marterachtigen is het moeilijk er achter te komen hoe de stand van deze dieren zich ontwikkeld.
Ook het ontmoedigen van deze predatoren is haast een onmogelijkheid ook vanwege hun wettelijk
beschermde status. Voorts is eveneens geconstateerd dat in elk geval sinds 2013 ook extra sterfte is
opgetreden in het houtwallenlandschap door de, vroeger onbekende, Hazenpest. De oorzaken van de
achteruitgang van de Hazen bij Eastermar zijn complex en moeten dus gezocht worden zowel bij het
agrarisch gebruik, predatie, als bij nieuwe – en oude Hazenziekten. De huidige geringe aantallen maken
de stand verder extra kwetsbaar en herstel van de aantallen is daarom erg moeilijk.
Konijnen.
Sinds 1998, toen het de laatste keer was dat er Konijnen werden gezien (bij het zandgat Schuilenburg) is
de soort niet meer waargenomen. Voor die tijd waren er in sommige jaren ook bewoonde
Konijnenburchten bij de Borstleane. Het is wel duidelijk dat er geen wilde Konijnen meer voorkomen bij
Eastermar en Schuilenburg.
Ganzen en Zwanen.
Tijdens de tellingen worden eveneens de aantallen en soorten ganzen en zwanen genoteerd. De hoogste
aantallen van de afgelopen jaren en van dit voorjaar staan in de volgende grafiek en tabel.
Figuur 6 en Tabel 3. Hoogste aantallen ganzen en zwanen in het voorjaar van 2016 in het gehele werkgebied.
Figuur 6.
Tabel 3.
12/4+13/4
Nijlgans
16
Canadagans
23
Boerengans
0
Grauwe gans
130
Brandgans
37
Knobbelzwaan
2
De aantallen groeien nog steeds. Vooral de Grauwe gans neemt toe. Ook is dat het geval bij de
Canadaganzen. Hun aantal was bij deze voorjaarstelling laag omdat de gebruikelijke aantallen niet langs
de Lits op hun gebruikelijke plek konden zijn. Die plek, ten NW van de camping, was “omgetoverd” tot
blubberdepôt. De meeste Canadaganzen zaten ten noorden van de Sumarderweg, dus buiten het
werk(tel) gebied. Het betrof een aantal van ca. 60 vogels. De verwachting is dat de aantallen ganzen nog
verder zullen groeien. Parallel daaraan zal dat meer klachten opleveren en het is haast een feit dat de
jachthouders er in de toekomst meer van af zullen moeten schieten. Voor sommigen zal dat niet als
muziek in de oren klinken!
De faunacommissie,
Contactadres: A. Timmerman, tel. 0512 – 472015; [email protected]
Kaart 1.
Reeën op 12 en 13
april 2016
- geiten
- bokken
Schuilenburg
grens Houtwallen - en
Elzensingel - landschap
Eastermar
Reebok (rood): 34 ex.
Reegeit (groen): 77 ex.
(HW 24 bok, 47 geit;
ELS 10 bok, 30 geit)
Totaal 111 exemplaren.
Rottevalle
Kaart 2.
Hazen op 14 en 15
april 2016
Schuilenburg
grens Houtwallen - en
Elzensingel - landschap
Eastermar
Hazen op 14 en 15 april 2016
31 ex. Houtw.gebied (900 ha)
32 ex. Elzens.gebied (500 ha)
Totaal 63 exemplaren.
Rottevalle
Download