Wind Op Land Uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied. beleidsregel 8 december 2015 Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 3 Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 5 1. Inleiding 7 2. Ruimtelijk onderscheid tussen de herstructureringsgebieden 3. Ruimtelijk onderscheid binnen de herstructureringsgebieden 15 11 NZKG 17 West Friesland 21 Waard- en Groetpolder 25 Alkmaar - Heerhugowaard 27 Haarlemmermeer-midden 31 Den Helder 33 Bloemendalerpolder / Diemen 35 1 Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 7 inleiding De Provincie Noord-Holland wil windturbines op een zorgvuldige manier integreren in het landschap. De provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie benoemt de windopgave als een nieuwe ontwikkeling, die zo vormgegeven moet worden dat deze een positieve bijdrage levert aan de leesbaarheid en identiteit van het landschap. Omdat dit generieke uitgangspunt voor het rijke Noord-Hollandse landschapspalet te weinig specifieke houvast bood is de ‘Voorstudie Noord-Hollandse Windlandschappen’ uitgevoerd door landschapsarchitecten van de provincie NoordHolland in samenwerking met de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK), en als bijlage bij het Beleidskader Wind Op Land (WOL) vastgesteld op 2 maart 2015 door PS. De voorstudie was de basis onder het alternatief ‘Landschap’ van de PlanMER, en heeft uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit opgeleverd (op het schaalniveau van geheel Noord-Holland) die zijn opgenomen in het Beleidskader WOL. Deze uitgangspunten dienen op grond van artikel 15 lid 3 PRV als toetsingskader voor omgevingsvergunningaanvragen voor opstellingen van windturbines, hierna aangeduid als windpark. De voorstudie levert daarnaast bouwstenen voor een nadere uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, die worden opgenomen in de eerstvolgende integrale wijziging daarvan. De negen herstructureringsgebieden (hierna afgekort tot HG) zoals opgenomen in de PRV en Structuurvisie t.b.v. WOL zijn tot nu toe slechts ‘neutraal’ beschreven als gebieden waarin windparken in principe mogelijk zijn. De ruimtelijklandschappelijke kenmerken en verschillen tussen de negen HG’s, noch die van en binnen de HG’s, zijn hierin meegenomen. Voorliggend document is een nadere uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten van het Beleidskader WOL, bedoeld om initiatieven voor windparken (beter) te kunnen beoordelen op ruimtelijke kwaliteit en te kunnen rangschikken naar (ontwikkelings)voorkeur. In H2 volgt een beknopte typering van de Noord-Hollandse landschappen in het licht van de windopgave, op basis waarvan vijf soorten HG’s worden onderscheiden. In H3 worden de HG’s zelf nader beschouwd, worden specifieke uitgangs- en aandachtspunten geformuleerd en - in enkele gevallen - mogelijke opties voor windparken. Op de volgende pagina volgt nogmaals een opsomming van de algemene uitgangspunten uit het Beleidskader WOL. Uitgangspunten die ook relevant zijn op het schaalniveau van de herstructureringsgebieden, zijn cursief gemaakt. De overige, voor de gebiedsspecifieke uitwerking niet relevante uitgangspunten, zijn niet cursief. links: robuuste clusters op afstand van elkaar (kaart uit Voorstudie Noord-Hollandse Windlandschappen) Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 9 1. Windparken moeten een bijdrage leveren aan een versterking van de kwaliteit en leesbaarheid van het Noord-Hollandse landschap, inclusief haar stedelijke gebieden en infrastructuur. Windparken dienen hierbij landschappelijke verschillen te verduidelijken en waardevolle (lijn)structuren te accentueren. 2. Binnen de dynamische gebieden wordt gestreefd naar een beperkt aantal robuuste clusters. Het doel is hierbij te komen tot (veel) minder en grotere concentraties (clusters) dan in huidige situatie. Voor de plaatsing van windturbines hebben daarom grote clusters van ‘niet uitgesloten gebieden’ - met name in de nabijheid of verweven met stedelijke omgeving - de voorkeur boven kleinere clusters en niet uitgesloten gebieden in landschappen zonder turbines. 