Accreditatiereglement Cursussen Register Schematherapie voor Schematherapeutisch Werkers (Vaktherapeuten) Januari 2015 Inleiding In dit reglement worden de voorwaarden beschreven voor de accreditatie van cursussen Schematherapie voor Schematherapeutisch werkers die gelden vanaf 1 januari 2015. Voor Vaktherapeuten (Schematherapeutisch werkers) zijn er twee opties: 1. Zij kunnen een cursus volgen die door het Register Schematherapie al is geaccrediteerd voor BIG-geregistreerden (zie hiervoor Accreditatiereglement Cursussen Register Schematherapie januari 2015) en die dus voldoen aan de eisen voor docenten/cursisten die in dit reglement beschreven zijn. 2. Zij kunnen een cursus volgen die specifiek gericht is op Vaktherapeuten, mits die voldoen aan de hieronder gestelde eisen. Accreditatie-aanvragen voor cursussen kunnen gedaan worden via de website van het Register Schematherapie: www.schematherapie.nl. Aanvragen die niet volledig zijn, worden niet in behandeling genomen! Docenten en cursisten vaktherapie Voorwaarden aan docenten en groepsgrootte Voor de basis- en vervolgcurssen gelden de volgende docenteisen: De Basis- en Vervolgcursus worden gegeven door: o één docent Supervisor Schematherapeut Register Schematherapie, bij maximaal 14 cursisten in de cursusgroep. o twee docenten, beiden Seniorleden Register Schematherapie óf één Senior lid en één Seniorlid Schematherapeutisch werker Register Schematherapie (in groepen tot 14 maar zeker in groepen van 15-18 cursisten in de cursusgroep). o Voor vervolgcursussen geldt dat ze ook gegeven kunnen worden door senior schematherapeutisch werkers. Tot 14 deelnemers volstaat 1 docent, van 15-18 deelnemers zijn twee docenten nodig. Het maximaal aantal cursisten in een Schematherapiecursus is dus 18. Voorwaarden aan deelnemende cursisten De cursisten die tot een Schematherapie cursus worden toegelaten voldoen aan de volgende voorwaarden: (kandidaat) Registratie als vaktherapeut in het Register Vaktherapeutische Beroepen Schematherapie cursussen Een Basiscursus ST is minimaal 25 klokuren, een Vervolgcursus ST is eveneens minimaal 25 klokuren. Een Basis- en Vervolgcursus mogen ook worden samengevoegd (bijvoorbeeld tot een 50 uurs cursus). Basiscursus Inhoud Een basiscursus ST dient te bestaan uit de volgende onderdelen met genoemde verdeling: 1. Algemene schematheorie (ca. 20%) Uitleg over de schematheorie tijdens de cursus wordt voorafgegaan door zelfstudie door de cursisten ter voorbereiding op de 1e bijeenkomst. De schematheorie wordt nader uitgelegd en toegelicht door de docenten met praktijkvoorbeelden. De uitleg omvat de theorie over basisbehoeften, wat schema’s, coping strategieën en modi zijn, hoe deze ontstaan en zich verder ontwikkelen en bestendigen. Bij voorkeur meerdere, maar toch minimaal twee persoonlijkheidsstoornissen, één cluster B en één cluster C stoornis, worden nader toegelicht. 2. Indicatiestelling, diagnostiek, psycho-educatie, casusconceptualisatie/modimodel en behandelplan (ca. 30%) Indicaties voor schematherapie komen aan de orde. Bij de diagnostiek staat het vaststellen van schema’s, coping strategieën en modi centraal. Verschillende schema- en modivragenlijsten komen aan bod, ze nemen kennis van de casusconceptualisatie. Daarnaast komen overige werkwijzen bij het vaststellen van schema’s en modi aan bod, in ieder geval de diagnostische imaginatie en daarnaast eventueel aanvullend: observatie-instrumenten (bijvoorbeeld Mode Observation Scale, MOS) en de schema(modus)dialoog. Er wordt aandacht besteed aan psycho-educatie over schema’s en modi. Cursisten leren hypothesen te vormen over hoe schema’s, coping stijlen, modi en probleemgedrag zijn ontstaan vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis en de opvoedingsachtergrond van de patiënt en ze leren deze hypothesen vast te leggen in een modimodel (inclusief grafische weergave). Op basis daarvan leren ze doelen en een behandelplan opstellen. 1 3. Behandeling (ca. 50%) De verschillende fasen in de schematherapie en de behandeltechnieken komen aan de orde. In de literatuur over behandeling dient een volledig overzicht te staan van alle ST behandeltechnieken. Een deel van deze behandeltechnieken wordt gedemonstreerd en geoefend tijdens de cursus. Het accent dient daarbij te liggen op het aanleren van de experiëntiële technieken en het hanteren van de therapeutische relatie. Daarnaast wordt expliciet aandacht besteed aan de schema’s van de therapeut (bij voorkeur vult iedere cursist een schemavragenlijst, YSQ, in) en de interactie met de schema’s of modi van de patiënt. Verplichte categorieën technieken in een basiscursus (per categorie moet minimaal één techniek in de cursus geoefend worden): 1. Interpersoonlijke technieken: hanteren van de therapeutische relatie: limited reparenting, empathische confrontatie en limit setting. 