Religieuze rechtspraak - Meester in de taal | Alieke Bruins

advertisement
Religieuze rechtspraak
beeld: Moreno Soppelsa (Shutterstock.com)
de Kamerleden in 2009 schriftelijke vragen over het bestaan
van sharia-rechtbanken in Groot-Brittannië en Nederland.
Toenmalig minister van justitie Hirsch Ballin beloofde het te
laten onderzoeken. Dit leidde in februari 2012 tot het rapport Sharia in Nederland, een studie naar islamitische advisering en geschilbeslechting bij moslims in Nederland, van
het Instituut voor Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies en het Instituut voor rechtssociologie van de
Radboud Universiteit Nijmegen. “We hebben geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een sharia-rechtbank
in Nederland”, zegt cultureel antropoloog Laurens Bakker
van de Radboud Universiteit Nijmegen, die het onderzoek
leidde. Wel bleek dat er sprake is van advisering en geschilbeslechting op basis van sharia, maar daarbij is vooral sprake van het samen zoeken naar de beste oplossing onder gegeven omstandigheden. Als er al een vergelijking met een
juridische vorm kan worden gemaakt, komt volgens de on-
DE KERKELIJKE RECHTBANK
“Er zijn geen aanwijzingen
Religieuze
rechtspraak
gevonden voor het bestaan van een
sharia-rechtbank in Nederland”
in Nederland?
Verschillende religies houden er rechtbanken op na die naast de wereldse
rechter opereren. Mr. sprak een rabbijn en een hulpbisschop over hun
rechtbank en de zaken die daar worden behandeld − core business zijn
huwelijksbeëindigingen. En hoe zit het met rechtspraak op basis van de
sharia, kennen we die al in Nederland?
door Alieke Bruins
104
nr. 1 – 2013
104-111_MR01_ART-2-religieuzerb.indd 104-105
nr. 1 – 2013
E
r is weinig over bekend, maar dat betekent niet
dat het niet voor zou kunnen komen: rechtspraak
op basis van de sharia in Nederland. Het is een
onderwerp dat regelmatig opduikt in de media en
het maatschappelijke debat. Een land waar arbitrage op basis van de sharia zeker wel voorkomt is Engeland. Ook daar
zorgde het mogelijk bestaan van sharia-rechtspraak voor
commotie, onder meer naar aanleiding van een rapport van
de denktank Civitas. Hieruit zou blijken dat er al 85 ‘rechtbanken’ actief zijn, die vaak vanuit moskeeën rechtspreken.
Naar aanleiding van dit rapport stelden verschillende Twee-
derzoekers mediation het meest in de buurt. “Wat mij het
meest verraste was dat de moslims met wie we spraken veel
verschillende ideeën hadden over wat sharia inhoudt. Sommigen wisten niet eens wat het betekent.” Volgens Bakker
hangt dit samen met de grote diversiteit onder moslims in
Nederland. “Dat iemand groot aanzien geniet onder Turkse
moslims wil niet zeggen dat ook de Marokkaanse of Somalische gemeenschap hem deskundigheid toedicht.” Deze etnische diversiteit maakt het volgens hem niet aannemelijk dat
er een overkoepelend rechtsprekend orgaan zou kunnen komen, waarvan de autoriteit aan twijfel onderhevig zou kunnen zijn van verschillende interpretaties of zelfs concurrentie. “Anders dan in Engeland zijn moslims in Nederland
vaak laag opgeleid en hun economische positie is veelal niet
rooskleurig. Daardoor zijn ze minder bekend met de samenleving en het juridische systeem.”
In Limburg troffen de onderzoekers de meest ontwikkelde
vorm van sharia-rechtspraak aan. “Maar ook daar ging het
maar om een kleine groep die zich gespecialiseerd had in het
oplossen van praktische problemen.” De grote massa lijkt
volgens Bakker geen behoefte te hebben aan een officiële
nr. 1 – 2013
nr. 1 – 2013
105
23-01-13 15:19
Religieuze rechtbanken
sharia-rechtbank, wat ook al in 2004 bleek uit onderzoek.
“Aan de andere kant kan in principe iedereen zich van het
ene op het andere moment met sharia-rechtspraak bezighouden. Drie mensen kunnen samenkomen en een vierde
persoon veroordelen. Spreek je van een gevaar, dan zou dat
hierin kunnen schuilen.”