3. Tussen nieuwe windclusters onderling en tot het (nieuwe) windpark Wieringermeer moet een substantiële afstand bestaan. (Hoe groot deze afstand moet zijn moet per situatie worden bepaald, en is afhankelijk van de eigenschappen van de nieuwe windopstellingen en de kenmerken van het landschap.) 4. De clusters moeten als zelfstandige windlandschappen waarneembaar zijn. 5. Tussen windclusters en cultuurhistorisch zeer waardevolle landschappelijke elementen, waaronder de West-Friese Omringdijk, moet een substantiële afstand bestaan. Voorkomen dient te worden dat windturbines de beeldkwaliteit van deze landschappelijke elementen marginaliseren. 6. In de dynamische gebieden kunnen de historische structuurlijnen minder relevant zijn als 7. Het verstilde, historische veenweidelandschap van Noord-Holland midden, met voorkeurslijnen voor de plaatsing van turbines. Nader ontwerponderzoek dient dit uit te wijzen. daarin de droogmakerijen, wordt vrijgehouden van windturbines. Dit is het ‘windloze’ midden van Noord-Holland. 8. Windturbines worden geplaatst in ‘dynamische’ gebieden: de agrotechnische in het noorden van de provincie en de stedelijke werkgebieden in het zuiden. links: de Beemster is onderdeel van het ‘windturbineloze’ midden van Noord-Holland 2 Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 11 Den Helder Ruimtelijk onderscheid tussen herstructureringsgebieden In de Voorstudie Noord-Hollandse windlandschappen zijn in het kader van de Waard- en Groetpolder windopgave de volgende gebieden onderscheiden. • Ongerepte, gave historische landschappen waarin plaatsing van turbines geen bijdrage levert aan de leesbaarheid en historische betekenis ervan. Dit is het windturbineloze midden van Noord-Holland, hier zijn geen herstructureringsgebieden aangewezen. • N245 / Schagerweg Werklandschappen - ‘landschappen van machines’ (met veelal gewiste / gefragmenteerde historische referenties) waar windturbines naadloos passen en kunnen helpen de herkenbaarheid en structurerende / onderscheidende kracht van deze gebieden te vergroten. • Verstedelijkte zones / gebieden waar windturbines kunnen helpen bij ‘ruimtelijke reparatie’ – het (opnieuw) leesbaar maken van de landschappelijke structuur. Hier zijn turbines welkom mits ze geplaatst kunnen worden in West-Friesland opstellingen die die reparatiefunctie echt waarmaken. De schaal van deze categorie is veel kleiner dan de werklandschappen. Het gaat hier om landschaps- en stadsfragmenten, niet om gebieden van regionale schaal. • Polders, waarin windturbines als nieuwe laag in de modelmatige landschappen welkom zijn, mits zorgvuldig ontworpen als ‘totaalconfiguratie’ (voorbeeld Wieringermeer). • Gebieden waar in het verleden windturbines zijn geplaatst, die inmiddels maatschappelijk min of meer geaccepteerd zijn (‘genormaliseerd’) en een rol Boekelermeer vervullen in de ruimtelijke en associatieve context (de vereenzelviging van een plaats met windenergie). De negen HG’s verschillen van elkaar in omvang, gebruik en beeld van - en variatie in - het landschap. Acht ervan liggen in meer of minder verstedelijkt gebied, alleen de Waardpolder is open agrarisch landschap, waar echter al windturbines aanwezig zijn. De HG’s zijn onder andere zo gekozen om ongerepte historische landschappen NZKG-IJmond zoveel mogelijk te ontzien. NZKG-Haven Hoewel windturbines vanuit ruimtelijk-landschappelijk perspectief in alle HG’s verantwoord kunnen worden (bij)geplaatst is er wel een ‘lichte’ rangschikking te maken in wenselijkheid, onder andere bepaald door: • de aard van het onderliggende landschap; • de kans dat turbines daadwerkelijke een positieve bijdrage kunnen leveren aan het landschap; • de mogelijke ‘ruimtelijke schade’ die zou kunnen ontstaan omdat opstellingen niet kunnen worden uitgevoerd zoals ruimtelijk gewenst. • het al dan niet al aanwezig zijn van turbines in de huidige situatie. De HG’s kunnen op basis hiervan worden ondergebracht in vijf categorieën. Dit is dus geen ‘droge’ indeling gebaseerd op landschappelijke functies, maar op de effecten die turbines hebben op ruimtelijke kwaliteit (positief of negatief) in Diemen / Bloemendalerpolder combinatie met het al dan niet aanwezig zijn van bestaande turbines. