© 2011 Noordhoff Uitgevers bv 1 1.1 Introductie Engels in het basisonderwijs Rol van 'Europa' in het talenonderwijs Met een Europees talenbeleid wil de Europese Unie (EU) het leren van twee talen naast de moedertaal (M+2) vanaf jonge leeftijd stimuleren. In Nederland is vanaf 1986 Engels in het basisonderwijs (Eibo) en op de Pabo verplicht; niet in het speciaal basisonderwijs. Meestal wordt Engels vanaf groep 7 gegeven, maar het aantal scholen met vroeg vreemdetalenonderwijs vanaf groep 1 groeit explosief. In de meeste Europese landen leren de leerlingen Engels in het basisonderwijs (Eibo) als vreemde taal; Frans en Duits staan op de tweede plaats. 1.2 Stand van zaken van Engels in het basisonderwijs Scholen mogen eerder dan groep 7 met Engels beginnen, het aantal uren is niet voorgeschreven en de school kiest zelf hoe Engels wordt ingeroosterd: een of meerdere lessen per week. Voor de continuïteit is het goed als er iedere week enkele lessen Engels worden gegeven. Twee voorwaarden bij de invoering zijn nog niet op orde: Engels heeft nog geen geïntegreerde plaats in het basisonderwijs en de longitudinale leerlijn van Eibo naar het voortgezet onderwijs ontbreekt. Met de communicatieve aanpak leren de leerlingen Engels gebruiken in alledaagse situatie, schriftelijk en mondeling. De zes belangrijkste kenmerken van deze aanpak: 1 taalaanbod: gevarieerd en in alledaagse thema's 2 voorkennis: veel ruimte voor individuele variaties 3 situationeel Engels: aanbod van meteen toepasbare standaardzinnen 4 realistisch taalgebruik: geen vereenvoudigd maar 'echt' Engels 5 samenhang tussen de vaardigheden: luister-, spreek-, lees- en schrijfvaardigheid 6 ondersteuning door de leraar: begeleiding naar zelfredzaamheid. Leerlingen vinden Engels leren leuk maar soms ook wel moeilijk. Vooral voor taalzwakke en anderstalige leerlingen is het gebruik van Engels als voertaal in de les en het kant-en-klaar aanbieden van Engels noodzakelijk. Met differentiatie speel je in op verschillen: bij weinig voorkennis van Engels is een langere stille periode nodig en bij veel voorkennis passen verdiepings- en uitbreidingsopdrachten. Dyslectische leerlingen zijn juist gebaat bij een vroege start met Engels verstaan en spreken. Er zijn vier kerndoelen en daarvan afgeleide tussendoelen en leerlijnen voor Engels in het basisonderwijs. Communiceren en een positieve houding staan centraal. Dat de groepsleraar meestal Engels geeft, heeft voor- en nadelen. De groepsleraar zal aan een goede beheersing van het Engels moeten (blijven) werken; audiofragmenten van het lespakket en de praktijktips in de handleiding geven ondersteuning. Samenvatting Basisboek Engels in het basisonderwijs | 1 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv Het Europees Referentiekader (ERK) is een vastgesteld Europees raamwerk van niveauomschrijvingen voor moderne vreemde talen met zes niveaus: van beginnerniveau A1 tot en met beheersingsniveau C2. Nederlanders uiten zich gemakkelijk in het Engels maar blijven vaak steken op een basisniveau (A2) terwijl je vaak minimaal niveau B2 nodig hebt voor een serieus gespreksonderwerp. Er is veel les- en aanvullend materiaal, zowel voor de Nederlandse als de internationale markt, maar goed materiaal is geen garantie voor goede lessen. Met kritisch gebruik van lesmateriaal wordt het leerrendement vergroot. Je werkt vanuit de visie van de school vanuit de vakdidactiek naar de kerndoelen. Recente ontwikkelingen laten een toename zien van: • buitenschoolse voorkennis aan Engels, ook bij kleuters • kinderen in meertalige gezinnen met als gevolg meertaligheid en meer talen in de school • multimedia in de school en de intrede van de digitale leraar • er komen steeds meer lesmaterialen voor jonge leerlingen • het ERK wordt in het talenonderwijs geïmplementeerd. Leren communiceren is het belangrijkste uitgangspunt voor de vakdidactiek voor Eibo. De didactiek voor tweetalig basisonderwijs (vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) en Content and Language Integrated Language (CLIL)) is volop in ontwikkeling. Uit de meeste recente peiling (PPON) blijkt dat 50% van de leerlingen geen voldoende standaard bereikt voor woordenschat, lezen, luisteren en spreken; uitspraak is wel voldoende. De verbeterpunten: opleiding en nascholing van leraren; tijdsinvestering in de school en verbetering van het rendement van Engels. 1.3 Groei van vroeg vreemdetalenonderwijs Engels De prognose is dat er in 2015 meer dan 1000 vvto-scholen zijn: 1/7 van het totale aantal scholen. Vaak verbetert met vvto ook de kwaliteit in de gehele school door de bewuste keuze voor vvto en de deelname van het gehele team. Scepsis over vvto wordt niet onderbouwd door feiten of onderzoek. 