Het verschil tussen schaap en geit

advertisement
Het schaap
Naam student(e)
klas
datum
Inhoudsopgave
Inleiding................................................................................................................................................................... 3
Algemene gegevens ............................................................................................................................................... 4
Het verschil tussen schaap en geit ......................................................................................................................... 5
Herkomst................................................................................................................................................................. 6
Specifiek gedrag ................................................................................................................................................... 14
Voeding ................................................................................................................................................................. 15
Hanteren ............................................................................................................................................................... 15
Voortplanting ......................................................................................................................................................... 17
Het schaap
pagina 2
Inleiding
Schapen vind je over de hele wereld, behalve in de vochtige tropen. Ze produceren wol en vlees, maar
ook huiden en melk. De wol is het bekendste product van de schapen. Schapenvlees wordt ook steeds
bekender, en dan vooral het lamsvlees. Denk maar aan de shoarma.
Een ram is een mannelijk schaap en een ooi is een vrouwelijk schaap. Een hamel is een gecastreerde
ram en een jong schaap heet een lam.
Schapen kun je meestal herkennen aan hun wol. Toch zijn er schapen die zo
weinig wol hebben, dat ze net geiten lijken. Schapen en geiten eten ook
ongeveer hetzelfde en het zijn allebei herkauwers. Toch zijn er wel verschillen
waar je ze aan kunt onderscheiden.
Het schaap
pagina 3
Hoofdstuk; 1 Algemene gegevens
Latijnse naam:
Groep zoogdieren:
Naam vrouwelijk dier:
Naam mannelijk dier:
Naam gecastreerd mannetje:
Naam van een jong:
Speenleeftijd:
Leeftijd geslachtsrijp
Leeftijd fokrijp
Duur vruchtbaarheidscyclus:
Draagtijd:
Worpgrootte:
Jongen zijn:
Levensverwachting:
Huisvesting:
Het schaap
Ovis Aries
Herbivoren
Ooi
Ram
Hamel
Lam
8 weken
Ram: 3–5 maanden Ooi:
7-15 maanden
Ram: 12 maanden
Ooi:
7 maanden
17-19 dagen
145 dagen (= 5 maanden - 5 dagen)
2
Nestvlieders
15 jaar
In groepen
pagina 4
Hoofdstuk 2; Het verschil tussen schaap en geit
Omdat sommige soorten geiten op schapen lijken en sommige soorten schapen op geiten lijken, zetten
we de verschillen eerst even op een rij.
Geit
Schaap
Schoolopdracht 1 ; verschillen tussen schapen en geiten
a. Schrijf in dit schema de verschillen die je tussen schapen en geiten kunt zien of horen.
kenmerk
Staart
Geit
Schaap
Horens
Wolhaar
Geluid
Het schaap
pagina 5
Hoofdstuk 3; Herkomst
Het schaap behoort tot de orde van de evenhoevige. Binnen deze grote groep van zoogdieren behoort het
schaap, samen met de geit, steenbok en verschillende grote runderen, tot de geologische gezien, jonge
familie van de horendragers. De familie van horendragers is tegenwoordig de meest succesvolle en
vormenrijkste van de suborde van de herkauwers. De Eotragus soorten uit het Mioceen (2,5 miljoen jaar
geleden) kunnen als de geologisch oudste horendragers worden gezien (zie afbeelding 1). Dit waren
kleine dieren die nog niet eens de afmetingen van een ree bereikten. De mannetjes hadden kleine, direct
boven de oogkassen ingeplante, eenvoudige horens. Van dit soort, of er veel op lijkende soorten, kunnen
alle andere horendragers, en dus ook het schaap, worden afgeleid. Binnen de familie van horendragers is
de subfamilie van de bokken of Caprinae het vormenrijkst. Zowel schaap als geit behoren tot deze groep
en hebben zich in de laatste 2,5 miljoen jaar in de tegenwoordig bekende soorten gesplitst.