Beth Din
Anders dan de moslimgemeenschap hebben de joodse en
rooms-katholieke kerk in Nederland wel een officieel juridisch instituut. Net als het Rabbinaat van andere joodse gemeentes heeft ook de Joodse Gemeente Amsterdam een eigen rechtbank: het Beth Din, met aan het hoofd de
opperrabbijn, rabbijn A.L. Ralbag. Rabbijn Shmuel Katz is
Rabbinaatssecretaris en secretaris van het Beth Din, een
functie die te vergelijken is met die van griffier.
In zijn kantoor in Buitenveldert vertelt Katz: “Zolang de
tempel bestond hadden de rabbinale hoven verregaande bevoegdheden. Nadien zijn die beknot. Rond het jaar 300 is
dat proces afgerond. Zij spraken oorspronkelijk ook recht
over zaken waarop lijfstraffen stonden, zoals moord en diefstal. Beslissingen waren afdwingbaar.” Tegenwoordig is dat
heel anders. Over zaken buiten de sjoel heeft het Rabbinaat
geen autonome en onbetwiste zeggenschap en kan het vaak
alleen adviezen geven. De rabbinale rechtbank spreekt nog
maar recht in een beperkt aantal zaken, namelijk daar waar
beide partijen uit eigen wil naar het Beth Din komen. “Een
gevangenisstraf opleggen kan het Beth Din niet meer. In bepaalde gevallen kan iemand niet voor een Tora-lezing worden opgeroepen, of erger, kan hem een erefunctie worden
ontzegd. Maar dergelijke sancties hebben alleen effect als
iemand echt deel uitmaakt van de joodse gemeenschap.”
Heel zeldzaam is dat iemand in de ban wordt gedaan. “Deze
vergaande maatregel is in Nederland na de Tweede Wereldoorlog niet voorgekomen, maar in sommige gevallen in het
buitenland wel.”
Maar nog steeds komt het Beth Din voor verschillende
rechtsgedingen bijeen. Het spreekt zich uit over financiële
geschillen en beslist over religieus-joodse regels, zoals over
het kasjroet, het geheel van spijswetten dat bepaalt of voedsel wel of niet door joden gegeten mag. Ook behandelt het
verzoeken tot echtscheiding. Tegen de beslissingen, waarvan
de uitspraak in het Hebreeuws is en een vertaling wordt bijgevoegd, is geen (hoger) beroep mogelijk.
Doortastende, vrome mannen
Laurens Bakker (Radboud Universiteit Nijmegen): “De etnische diversiteit
onder moslims in Nederland maakt het niet aannemelijk dat er een overkoepelend rechtsprekend orgaan zal komen.”
De geschiedenis van het joodse recht en de joodse traditie,
op basis waarvan het Beth Din beslissingen neemt, gaat duizenden jaren terug. Rabbijn Katz vat kort het verhaal samen
uit Exodus, over Jetro, Mozes’ schoonvader en priester in
Midjan. In de woestijn, waar Mozes zijn kamp had opgeslagen, zag Jetro hoezeer Mozes in beslag werd genomen door
al die mensen die hem geschillen voorlegden. Hij adviseerde
hem onder het volk een aantal doortastende, vrome mannen
te zoeken om leiding te geven aan verschillende groepen, die
over het volk rechtspreken. Een raad die Mozes opvolgde.
In de loop der eeuwen zijn er vele boeken geschreven die
vooral gebaseerd zijn op zowel de Geschreven als de Mondelinge Tora − de vijf boeken van Mozes. “Het fundament
van de joodse wet en traditie is de Tora. Daarin worden velerlei zaken beschreven, zoals moord, het recht om een slaaf
te hebben, schade toegebracht door dieren en andere soorten schade, zoals door een put of door vuur. Maar op basis
van de Tora zelf wordt geen recht gesproken.” Rabbijn Katz
wijst op de grote zwarte leren boeken met gouden stiksels
die een hele wand van zijn werkkamer vullen: de Talmoed,
met daarin commentaren van belangrijke rabbijnen en andere schriftgeleerden op de Bijbel, het Oude Testament, de
Tenach. Volgens de rabbijnse traditie staan er in de Tora
613 geboden: mitswot. 248 positieve en 365 negatieve, het
hart van de halacha, de religieus-joodse regelgeving. “Ze beslaan het hele scala aan regels dat kan voorkomen in het intermenselijk verkeer. Zoals huwelijkswetten − hoe men
nr. 1 – 2013
104-111_MR01_ART-2-religieuzerb.indd 107
nr. 1 – 2013
107
23-01-13 15:20
moet trouwen, hoe een huwelijk kan worden ontbonden, de
consequenties van overspel −, erfrecht en allerlei regels die
de rechtszekerheid waarborgen.” Hij lacht. “Ook het arbeidsrecht is er nauwkeurig in geregeld. En zo eenvoudig!