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat het waarderen van ruimtelijklandschappelijke kwaliteit en het aangeven van voorkeuren relatief is, want direct gerelateerd aan de omvang van de huidige windopgave van ca. 70 MW. Haarlemmermeer midden links: de 9 herstructureringsgebieden uit de PRV op de topografische ondergrond Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 13 De indeling ziet er als volgt uit, in afnemende volgorde van wenselijkheid: 1. NZKG (Haven en IJmond) Hier kunnen turbines ruimtelijk gezien het makkelijkst geplaatst worden omdat er - onafhankelijk van de precieze configuratie van de (afzonderlijke) lijnopstellingen een positieve bijdrage aan de leesbaarheid van dit regionale werklandschap wordt geleverd (het gehele gebied wordt duidelijker zchtbaar) en er bovendien geen ‘ruimtelijke schade’ kan worden aangericht. 2. Alkmaar-Heerhugowaard / Den Helder / Diemen-Bloemendalerpolder / West- Friesland zuid Deze HG’s liggen in stedelijk gebied, langs infrastructuur. Turbines spelen hier al een rol - of kunnen hier een rol spelen - op de lagere schaal van de stadsentree’s (overgang stad-ommeland). Ze zijn hier ruimtelijk-landschappelijk gewenst vanuit leesbaarheid; ze brengen een nieuwe orde in landschappen waar de oude orde minder zichtbaar of vanzelfsprekend is geworden. West- Friesland is een hybride gebied. In de verdichte zone van de Westfrisiaweg (hier: West-Friesland zuid), met veel verschillende soorten grondgebruik en bebouwing, kan een lijnopstelling helderheid brengen. Het is immers een nieuwe structuur van een schaal die die van de bedrijventerreinen en gebouwen overstijgt en deze dus in positieve zin ‘marginaliseert’. 3. Waardpolder- en Groetpolder In beide polders staan al geruime tijd windturbines. Er is een sterke associatie ontstaan tussen deze polders en windenergie; dit is productielandschap waar ook energie geproduceerd wordt. Ruimtelijk echter betekenen (oude en nieuwe) opstellingen in beide polders altijd een aantasting van de nieuwe, door de omliggende dijken begrensde ‘windidentiteit’ van de Wieringermeer zoals die vorm krijgt door windplan Wieringermeer. 4. Haarlemmermeer midden Hier zouden lijnopstellingen een goede rol kunnen spelen bij de ‘ruimtelijke reparatie’ van de polder (illustreren schaal/maat: van ringdijk tot ringdijk), maar of dit op een geschikte wijze kan is onzeker, o.a. door de doelstellingen van PARK21 en wellicht het LIB. 5. West-Friesland noord In het noordelijk deel van dit HG is het landschap veel ongerepter dan het zuidelijk deel, zij het niet van de orde van het Noord-Hollandse ‘windturbineloze’ midden (zie boven). De kans om hier een configuratie te krijgen die op overtuigende wijze past bij het landschap is klein. links:haven Amsterdam vanuit de omgeving gezien als werk- en windandschap 3 Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 15 Ruimtelijk onderscheid binnen herstructureringsgebieden WindKop De algemene uitgangspunten uit het beleidskader WOL worden in dit hoofdstuk specifiek gemaakt voor de negen HG’s. Bij de titel van elk HG zijn de nummers van algemene uitgangspunten opgenomen die relevant zijn voor het betreffende HG. Deze worden vervolgens (in combinatie) uitgewerkt. De eis zoals geformuleerd in artikel 32 lid 4 sub b PRV om windturbines alleen nog in lijnen van minimaal 6 te plaatsen komt voort uit de wens om verrommeling van het landschap door windturbines te voorkomen en zelfs te verminderen. Het beeld van solitaire, kleinere en sneldraaiende turbines schijnbaar lukraak in het landschap is niet het gewenste. Wat onder een lijnopstelling wordt verstaan blijkt uit de toelichting op artikel 32 lid 4 PRV. Het moet gaan om een opstelling van windturbines op gelijke onderlinge afstand in een lijn of kromme, of een samengestelde lijn met een knik. Daarbij is de leesbaarheid van een lijnopstelling van belang; is het cluster van windturbines herkenbaar als lijn in het landschap? Treedt er geen storende interferentie op doordat lijnen elkaar (lijken te) kruisen of zo dicht op elkaar liggen dat windturbines op de voorgrond en molens aan de horizon op één lijn met door elkaar grote en