1.4 Vragen over vroeg vreemdetalenonderwijs Startleeftijd: jonge kinderen leren spontaner dan oudere leerlingen. Scholen kiezen voor vvto vanwege het spelenderwijs leren, de goede uitspraak die de leerlingen krijgen en de positieve uitwerking op het Nederlands en andere talen en vaardigheden. Het aantal uren vvto Engels varieert van een half uur tot meer dan een uur per week, bij voorkeur verdeeld over meerdere lesmomenten. Meer uren Engels levert een hoger niveau maar het is niet rechtevenredig met het aantal uren. Leerlingen komen met enkele uren Engels per week tot spreken; met minder lestijd blijft het Samenvatting Basisboek Engels in het basisonderwijs | 2 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv produceren van taal beperkt. Belangrijker zijn een ononderbroken leerlijn, de intensiteit van het programma, de leerkracht(taal)vaardigheden en de kindtijd. Ook de verdeling van de uren varieert. Idealiter maakt Engels deel uit van een integrale leerlijn, gekoppeld aan internationalisering. Vvto is, net als tweetalig voortgezet onderwijs, voor alle leerlingen geschikt, met extra en gedifferentieerde aandacht voor (taal)zwakke leerlingen. Voor jonge leerlingen is het een uitdaging; meertalige leerlingen profiteren van eerdere taalverwervingservaringen; voor dyslecten is jong beginnen met Engels luisteren en spreken goed. Na oriëntatie kan de school vvto op een zorgvuldige manier invoeren, als beslissing op schoolniveau, met deelname van het gehele team. De ontwikkeling van een in een schoolplan verankerd programma, een leerlijn en een goede voorbereiding van de leraren is wenselijk. Scholen kunnen profiteren van ervaringen van voorlopers en van ondersteunende instanties als het Europees Platform. Onderzoek naar vvto neemt toe. Er zijn nog geen nadelig effecten gevonden. In Nederland is er het Early-Bird-project en FLIPP-onderzoek (naar het effect van 15% onderwijstijd in het Engels). Jonge Engelstalige kinderen in Canada blijken met vvto goed Frans te leren spreken en verstaan. Ook is onderzocht wat de belangrijkste pedagogische principes zijn en er is vergelijkend onderzoek gedaan in verschillende landen (ELLiE). 1.5 Content and Language Integrated Learning Vvto (kleuterCLIL), in midden- en bovenbouw vaak Content and Language Integrated Learning (CLIL) genoemd, is een vorm van tweetalig onderwijs waarbij vakinhouden en vreemdetalenonderwijs worden geïntegreerd, gemiddeld 1 à 2 uur per week. Het leidt vaak tot verbetering van de onderwijskwaliteit in de school omdat ook algemene leer- en ontwikkelingstheorieën worden geïntegreerd. Tweetalig onderwijs (tto) is populair in veel landen. Het doel is het verkrijgen van een betere taalbeheersing en internationale oriëntatie. Voordelen voor de leerling: tijdwinst omdat de leerling taal en vak tegelijk leert; taal leren in een betekenisvolle context; leerlingen leren efficiënter leren en hebben een actieve rol; betere kansen op de (internationale) arbeidsmarkt. Voordelen voor de leraar: veel betekenisvol taalaanbod en lesmateriaal; gemotiveerde leerlingen; integratie van vakken; kwaliteitsimpuls aan onderwijs. Voordelen voor ouders: hun kinderen leren één vreemde taal goed. Kanttekeningen bij CLIL: bij de start zijn leerlingen soms onzeker; leraren moeten het Engels goed beheersen (B2/C1); bij 'late onderdompeling' (in het voortgezet onderwijs) hebben leerlingen in het begin soms moeite met de vakinhoud; CLIL vergt investering in tijd, energie en geld. Oplossingen zijn bijvoorbeeld meer (taal)ondersteuning van de leerlingen, (na)scholing van leraren, beperkte subsidies. Verschil tussen CLIL en 'gewoon' Engels: CLIL biedt meer toepassingsmogelijkheden buiten reguliere lessen Engels; er wordt een hoger taalvaardigheidsniveau bereikt; leerlingen worden uitgedaagd om Engels te Samenvatting Basisboek Engels in het basisonderwijs | 3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv gebruiken in zinvolle communicatieve context. Naast CLIL kan de school extra lessen Engels geven om het taalverwervingsproces te ondersteunen. 1.6 Rol van Engels in de wereld Chinees heeft meer moedertaalsprekers (native speakers) dan Engels maar Engels is de populairste vreemde taal. Native speakers spreken een nationale variant van Engels, bijvoorbeeld Australisch Engels. Non-native speakers spreken vaak een regionale variant (Aziatisch Engels) als communicatietaal (lingua franca). Dat komt de communicatie niet altijd ten goede. Het Engels dat Nederlanders spreken, is een variant van West-Europees Engels, een combinatie van een Amerikaans- en BritsEngels accent. Wat wordt de toekomstige standaard voor Engels: een variant van goed opgeleide wereldburgers, lokale en regionale varianten of English as lingua franca (ELF): internationaal Engels? ELF is niet gebonden aan een land, regio of aan native speakers. Het leren van meerdere talen is een wereldwijd groeiende ontwikkeling met voorlopig Engels nog steeds als de wereldtaal. Terug naar de stelling: de kwaliteit van Eibo was matig maar kan verbeteren met vvto. Een goede start is belangrijk, ook voor vervolg/rendement in VO. Samenvatting Basisboek Engels in het basisonderwijs | 4