“Premier Rutte zou zijn vingers
aflikken bij het joodse arbeidsrecht, zo nauwkeurig en eenvoudig”
Premier Rutte zou er zijn vingers bij aflikken.” Op basis van
wat er in de Talmoed en vervolgens in de joodse wetscodex
− de Sjoelchan Aroech − staat, wordt recht gesproken.
De wet van de koning
Soms wijkt het joodse recht af van het seculiere recht, zoals
op het gebied van aansprakelijkheid. Maar over het alge-
meen respecteert de joodse wet het Nederlandse recht. Dit
komt voort uit het adagium Dina de Machoeta Dina: de
wet van de koning is wet. Deze regel gebiedt de joodse ingezetenen van Nederland om zich aan de wet te houden. In
een aantal gevallen past het rabbinale hof de Nederlandse
wetgeving toe, in andere gevallen niet. “Partijen ondertekenen doorgaans een arbitrageovereenkomst, waarbij zij zich
aan het joodse recht en de rabbinale rechtbank onderwerpen. Hiermee kan worden voorkomen dat een partij de uitspraak naast zich neerlegt door te zeggen dat deze niet
strookt met het Nederlandse recht.”
Het adagium geldt niet met betrekking tot het personen- en
familierecht. Partijen hebben dan altijd toestemming nodig
van de rabbinale rechtbank als zij naar de seculiere rechter
willen stappen. Vooral in het echtscheidingsrecht leidt dit
tot problemen. “Het grootste probleem van het joodse recht
is misschien wel het probleem van de agoena”, schrijft Naomi Spalter, promovendus aan de rechtenfaculteit van de
Vrije Universiteit van Amsterdam, in haar artikel ‘Gevangen
in het huwelijk’ (FJR 2007, 15). Een agoena (‘geketende
vrouw’) is een vrouw die niet kan hertrouwen omdat haar
man niet wil meewerken aan de joodse echtscheiding. Rabbijn Katz: “De rabbinale rechtbank doet er alles aan om de
man te bewegen om mee te werken, maar dit helpt niet altijd. Het joodse recht kent immers een beperking: naar
joods recht mag een get − een echtscheidingsbrief − niet onder dwang worden gegeven. Vooral voor vrouwen kan dit
een trieste uitkomst zijn.”
In 1982 deed de Hoge Raad een belangrijke uitspraak op
dit gebied. Een weigering om aan een rabbinale echtscheiding mee te werken kan onder omstandigheden onrechtmatig zijn wegens de schending van de zorgvuldigheidsnorm,
was het oordeel. De man werd op verbeurte van een dwangsom gedwongen om mee te werken. “Dit is een geval waarmee joodse vrouwen geholpen kunnen worden. De rabbinale rechtbank zorgt er in zo’n geval voor dat aan alle
halachische eisen wordt voldaan.”
Oneervol
Rabbijn Shmuel Katz: “Een gevangenisstraf opleggen kan het Beth Din, de
joodse rechtbank, niet meer.”
108
nr. 1 – 2013
104-111_MR01_ART-2-religieuzerb.indd 108
Ook al kan iemand zijn gelijk niet halen bij de rabbinale
rechtbank, het wordt als ‘oneervol’ beschouwd als hij een
uitspraak naast zich neerlegt of een zaak voorlegt aan een
niet-joodse rechtbank, aldus de rabbijn. Hij wijst op het belang van zabla, een vorm van arbitrage die is toegestaan
door het joodse recht. En hij noemt de joodse godsdienstcodex, die voorschrijft dat geschillen tussen joden aan rabbinale arbitrage moeten worden onderworpen. Deze codex
verbiedt joden onderlinge geschillen aan de overheidsrechter
voor te leggen. “Uiteraard is de situatie anders als een van
de partijen niet joods is.”
Katz vervolgt: “Helaas kiezen veel mensen toch voor een
nr. 1 – 2013
23-01-13 15:20
Religieuze rechtbanken
king zijn mogelijk. Om de efficiëntie in strafprocedures te
vergroten hebben de Nederlandse bisschoppen in 2011 met
goedkeuring van Rome besloten om de krachten te bundelen en een landelijke strafrechtbank van eerste en tweede instantie op te richten, zodat niet incidenteel ter plekke rechters bijeen hoeven te worden geroepen die de juiste
deskundigheid hebben. Als eerste wordt de 57-jarige expastoor Sjang S. uit Kerkrade gedaagd voor de nieuwe
rechtbank, zo meldt de site www.rkk.nl. Hij wordt beschuldigd van het verduisteren van gelden.