kleine turbines lijken te staan? In het licht van de leesbaarheid van de lijn dient de gelijke onderlinge afstand en de (samengestelde) lijn of kromme te worden bezien. De precisie van de lijn (exacte lijn, exacte onderlinge afstanden) blijkt niet in alle soorten landschap even noodzakelijk in het licht van bovenstaande ruimtelijke ambities. In een industrieel landschap als het NZKG of de IJmond zijn gevoelige (cultuur)historische patronen / elementen marginaal aanwezig. Het landschap staat hier ten dienste van werk, productie en transport, het is een functioneel landschap, niet gemaakt of ontworpen om mooi te zijn. In deze context kan pragmatischer / vrijer omgegaan worden met de eisen aan de lijn (voor wat betreft gelijke onderlinge afstanden en verschijningsvorm) dan in gave historische landschappen of de polderlandschappen van rechte lijnen, gelijke kavelmaten en repeterende bebouwings- en beplantingselementen. In een gaaf historisch landschap of in de polderlandschappen met rechte lijnen, gelijke kavelmaten en repeterende bebouwing- of beplantingselementen vallen onregelmatigheden in een lijnopstelling veel meer op en is ten behoeve van een rustig en vanzelfsprekend beeld precisie in de vorm van de lijn van veel groter belang. nieuwe turbines Wieringermeer turbines initiatieven bestaande turbines zoekgebieden links: in de polders is de precisie van de lijn van groot belang Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 17 16 | NZKG (uitgangspunten 1,4,6) De haven van Amsterdam en de IJmond zijn stoere, industriële werk- en productiegebieden zonder veel en/of gevoelige historische relicten. In deze landschappen van machines (olietanks, elektriciteitscentrales, schoorstenen, schepen, silo’s, kranen) passen windturbines naadloos. Hoewel dit landschap op z’n eigen wijze mooi genoemd zou kunnen worden, is het niet als mooi ontworpen. Nut, technische randvoorwaarden, efficiency en veiligheid zijn hier de belangrijkste principes voor de structuur en de vormgeving. In deze gebieden komt de precisie van de lijn bij de plaatsing van windturbines daarom minder nauw dan in de landschappen van de polders en het historische West-Friesland. Beide gebieden verschillen voor wat betreft omvang, mogelijkheden, de ambities van de betreffende gemeenten en de landschappelijke context. Haven Vanuit ruimtelijk perspectief is het belangrijk om de associatie haven en wind zo krachtig mogelijk te maken: de haven = wind / wind = de haven. De vanzelfsprekende samenhang tussen haven en wind wordt het sterkst als het beeld vanaf verschillende gezichtspunten binnen en buiten het gebied zo homogeen mogelijk is, dus zo min mogelijk verdeeld in clusters. Windturbines zijn hier als hoge elementen familie van de silo’s, schoorstenen, havenkranen, andere masten en hoge zeeschepen. Interferentie is een wezenskenmerk van dit landschap (alles staat schijnbaar lukraak door elkaar) waarmee interferentie van verschillende lijnopstellingen geen probleem is. De provinciale eis van lijnopstellingen van minimaal 6 turbines heeft op het schaalniveau van de gehele haven minder betekenis. Rijdend over de A5 bijvoorbeeld - hoog boven de haven - is de indruk vooral die van veel turbines. Lijnen zijn met deze snelheid minder goed waarneembaar en voor de indruk van het gebied minder relevant. In het havengebied zelf, op maaiveld, is de leesbaarheid van de lijn (de logica ervan) voor gebruikers en bezoekers wel belangrijk. De richting en maat van de havenbekkens is eraan afleesbaar, evenals van de belangrijkste weg- en spoorinfra. Hierbij is het van belang dat de lijnopstellingen als afgeleide van / behorend bij de verschillende structuurlijnen leesbaar zijn. Dus de lijn die ‘hoort’ bij een havenbekken, moet niet zomaar overgaan in een lijn die ‘hoort’ bij een spoorlijn of weg, en ook geen gedeelde hoekpunten hebben. Hoewel de vorm en plaatsing van de lijnopstellingen in dit gebied minder precies hoeven, is er (in lijn met de Windvisie Westpoort) wel een voorkeur voor lijnopstellingen langs en in de richting van de havenbekkens ten opzichte van die parallel aan het Noordzeekanaal. Een bepalende factor in de plaatsing van