Afbeelding 1
Het schaap
pagina 6
In gesteente van +/- 2,5 miljoen jaar geleden zijn in Noord west -Europa fossielen van schapen gevonden.
Ook veel later in de warmere fasen voor de laatste ijstijd (+/- 15.000 jaar geleden) moeten er nog schapen
noordelijk van de alpen geleefd hebben. Gedurende de laatste koude golf hebben de dieren zich echter
zuidelijk tot buiten Europa teruggetrokken en zijn er niet weer in geslaagd om zich na de ijstijd opnieuw in
Noord west Europa te vestigen. De wilde schapen komen tegenwoordig voor in een gordel die zich
uitstrekt van Zuid-Europa tot Noord-Amerika. Deze schapen verschillen nogal in uiterlijk (zie afbeelding 2).
Afbeelding 2
5.
4.
3.
6.
2.
1
1.
2.
5.
4.
Het schaap
3.
6. (in Burgers
Dessert)
pagina 7
Bij het kruisen van deze wilde soorten ontstaan er vruchtbare nakomelingen. Het is daarom niet duidelijk
of al deze types behoren tot één of meerdere soorten. Dit maakt het moeilijk te achterhalen uit welk type
het gedomesticeerde schaap gefokt is.
Domesticatie
Aan het einde van de laatste ijstijd, ca. 10.000 jaar geleden, begint er voor het eerst een verandering te
komen in de jager- prooi relatie waarin de moderne mens - Homo sapiens - en ook zijn voorvaderen
gedurende 3 miljoen jaar met de hen omringende dieren leefden. In het Midden-Oosten worden
aanwijzingen gevonden dat tussen 10.000 en 8.000 jaar geleden de mens niet meer uitsluitend van jacht
en verzamelen leeft, maar verschillende diersoorten onder zijn directe controle brengt en aan zich weet te
binden. Aan de ene kant door de dieren te beschermen tegen wilde dieren, honger en dorst en aan de
andere kant door in te grijpen in de natuurlijke teeltkeus.
Dat slechts enkele diersoorten gedomesticeerd konden worden kan waarschijnlijk mede verklaard worden
uit het gedrag van de wilde uitgangsvormen. Zowel schaap als geit hebben een sociaal gedrag dat
hiërarchisch bepaald is. Bovendien verdedigen de bokken geen eigen grondgebied (territorium) in de
bronsttijd. Gazelle en herten daarentegen hebben dan een sterk territoriaal gedrag. Zij kunnen zich
moeilijk voortplanten als ze te dicht bij elkaar gehouden worden. Schapen en ook geiten zijn zeer
veelziidig in hun voedingsgedrag.
Tegenwoordig wordt aangenomen dat het schaap, na de geit, het tweede diersoort is die
gedomesticeerd werd. Zoals reeds gezegd, is het vrijwel zeker dat de domesticatie in het Midden-Oosten
plaats vond en het was waarschijnlijk de daar levende Moeflon die in de eerste plaats door de mensen tot
huisdier werd gemaakt. In hoeverre ook de andere soorten of rassen gedomesticeerd zijn en in hoeverre
een aantal van de tegenwoordig bekende schapenrassen door kruisingen ontstaan zijn, is niet duidelijk.
De (Aziatische) moeflon is een middel groot schaap met een schofthoogte tot 1m. De horens van de
rammen zijn krachtig. Zij zijn naar achter en weer naar voren gekromd naast de kop. De horens van de
ooien zijn kleiner en staan meest rechtop. Na domesticatie worden de horens kleiner en kunnen tenslotte
geheel verdwijnen, ook bij de rammen, zoals wij dit in Nederland kennen van de polderschapen.
Eén van de oudste schriftelijke berichtgevingen over het gericht fokken van schapen is het verhaal in de
Bijbel (Genesis XXX, 25-43) over Jacob die de schapen van zijn schoonvader Laban hoedt en als loon de
gevlekte lammeren mag houden. Door handig te manipuleren weet Jacob in korte tijd (6jaar) zoveel rijker
dan Laban aan vee te worden, dat hij zich genoodzaakt ziet zich met have en goed elders te vestigen, om
de begrijpelijke ontstemming over dit feit van Laban te ontlopen (zie ook het Jacob schaap).