Mgr. Hoogenboom is een van de twee hulpbisschoppen
van het Aartsbisdom Utrecht. Hij is officiaal en vicaris-generaal. In een imposante vergaderzaal, met portretten van
voormalige bisschoppen aan de wand, begint hij het gesprek met de opmerking dat hij de term ‘kerkelijke rechtbank’ prefereert boven ‘religieuze rechtbank’, omdat deze
rechtbank in opdracht van de Kerk recht spreekt. De officiaal geeft leiding aan de kerkelijke rechtbank, waarin
recht wordt gesproken door een onafhankelijk college van
drie kerkelijk rechters. Minstens twee van hen moeten
priester of diaken zijn.
“Volgens de Codex moet het
zielenheil van de mensen de
hoogste wet zijn”
Mgr. Hoogenboom: “Een bisschop is verplicht de politie in te schakelen
zodra hij kennis krijgt van een misdrijf naar Nederlands recht.”
gang naar de burgerlijke rechter.” In zo’n geval kwam het
tot een arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2011, dat
tot ophef leidde over de positie van de rabbinale rechtbank.
In cassatie ging het om de vraag of de godsdienstcodex van
de Nederlandse-Israëlitische Hoofdsynagoge, waarvan partijen lid zijn, partijen verplicht hun geschil aan kerkelijke
arbiters voor te leggen en daarom kan gelden als overeenkomst tot arbitrage. De Hoge Raad oordeelde dat een verzoek tot benoeming van arbiters kan worden afgewezen als
‘aanstonds en zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat een overeenkomst tot arbitrage ontbreekt’.
Sacramentele dimensie
In de rooms-katholieke kerk, die in Nederland zes kerkelijke rechtbanken kent, is op grond van het canoniek recht de
bisschop verplicht een plaatsvervanger (vicaris) aan te stellen voor de rechtspraak (de officiaal) en voor het bestuur
(de vicaris-generaal). In beginsel heeft ieder bisdom een kerkelijke rechtbank (officialaat), maar vormen van samenwer-
110
nr. 1 – 2013
104-111_MR01_ART-2-religieuzerb.indd 110-111
nr. 1 – 2013
De geschiedenis van het kerkelijk recht gaat ruim tweeduizend jaar terug. De rechtsnormen die gelden voor de wereldkerk zijn voor een groot deel vastgelegd in het Wetboek van Canoniek Recht 1983, de Codex Iuris Canonici.
Deze geldt voor de zogeheten ‘Latijnse Kerk’, niet voor de
katholieke oosterse kerken, die hun eigen wetboek hebben.
In de loop van de geschiedenis is de Codex een verzameling geworden van 1752 canones, de wetsartikelen, die een
breed scala aan onderwerpen omvatten. Naast dit canoniek recht kennen de bisdommen hun eigen regelgeving.
Zo maken alle kerkprovincies hun eigen toepassingsbesluiten en juridische en financiële regelingen. “Iedere bisschop
heeft zelf wetgevende bevoegdheid, zolang zijn wetten
maar niet in strijd zijn met de hogere.”
“De basis van het canoniek recht is de Bijbel en de Traditie
van de kerk. Het is dan ook heel belangrijk dat kerkjuristen,
de canonisten, weet hebben van de sacramentele dimensie.
Eigenlijk zouden zij de Codex van achter naar voor moeten
lezen. Canon 1752 gaat over het zielenheil van de mensen.
Dat moet volgens de Codex de hoogste wet zijn.”
De Raad voor de rechtspraak &
religieuze rechtbanken
jaard is. De Kerk kent ook verjaringstermijnen, maar de
Congregatie voor de Geloofsleer heeft de bevoegdheid om
een verjaringstermijn op te heffen.”
Wat vindt de Raad voor de rechtspraak van de kerkelijke instituten die naast de seculiere rechtspraak bestaan? Op de
Het huwelijk als sacrament
vraag naar het officiële standpunt van de Raad laat de woord-
Negentig procent van de werkzaamheden die de kerkelijke
rechtbank in Utrecht verricht betreffen procedures tot ongeldigverklaring van huwelijken. “De katholieke kerk ziet
het huwelijk als een sacrament, een heilige en onverbreekbare band.” Een mislukt huwelijk kan uitlopen op een burgerlijke echtscheiding, maar een kerkelijk equivalent van
de burgerlijke echtscheiding bestaat niet. Echtelieden die
burgerlijk gescheiden zijn, kunnen bij de kerkelijke rechtbank een verzoek indienen tot ongeldigverklaring van hun
huwelijk. “Tijdens die procedure wordt de kwaliteit van de
huwelijksconsensus onderzocht. Het huwelijksproces heeft
niet tot doel om een moreel oordeel uit te spreken over een
of beide echtgenoten. De schuldvraag is irrelevant. De cruciale vraag is of er sprake geweest is van een geldig gesloten huwelijk zoals de Kerk dat verstaat.” Aan de officiaal
de taak om de rechtbank samen te stellen en de verdediger
van de huwelijksband te benoemen. Deze brengt elementen
naar voren die pleiten tegen de ongeldigverklaring. “Tijdens het onderzoek wordt de hele levensgeschiedenis besproken en met name de verkeringstijd en eerste huwelijksjaren. Dit zijn vaak confronterende gesprekken.” Zowel
man als vrouw kunnen in beroep gaan tegen het oordeel
van de kerkelijke rechtbank.