windturbines in NZKG is het LIB. Op dit moment wordt een pre-toets uitgevoerd door ILT/LVNL. linksboven de haven van Amsterdam linksonder de IJmond Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 19 IJmond Hoewel in aard en sfeer gelijksoortig is dit gebied toch anders dan de haven. Dit is de overgang zee - land, de leegte en openheid van de zee worden hier begrensd door het strand, de duinen en alles wat daar in de tijd op en in is gebouwd. Hier is het belang van goede lijnen en de hiërarchie tussen verschillende lijnen groter dan de associatie IJmond = wind. Het Noordzeekanaal en de sluizen zijn een incisie in de duinen, dwars er doorheen. Dit knooppunt van natuurlijke en mensgemaakte landschappen (duinen en sluis/kanaal) is het hoogtepunt van de IJmond. Een eventuele lijnopstelling in het IJmondgebied past als nieuwe mensgemaakte structuur logischerwijs bij de bestaande mensgemaakte structuren van kanaal en sluizen. Andere eventueel mogelijke opstellingen in de IJmond zijn hieraan secundair en houden rekening met het belang ervan. Tevens is het ongewenst om lijnopstellingen langs verschillende structuurlijnen met elkaar te verbinden / in elkaar over te laten lopen. Dus de bestaande lijnopstelling die ‘hoort’ bij het strand moet niet zomaar overgaan in een eventuele lijnopstelling die ‘hoort’ bij sluis en kanaal. linksboven: NZKG - landschap van machines linksonder: kanaal en sluizen zijn incisie in de duinen Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 21 West-Friesland (uitgangspunten 1,2,4,6) Dit HG ligt in een gevarieerd historisch landschap, waarbij lange lintdorpen de structuur (geulen en ruggen) van het door de zee gevormde landschap volgen en herkenbaar maken. Vanaf de A7 naar het oosten waaieren de linten naar het noorden en zuiden uit. Het landbouwgebied ertussen is steeds in de orde van één kilometer breed. De afgelopen decennia is het gebied verdicht door de aanleg van infrastructuur (Westfrisiaweg), woon- en werkgebieden en agrarische bebouwing. Rondom Midwoud-Nibbixwoud-Hauwert is het oorspronkelijke landschap en de openheid het best bewaard. Grofweg is dit HG daarmee op te delen in twee gebieden: een dynamisch, verstedelijkt deel ten zuiden van de Zwaagdijk en een meer oorspronkelijk agrarisch deel te noorden daarvan. Langs de Westfrisiaweg zijn de afgelopen decennia veel stedelijke gebieden ontwikkeld: de woonwijken van Hoogkarspel, Lutjebroek en Bovenkarspel, en het bedrijventerreinen Wfo-abc. Bij Hoorn wordt het bedrijventerrein Zevenhuis ontwikkeld. In de voorstudie is het gebied rondom de Westfrisiaweg daarom aangemerkt als verstedelijkt gebied, waar oude structuurlijnen (linten) hun structurerende en identiteitsbepalende waarde verliezen ten gunste van nieuwe Bedrijventerrein Zevenhuis Hoorn in ontwikkeling verdichte zones Westfrisiaweg infrastructuurlijnen en vormen van grondgebruik. Windenergie is daarom in het zuidelijk deel beter op z’n plaats dan in het gavere noordelijke gebied. Het maximaliseren van het aantal turbines langs de Westfrisiaweg heeft landschappelijk gezien de voorkeur boven het gelijkelijk invullen van alle mogelijke locaties. Los van deze voorkeur kan plaatsing van windturbines in dit gebied op twee manieren worden gebruikt om het landschap (beter) leesbaar te maken. Door de turbines in meerdere kleinere lijnopstellingen (orde 6 - 8) tussen de linten te plaatsen kan de historische landschapsstructuur een nieuw gezicht krijgen: de structuur van uitwaaierende lijnen wordt in de hoogte, op grotere afstand en rondom zichtbaar. Deze optie heeft als afbreukrisico dat als er maar twee of drie lijnopstellingen worden ontwikkeld in dit HG, die ook nog eens ver uit elkaar liggen, de samenhang onduidelijk is en de lijnen incidenten blijven. Een andere mogelijkheid is het benutten van de structurerende kracht van lijnopstellingen. Plaatsing van turbines wordt dan ingezet als middel om vervaagde structuren opnieuw manifest te maken / ruimtelijk te ‘repareren’. Het zwaartepunt van de windenergie in West-Friesland komt dan langs de Westfrisiaweg te liggen, waar de lijn van turbines de nieuwe ‘ruggengraat’ voor dit verstedelijkte deel van West-Friesland