2. Experiëntiële technieken: meerstoelentechniek, imaginatie met rescripting en historisch rollenspel (evt. toegespitst op de Vaktherapeutische setting) 3. Cognitieve technieken: uitdagen van disfunctionele- en formuleren van gezonde gedachten op schemaniveau, het maken van flashcards. 4. Gedragstechnieken: opstellen van een gedragsexperiment en oefenen met gezond volwassen gedrag. Hierbij wordt aangemerkt dat bij Vaktherapeut-specifieke cursussen een voorwaarde is dat deze zich richten op het integreren van schematherapeutische kennis en vaardigheden binnen de Vaktherapie. Vorm Kennisoverdracht vindt voornamelijk plaats door het lezen van relevante literatuur voorafgaand aan de bijeenkomsten en een toelichting daarop door de docenten via theoretische inleidingen tijdens de bijeenkomsten. Daarnaast wordt de tijd in de cursus grotendeels gevuld met demonstraties van behandeltechnieken door de docenten (via life rollenspel of DVD) en door oefening van vaardigheden. Oefenen vindt deels plaats in kleine subgroepen en deels plenair. Toets Basiscursus De eindopdracht voor de Basiscursus bevat in ieder geval : Een uitgeschreven Casusverslag van een patiënt waarin zijn opgenomen: de achtergrondgegevens van de patiënt, DSM-IV classificatie, beschrijving van de problematiek, belangrijkste schema’s en modi en de ontstaansgeschiedenis daarvan, (evt. een casusconceptualisatie), een modimodel, een analyse van de interactie van de schema’s van de therapeut en de patiënt (bijvoorbeeld uitgewerkt in een functieanalyse), doelen en een behandelplan. Het modimodel worden tevens grafisch weergegeven. De cursist maakt daarbij gebruik van in de cursus aangereikte formats. Deze eindopdracht moet door de docent(en) als minimaal ‘voldoende’, een 6, zijn beoordeeld. Vervolgcursus Inhoud Tijdens een vervolgcursus dient sprake te zijn van verdieping van de theorie en van de technieken. De basistheorie wordt als bekend verondersteld, mag wel kort worden opgefrist. Een vervolgcursus kan een verdieping inhouden van de technieken die reeds zijn behandeld in de basiscursus, maar kan ook een toepassing van technieken in een bepaalde setting (bijvoorbeeld in een groep en/of klinisch milieu) of bij een bepaalde doelgroep (bijvoorbeeld cluster C, verslaafde of forensische patiënten) inhouden. Een vervolgcursus kan daarnaast ook verdieping bieden op het gebied omgaan met eigen schema’s in contact met de cliënt (casuïstiek). Vorm Idem als basiscursus: Kennisoverdracht vindt voornamelijk plaats door het lezen van relevante literatuur voorafgaand aan de bijeenkomsten en een toelichting daarop door de docenten via theoretische inleidingen tijdens de bijeenkomsten. Daarnaast wordt de tijd in de cursus grotendeels gevuld met demonstraties van behandeltechnieken door de docenten (via life rollenspel of DVD) en door oefening van vaardigheden. Oefenen vindt deels plaats in kleine subgroepen en deels plenair. Toets Vervolgcursus De eindopdracht voor de vervolgcursus is: Een praktijktoets die bestaat uit een demonstratie door een cursist van een schematherapeutische techniek middels een rollenspel of een meegebrachte videoopname. De demonstratie duurt maximaal 20 minuten, er wordt 10 minuten feedback gegeven door docent en medecursisten. De praktijktoets neemt dus 30 minuten per cursist in beslag. Bij feedback op en beoordeling van de techniek wordt eventueel Schema Therapy Rating Scale gebruikt (zie website Register Schematherapie). De demonstratie van de techniek moet door de docent(en) als minimaal ‘voldoende’, een 6, zijn beoordeeld. Indien deze onvoldoende is, krijgt de cursist één herkansing. 2 Literatuur Per cursusdag wordt verplichte literatuur opgegeven, minimaal 60 en maximaal ca. 100 pagina’s. Daarnaast kan aanbevolen literatuur gegeven worden. De literatuur sluit aan bij de onderwerpen die op de betreffende cursusdag worden belicht. De verplichte literatuur bestaat uit (een aantal hoofdstukken uit) het handboek van Young: Young, J.E., Klosko, J.S. & Wieshaar, M.E. (2005). Schemagerichte therapie. Handboek voor therapeuten. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Daarnaast bestaat de verplichte literatuur (en eventueel aanbevolen literatuur) uit een selectie van delen van boeken en artikelen over schematherapie en persoonlijkheidsstoornissen en/of andere psychische stoornissen waar de cursus op gericht is. Gekozen kan worden uit onder meer de onderstaande boeken (anno 2014): Arntz, A. & Jacob, G. (2012). Schematherapie in de Praktijk. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Aalders, H. & Dijk van, J. (2011). Schemagerichte therapie in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers B.V. Behary, W. (2009). Waarom gaat het altijd over jou? Omgaan met narcisme en egocentrisme bij anderen. Amsterdam: Hogrefe uitgevers. Genderen, H. van, & Arntz, A. (2010). Schematherapie bij borderline-persoonlijkheidsstoornis. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Genderen, H. van, Jacob, G. & Seebauer, L. (2012). Patronen doorbreken. Negatieve gevoelens en gewoonten herkennen en veranderen. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Muste, E, Weertman, A, Claassen, A.M. (2009). Handboek klinische schematherapie (1) en Werkboek klinische schematherapie (2). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vreeswijk, M. van, Broersen, J. (2006). Schemagerichte therapie in groepen. Cognitieve groepspsychotherapie bij persoonlijkheidsproblematiek. Handleiding voor therapeuten (1) en Werkboek voor patiënten (2). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vreeswijk, M. van, Broersen, J. (2013). Kortdurende Schemagroepstherapie: Cognitief gedragstherapeutische technieken. Handleiding voor therapeuten (1) en Werkboek voor patiënten (2). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vreeswijk, M. van, Broersen, J. & Schurink (2009). Mindfullness en schematherapie. Praktische training bij persoonlijkheidsproblematiek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van Vreeswijk, M., Broersen, J. & Nadort, M. (eds)., 2012, The Wiley-Blackwell Handbook of Schema Therapy. Theory, research, and practice. Malden: Wiley-Blackwell. Young, J.E., & Klosko, J.S. (1999). Leven in je leven. Leer de valkuilen in je leven kennen. Lisse: Swets & Zeitlinger. Bij cursussen die gericht zijn op Vaktherapie kan gekozen worden uit vakspecifieke artikelen/literatuur: Vaktherapie algemeen: Blokland-Vos, J., Günther, G. & Mook C. van (2008a). Deel 1: Vaktherapie binnen een kader van schematherapie. Tijdschrift voor vaktherapie, 2, (pag. 17-23) Blokland-Vos, J., Günther, G. & Mook C. van (2008b). Deel 2: Vaktherapie binnen een kader van schematherapie. Tijdschrift voor vaktherapie, 3, (pag. 35-44) Gelderen, H. van & Arntz, A. (2010). Schemagerichte cognitieve therapie bij borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Hoofdstuk 6: Experiëntiële technieken (63-108) Muste, E., Weertman, A., Claassen, A. (2009) Handboek Klinische schematherapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Hoofdstuk1: Achtergronden bij de ontwikkeling van klinische schematherapie, 3 Hoofdstuk 2: Centrale begrippen binnen klinische schematherapie, Hoofdstuk 7: Vaktherapie binnen klinische schematherapie (pag. 7 t/m 30; 99 t/m 130) Beeldend: Haeyen, S. (2006). Imaginatie in beeldende therapie. Een schemagerichte benadering. Tijdschrift voor vaktherapie, 1, (pag. 3-9) Haeyen, S. (2007). Niet uitleven, maar beleven: Beeldende therapie bij persoonlijkheidsproblematiek. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. (pag. 285-313) Drama: Broek van den, E.,Keulen-de Vos, M., Bernstein, D.P. (2011). Arts Therapies and Schema Focussed Therapy. The Arts in Psychotherapy, 38, 325-332 Timmer, S. (2004). Spelen met Schema’s. Vaktherapie voor zedendelinquenten. Tijdschrift voor Psychomotorische Therapie, 2, (12-19) Timmer, S. (2004). Zanger gezocht. Dramatherapie binnen een schemagerichte behandeling voor zedendelinquenten. Tijdschrift voor Creatieve therapie, 1, (11-16) PMT: Crandell, J., & Robinson, H. (2006). Schema Therapy as an Adjunct to PBSP. Tijdschrift voor Pesso Psychotherapie, 1, 6-14 Muziek: Verburgt, J. (2010). Muziek en schema - schema en muziek Wat kunnen muziektherapie en schematherapie voor elkaar betekenen? Interne publicatie van de Opleiding Creatieve Therapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. (pag 23 t/m 26, pag 55 t/m 59) Evaluatie cursus Om voor accreditatie in aanmerking te komen dienen zowel de cursus als de docenten (competenties) geëvalueerd te worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een evaluatieformulier. In dit evaluatieformulier wordt (1) de cursus geëvalueerd met betrekking tot de inhoud en de opzet/lesopbouw van de cursus en (2) iedere docent (dus hoofddocent en eventueel codocenten) geëvalueerd t.a.v. de volgende competenties: Inhoudelijke deskundigheid Didactische vaardigheden Is de docent model in limited reparenting? De evaluatie van de cursus en de docenten dienen minimaal ‘voldoende’, een 6, te zijn. 4