Hoewel algemeen wordt aangenomen dat het schaap in het Midden-Oosten gedomesticeerd werd, is niet
nauwkeurig bekend in welke streek dit voor het eerst plaats had. Eén van de oudste nederzettingen waar
resten van gedomesticeerde schapen gevonden werden is Jericho, waar uit de oudste lagen, die op ca.
7.000 v. Chr. gedateerd kunnen worden, enkele beenderen van het gedomesticeerde schaap konden
worden verzameld.
Schaap in Nederland
Vanuit het Midden-Oosten worden zowel schapen als geiten in ZuidEuropa omstreeks 6000 v. Chr. ingevoerd. Niet alleen schapen kwamen
omstreeks 6000 v. Chr. naar Zuid-Europa, maar ook de boeren, die de
dieren met zich meebrachten vanuit Klein-Azië. We vinden resten van de
oudste boerennederzettingen op het eiland Kreta, en in Griekenland
(Peloponesus en Thesalië). Omstreeks 5000 v Chr. wonen er al boeren
in Roemenië en de Hongaarse laagvlakte, van waaruit ze verder Europa
intrekken (zie afbeelding 4).Deze laatste zijn de bandkeramische boeren,
die zo genoemd zijn naar de bandmotieven waarmee zij hun aardewerk
versierden (zie afbeelding 3). Het zijn de eerste boeren die zich in
Nederland vestigen in Zuid-limburg, waar de loss bodem ideaal was voor
landbouw. Tussen 4000 en 2000 v. Chr. zien boeren kans de rest van
Europa te koloniseren en rond 2000 v. Chr. bewonen ze alle gebieden
die met de hen toen ten dienste staande middelen ontgonnen en
blijvend in cultuur gebracht konden worden.
Afbeelding 3; pot van bandkeramiekers
Schaap en ook geit waren in tegenstelling tot de andere huisdieren, rund, varken en hond, niet inheems in
Europa. De dichte bossen die ten tijde van de eerste boerenkolonisatie het gehele gebied bedekten, op
Het schaap
pagina 8
enkele kleine uitzonderingen na, waren niet het biotoop waarin het schaap zich bij uitstek thuis voelde. Het
is eerst wanneer de mens uitgestrekte bosgebieden gerooid heeft dat schaap en ook geit in grotere
aantallen gehouden konden worden, iets wat we uit in nederzettingen weggegooid slachtafval (=
beenderen) kunnen aflezen.
Afbeelding 4
Het schaap
pagina 9
In Nederland hielden de bandkeramiekers in de steentijd (zo’n 7000 jaar geleden) verschillende landbouw
huisdieren. In de eerste plaats runderen, op de tweede en derde plaats afwisselend varkens en kleine
herkauwers (schaap en geit) en tenslotte nog enkele honden. Op jacht gingen deze boeren nauwelijks.
Volgens oude prenten en het vergelijken van beenderen zijn archeologen er achter gekomen dat de
schapen die toen gehouden werden het meeste leken op de Drentse heideschapen (zie afbeelding 6).
Maar er zijn bij afgravingen van terpen in Friesland ook vierhoornige schapen gevonden, zoals het
schedel wat te zien is in het Fries museum in Leeuwarden (zie afbeelding 5). Ook oude prenten wijze erop
dat er vierhoornige schapen in Nederland rond hebben gelopen (zie afbeelding 7). Tegenwoordig vinden
we in de Nederlandse rassen geen vierhoornige schapen meer terug.