wordt. In beide opties geldt dat de precisie van de lijnen zeer belangrijk is. links: landschap aan weerzijden van de Westfrisiaweg verdicht o.a. door ontwikkeling van bedrijventerreinen Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 23 boven: één lange lijnopstelling langs de Westfrisiaweg kan een nieuwe ‘ruimtelijke ruggengraat’ zijn voor het verdichte landschap rondom de weg onder: lijnopstellingen bij Midwoud - meerdere kleine, lijnen geënt op de uitwaaierende structuur van West Friesland linksboven: verdichting langs de Westfrisiaweg door o.a. bedrijventerrein WFO linksonder: ten noorden van Midwoud is het nog echt open Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 25 Waard- en Groetpolder (uitgangspunten 1,3,4) Dit HG ligt in het dynamische, ‘agrotechnische’ polderlandschap van de Kop. De voorstudie zegt daarover: ‘In de polders wordt geploegd, gezaaid, geoogst en zijn de seizoenen goed zichtbaar. Het zijn modelmatige, ontworpen landschappen met vaak duidelijke grenzen. Open ruimten waarin de horizon, het panorama overheerst: zeeën van ruimte. Lange lijnen en repeterende elementen (erven, boerderijen, sloten, kanalen, lanen, wegen) brengen hierin maat en orde. De details van die elementen en de samenstelling ervan is illustratief voor de tijd van ontginning. Door deze eigen poldersignatuur verschillen de polders van de aangrenzende buurpolders. Zowel vanuit het aspect van de dynamiek als vanuit de repeterende landschapselementen past wind in beginsel goed bij de polders.’ Binnen de contour van dit HG liggen (delen van) de Wieringermeerpolder, de Groetpolder en de Wieringerwaard. Deze laatste is een samenvoeging van de Wieringerwaard en de Waardpolder. De oude oostelijke dijk van de Wieringerwaard, die ongeveer lag op de plaats van de bestaande lijnopstelling, is als gevolg hiervan afgegraven. De Wieringermeer wordt in deze omgeving de dominante ‘windpolder’. Het grootste deel van de Noord-Hollandse windopgave wordt hier via een rijksinpassingsplan gerealiseerd, waardoor deze polder in de toekomst vanuit de omgeving en vanaf grotere afstand nog beter zichtbaar zal zijn en nog sterker geassocieerd zal worden met windenergie. Het uitgangspunt voor Noord-Holland is de ontwikkeling van windturbines in een beperkt aantal robuuste clusters, op basis van heldere landschappelijke eenheden en begrenzingen. De Wieringermeer is één van die clusters. Windparken / windturbines in de directe omgeving van de Wieringermeer doen afbreuk aan leesbaarheid ervan – de heldere poldergrens wordt overschreden. In de naastgelegen Waard- als Groetpolder staan echter al oude lijnopstellingen die de eigenaren (op termijn) willen vernieuwen. Hierom zijn deze gebieden toch opgenomen in het HG. De contour daarvan loopt zo, dat slechts een deel van de Wieringerwaard erbinnen valt, en het dus niet mogelijk is om deze polder integraal van een nieuwe wind-identiteit te voorzien zoals bij de Wieringermeer. Met deze beperkingen in het achterhoofd kan het algemene uitgangspunt van leesbaarheid voor dit gebied op twee manieren worden vertaald. 1. Het zoveel mogelijk verminderen van het verstorende effect dat windturbines hebben op het robuuste cluster Wieringermeer door daar zo dichtbij als mogelijk bij aan te sluiten en er zoveel mogelijk op te lijken, door overeenkomstig turbinetype en – hoogte, onderlinge afstand en de lengte van lijnsegmenten. 2. Het juist benadrukken van het verschil / de uitzonderingspositie door er zo ver mogelijk vanaf te gaan zitten, en juist maximale afwijking in turbinetype en – hoogte, onderlinge afstand en lijnsegmenten. Om het onderscheid verder te versterken zou ook gedacht kunnen worden aan een t.o.v. de Wieringermeer afwijkende kleur van de turbines. In beide opties geldt dat de precisie van de lijnen zeer belangrijk is. Gegeven de bijzondere status en kwaliteit van Windplan Wieringermeer gaat de voorkeur uit naar optie 2. linksonder: eerst de Wieringerwaard, later één met de jongere Waardpolder Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 27 Alkmaar - Heerhugowaard (uitgangspunten 1,2) (Boekelermeer - N245/Schagerweg) Beide HG’s Noord-Hollands Kanaal zijn