“Eigenlijk werk ik zelden mee aan een interview”, zegt de
hulpbisschop tot slot. “Maar het is belangrijk dat meer
mensen, ook juristen, weet hebben van het bestaan van de
kerkelijke rechtbank, zeker in deze tijd, waarin de verhouding tussen kerkelijk en seculier recht een belangrijk thema
voerder weten dat dit standpunt wel is bepaald, maar nog
niet verwoord. Wanneer dit wel gebeurt, kan hij niet zeggen.
Parallelle procedures
“De Kerk is gehouden aan de burgerlijke wetten van het
land, voor zover deze niet in strijd zijn met het goddelijk
recht”, benadrukt Hoogenboom tot drie keer toe. “Dit betekent onder meer dat een bisschop verplicht is de politie
in te schakelen zodra hij kennis krijgt van een misdrijf
naar Nederlands recht. Dat was al zo, maar staat de laatste tijd meer in the picture. Politie en Openbaar Ministerie
kunnen onderzoek doen dat uitmondt in een strafproces.
Maar ook de Kerk zelf kan krachtens het eigen recht een
christengelovige die een misdrijf heeft begaan een straf opleggen. Dit kunnen parallelle processen zijn.” Hij geeft een
voorbeeld. De rechtbank in Almelo oordeelde in april
2012 dat er voldoende bewijs was dat een priester van het
Aartsbisdom Utrecht in 2011 een 12-jarige jongen uit Oldenzaal misbruikt had op een Franse camping en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van tien maanden.
Daarnaast legde de rechtbank hem tbs met dwangverpleging op. De Congregatie voor de Geloofsleer in Rome besloot vervolgens om de priester uit de clericale staat weg te
zenden. Daardoor werden hem alle rechten ontnomen die
aan het priesterschap verbonden zijn en hij werd ontheven
van de daarmee verbonden plichten. “Dit is voor een priester de zwaarst mogelijke kerkrechtelijke sanctie”, aldus
Hoogenboom. “Beroep tegen dit besluit is niet mogelijk.”
De kerkelijke rechtbank kan geen gevangenisstraf opleggen, maar wel bij wijze van straf een kerkelijk ambt, recht
of bevoegdheid ontnemen.
Het kan voorkomen dat het kerkelijk recht botst met de
Nederlandse rechtsorde. “De Nederlandse rechtsorde staat
toe dat twee mensen van hetzelfde geslacht een huwelijk
sluiten, maar de katholieke kerk kent alleen het huwelijk
van man en vrouw. Anderzijds stelt de Kerk regels die de
Nederlandse wetgeving niet kent. De leer van de Kerk is
dat de heilige Eucharistie met de grootst mogelijke eerbied
omgeven moet worden, omdat de Heer daarin werkelijk
aanwezig is. Ontheiliging van het sacrament van de Eucharistie wordt beschouwd als een ernstig delict. Hetzelfde
geldt voor een priester die zijn biechtgeheim schendt. Hierop staat een zware kerkelijke straf. Soms komt het voor
dat het Openbaar Ministerie oordeelt dat een zaak ver-
“de kerk zou het nooit accepteren
als de wetgever de
­o nschendbaarheid van het
­biechtgeheim zou afschaffen”
is. We leven in een seculiere samenleving waarin godsdienst
steeds meer wordt gezien als iets dat plaatsvindt in de privésfeer. De Kerk vindt het belangrijk op te komen voor bepaalde
zaken die zij beschermwaardig acht. Ik noem het biechtgeheim. Als de Nederlandse wetgever zou besluiten dat dit niet
langer onschendbaar is, dan zeg ik u: dat zal de Kerk nooit accepteren! Desnoods zal een priester de gevangenis in gaan.”
nr. 1 – 2013
nr. 1 – 2013
111
23-01-13 15:20
Download