Afbeelding 6; Drents heideschaap
Afbeelding 5; vierhoornig schedel gevonden in Friesland
Afbeelding 7; Prent van Jan van der Meer met vierhoornig schaap (1689)
Het schaap
pagina 10
Het schaap gaf de boer een aantal opbrengsten. Dit was melk, vlees, de vacht (leer) en wol. Vanaf de
middeleeuwen zijn boeren gerichter gaan fokken op bepaalde kenmerken van het schaap. De bodem
waarop werd geboerd bepaalde welk schapenras er werd gehouden (zie afbeelding 8). Men kan deze in
twee groepen verdelen: Polderschapen en Heideschapen.
Afbeelding 8; Verspreidingskaart van de rassen en slagen in Nederland in het begin van de negentiende eeuw
(naar Numan, 1835 ).
1. Gronings schaap,
2. Klassiek Fries melkschaap,
3.Fries schaap met bruinekop en poten,
4.'Bokjes',
5. Texelaar,
6.mengsel van Texels, Fries en Gronings schaap,
7. Zeeuws melkschaap/Zeeuws drijfschaap,
8.'Brikken',
9.Drentsheideschaap,
10. 'Munniken',
11. Vlaams schaap,
12. Veluws heideschaap,
13. Burens schaap,
14. Kempisch heideschaap,
15. Mergellandschaap
Het schaap
pagina 11
In de zand gebieden van Nederland was er naast het vlees, melk en wol nog een reden om schapen te
houden. De herder ging ’s morgens met zijn schapen de heide op. Daar liet hij de schapen de hele dag
eten. ’s Avonds bracht de herder de schapen weer naar huis, naar de potstal. In deze stal lag iedere
ochtend een nieuwe laag schapenmest. (zie afbeelding 9)
Overdag, terwijl de schapen op de heide waren, legde men er een laag heideplaggen
overheen en ’s nachts zorgden de schapen weer voor een nieuwe laag mest. Zo werd de bodem van de
stal steeds hoger. De potstal werd pas uitgemest als de schapen er bijna niet meer in pasten. De mest
ging op het land waardoor de grond vruchtbaarder werd. Hierdoor ontstonden zogenaamde essen in het
landschap; een vruchtbaar verhoogd stuk land. (zie afbeelding 10). Na de uitvinding van de kunstmest
hadden de boeren de schapenmest niet meer nodig. Hierdoor nam het aantal heideschapen snel af.
Polderschapen werden vooral voor de wol gehouden. De komst van katoen deed ook deze schapen
grotendeels verdwijnen. Hierna is men de schapen gaan fokken voor het vlees. De Texelaar is het
bekendste Nederlandse ras dat gehouden werd voor het vlees (zie afbeelding 11). De laatste jaren zijn
enkele nieuwe rassen gefokt. De Texelaar geeft namelijk wel heel goed vlees, maar het ras krijgt weinig
lammeren en die lammeren worden ook nog eens moeilijk geboren. Daarom heeft men verschillende
rassen gekruist. Zo ontstond een goed vleesproducerend schaap, dat ook nog eens voldoende lammeren
geeft en gemakkelijk aflammert. Voorbeelden van deze nieuwe rassen zijn de Swifter, de Noord-Hollander
en de Flevolander.
Afbeelding 9;
oude foto van gezin bij potstal op heide (vóór 1940)
Afbeelding 10;
een nog steeds herkenbare es in Tubbergen (Twente, Overijssel)
Afbeelding 11;
Texelaar met Texelse tuunwallen op de achtergrond
Het schaap
pagina 12
Schoolopdracht 2
Beantwoord onderstaande vragen met behulp van de tekst en het internet.
a. Afbeelding 2 illustreert de verschillen in de wilde schapen. Hoe komt het dat deze dieren er zo
verschillend uit zien?
b. Op pagina 9 word er geschreven dat het sociaal gedrag hiërarchisch bepaald is, beschrijf wat
hiermee bedoeld wordt.
c.
“Tegenwoordig wordt aangenomen dat het schaap, na de geit, het tweede diersoort is die
gedomesticeerd werd.” (zie pagina 9) Welk ander dier dat wij kennen is rond deze tijd
gedomesticeerd?
d. Waar in Nederland hebben de eerste boeren gevestigd en waarom daar?
e. Archeologen hebben bij oude nederzettingen van de bandkeramiekers beenderen van schapen
gevonden. Noem minstens 3 kenmerken waaraan zij zouden kunnen zien dat deze niet bij de
wilde schapen horen.