beeldbepalende clusters aan de noord- en zuidflank van de stadsregio Alkmaar-Heerhugowaard. Zowel van veraf - rondom vanuit de regio - maar ook rijdend langs de A9 aan de zuid- of de N245 aan de noordkant markeren de windturbines twee entree’s van de regio. De huidige lijnopstellingen staan in heel verschillende gebieden. De Boekelermeer is een (industrieel) bedrijventerrein met daarin bestaande windturbines die globaal parallel aan het Noord-Hollands kanaal staan, maar niet langs een interne structuurlijn van het bedrijventerrein zelf. Op afstand gezien vanaf de A9 zijn de turbines vanzelfsprekende onderdelen van het bedrijventerrein. Gezien vanaf de N244 / Westdijk staan de turbines dichterbij, maar nog steeds op afstand. Bomenrijen langs het kanaal en de weg onttrekken de turbines regelmatig aan het zicht. Verder vanuit de Schermer gezien is het zicht vooral haaks op de lijn, en doen de turbines mee in een beeld dat gedomineerd wordt door de energiecentrale HVC. Vanuit deze relevante gezichtspunten is het bij eventuele uitbreiding van deze opstelling niet storend als de lijn niet geheel precies is, maar het geheel moet bij benadering wel parallel aan het Noord-Hollands Kanaal staan. Langs de N245 staan de huidige turbines in twee verschillende lijnen, aan weerszijden van de weg. Zoals de foto’s op de volgende pagina laten zien is allerminst sprake van een heldere opstelling. De lange rij turbines aan de westzijde volgen de kromming van de N245. De combinatie met de drie turbines aan de oostkant van de weg levert ter hoogte van de kruising met de N504 een zeer onduidelijk beeld op (interferentie) dat meer op een cluster lijkt dan op twee lijnen. Bij vervanging van deze opstellingen of de ontwikkeling van nieuwe zijn twee opties mogelijk. De voorkeur gaat uit naar een lijn van nieuwe turbines aan één kant van de weg. Second best is plaatsing aan beide zijden van de weg, maar dan in een evenwichtiger verhouding, waarbij sprake is van twee gelijkwaardige en herkenbare lijnen. Onderzoek in 3D laat zien hoe beide opties kunnen uitpakken, zie de volgende pagina. Voor beide opties geldt dat een nieuwe lijn zo zuidelijk mogelijk zou moeten beginnen, ter hoogte van groengebied Geestmerambacht, en aan de noordkant begrensd worden door de Westelijke Randweg van Oudkarspel. Zo komt deze lijn vanzelfsprekender in het stedelijk gebied te liggen en kan het gebied noordelijk van die Westelijke Randweg windturbinevrij worden. Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 29 boven: montage noordelijke entree Alkmaar met robuuste éénzijde lijnopstelling onder: montage noordelijke entree Alkmaar met twee gelijkwaardige lijnopstellingen aan weerszijden van de weg links: de windclusters vormen de entree’s van de stadsregio Alkmaar - HeerhugoWaard Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 31 Haarlemmermeer midden (uitgangspunten 2,4,6) In dit HG bestaat er een belangrijk onderscheid tussen west en oost. De westzijde is luw en groen, en ligt tegen de binnenduinrand en historische dorpen aan. De oostzijde is dynamisch: ligt langs A4, met een zichtbaar Schiphol, bedrijven en kantoren aan de westkant van spoor en A4 en de kassen van Aalsmeer aan de oostkant. Langs de A4 staan turbines, waaronder enkele recente. PARK21 PARK21 is dé landschappelijke, beeldbepalende ontwikkeling in dit gebied: een polderlandschap van 1000 hectare. ‘PARK21 wordt een belevenis, een vrijetijdslandschap in de polder, dat stad en land verbindt. Het is een belangrijke groene ontwikkeling in een gebied waar wonen en werken domineren. De sferen in het park lopen sterk uiteen. Er is rust én dynamiek, weidsheid en beslotenheid.’ In het plan is tussen spoor en A4 het leisureprogramma geconcentreerd. Dit is het actieve deel van het park. Het westelijke deel is groener, met minder programma. Lijnopstellingen van windturbines kunnen ruimtelijk betekenis hebben in dit deel van de Haarlemmermeer omdat ze de schaal ervan (de breedte) - vertroebeld door de grootschalige stedelijke ontwikkelingen - weer zichtbaar en voelbaar kunnen maken (zie Voorstudie Noord-Hollandse Windlandschappen). De vorm, maat en verdeling van de zoekgebieden binnen dit HG maakt een overtuigende oplossing in de breedte van de polder echter niet makkelijk. Ook concentratie in het oostelijk deel, langs spoor en A4, leidt niet automatisch tot ruimtelijke meerwaarde, zeker niet omdat aansluiting bij de nieuwe lijnopstellingen zuidelijker langs de A4 moeilijk is. In het park kunnen lijnopstellingen mogelijk als ruimtelijk middel (oriëntatie / landmark) worden ingezet. Het is dan wel zaak samen met de gemeente Haarlemmermeer goed te onderzoeken in hoeverre de turbines de recreatiebeleving en andere doelstellingen van PARK21 (eventueel negatief) beïnvloeden. linksonder: de concepttekening van PARK21 Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 33 Den Helder (uitgangspunten 1,2,4) Dit HG bestaat uit rechtlijnige, open bollenpolders die meer en meer verdicht raken door steeds grootschaliger agrarische bebouwing. Het is een uitgesproken agrotechnische landschap, aan de noordkant begrensd door het militair vliegveld en bedrijventerrein de Kooy. In het programma ‘Kansen voor de Kop’ worden de grote agrarische gebieden (polders) op afstand van de Noordzeekust aangewezen als productielandschappen waarin turbines - eveneens gericht op productie (van elektriciteit) - goed passen. De Koegraspolder onder Den Helder is hier geen onderdeel van. Tegelijk is er echter sprake van een toenemend belang van Den Helder als knooppunt tussen land en de Noordzee voor offshore boorplatformen en in toenemende mate ook windparken. Windturbines zijn van hieruit bezien een potentieel brandmark voor Den Helder en passen in de reeks van duurzame initiatieven rondom de Waddenbaai (Afsluitdijk, Texel). De zuidkant van Den Helder rondom Kooypunt, Vliegveld De Kooy en het geplande Regionaal Havengebonden Bedrijventerrein (RHB) ten oosten van het Noord-Hollands kanaal (Gemeente Hollands Kroon) is dé entree van Den Helder. Lijnopstellingen van windturbines zouden hier – mits strategisch en selectief ingezet - kunnen bijdragen aan verbetering van de zichtbaarheid en de structuur van dit gebied. Binnen dit HG is de zone tussen Julianadorp en de Kooy/ RHB favoriet. Hier kunnen op termijn wellicht de turbines komen die de bestaande turbines ten zuiden van Julianadorp kunnen vervangen, waarmee dit gebied juist ‘windvrij’ kan worden. links: het agrotechnische landschap ten zuiden van Den Helder Wind Op Land - uitwerking van de ruimtelijke uitgangspunten voor windturbines per herstructureringsgebied | Provincie Noord-Holland | 35 Bloemendalerpolder/ Diemen (uitgangspunten 1,2,4,6) Aan het begin van het WOL-proces is een basiskaart met ‘niet uitgesloten gebieden’ (de roze gebieden op de kaart hiernaast) bepaald, gebaseerd op een stapeling van op dat moment ‘bevroren’ beleidskaarten. Het bestemmingsplan Bloemendalerpolder was toen nog niet onherroepelijk waardoor op de kaart links een groot gebied voor plaasting van turbines geschikt bleef. Inmiddels valt het grootste, zuidelijke vlak af als mogelijk gebied en blijft alleen het kleine gebied boven de A1 over. Volgens de eisen vanuit de PRV is het in dit gebied niet mogelijk om windparken te ontwikkelen. Voor de volledigheid is hier toch een beknopte beschrijving van dit landschap in relatie tot windparken opgenomen. Knooppunt Diemen is onderdeel van de Diemerscheg, het meest doorsneden groene uitloopgebied van Amsterdam: door het Amsterdam-Rijn Kanaal, de A1, het spoor. De Diemerscheg bevat ook veel nieuwe landschappen: IJburg, de Diemer Vijfhoek, maar ook bos op veen, de Nuon centrales en de Maxis Muiden; een tapijt van oud en nieuw, rood en groen waar windturbines goed zouden passen en een rol zouden kunnen spelen als ‘organisator’ van de chaotische ruimte. Zoals de pylonen van de brug van de A1 over het ARK doen, de schoorstenen van de Nuon-centrales en de spoorbrug bij Weesp. Daarnaast kan deze locatie meedoen in de reeks van turbines rondom het IJmeer, bij Almere Pampus en de dijk bij Marken. Deze clusters vormen bakens in de zee van ruimte. links: het herstructureringsgebied Bloemendalerpolder is familie van bestaande windopstellingen bij Marken en Almere Pampus; gezamenlijk bepalen zij de ruimtebeleving van het IJMeer