1.
2.
f.
3.
Wat zou de reden kunnen zijn waarom we geen vierhoornige schapen meer tegenkomen?
 Zoek minimaal twee kenmerken op van polderschapen en van heide schapen:
Polderschapen:
Heide schapen:
 Zoek op of er nog vierhoornige schapenrassen in de wereld zijn. (Tip: gebruik engelse
zoektermen.)
Rassen naam:
Het schaap
pagina 13
Hoofdstuk 4; Specifiek gedrag
Schapen hebben een sterk kuddegevoel. Vandaar het spreekwoord ‘Als er één schaap over de dam is,
dan volgen er meer.’ Houd hier rekening mee als je op school schapen wilt vangen. Als je er één uit de
groep laat ontsnappen, omdat je die toch niet nodig hebt, dan ontsnappen er veel meer. Eén schaap uit
een kudde halen lukt ook niet. Als je één schaap moet hebben, moet je eerst de hele kudde vangen en
daarna die ene eruit halen. Je kunt natuurlijk ook gebruik maken van het kuddegevoel. Als er één schaap
achter je emmer met brokjes aanloopt, dan volgen alle andere schapen vanzelf. Schapen hebben hele
fijne hoefjes. Hierdoor trappen ze de grasmat heel goed aan. Daarom zie je in Nederland de meeste
schapen langs de dijken.
Daar trappen ze de grasmat gelijkmatig aan. En ze houden meteen het gras kort. Dat is handig, want
maaien op een schuine helling is niet zo makkelijk.
Het schaap
pagina 14
Hoofdstuk 5; Voeding
Schapen eten meestal gras. Ze lopen de hele dag in de wei of ze staan in een stal en krijgen hier hooi of
kuilgras te eten. Heideschapen hebben weinig voedingsstoffen nodig om te overleven. Rassen die gefokt
zijn voor het vlees hebben meer voedingsstoffen nodig. Je kunt de conditie van de schapen controleren
door de ruggenwervels te voelen (zie afbeelding 12). Als je deze erg goed kunt voelen, is het schaap te
mager. Kun je ze niet voelen, dan is het schaap te dik.
In het voorjaar moet je goed opletten als je de schapen op een nieuwe weide laat lopen. Als er veel gras
op die weide staat, eten ze ineens veel vers gras. Als ze dit niet gewend zijn, dan raken ze aan de diarree.
Je moet ze dus geleidelijk laten wennen aan het andere voedsel. Schapen hebben natuurlijk ook water
nodig. In grassen zitten niet zo veel mineralen, daarom moeten schapen van een mineralenblok kunnen
eten/likken.
Let op de hoeveelheid koper die een schaap binnenkrijgt. De meeste schapenrassen
zijn hier gevoelig voor en kunnen een kopervergiftiging krijgen. Krachtvoer voor schapen bevat daarom
‘geen’ koper.
Afbeelding 12;
Beoordeling van conditie
Het schaap
pagina 15
Hoofdstuk 6; Hanteren
Schapen kun je verplaatsen met een wagentje of door ze zelf te laten lopen. De kleine rassen kun je wel
optillen, maar dat wordt niet zo vaak gedaan. Korte stukjes lopen de schapen meestal zelf. Het
makkelijkste gaat dit door ze achter een emmer met brok aan te laten lopen. Het zijn immers kuddedieren,
maak daar gebruik van!
Als je één dier moet verplaatsen, gaat dat het gemakkelijkste door één arm onder de kop door te doen en
met de andere hand de staart (of het stompje hiervan) vast te pakken. De staart kun je dan als
aandrijfmechanisme gebruiken, terwijl je de kop gebruikt om te sturen (zie afbeelding 13). Natuurlijk kun je
het schaap ook een halster met een touw aandoen, maar dat moet je dan wel bij je hebben.
.
Soms is het nodig om een schaap op zijn kont te zetten, bijvoorbeeld als je het wilt scheren. Om het dier
op z’n kont te zetten hoef je het niet op te tillen. Pak met één hand de vang vast, over het schaap heen.
Met je andere hand duw je de kop van je af en je draait deze naar de zijkant van het schaap. Door deze
beweging gaat het schaap al bijna vanzelf zitten. Als je nu de vang een beetje optilt, dan draait het schaap
mee en zit het op z’n kont. Let wel op dat je het dier niet over zijn rug rolt! Een andere zwaardere, maar
wel snellere methode is te zien op afbeelding 14.
Afbeelding 13; het vangen van een schaap
Afbeelding 14; schaap op z’n kont zetten
1. Drijf de kudde bijeen
1. Hand onder de vang
Het schaap
2. Houd je hand onder de hals
2. Andere hand kop van je af
duwen
3. De andere hand op de kont
3. Schaap op kont laten rollen
pagina 16
Hoofdstuk 7; Voortplanting
De ooien worden bronstig in het najaar, als de dagen korter worden. De natuur zorgt er op die manier voor
dat de lammetjes in het voorjaar geboren worden, dus als het beter weer is en er voldoende voedsel is.
Als je goed oplet, zie je in het najaar vaak schapen met gekleurde achterwerken in de wei lopen. Dat
betekent dat die ooien zijn gedekt door de ram. De ram krijgt
namelijk een dekblok om als hij de wei ingaat. Daarin zit een gekleurd krijtblok. Als de ram een ooi dekt,
wrijft dit krijtblok over de ooi. Ze krijgt dan bijvoorbeeld een blauw, rood of groen kruis op haar achterwerk.
De schapenhouder ziet zo dat ze gedekt is.
De draagtijd is 145 dagen (5 maanden min 5 dagen). Het lammeren gaat niet altijd vanzelf. Soms moet de
boer de lammetjes goed leggen of ze zelfs uit de ooi halen. Lammetjes moeten de eerste dagen alleen
met de ooi in het hok zitten. Dan kunnen ze aan elkaar wennen. In die periode kun je de lammetjes ook
controleren. Zijn ze gezond, drinken ze goed, groeien ze wel voldoende,enzovoort. Ook de ooi moet je
controleren. Is ze gezond, geeft ze (voldoende) gezonde melk, zorgt ze goed voor de lammetjes,
enzovoort. Als na een paar dagen blijkt dat alles goed gaat, kunnen de ooi en de lammetjes naar buiten.
Na drie tot vijf maanden zijn de ramlammeren al geslachtsrijp. Ze kunnen dan dus al dekken. Maar het is
beter om ze pas te laten dekken als ze twaalf maanden zijn. Dan pas zijn ze ook fokrijp. Ooi lammeren zijn
wat later geslachtsrijp: pas op zeven tot vijftien maanden. De ooilammeren die in het voorjaar geboren
worden, kunnen in het najaar van datzelfde jaar al gedekt worden. Maar als een lam later in het jaar
geboren wordt of klein(er) blijft, is het verstandiger om een jaartje te wachten.
Afbeelding 15; Ram met dekblok
Het schaap
pagina 17
Schoolopdracht 3
a. Waarom zien we schapen veel op onze dijken lopen? Noem twee redenen.
b. Noem drie aandachtspunten bij de voeding van schapen:
1.
2.
c.

3.
Hieronder is ook een methode geïllustreerd waarmee je schapen kan laten zitten. Noem enkele
nadelen van deze methode.
Hieronder staat een kalender van drie jaar. Teken hieronder een levenscyclus van een schaap in;
van lam tot drachtige ooi. Kleur ook de legenda in.
Jan
Feb
Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug
Sept
Okt
Nov Dec
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
LEGENDA
Het schaap
=
=
=
=
=
=
=
=
pagina 18
Download